De reis om de wereld in 80 dagen - deel 7a (hoofdstuk 19)
Negentiende hoofdstuk. Waarin Passepartout te veel belang stelt in zijn meester, en wat het gevolg er van was. Hong-Kong is slechts een eilandje, dat na het verdrag van Nanking van 1842 aan Engeland is afgestaan. Binnen eenige jaren had de takt der Britten om te koloniseeren er een belangrijke stad van gemaakt en er een haven aangelegd, Victoria genaamd. Deze stad ligt aan den mond van de rivier Canton, en is slechts zestig mijlen verwijderd van de portugeesche stad Macao, welke op den anderen oever gebouwd is. Hong-Kong moest noodzakelijk in den handelswedstrijd Macao overwinnen en tegenwoordig gaat het grootste gedeelte van den uit- en invoer van China over de Engelsche stad. De dokken, hospitalen, werven, entrepôts en een gothische kathedraal, een gouvernementshuis, mac adam wegen, alles werkt mede om den bezoeker te doen gelooven, dat eene der beschaafdste steden van de graafschappen Kent of Surrey dwars door de aarde heen zich een weg heeft gebaand en op dit punt van China, nagenoeg bij de tegenvoeters, weder te voorschijn is gekomen. Met de handen in den zak was Passepartout naar de haven Victoria geslenterd, stilstaande, om de palankijns te zien en de kruiwagens met zeilen, die nog in het hemelsche rijk in gebruik zijn, en al die Chineezen, Japanners en Europeanen, welke zich in de straten der stad verdringen. Nagenoeg hetzelfde als te Bombay en te Calcutta vond hij ook hier. Engelsche steden zijn dan ook over de geheele wereld gezaaid. Passepartout kwam in de Victoria-haven; hij vond daar een menigte Amerikaansche, Engelsche, Fransche en Hollandsche vaartuigen, zoowel oorlogs- als koopvaardijschepen, Japansche en Chineesche booten, jonken, sempa's panka's en zelfs booten met bloemen, die drijvende bloemperken in dit water schenen te vormen. Op zijne wandeling merkte Passepartout een aantal inboorlingen op in het geel gekleed, die allen reeds op gevorderden leeftijd waren. Van een Chineesch barbier, door wien hij zich liet scheren, en die tamelijk goed Engelsch sprak, vernam hij dat zij allen boven de tachtig jaar oud waren en dat zij op dien leeftijd het recht hadden zich in de keizerlijke kleur, geel, te kleeden. Passepartout vond het zeer dwaas, al wist hij ook niet waarom. Toen hij geschoren was, begaf hij zich aan boord van de Carnatic en daar vond hij den heer Fix heen en weer wandelende op het dek. Op zich zelf was dit niets vreemds, maar op het gelaat van den inspecteur waren duidelijke sporen van groote teleurstelling merkbaar. ‘Geen wonder,' dacht Passepartout, ‘alles loopt ook slecht voor de heeren van de Reform-club; alles loopt ons mee.' En hij sprak Fix aan met een vroolijk gelaat, als scheen hij het knorrig uitzicht van den inspecteur niet op te merken. Deze nu had maar al te gegronde redenen, om de kans te verwenschen, die zich voortdurend tegen hem verklaarde. Het leed geen twijfel of het mandaat volgde hem, maar het kon hem niet bereiken, dan wanneer hij in deze of gene stad halt hield. Hong-Kong was het laatste Engelsche grondgebied, dat zij op hun tocht aandeden en Fogg zou hem ontsnappen, indien het hem niet gelukte dezen hier te doen achterblijven. ‘Welnu, mijnheer Fix, hebt ge besloten ons naar Yokohama te vergezellen?' vroeg Passepartout. ‘Ja,' antwoordde Fix met kwalijk verbeten woede. ‘Kom aan,' riep Passepartout, hartelijk lachende. ‘Ik wist wel dat gij niet van ons kondt scheiden. Laten wij nu samen maar plaats gaan nemen.' Beiden begaven zich toen naar het plaats-bureau aan wal en bespraken vier hutten. De bureaulist deelde hun echter mede dat, daar de herstellingen van de Carnatic waren voltooid, de mailboot dien avond ten acht ure zou vertrekken en niet den anderen morgen, zooals eerst was aangekondigd. ‘Zeer goed,' zeide Passepartout. ‘dat zal mijn meester bevallen, ik zal hem dadelijk gaan waarschuwen.' Toen Fix dit hoorde, besloot hij eene uiterste poging te wagen en alles aan Passepartout te zeggen; dit was misschien het eenige middel om Phileas Fogg nog eenige dagen te Hong-Kong te houden. Het bureau verlatende, stelde Fix zijn reisgezel voor, eenige ververschingen te gaan gebruiken in eene naburige herberg. Passepartout had den tijd en nam de uitnoodiging van Fix aan. De herberg lag aan de kade en zag er uitlokkend uit Zij traden er binnen. Het was eene groote net versierde zaal, aan welker uiteinde men een lang rustbed zag met kussens, waarop verscheidene personen lagen te slapen. Een dertigtal bezoekers waren aan kleine tafeltjes van gevlochten matwerk gezeten. Sommigen dronken Engelsch bier, ale of porter, anderen sterken drank, jenever of brandewijn. Bovendien rookten de meesten lange rood aarden pijpen, die gestopt waren met balletjes opium en oranjebloesem. Van tijd tot tijd zag men een der rookers onder tafel glijden; dan kwamen de knechts, namen hem bij het hoofd en de voeten en legden hem op het rustbed bij de andere slapers neder. Een twintigtal van die dronkaards lagen daar reeds roerloos naast elkander, in de laatste phase van verdooving. Fix en Passepartout begrepen dat zij eene herberg waren binnengetreden, die gewoonlijk bezocht werd door de ongelukkigen, welke door het opium-schuiven worden bedwelmd, waarvan het handeldrijvende Engeland jaarlijks voor honderd dertig millioen gulden verkoopt. Ongelukkige millioenen, welke geheven worden met behulp van een der noodlottigste menschelijke hartstochten! Het Chineesche Gouvernement heeft zulk een misbruik door strenge wetten wel zoeken te verhelpen, maar te vergeefs. Het gebruik van opium, dat eerst slechts onder het bereik van den aanzienlijken stand was, drong van lieverlede ook door tot de lagere klassen en nu is er geen einde meer aan de buitensporigheid door deze bedreven. Overal en altijd schuift men in het Hemelsche Rijk opium. Mannen en vrouwen geven zich aan dezen verderfelijken hartstocht over, en wanneer zij eenmaal aan die inademing gewoon zijn, kunnen zij er ook niet meer buiten, of zij lijden aan vreeselijke maagkrampen. Een goed rooker kan acht pijpen daags rooken, maar hij sterft dan ook binnen vijf jaar. In zulk eene herberg nu, waarvan er zeer velen in Hong-Kong zijn, waren Fix en Passepartout binnengegaan, met het doel om zich een weinig te verfrisschen. Passepartout had geen geld bij zich, maar hij maakte gaarne van de mildheid van zijn reisgezel gebruik, die hij hem bij gelegenheid hoopte te vergelden. Men bestelde twee flesschen portwijn, waaraan de Franschman zich te goed deed, terwijl Fix, die matiger was, hem met de grootste aandacht gadesloeg. Men praatte over allerlei zaken, maar vooral over den goeden inval van Fix om ook eene plaats op de Carnatic te bespreken. En toen zij over de stoomboot, welker vertrek eenige uren was vervroegd, uitgepraat en de flesschen ledig waren, besloot Passepartout zijn meester te gaan waarschuwen, dat zij binnen een paar uur vertrekken zou. Maar Fix hield hem terug. ‘Een oogenblik,' zeide hij. ‘Wat wilt gij, mijnheer Fix?' ‘Ik heb nog over ernstige zaken met u te praten. ' ‘Ernstige zaken,' herhaalde Passepartout, zijn glas uitdrinkende, waarin nog enkele druppels waren. ‘Welnu, daar zullen wij morgen wel eens over spreken, ik heb nu geen tijd meer' ‘Neen, nu,' antwoordde Fix, ‘want het geldt uw meester.' Passepartout keek op dit gezegde Fix scherp in de oogen. Het gelaat van Fix maakte op hem een zonderlingen indruk. Hij ging weder zitten. ‘Wat hebt gij mij te zeggen?' vroeg hij. Fix legde zijne hand op den arm van zijn reisgezel en op fluisterenden toon vroeg hij: ‘Gij hebt geraden wie ik ben?' ‘Wel zeker,' antwoordde Passepartout glimlachend ‘Dan zal ik u alles bekennen.' ‘Nu ik alles weet, vriendje! Wel nu, nog mooier. Maar ga je gang. Eerst echter moet ge mij de opmerking vergunnen, dat die heeren noodelooze onkosten hebben gemaakt!' ‘Noodeloos,' herhaalde Fix, ‘ge spreekt er gemakkelijk over. Men kan wel zien, dat gij niet weet welk eene som er mede gemoeid is.' ‘Wel zeker, weet ik dat. Twintig duizend pond.' ‘Vijf en vijftig duizend!' sprak Fix, de hand van den Franschman drukkende ‘Wat!' riep Passepartout ‘Mijnheer Fogg zou het gewaagd hebben... vijf en vijftig duizend pond! .. Welnu, eene reden te meer om geen oogenblik tijd te verliezen,' eindigde hij en stond weder op. ‘Vijf en vijftig duizend pond!' herhaalde Fix, die Passepartout dwong weder plaats te nemen, na eene flesch brandewijn te hebben besteld, ‘en als ik slaag, krijg ik eene belooning van twee duizend. Wilt gij er vijf honderd van, onder voorwaarde dat gij mij helpt?' ‘U helpen!' riep Passepartout uit, wiens oogen bovennatuurlijk groot werden. ‘Ja, mij helpen om dien Fogg eenige dagen te Hong-Kong op te houden.' ‘Wat?' zeide Passepartout; ‘wat verlangt gij? Niet genoeg, dat zij mijn meester doen volgen en zijne goede trouw verdenken, zouden die heeren hem nu ook moeielijkheden in den weg willen leggen! Ik schaam mij over hen.' ‘Maar wat meent ge dan toch?' vroeg Fix. ‘Wat ik meen? Dat dit een gemeene streek is. Men had even goed hem kunnen bestelen; het geld uit zijn zak kunnen halen.' ‘En dat denk ik dan ook te doen.' ‘Maar dat is een verraderlijke streek!' riep Passepartout uit, die onder den invloed van den brandewijn opgewonden raakte, want Fix had hem blijven inschenken en hij dronk zonder het te weten. ‘Dat is een verraderlijke, gemeene streek! En dat zijn gentlemen en collega's!' Fix begreep er niets meer van. ‘Collega's,' vervolgde Passepartout; ‘leden van de Reform-club! Vergeet niet, mijnheer Fix, dat mijn meester een eerlijk man is en wanneer hij eene weddenschap aangaat, wil hij die op loyale wijze winnen.' ‘Maar wie denkt gij dan dat ik ben?' vroeg Fix, Passepartout strak aanziende. ‘Wel een agent van de leden der Reform-club, die in last heeft de reis van mijn meester te controleeren, eene zeer vernederende taak. Ik heb dan ook, hoewel ik zeer goed begrepen heb wie gij waart, mij wel gewacht dit aan den heer Fogg mede te deelen.' ‘Weet hij niets?' vroeg Fix levendig. ‘Niets,' antwoordde Passepartout, nogmaals zijn glas ledigende. De inspecteur van politie wreef met zijne hand over zijn voorhoofd. Hij aarzelde verder te gaan. Wat zou hij doen? De dwaling van Passepartout scheen oprecht, maar zij maakte het volvoeren van zijn plan gemakkelijker. Blijkbaar sprak de knecht volkomen ter goeder trouw en was hij geen medeplichtige van zijn meester, wat Fix had kunnen vreezen. ‘Welnu,' dacht hij, ‘als hij zijn medeplichtige niet is, zal hij mij helpen.' De detective was nu tot een ander besluit gekomen. Bovendien hij had geen tijd meer om te dralen. Tot elken prijs moest hij Fogg te Hong-Kong houden. ‘Hoor,' zeide Fix; ‘luister goed naar hetgeen ik zeggen zal. Ik ben niet degeen waarvoor gij mij houdt, namelijk een agent van de leden der Reform-club. ' ‘Ei!' antwoordde Passepartout, hem spottend aanziende. ‘Ik ben inspecteur van politie, belast met eene zending, die mij door het hoofdbestuur te Londen is opgedragen.' ‘Gij! inspecteur van politie!' ‘Ja; als gij nog twijfelt, ziehier mijne aanstelling.' De agent haalde daarop een papier uit zijne portefeuille te voorschijn en liet aan Passepartout zijne aanstelling zien, door het hoofdbestuur te Londen geteekend. Passepartout was geheel onthutst en zag Fix aan zonder een woord te kunnen uiten. ‘De weddenschap van dien Fogg,' ging Fix voort, ‘is slechts een voorwendsel, waarvan gij dupe zijt, gij zoowel als de leden van de Reform-club, want hij had er belang bij om zich van uwe onschuldige medeplichtigheid te verzekeren. ' ‘Maar waarom?' riep Passepartout uit. ‘Luister. Den 28en September l.l. is er eene som van vijf en vijftig duizend pond aan de Engelsche Bank ontstolen door een persoon, wiens signalement men heeft kunnen opmaken. Welnu, zie dat signalement; het is trek voor trek dat van Fogg.' ‘Onmogelijk!' riep Passepartout, met zijn stevige vuist op tafel slaande. ‘Mijn meester is de eerlijkste man ter wereld.' ‘Wat weet gij daarvan?' hernam Fix. ‘Gij kent hem zelfs niet. Gij zijt bij hem in dienst getreden op den dag zelven, dat hij op reis ging en hij is in overijling vertrokken onder een allerbelachelijkst voorwendsel, zonder koffers en met een grooten zak bankbiljetten, en ge durft zeggen, dat hij een eerlijk man is.' ‘Ja, dat is hij,' herhaalde de arme knecht werktuigelijk. ‘Wilt gij dan als zijn medeplichtige in hechtenis worden genomen?' Passepartout hield zijn hoofd met beide handen vast. Hij was onherkenbaar. Hij durfde den inspecteur van politie niet aanzien. Phileas Fogg een dief, hij de redder van Aouda, die edelmoedige man! En toch welk een vermoeden rustte op hem! Passepartout trachtte de overdenking, die ook bij hem oprees, te weren. Hij kon niet gelooven aan de schuld van zijn meester. ‘En wat woudt gij nu van mij?' vroeg hij aan den inspecteur, eene laatste poging doende om zich te bedwingen. ‘Dit,' antwoordde Fix. ‘Ik heb tot hiertoe het spoor van dien Fogg gevolgd, maar ik heb de volmacht om hem in hechtenis te nemen nog niet uit Londen ontvangen. Gij moet mij helpen om hem te Hong-Kong te doen blijven.' ‘Ik! Ik zou...' ‘En dan deel ik met u de premie van twee duizend pond, door de Engelsche bank uigeloofd.' ‘Nooit!' antwoordde Passepartout, die wilde opstaan, maar nederzonk en gevoelde dat zijn verstand en zijne krachten beiden hem begeven hadden. ‘Mijnheer,' Fix,' stotterde hij, ‘al was alles waar wat gij mij gezegd hebt, al was mijnheer Fogg de dief dien gij zoekt, wat ik ontken... ik ben in zijn dienst... ik heb gezien, dat hij goed en edelmoedig was... hem verraden... nooit... neen voor al het goud der aarde... ik ben van een dorp, waar dat brood niet gebakken wordt...' ‘Gij weigert?' ‘Ik weiger.' ‘Laten wij het er dan maar voor houden, dat ik niets gezegd heb en een glas drinken.' Passepartout gevoelde, dat hij hoe langer hoe meer onder den invloed van den drank kwam. Fix, die begreep, dat hij hem volstrekt van zijn meester moest scheiden, wilde hem geheel bedwelmen. Op de tafel lagen een paar pijpen opium. Fix stopte er hem eene in de hand. Passepartout nam ze werktuiglijk aan, stak ze in den mond, deed eenige trekken en viel toen onder den invloed van den verdoovenden geur voorover. ‘Eindelijk,' zeide Fix, toen hij Passepartout buiten kennis zag; ‘Fogg zal van het vertrek der Carnatic geen kennis dragen en als hij toch vertrekt, zal het niet zijn door behulp van dien verwenschten Franschman.' Daarop betaalde hij de vertering en ging heen.