×

Χρησιμοποιούμε cookies για να βελτιώσουμε τη λειτουργία του LingQ. Επισκέπτοντας τον ιστότοπο, συμφωνείς στην πολιτική για τα cookies.

image

Een Coquette Vrouw van Carry van Bruggen, Hoofdstuk 5 - 2

Hoofdstuk 5 - 2

Ze liet zich meenemen, de stoeltjes stonden tegen een palm aan, haast er onder; als ze zich achteruit boog, voelde ze het prikkend kriebelen der bladen in haar haren en haar nek -, dat gaf zoo'n zoet-verdoovend gevoel. En de jongen naast haar vertelde haar nu heél in vertrouwen een wonderlijke geschiedenis van de verbroken verloving van een zijner vrienden. Ze had hem ‘De Kleine Johannes' als verjaargeschenk gegeven en hij had gezegd, dat hij het een suf verhaaltje vond -, of iets van dien aard. En toen had ze het uitgemaakt, niet zoo maar voor de grap, of om hem een lesje te geven -, neen, onherroepelijk verbroken -! Hij-zelf begreep dat niet, kon er niet bij, en nu was hij zoo blij, dat hij Ina had ontmoet, om te vragen hoe zij zoo iets begreep. En Ina maakte zich warm voor het meisje, en antwoordde uitvoerig, om hem te toonen dat ze wat hij zei heel ernstig opvatten wilde, maar ze voelde zelf, dat haar woorden verward klonken, omdat ze er haar volle aandacht niet bij had, omdat ze verstrikt was in de bekoring van het oogenblik, in de verliefde verteedering voor zichzelf, in de verteederde dankbaarheid voor den jongen, die haar zoo bewonderend aankeek en zoo eerbiedig luisterde -, en omdat ze er voortdurend en bewust op uit was hem met haar woorden nog meer bewondering in te boezemen. De tentjes werden inmiddels een na een gesloten, de opgewonden verkoopstertjes drongen samen en roemden op heur buit. ‘Eigenlijk moest ik daar nu ook bij wezen,' glimlachte hij, ‘ik ben namelijk zooveel als de penningmeester.' Maar hij ging niet en Ina boog zich weer zacht achteruit naar de palmbladen en liet die streelend door haar haren gaan. De menschenstroom dreef naar de andere zaal terug, ze zagen het zwijgend aan, Egbert en Ruyssenaers en Charley waren niet meer te zien. Ze wilde nu ook opstaan, maar hij hield haar terug. ‘Toe, laten wij nu hier blijven en nog wat praten. Niet dadelijk tusschen al die menschen.' Ze glimlachte en gaf zich gewonnen en voelde zich een kind dat den schoolmeester is ontsnapt, met diezelfde heimelijke angst en schuldbesef. Ze had zoo graag den jongen volop reden tot zijn voorkeur gegeven, ze wilde hem zoo graag ook beloonen, ze had geestige en bijzondere dingen willen zeggen, maar in haar zenuwachtige onrust vond ze wel heel veel, maar onsamenhangende, onbeteekenende woorden. In de andere zaal - de deuren waren opengebleven - zetten de violen nu zacht de ‘Nachtmuziek' in, een schok voer haar door de ziel, de lach trok weg van haar gezicht, ze sloot de oogen -, een zoete bedroefdheid streek over haar heen, al het andere uit haar wegvagend, tot er niets bleef dan een dorst als naar rust en koel water en zomerboomen ruischend in avondwind -, een eindeloos berouw en een eindeloos verlangen. Ze opende even de oogen en keek naar den jongen en zag dat hij doelloos en leeg rondkeek in de verlaten zaal -, hij was een vreemde, wat moest ze met hem, wat recht had hij op haar vertrouwelijkheid? O, waarom kon ze niet liever alleen zijn? Ze wilde het, ze zou het, ze moest het -, maar mèt dat de violen zwegen, viel alles weer van haar af -, liet haar verward en verlangend en ze ging niet weg, doch bleef en haakte alweer naar zijn bewonderenden blik en naar zijn vleierijen. ‘Nu is het gauw uw beurt,' zei hij, ‘mag ik hier op u blijven wachten?' Ze antwoordde niet dadelijk. Een vluchtig, onbehaaglijk gevoel bekroop haar, dat hij een spelletje met haar dreef -, ze hield zich voor, dat ze naar Egbert moest -, maar ze kon niet de lieflijke harmonie van het oogenblik met wantrouwige, koele afwijzende woorden breken -, ze zwichtte en beloofde. ‘En we soupeeren samen,' drong hij aan. ‘Dat zal niet kunnen, er liggen al kaartjes bij de plaatsen.' ‘Dan verleggen we die kaartjes. Toe -, laat ik dat mogen doen.' Zijn stem klonk nu vroolijk en vol van blijden overmoed, zijn oogen hadden een sterker glans dan tevoren -, opnieuw zwichtte ze. Maar even later, terwijl ze alleen stond en voorlas, steeg haar gevoel weer ver boven het oogenblikkelijk bestaan en haar eigen wezen uit. Ongedacht bewogen door haar eigen verhaal, tot anderen gesproken, zag ze teglijkertijd haar uiterlijke verschijning als weerspiegeld in de oogen der hoorders en voelde een krachtigen drang allen zonder onderscheid in dat ééne oogenblik te behagen om van allen zonder onderscheid in dat ééne oogenblik geliefd te zijn. De jongen van zooeven was vergeten, ook Charley en Egbert en Ruyssenaers, elk afzonderlijk voor allen tezamen. Toen ze geëindigd had, voelde ze zich opnieuw zoo verteederd en harmonisch en zoo zacht verblijd, en ze wilde nu weer naar Egbert, doch niet hij, maar de ander wachtte haar in de verlaten, smalle corridor en liet haar champagne drinken en zei bezorgd, dat haar wangen gloeiden en haar voorhoofd klam was en blies haar zacht over de oogen, zoodat ze wel glimlachen moest in een zachte, duizelzoete vervoering, en fluisterde vleierij over haar uiterlijk, over haar oogopslag en den klank van haar stem. - Ze liepen samen naar het vertrek, waar de tafel al was aangericht voor het souper. Een knecht drentelde daar verveeld en stijf op schildwacht en wilde hen keeren, maar werd overrompeld en Ina keek toe, terwijl hij haar kaartje opnam en naast het zijne legde. Ze voelde zich nu weer beklemd, in een benauwd besef, 't welk al zwaarder ging wegen, dat ze te ver ging. ‘Ik zal u maar eens een heel eind van uw man afzetten' -, schertste hij en Egberts kaartje werd naar nog verder verlegd. Ze voelde het als een geringschattenden hoon, Egbert aangedaan, en haar hart kwam er tegen in opstand, een wanhopig wantrouwen werd ze zich plotseling klaar bewust -, dat hij opzettelijk met ruwen overmoed en geringschatting te ver ging, dat hij niet met een andere vrouw zou durven, wat hij deed met haar. En hoe waren ze toch in eens zoo ver gekomen? ‘Zouden we het kaartje van mevrouw Ruyssenaers niet ook bij de onze leggen?' Ze hield het hem voor in haar hand, maar hij ontnam het haar haastig: ‘O, neen, dat gaat niet, dat zou ze stellig niet goedvinden.' Het brandde haar bitter op de lippen, te vragen ‘waarom zij niet - en ik wel?' - maar het kon niet -, ze kon hier met dien vreemden jongen geen tragisch en zwaarwichtig gesprek beginnen - en ze wist het wel, van zichzelf, het werd dadelijk tragisch en zwaarwichtig bij haar - na alles, dat ze had aanvaard en waarin ze had toegestemd. Ze kon ook nu niet plotseling weigeren met hem aan te zitten. Want met wien dan wèl? Met Egbert, die haar geërgerd, hoonend ontvangen zou? Met Charley en haar man -, ze dorst ze niet onder de oogen komen. Ze was ten slotte, voelde ze ineens, voor het oogenblik alleen veilig bij dien jongen, dien ze nauwelijks kende, aan wiens genade ze zich onbesuisd overgeleverd had. Hun druk en aanhoudend samen praten, hun afzondering, hun verdwijnen, het was al opgemerkt, wel al besproken -, ze voelde het wel, ze kon het niet beletten dat haar oogen tintelden en haar wangen gloeiden. Zoo kwam ze dan aan tafel tusschen een vroolijke bende jongens en meisjesterecht en schaamde zich in den beginne en was stil, omdat Egbert haar zoo donker en verachtend aankeek, omdat Charley, tegenover haar man, een heel eind van haar af, het hoofd schudde, half-verdrietig, half-schertsend en waarschuwend de vinger naar haar ophief. Ze had wel kunnen schreien, zoo diep-vernederd, zoo klein gemaakt ze zich voelde; een oogenblik haatte ze Charley het meest. Toen liet ze zich meesleepen in de opgewonden pret van de jongens om haar heen, maar haar vriend van dien avond dronk te veel - zij zelf dronk niets - en vroeg haar nu niet meer over de boeken die hij had gelezen, maar zei met blinkende oogen loszinnige dingen, die haar verschrikten en waarop ze niet inging, nu eens zwakjeslachend, dan weer fel gekrenkt en het huilen nabij. Ten slotte gaf ze zich gewonnen en deed mee in het liedjes zingen en joelen, gaf rake en brutale antwoorden, die gelach uitlokten, zichzelf al meer verliezend, tot haar stem en haar lach boven die der anderen uitklonken, de andere menschen geërgerd naar haar keken, de menschen, die ze had willen winnen -, de meisjes elkaar aanstieten, terwijl de jongens haar aanvuurden met bravo's, zoodat ze tot tweemaal toe tot stilte moest worden gemaand, omdat ze een spreker stoorde -, achter haar luidheid en haar lach spookten hulpelooze angst en vale verlatenheid in haar om. Toen ze eindelijk opstond en naar Egbert zocht, vond ze hem niet - ze doolde gejaagd de zalen door, die voor den dans werden gereed gemaakt en dorst de oogen niet opslaan in de verbeelding dat elkeen naar haar keek met spottende oogen. ‘Zoek je Egbert? Hij is al weg!' riep Geerte haar toe van het tafeltje af, waar ze zat en geld uittelde. Een troepje jongelieden en meisjes stonden om haar heen. Die keken nu allemaal op, Nesje Waldorp was er ook tusschen, en knikte stroef met een vuurroode kleur. Radeloosheid maakte zich van haar meester, ze haastte zich weg, ze beet zich in de hand om het snikken te smoren. Wat moest ze doen? Zonder een woord, zonder een waarschuwing was hij weggegaan. Ze vergat waar ze was, en toen haar vriend van dien avond bij haar kwam staan en vroeg wat haar scheelde, verloor ze haar zelfbedwang en biechtte snikkend als een kind, dat haar man alleen naar huis was gegaan, waarschijnlijk omdat hij boos op haar was. Ze woonde wel niet ver, en er waren vrienden die haar begeleiden konden, maar... ‘Ga maar met mij mee, hoor!' Ina rilde even onder de verfoeilijke dronken scherts, maar ze zag ineens Charley en Ruyssenaers naar zich toe komen, ook gereed om te gaan, en terwijl ze hun haastig tegemoet ging, zag ze aan den ingang van de deur Egbert staan, bleek, zijn jas over den arm, die haar zocht met de oogen. Ze had de armen wel naar hem kunnen uitstrekken en haar eerste gedachte was er een van vreugde, voor hem, omdat hij haar nu niet weer zag met dien jongen. Ze trachtte hem toe te lachen, terwijl hij naderbij kwam, maar het ging niet, haar lippen trilden en het schreien was opnieuw nabij. Toen hij bij haar was, greep ze zijn hand, maar hij rukte die los -, liet met een korten groet de Ruyssenaers staan en gedwee volgde ze hem naar buiten, zonder de oogen op te slaan.

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 5 - 2 Chapter 5 - 2 Bölüm 5 - 2

Ze liet zich meenemen, de stoeltjes stonden tegen een palm aan, haast er onder; als ze zich achteruit boog, voelde ze het prikkend kriebelen der bladen in haar haren en haar nek -, dat gaf zoo'n zoet-verdoovend gevoel. ||||||||||||||||||||||prickend||||||||||||||verzaubernd| She let herself be taken, the chairs were against a palm, almost under it; as she bent backwards, she felt the prickling tickle of leaves in her hair and neck -, it gave such a sweet-numbing feeling. En de jongen naast haar vertelde haar nu heél in vertrouwen een wonderlijke geschiedenis van de verbroken verloving van een zijner vrienden. ||||||||ganz|||||||||Verlobung|||| And the boy next to her now told her very confidently a wonderful story of the broken engagement of one of his friends. Ze had hem ‘De Kleine Johannes' als verjaargeschenk gegeven en hij had gezegd, dat hij het een suf verhaaltje vond -, of iets van dien aard. |||||||Geschenk||||||||||||||||| She had given him "The Little John" as a birthday present and he had said, he thought it was a dull story -, or something of that nature. En toen had ze het uitgemaakt, niet zoo maar voor de grap, of om hem een lesje te geven -, neen, onherroepelijk verbroken -! Hij-zelf begreep dat niet, kon er niet bij, en nu was hij zoo blij, dat hij Ina had ontmoet, om te vragen hoe zij zoo iets begreep. En Ina maakte zich warm voor het meisje, en antwoordde uitvoerig, om hem te toonen dat ze wat hij zei heel ernstig opvatten wilde, maar ze voelde zelf, dat haar woorden verward klonken, omdat ze er haar volle aandacht niet bij had, omdat ze verstrikt was in de bekoring van het oogenblik, in de verliefde verteedering voor zichzelf, in de verteederde dankbaarheid voor den jongen, die haar zoo bewonderend aankeek en zoo eerbiedig luisterde -, en omdat ze er voortdurend en bewust op uit was hem met haar woorden nog meer bewondering in te boezemen. ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||verwirrte||||||||bewundernd|aussah|||ehrwürdig|||||||||||||||||||||boezemen And Ina warmed herself to the girl, and answered at length, to show him that she wanted to take what he said very seriously, but she herself felt that her words sounded confused, because she did not have her full attention, because she was caught up in the charm of the moment, in the infatuation for herself, in the feigned gratitude for the boy, who looked at her so admiringly and listened so reverently -, and because she was constantly and consciously striving with her words to inspire even more admiration in him. De tentjes werden inmiddels een na een gesloten, de opgewonden verkoopstertjes drongen samen en roemden op heur buit. ||||||||||Verkaufsmädchen||||rühmten||| The tents were now closed one by one, the excited salesgirls huddled together and boasted of heur loot. ‘Eigenlijk moest ik daar nu ook bij wezen,' glimlachte hij, ‘ik ben namelijk zooveel als de penningmeester.' ||||||||||||||||Kassenwart "Actually, I had to be there now too," he smiled, "for I am so much like the treasurer. Maar hij ging niet en Ina boog zich weer zacht achteruit naar de palmbladen en liet die streelend door haar haren gaan. |||||||||||||Palmblätter|||||||| But he didn't go, and Ina gently leaned back again to the palm fronds and let them stroke through her hair. De menschenstroom dreef naar de andere zaal terug, ze zagen het zwijgend aan, Egbert en Ruyssenaers en Charley waren niet meer te zien. |Menschenstrom||||||||||||||||Charley||||| The flow of people drifted back to the other room; they watched it silently; Egbert and Ruyssenaers and Charley were no longer to be seen. Ze wilde nu ook opstaan, maar hij hield haar terug. She wanted to get up now, too, but he held her back. ‘Toe, laten wij nu hier blijven en nog wat praten. 'Please, now let's stay here and talk some more. Niet dadelijk tusschen al die menschen.' Not right away among all those people. Ze glimlachte en gaf zich gewonnen en voelde zich een kind dat den schoolmeester is ontsnapt, met diezelfde heimelijke angst en schuldbesef. |||||||||||||||||||||Schuldbewusstsein She smiled and gave in, feeling like a child who has escaped the school teacher, with that same furtive fear and guilt. Ze had zoo graag den jongen volop reden tot zijn voorkeur gegeven, ze wilde hem zoo graag ook beloonen, ze had geestige en bijzondere dingen willen zeggen, maar in haar zenuwachtige onrust vond ze wel heel veel, maar onsamenhangende, onbeteekenende woorden. |||||||||||||||||||||geistige|||||||||nervösen||||||||unsinnige|Unruhe| She had so much wanted to give the boy plenty of reason for his liking, she had so much wanted to reward him too, she had wanted to say witty and peculiar things, but in her nervous agitation she found many, many but incoherent, insignificant words. In de andere zaal - de deuren waren opengebleven - zetten de violen nu zacht de ‘Nachtmuziek' in, een schok voer haar door de ziel, de lach trok weg van haar gezicht, ze sloot de oogen -, een zoete bedroefdheid streek over haar heen, al het andere uit haar wegvagend, tot er niets bleef dan een dorst als naar rust en koel water en zomerboomen ruischend in avondwind -, een eindeloos berouw en een eindeloos verlangen. |||||||offen geblieben|||||||||||||||||||||||||||||Traurigkeit||||||||||weg van|||||||||||||||zomerbäume|rauschend||abendwind||||||| In the other room - the doors had remained open - the violins were now softly setting the "Night Music," a shock sailed through her soul, the smile pulled away from her face, she closed her eyes -, a sweet sadness stroked over her, wiping everything else out of her, until nothing remained but a thirst as for peace and cool water and summer trees rustling in evening breezes -, an endless repentance and an endless longing. Ze opende even de oogen en keek naar den jongen en zag dat hij doelloos en leeg rondkeek in de verlaten zaal -, hij was een vreemde, wat moest ze met hem, wat recht had hij op haar vertrouwelijkheid? |||||||||||||||||rundblickte|||||||||||||||||||| She opened her eyes for a moment and looked at the boy and saw that he looked around the deserted hall aimlessly and blankly -, he was a stranger, what was she to do with him, what right had he to her confidentiality? O, waarom kon ze niet liever alleen zijn? Oh, why couldn't she rather be alone? Ze wilde het, ze zou het, ze moest het -, maar mèt dat de violen zwegen, viel alles weer van haar af -, liet haar verward en verlangend en ze ging niet weg, doch bleef en haakte alweer naar zijn bewonderenden blik en naar zijn vleierijen. ||||||||||mit||||||||||||||||||||||||||||bewondernden|||||Schmeicheleien She wanted it, she would, she had to -, but as the violins fell silent, everything fell away from her again -, left her confused and longing, and she did not leave, but stayed and listened again to his admiring gaze and to his flatteries. ‘Nu is het gauw uw beurt,' zei hij, ‘mag ik hier op u blijven wachten?' Ze antwoordde niet dadelijk. She did not answer promptly. Een vluchtig, onbehaaglijk gevoel bekroop haar, dat hij een spelletje met haar dreef -, ze hield zich voor, dat ze naar Egbert moest -, maar ze kon niet de lieflijke harmonie van het oogenblik met wantrouwige, koele afwijzende woorden breken -, ze zwichtte en beloofde. ||||überkam|||||||||||||||||||||||||||||Misstrauen||abweisend||||zwichtte|| A fleeting, uneasy feeling crept up on her, that he was playing a game with her -, she reminded herself, that she had to go to Egbert -, but she could not break the lovely harmony of the moment with distrustful, cool words of rejection -, she gave in and promised. ‘En we soupeeren samen,' drong hij aan. ||soupieren|||| 'And we soupe together,' he urged. ‘Dat zal niet kunnen, er liggen al kaartjes bij de plaatsen.' ‘Dan verleggen we die kaartjes. Toe -, laat ik dat mogen doen.' Zijn stem klonk nu vroolijk en vol van blijden overmoed, zijn oogen hadden een sterker glans dan tevoren -, opnieuw zwichtte ze. |||||||||Übermut||||||||||| Maar even later, terwijl ze alleen stond en voorlas, steeg haar gevoel weer ver boven het oogenblikkelijk bestaan en haar eigen wezen uit. But moments later, as she stood alone and read aloud, her feelings again rose far above the momentary existence and her own being. Ongedacht bewogen door haar eigen verhaal, tot anderen gesproken, zag ze teglijkertijd haar uiterlijke verschijning als weerspiegeld in de oogen der hoorders en voelde een krachtigen drang allen zonder onderscheid in dat ééne oogenblik te behagen om van allen zonder onderscheid in dat ééne oogenblik geliefd te zijn. |||||||||||gleichzeitig||||||||||Zuhörern||||starken|||||||||||||||||||||| Thoughtlessly moved by her own story, spoken to others, she simultaneously saw her outward appearance as reflected in the eyes of the hearers and felt a powerful urge to please all indiscriminately in that one moment to be loved by all indiscriminately in that one moment. De jongen van zooeven was vergeten, ook Charley en Egbert en Ruyssenaers, elk afzonderlijk voor allen tezamen. The boy from just now had been forgotten, also Charley and Egbert and Ruyssenaers, each separately for all together. Toen ze geëindigd had, voelde ze zich opnieuw zoo verteederd en harmonisch en zoo zacht verblijd, en ze wilde nu weer naar Egbert, doch niet hij, maar de ander wachtte haar in de verlaten, smalle corridor en liet haar champagne drinken en zei bezorgd, dat haar wangen gloeiden en haar voorhoofd klam was en blies haar zacht over de oogen, zoodat ze wel glimlachen moest in een zachte, duizelzoete vervoering, en fluisterde vleierij over haar uiterlijk, over haar oogopslag en den klank van haar stem. |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||klam|||||||||||||||||duizelzoete|||||||||||||||| When she had finished, she felt again so ennobled and harmonious and so softly happy, and now she wanted to go to Egbert again, but not he, but the other waited for her in the deserted, narrow corridor and made her drink champagne and said anxiously that her cheeks were glowing and her forehead was clammy and blew softly over her eyes, so that she had to smile in a soft, giddy-sweet rapture, and whispered flattery about her appearance, about her eyes and the sound of her voice. - Ze liepen samen naar het vertrek, waar de tafel al was aangericht voor het souper. ||||||||||||||Abendessen - They walked together to the room, where the table was already set for supper. Een knecht drentelde daar verveeld en stijf op schildwacht en wilde hen keeren, maar werd overrompeld en Ina keek toe, terwijl hij haar kaartje opnam en naast het zijne legde. ||drentelte||||||Wache|||||||überrascht|||||||||||||| A servant drifted there bored and stiff on sentry duty and wanted to turn them, but was overpowered and Ina watched, taking up her card and placing it beside his. Ze voelde zich nu weer beklemd, in een benauwd besef, 't welk al zwaarder ging wegen, dat ze te ver ging. |||||beklemmt||||||||||||||| ‘Ik zal u maar eens een heel eind van uw man afzetten' -, schertste hij en Egberts kaartje werd naar nog verder verlegd. 'I'll just put you a long way from your husband' -, he jested, and Egbert's ticket was shifted to even further. Ze voelde het als een geringschattenden hoon, Egbert aangedaan, en haar hart kwam er tegen in opstand, een wanhopig wantrouwen werd ze zich plotseling klaar bewust -, dat hij opzettelijk met ruwen overmoed en geringschatting te ver ging, dat hij niet met een andere vrouw zou durven, wat hij deed met haar. |||||geringschattenden|Hohn||||||||||||||||||||||||ruwen|||Geringschatting||||||||||||||||| She felt it as a derogatory scorn, inflicted upon Egbert, and her heart revolted against it, a desperate distrust she suddenly became readily aware of -, that he deliberately went too far with rough hubris and derogation, that he would not dare with another woman, what he did with her. En hoe waren ze toch in eens zoo ver gekomen? ‘Zouden we het kaartje van mevrouw Ruyssenaers niet ook bij de onze leggen?' Ze hield het hem voor in haar hand, maar hij ontnam het haar haastig: ‘O, neen, dat gaat niet, dat zou ze stellig niet goedvinden.' ||||||||||entzog||||||||||||||gutheißen Het brandde haar bitter op de lippen, te vragen ‘waarom zij niet - en ik wel?' It burned bitterly on her lips, to ask "why not them - and me? - maar het kon niet -, ze kon hier met dien vreemden jongen geen tragisch en zwaarwichtig gesprek beginnen - en ze wist het wel, van zichzelf, het werd dadelijk tragisch en zwaarwichtig bij haar - na alles, dat ze had aanvaard en waarin ze had toegestemd. - But it couldn't be -, she couldn't start a tragic and weighty conversation here with this strange boy - and she knew, of herself, it immediately became tragic and weighty with her - after everything, which she had accepted and to which she had agreed. Ze kon ook nu niet plotseling weigeren met hem aan te zitten. She couldn't suddenly refuse to sit down with him now either. Want met wien dan wèl? For with whom, then? Met Egbert, die haar geërgerd, hoonend ontvangen zou? With Egbert, who would receive her annoyed, jeering? Met Charley en haar man -, ze dorst ze niet onder de oogen komen. With Charley and her husband -, she dared not face them. Ze was ten slotte, voelde ze ineens, voor het oogenblik alleen veilig bij dien jongen, dien ze nauwelijks kende, aan wiens genade ze zich onbesuisd overgeleverd had. She was finally, she suddenly felt, for the moment safe only with that boy, whom she hardly knew, at whose mercy she had rashly placed herself. Hun druk en aanhoudend samen praten, hun afzondering, hun verdwijnen, het was al opgemerkt, wel al besproken -, ze voelde het wel, ze kon het niet beletten dat haar oogen tintelden en haar wangen gloeiden. Their busy and insistent talking together, their seclusion, their disappearance, it had already been noticed, well already discussed -, she did feel it, she couldn't stop it from making her eyes tingle and her cheeks glow. Zoo kwam ze dan aan tafel tusschen een vroolijke bende jongens en meisjesterecht en schaamde zich in den beginne en was stil, omdat Egbert haar zoo donker en verachtend aankeek, omdat Charley, tegenover haar man, een heel eind van haar af, het hoofd schudde, half-verdrietig, half-schertsend en waarschuwend de vinger naar haar ophief. So then she came to the table among a merry gang of boys and girls, and was at first ashamed and silent, because Egbert looked at her so darkly and contemptuously, because Charley, facing her husband, a long way from her, shook his head, half-sorrowful, half-shrugging and warningly raising his finger at her. Ze had wel kunnen schreien, zoo diep-vernederd, zoo klein gemaakt ze zich voelde; een oogenblik haatte ze Charley het meest. She could have cried, so deeply humiliated, so made small she felt; for a moment she hated Charley most of all. Toen liet ze zich meesleepen in de opgewonden pret van de jongens om haar heen, maar haar vriend van dien avond dronk te veel - zij zelf dronk niets - en vroeg haar nu niet meer over de boeken die hij had gelezen, maar zei met blinkende oogen loszinnige dingen, die haar verschrikten en waarop ze niet inging, nu eens zwakjeslachend, dan weer fel gekrenkt en het huilen nabij. Then she allowed herself to be carried away in the excited fun of the boys around her, but her friend of that evening drank too much - she herself drank nothing - and now no longer asked her about the books he had read, but said detached things with shining eyes, which frightened her and to which she did not respond, sometimes smiling faintly, then fiercely aggrieved and close to crying. Ten slotte gaf ze zich gewonnen en deed mee in het liedjes zingen en joelen, gaf rake en brutale antwoorden, die gelach uitlokten, zichzelf al meer verliezend, tot haar stem en haar lach boven die der anderen uitklonken, de andere menschen geërgerd naar haar keken, de menschen, die ze had willen winnen -, de meisjes elkaar aanstieten, terwijl de jongens haar aanvuurden met bravo's, zoodat ze tot tweemaal toe tot stilte moest worden gemaand, omdat ze een spreker stoorde -, achter haar luidheid en haar lach spookten hulpelooze angst en vale verlatenheid in haar om. Finally, she gave in and joined in the song-singing and jubilation, giving clever and impertinent answers which provoked laughter, losing herself more and more, until her voice and her laughter rose above those of the others, the other people looked at her with exasperation, the people she had wanted to win -, the girls glared at each other, while the boys attacked her with bravos, so that twice she had to be summoned to silence because she had interrupted a speaker -, behind her loudness and her laughter helpless fear and pale desolation haunted her. Toen ze eindelijk opstond en naar Egbert zocht, vond ze hem niet - ze doolde gejaagd de zalen door, die voor den dans werden gereed gemaakt en dorst de oogen niet opslaan in de verbeelding dat elkeen naar haar keek met spottende oogen. When she finally got up and looked for Egbert, she did not find him - she wandered hurriedly through the halls prepared for the dance and did not dare to save her eyes in the imagination that every one was looking at her with mocking eyes. ‘Zoek je Egbert? Hij is al weg!' He's already gone! riep Geerte haar toe van het tafeltje af, waar ze zat en geld uittelde. Een troepje jongelieden en meisjes stonden om haar heen. A troop of young people and girls stood around her. Die keken nu allemaal op, Nesje Waldorp was er ook tusschen, en knikte stroef met een vuurroode kleur. They all looked up now, Nesje Waldorp was also among them, and nodded stiffly with a fiery red color. Radeloosheid maakte zich van haar meester, ze haastte zich weg, ze beet zich in de hand om het snikken te smoren. Wat moest ze doen? What was she supposed to do? Zonder een woord, zonder een waarschuwing was hij weggegaan. Without a word, without a warning, he had left. Ze vergat waar ze was, en toen haar vriend van dien avond bij haar kwam staan en vroeg wat haar scheelde, verloor ze haar zelfbedwang en biechtte snikkend als een kind, dat haar man alleen naar huis was gegaan, waarschijnlijk omdat hij boos op haar was. She forgot where she was, and when her friend from that evening came to her and asked what was wrong with her, she lost her self-control and confessed sobbing like a child, that her husband had gone home alone, probably because he was angry with her. Ze woonde wel niet ver, en er waren vrienden die haar begeleiden konden, maar... ‘Ga maar met mij mee, hoor!' She did not live far, and there were friends who could accompany her, but ... "Just go with me, you know! Ina rilde even onder de verfoeilijke dronken scherts, maar ze zag ineens Charley en Ruyssenaers naar zich toe komen, ook gereed om te gaan, en terwijl ze hun haastig tegemoet ging, zag ze aan den ingang van de deur Egbert staan, bleek, zijn jas over den arm, die haar zocht met de oogen. Ina shivered for a moment under the disheveled drunken jest, but she suddenly saw Charley and Ruyssenaers coming toward her, also ready to go, and as she hurriedly approached them, she saw Egbert standing at the entrance to the door, pale, his coat over the arm, searching her with her eyes. Ze had de armen wel naar hem kunnen uitstrekken en haar eerste gedachte was er een van vreugde, voor hem, omdat hij haar nu niet weer zag met dien jongen. She could have reached out her arms to him and her first thought was one of joy, for him, because now he did not see her again with that boy. Ze trachtte hem toe te lachen, terwijl hij naderbij kwam, maar het ging niet, haar lippen trilden en het schreien was opnieuw nabij. She tried to smile at him as he approached, but she couldn't, her lips twitched and the weeping was again near. Toen hij bij haar was, greep ze zijn hand, maar hij rukte die los -, liet met een korten groet de Ruyssenaers staan en gedwee volgde ze hem naar buiten, zonder de oogen op te slaan. When he was with her, she grabbed his hand, but he yanked it free -, left the Ruyssenaers standing with a brief greeting, and meekly she followed him out, without raising her eyes.