×

Wir verwenden Cookies, um LingQ zu verbessern. Mit dem Besuch der Seite erklärst du dich einverstanden mit unseren Cookie-Richtlinien.

image

De kleine zielen, van Louis Couperus - Deel 1, De kleine zielen, van Louis Couperus - Deel 1, Hoofdstuk III

De kleine zielen, van Louis Couperus - Deel 1, Hoofdstuk III

III

- Dorine, zei Constance.

Waar hangt het portret van papa? - In het kleine voorkamertje.

- O, mama heeft het verhangen... Ik wil het weêr eens zien.

Zij ging met Dorine den salon door, langs de speeltafels... Zij merkte op, dat het gesprek aan het tafeltje van Adolfine en oom Ruyvenaer dadelijk ophield en dat hare zuster, luid, riep:

- Dus ik maak troef... Ruiten!

- Ze spraken over mij... dacht Constance.

Zij ging met Dorine in het kamertje: er stond een speeltafel; de kaarten, de fiches lagen er - maar er was niemand.

Karaffen wijn, glazen, broodjes, taartjes stonden er klaar, voor straks. - Papa... zei Constance zacht.

Zij keek op naar het groote portret... Het was geen werk van kunst, gedaan in den onpersoonlijken, officieelen portrettenstijl van dertig, veertig jaar geleden, en het trof Constance als een onaangename croûte, donker, vlakkerig, niettegenstaande al dat goud van het gouverneur-generaalskostuum, al de plakkaten der ridderorden.

Het portret was van een gebiedenden, grooten man, met een hard gezicht en donkere zwart strakke oogen. - Vroeger... vond ik het portret veel mooier... zei Constance.

Was papa zoo hard...? Zij staarde er heen... Zij was wèl zijne lievelingsdochter geweest... Haar huwelijk met De Staffelaer, zijn vriend, zooveel ouder dan zij, het was hem wel goed geweest, omdat het zijn eerzucht gestreeld had... Maar toen... Hij was ziek geworden, hij was gestorven kort na... wat gebeurd was: haar huwelijk met Van der Welcke... Mijn God, was zij het geweest, die hem vermoord had!

Zij trok Dorine naar zich toe.

- Dorine... zeg... papa is lang ziek geweest...

- Ja, Cony, heel lang...

Zij zwegen.

Zij dacht aan haar vader, aan zijn eerzucht, aan zijn verlangen naar grootheid - bereikt; - aan zijn wensch ook zijne kinderen te zien groot, hoog, en machtig... - Zeg, Dorine, hoe vreemd... dat toch geen van papa's zonen...

- Wat meen je, Cony...

- Niets... Ik weet niet meer...

Van Naghel, dien had papa altijd geholpen... Hare gedachten dwaalden...

- Dorine, is Karel nog burgemeester?

- O, neen Cony; al sedert jaren wonen Karel en Cateau in Den Haag.

- En Gerrit is... ritmeester?

- Van de huzaren...

- Ik ben er heelemaal uit... En Ernst voert... niets uit...

- Je weet, Ernst is altijd wat vreemd geweest, en eigenlijk menschenschuw... Ernst verzamelt van alles... porcelein, boeken, oude kaarten...

- En Paul?

- Neen... Paul doet niets...

- Hoe vreemd toch?

- Wat?

- Dat ze geen van allen... gróot zijn: die zonen van papa...

- Maar Cony, ze zijn allemaal toch heel nette menschen!

riep Dorine verontwaardigd. Nu ja, Ernst is wat vreemd; en dat Paul niets uitvoert... is zeker niet goed... - Ik had het niet zoo moeten zeggen, Dorine... Maar papa had zijn kinderen graag gróot gezien...

Dorine was geërgerd en tevens verlegen: groót, groót... En hare gedachte bromde in zichzelve, terwijl Constance naar het portret zag... Groót, groót... het was wèl aan Constance er over te praten... over grootheid... Nu ja, een chic huwelijk had zij indertijd gedaan, De Staffelaer, een oude diplomaat, minister-rezident te Rome, vriend van papa - nu ja, maar het was mooi geloopen... mooi geloopen met Constance's grootheid... Groót, groót... zoû Constance heusch nog ijdel zijn... misschien zelfs omdat ze nu was barones Van der Welcke...?

Mooi was het anders geweest, dat schandaal, met Van der Welcke indertijd...! Groót, groót... nu ja, ze waren geen van allen groót... Maar niet iedereen werd gouverneur-generaal! Het was toch eigenlijk altijd in Constance geweest, die ijdelheid, die waan - maar vélen, dat Constance van hare broêrs, die zij in jaren niet had gezien, iets minder aardigs zei of dacht, dat kòn Dorine niet, dat kòn ze niet: het waren de broêrs, het was de familie, het waren de Van Lowe's - dat kòn ze niet... Ze had altijd Constance de hand gehouden boven het hoofd, want Constance was een zuster, en óok een Van Lowe, maar ze moest nu niet dadelijk zoo hoog weêr doen, en zoo neêrzien met haar gróot, haar groót... Nu ja: de broêrs waren niet groot... Maar er was verder niets op hen te zeggen, en nooit geweest... en op Constance wèl!... En Dorine's stem was eensklaps heel koel, toen zij vroeg: - Willen we weêr naar den salon gaan?

Constance, in hare gedachte verdiept, lette echter de koele stem niet op, en zij nam Dorine's arm... Maar terwijl zij weêr langs de speeltafel van Adolfine ging, hoorde zij deze, plotseling uitroepen, verschrikt:

- Sans-atout!

- Joei, joei, joei!

siste oom Ruyvenaer, die verloor. Wat een veine... Constance, wil je straks niet eens invallen? Zij was overtuigd, dat zij steeds over haar praatten.

- Neen oom, dank u; ik zoû heusch niet kunnen van avond...

Hare stem klonk week, zonder dat zij wilde... Zij toefde even, maar toen niemand meer iets zeide, dwaalde zij verder, aan den arm van Dorine... Zij voelde zich tevreden en toch vreemd, in die kamers, waarin zij zich nog altijd voor het laatst zag aan het dejeuner na haar huwelijk met De Staffelaer; toen het afscheid; sedert was zij er nooit meer teruggekomen... Sedert waren de haren vreemden geworden...!

Als een kind zocht zij weêr hare moeder, die met tante Ruyvenaer zat te spreken, nam een stoel naast haar, nam mama's hand... - Jà... Constàns... toch zoo gesèllig, dat jij weêr hier bèn!

zei tante energiek, met een stevigen Indischen nadruk. Voor mama ook soo gesellig, kassian! Waàr woon jij nu? - Nu nog in het Hôtel des Indes, tante... Zoodra Van der Welcke uitBrussel komt, zullen wij naar een huis zoeken.

- Ik ben soò benieuwd kennis met jouw man te maken.

Constance lachte vaag.

- Gaat u dikwijls naar Indië, tante?

- Ja, kind, bijna ieder jaar... wil oóm gaan... voor de saken.

Voor Daranginongan... Voor den suiker... En dan weêr terug met retour. Ach, soo gemakkelijk... met Fransche mail... Verdraai geen pink om... En Alima... zij weet al - Parijs, ddouane, zij doet alles... zij ghelpt oom met de kaartjes... jij moet haar sien: net een dddàme 'ekleed... corset... ghoed...jij lacht jou slap! Hoe lang heb jij in Brussel gewoond... - Wij hebben acht jaar in Brussel gewoond.

- Klèin... vind ik Brussel... bij Parijs vergheléken.

Waarom toch Brrrùssel, seg? - Ach, tante, lachte Constance.

We moesten ergens zitten. We reisden ook veel. We waren veel aan de Riviera. Maar op eens kreeg ik een vreeslijk heimwee naar Holland, naar mama, naar u allen... Toen sprak ik er met Van der Welcke over, om te verhuizen naar Den Haag, en hij ook verlangde naar zijn land. Ook voor Adriaan, mijn jongen: hij is nu dertien, en wij willen hem toch een Hollandsche opvoeding geven... - Spreek jouw kind Ghollandsch?

- Ja, zeker, tante...

- Wat moet hij worden?

Zij aarzelde.

- Hij zal denkelijk in de diplomatie gaan, zeide zij zacht, van zelfs denkende aan hare Romeinsche jaren, aan De Staffelaer, aan alles wat haar gescheiden had van de haren.

- Zoo?

vroeg mama, geïnteresseerd. - Ja, Van der Welcke zoû het gaarne zien...

Zij hield steeds de hand harer moeder vast, en mevrouw Van Lowe zat heel recht, blij te kijken, dat zij Constance weêr had.

- Marie!

zei tante. Weet je wat ik zoo ghek van jou vind? Jij bent ddòl op jouw kinderen... ddòlll!... maar als jij een dochter na jaáaren terug ziet, laat jij haar slapen in ghôtel dès Indes! Hoe is dat, sèg? - Ik heb Constance wel eens gezien te Brussel, zei mevrouw Van Lowe.

Constance lachte.

- Maar tante, zoo is mama nu!

En Adriaan, Addy, zoû te druk zijn... hoewel hij heel kalm is, mijn jongen. Mama zeide niets, glimlachte rustig.

Ja, zoo was zij nu eenmaal... - Ik seg van middagh nogh aan oom, ging tante voort; als toch niet te ghek, zoû ik Constans vragen bij ons te logeeren... Die Marie ook!

Zij heeft ghroot huis en zij laat haar kind in ghôtel dès Indes. Onbeghrijpelijk van jou, Marie... Jij komt rijst eten bij mij, ja Constans, met jouw man en jouw kind... Hoû jij van nassi? - Ja tante... Heel graag...

Constance en tante stonden op, Constance wilde naar de serre... De jonge neven en nichtjes zaten er om de allegaâr, maar speelden niet veel... En Constance huiverde in eens om verder te gaan en wat met hen te spreken, want zij namen plotseling de kaarten weêr op, speelden door...

En zij keerde zich om en dacht:

- Zij praatten over mij...

De meiden waren binnengekomen met prezenteerbladen.

- Wie wil een boterhammetje... Oom, u een grogje?

ging Dorine bewegelijk rond...

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

De kleine zielen, van Louis Couperus - Deel 1, Hoofdstuk III ||||||||III(1) The little souls, by Louis Couperus - Part 1, Chapter III

III III

- Dorine, zei Constance. - Dorine, Constance said.

Waar hangt het portret van papa? Where does Dad's portrait hang? - In het kleine voorkamertje. |||anteroom - In the small front room.

- O, mama heeft het verhangen... Ik wil het weêr eens zien. ||||hung|||||| - Oh, Mom has hung it up... I want to see it again.

Zij ging met Dorine den salon door, langs de speeltafels... Zij merkte op, dat het gesprek aan het tafeltje van Adolfine en oom Ruyvenaer dadelijk ophield en dat hare zuster, luid, riep: |||||||||gaming tables|||||||||table||||||||||||| She went with Dorine through the parlor, past the gaming tables... She noticed that the conversation at Adolfine and Uncle Ruyvenaer's table stopped immediately and her sister, loudly, called out:

- Dus ik maak troef... Ruiten!

- Ze spraken over mij... dacht Constance.

Zij ging met Dorine in het kamertje: er stond een speeltafel; de kaarten, de fiches lagen er - maar er was niemand. ||||||||||||cards||chips||||||

Karaffen wijn, glazen, broodjes, taartjes stonden er klaar, voor straks. carafes||glasses|sandwiches|tarts|||ready|| Carafes of wine, glasses, sandwiches, cakes were ready, for later. - Papa... zei Constance zacht. - Papa... said Constance softly.

Zij keek op naar het groote portret... Het was geen werk van kunst, gedaan in den onpersoonlijken, officieelen portrettenstijl van dertig, veertig jaar geleden, en het trof Constance als een onaangename croûte, donker, vlakkerig, niettegenstaande al dat goud van het gouverneur-generaalskostuum, al de plakkaten der ridderorden. |||||||||||||||||official|portrait style||||||||||||unpleasant|crouch||flat|notwithstanding|||gold||||general's uniform|||posters||knighthoods She looked up at the large portrait... It was not a work of art, done in the impersonal, officious portrait style of thirty, forty years ago, and it struck Constance as an unpleasant croûte, dark, flattened, notwithstanding all that gold of the governor-general's costume, all the placards of knighthood.

Het portret was van een gebiedenden, grooten man, met een hard gezicht en donkere zwart strakke oogen. - Vroeger... vond ik het portret veel mooier... zei Constance.

Was papa zoo hard...? Zij staarde er heen... Zij was wèl zijne lievelingsdochter geweest... Haar huwelijk met De Staffelaer, zijn vriend, zooveel ouder dan zij, het was hem wel goed geweest, omdat het zijn eerzucht gestreeld had... Maar toen... Hij was ziek geworden, hij was gestorven kort na... wat gebeurd was: haar huwelijk met Van der Welcke... Mijn God, was zij het geweest, die hem vermoord had! She stared at it... She had been his favorite daughter... Her marriage to De Staffelaer, his friend, so much older than she, it had been good for him, because it had stroked his ambition... But then... He had fallen ill, he had died shortly after... what had happened: her marriage to Van der Welcke... My God, it had been her who had killed him!

Zij trok Dorine naar zich toe. She pulled Dorine toward her.

- Dorine... zeg... papa is lang ziek geweest... - Dorine...say...dad has been sick for a long time....

- Ja, Cony, heel lang...

Zij zwegen.

Zij dacht aan haar vader, aan zijn eerzucht, aan zijn verlangen naar grootheid - bereikt; - aan zijn wensch ook zijne kinderen te zien groot, hoog, en machtig... She thought of her father, of his pride, of his desire for greatness - achieved; - of his desire also to see his children great, high, and mighty.... - Zeg, Dorine, hoe vreemd... dat toch geen van papa’s zonen... - Say, Dorine, how strange ... that yet none of Dad's sons ....

- Wat meen je, Cony... - What are you serious, Cony...

- Niets... Ik weet niet meer...

Van Naghel, dien had papa altijd geholpen... Hare gedachten dwaalden... From Naghel, whom Dad had always helped... Her thoughts wandered....

- Dorine, is Karel nog burgemeester? - Dorine, is Karel still mayor?

- O, neen Cony; al sedert jaren wonen Karel en Cateau in Den Haag. - Oh, no Cony; for years Karel and Cateau have lived in The Hague.

- En Gerrit is... ritmeester?

- Van de huzaren...

- Ik ben er heelemaal uit... En Ernst voert... niets uit... - I'm all out ... And Ernst performs ... nothing ...

- Je weet, Ernst is altijd wat vreemd geweest, en eigenlijk menschenschuw... Ernst verzamelt van alles... porcelein, boeken, oude kaarten... - You know, Ernst has always been somewhat strange, and actually people-shy... Ernst collects all kinds of things... porcelain, books, old maps....

- En Paul? - And Paul?

- Neen... Paul doet niets...

- Hoe vreemd toch?

- Wat?

- Dat ze geen van allen... gróot zijn: die zonen van papa... - That none of them are...big: those sons of daddy....

- Maar Cony, ze zijn allemaal toch heel nette menschen! - But Cony, they are all very neat people anyway!

riep Dorine verontwaardigd. cried Dorine indignantly. Nu ja, Ernst is wat vreemd; en dat Paul niets uitvoert... is zeker niet goed... Now yes, Ernst is somewhat strange; and for Paul not to execute anything ... is certainly not good.... - Ik had het niet zoo moeten zeggen, Dorine... Maar papa had zijn kinderen graag gróot gezien... ||||||||||||||big| - I shouldn't have said it like that, Dorine... But Daddy would have liked his children to be big....

Dorine was geërgerd en tevens verlegen: groót, groót... En hare gedachte bromde in zichzelve, terwijl Constance naar het portret zag... Groót, groót... het was wèl aan Constance er over te praten... over grootheid... Nu ja, een chic huwelijk had zij indertijd gedaan, De Staffelaer, een oude diplomaat, minister-rezident te Rome, vriend van papa - nu ja, maar het was mooi geloopen... mooi geloopen met Constance’s grootheid... Groót, groót... zoû Constance heusch nog ijdel zijn... misschien zelfs omdat ze nu was barones Van der Welcke...? ||||||||||||||||||||big||||||||||||greatness||||||||back then||||||diplomat||||||||||||||great||||||||||||vain||||||||baroness||| Dorine was annoyed and also embarrassed: great, great... And her thought hummed within herself, as Constance looked at the portrait... Great, great... it was indeed up to Constance to talk about it... about greatness... Well, a fancy marriage she had done at the time, De Staffelaer, an old diplomat, minister-rezident in Rome, friend of papa - well, but it had gone well... gone well with Constance's greatness... Great, great... would Constance really still be vain... perhaps even because she was now Baroness Van der Welcke...?

Mooi was het anders geweest, dat schandaal, met Van der Welcke indertijd...! Nice would have been different, that scandal, with Van der Welcke at the time...! Groót, groót... nu ja, ze waren geen van allen groót... Maar niet iedereen werd gouverneur-generaal! Great, great ... well, none of them were great ... But not everyone became governor general! Het was toch eigenlijk altijd in Constance geweest, die ijdelheid, die waan - maar vélen, dat Constance van hare broêrs, die zij in jaren niet had gezien, iets minder aardigs zei of dacht, dat kòn Dorine niet, dat kòn ze niet: het waren de broêrs, het was de familie, het waren de Van Lowe’s - dat kòn ze niet... Ze had altijd Constance de hand gehouden boven het hoofd, want Constance was een zuster, en óok een Van Lowe, maar ze moest nu niet dadelijk zoo hoog weêr doen, en zoo neêrzien met haar gróot, haar groót... Nu ja: de broêrs waren niet groot... Maar er was verder niets op hen te zeggen, en nooit geweest... en op Constance wèl!... |||||||||vanity||||many|||||||||||||||nice|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||also||||||||||||||||looking down|||||||||||||||||||||||||||| It had actually always been in Constance, that vanity, that delusion - but many times, when Constance of her brothers, whom she hadn't seen in years, said or thought something less nice, Dorine couldn't, she couldn't: it was the brothers, it was the family, it was the Van Lowe's - she couldn't... She had always held Constance's hand over her head, because Constance was a sister, and also a Van Lowe, but she didn't have to act so high and mighty right away, and look down on her big, her great... Well: the brothers weren't big... But there was nothing else to say about them, and never had been... and on Constance there was! En Dorine’s stem was eensklaps heel koel, toen zij vroeg: And Dorine's voice was suddenly very cool as she asked: - Willen we weêr naar den salon gaan? - Do we want to go to the salon again?

Constance, in hare gedachte verdiept, lette echter de koele stem niet op, en zij nam Dorine’s arm... Maar terwijl zij weêr langs de speeltafel van Adolfine ging, hoorde zij deze, plotseling uitroepen, verschrikt: Constance, engrossed in her thought, did not pay attention to the cool voice, however, and she took Dorine's arm... But as she went past Adolfine's console again, she heard the latter, suddenly exclaiming, startled:

- Sans-atout!

- Joei, joei, joei!

siste oom Ruyvenaer, die verloor. Wat een veine... Constance, wil je straks niet eens invallen? What a vein... Constance, don't you want to fill in later? Zij was overtuigd, dat zij steeds over haar praatten. She was convinced they were always talking about her.

- Neen oom, dank u; ik zoû heusch niet kunnen van avond... - No uncle, thank you; I really couldn't tonight...

Hare stem klonk week, zonder dat zij wilde... Zij toefde even, maar toen niemand meer iets zeide, dwaalde zij verder, aan den arm van Dorine... Zij voelde zich tevreden en toch vreemd, in die kamers, waarin zij zich nog altijd voor het laatst zag aan het dejeuner na haar huwelijk met De Staffelaer; toen het afscheid; sedert was zij er nooit meer teruggekomen... Sedert waren de haren vreemden geworden...! Her voice sounded week, without wanting to... She lingered for a moment, but when no one said anything more, she wandered on, on Dorine's arm... She felt contented and yet strange, in those rooms, in which she still saw herself for the last time at the dejeuner after her marriage to De Staffelaer; then the farewell; since then she had never returned there... Since then the hairs had become strangers...!

Als een kind zocht zij weêr hare moeder, die met tante Ruyvenaer zat te spreken, nam een stoel naast haar, nam mama’s hand... Like a child, she looked for her mother again, who was talking to Aunt Ruyvenaer, took a chair next to her, took Mama's hand... - Jà... Constàns... toch zoo gesèllig, dat jij weêr hier bèn! - Ya... Constàns... still so gesèllig, that you bèn here again!

zei tante energiek, met een stevigen Indischen nadruk. Voor mama ook soo gesellig, kassian! Waàr woon jij nu? - Nu nog in het Hôtel des Indes, tante... Zoodra Van der Welcke uitBrussel komt, zullen wij naar een huis zoeken. - Now still at the Hôtel des Indes, auntie... As soon as Van der Welcke comes fromBrussels, we will look for a house.

- Ik ben soò benieuwd kennis met jouw man te maken. - I am soò curious to get to know your husband.

Constance lachte vaag. Constance smiled vaguely.

- Gaat u dikwijls naar Indië, tante?

- Ja, kind, bijna ieder jaar... wil oóm gaan... voor de saken. - Yes, child, almost every year ... wants to go oóm ... for the saken.

Voor Daranginongan... Voor den suiker... En dan weêr terug met retour. For Daranginongan... For the sugar... And then back again with return. Ach, soo gemakkelijk... met Fransche mail... Verdraai geen pink om... En Alima... zij weet al - Parijs, ddouane, zij doet alles... zij ghelpt oom met de kaartjes... jij moet haar sien: net een dddàme 'ekleed... corset... ghoed...jij lacht jou slap! Ah, soo easy... with French mail... Don't turn a pinky... And Alima... she already knows - Paris, ddouane, she does everything... she ghelps uncle with the tickets... you should see her: just like a dddàme 'e dress... corset... ghoed... you laugh your ass off! Hoe lang heb jij in Brussel gewoond... How long have you lived in Brussels.... - Wij hebben acht jaar in Brussel gewoond. - We lived in Brussels for eight years.

- Klèin... vind ik Brussel... bij Parijs vergheléken. - Clèin... I find Brussels... comparable to Paris.

Waarom toch Brrrùssel, seg? - Ach, tante, lachte Constance.

We moesten ergens zitten. We reisden ook veel. We waren veel aan de Riviera. Maar op eens kreeg ik een vreeslijk heimwee naar Holland, naar mama, naar u allen... Toen sprak ik er met Van der Welcke over, om te verhuizen naar Den Haag, en hij ook verlangde naar zijn land. But suddenly I felt a dreadful homesickness for Holland, for Mama, for all of you... Then I talked to Van der Welcke about moving to The Hague, and he too longed for his country. Ook voor Adriaan, mijn jongen: hij is nu dertien, en wij willen hem toch een Hollandsche opvoeding geven... Also for Adriaan, my boy: he is now thirteen, and we still want to give him a Dutch education.... - Spreek jouw kind Ghollandsch? - Does your child speak Ghollandsch?

- Ja, zeker, tante...

- Wat moet hij worden?

Zij aarzelde.

- Hij zal denkelijk in de diplomatie gaan, zeide zij zacht, van zelfs denkende aan hare Romeinsche jaren, aan De Staffelaer, aan alles wat haar gescheiden had van de haren. ||probably||||||||||||||||||||||separated|||| - He will probably go into diplomacy, she said softly, of even thinking of her Roman years, of De Staffelaer, of everything that had separated her from her hair.

- Zoo? - Zoo?

vroeg mama, geïnteresseerd. Mom asked, interested. - Ja, Van der Welcke zoû het gaarne zien...

Zij hield steeds de hand harer moeder vast, en mevrouw Van Lowe zat heel recht, blij te kijken, dat zij Constance weêr had. |||||||firmly||Mrs.|||||upright|||||||| She always held her mother's hand, and Mrs. Van Lowe sat very straight, looking happy to have Constance again.

- Marie! - Marie!

zei tante. Auntie said. Weet je wat ik zoo ghek van jou vind? |||||silly||| You know what I find soo ghek about you? Jij bent ddòl op jouw kinderen... You are ddòl on your children.... ddòlll!... ddòlll!.... maar als jij een dochter na jaáaren terug ziet, laat jij haar slapen in ghôtel dès Indes! ||||||years||||||||hotel|from| but when you see a daughter again after years, you let her sleep in ghôtel dès Indes! Hoe is dat, sèg? How's that, sèg? - Ik heb Constance wel eens gezien te Brussel, zei mevrouw Van Lowe. - I did see Constance once in Brussels, said Mrs. Van Lowe.

Constance lachte.

- Maar tante, zoo is mama nu!

En Adriaan, Addy, zoû te druk zijn... hoewel hij heel kalm is, mijn jongen. And Adriaan, Addy, zoû too busy... although he is very calm, my boy. Mama zeide niets, glimlachte rustig. Mama said nothing, smiled quietly.

Ja, zoo was zij nu eenmaal... Yes, she was like that... - Ik seg van middagh nogh aan oom, ging tante voort; als toch niet te ghek, zoû  ik  Constans vragen bij ons te logeeren... Die Marie ook! ||||||||||||||||||||||to stay||| - I seg from noonh nogh to uncle, continued auntie; if yet not too ghek, I would ask Constans to stay with us... That Marie too!

Zij heeft ghroot huis en zij laat haar kind in ghôtel dès Indes. She has gh big house and she leaves her child in ghôtel dès Indes. Onbeghrijpelijk van jou, Marie... Jij komt rijst eten bij mij, ja Constans, met jouw man en jouw kind... Hoû jij van nassi? Incomprehensible||||||||||||||||||||| Incomprehensible of you, Marie... You come to eat rice with me, yes Constans, with your husband and your child... Do you like nassi? - Ja tante... Heel graag...

Constance en tante stonden op, Constance wilde naar de serre... De jonge neven en nichtjes zaten er om de allegaâr, maar speelden niet veel... En Constance huiverde in eens om verder te gaan en wat met hen te spreken, want zij namen plotseling de kaarten weêr op, speelden door... ||||||||||||cousins||nieces|||||alligator||||||||||||||||||||||||||||| Constance and aunt stood up, Constance wanted to go to the conservatory... The young cousins sat there around the allegaâr, but did not play much... And Constance at once shuddered to go on and speak a little with them, for they suddenly took up the cards again, played on....

En zij keerde zich om en dacht: And she turned around and thought:

- Zij praatten over mij... - They talked about me...

De meiden waren binnengekomen met prezenteerbladen. |girls||||presentation boards The girls had come in with praise sheets.

- Wie wil een boterhammetje... Oom, u een grogje? |||sandwich||||grog - Who wants a sandwich... Uncle, you a grog?

ging Dorine bewegelijk rond... ||quickly| went around Dorine motionless...