×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.

image

Een Coquette Vrouw van Carry van Bruggen, Hoofdstuk 10

Hoofdstuk 10

Trillend van nerveus ongeduld zat Ina in den vollen, smoor-warmen coupé -, en telkens wanneer de trage trein op een brug of kruispunt wachten moest, balden zich haar vuisten; kromde ze in krampachtige drift de teenen in haar schoenen. Het was nu al kwart voor zes -, vijf uur kwam Egbert -, half zes was hun etenstijd -, het was nog nooit,sinds ze elkander kenden, gebeurd dat hij thuiskwam en haar niet wachtende vond. Wat moest ze zeggen, hoe zich verantwoorden en verweren? Ze was dien middag bij Paul geweest en hij had den tijd vergeten. Zij vergat dien niet, zij dacht in schertsen en ernstig spreken altijddoor met angst aan den trein, dien ze zou missen, maar ze wilde hem er niet telkens aan herinneren -, hij verdroeg dat zoo slecht, het maakte hem zoo prikkelbaar, dat zij zoo weinig onafhankelijk was - ze wilde niet altijd met de herinnering aan de bezwaren en eischen van haar gebonden echtelijk leven de harmonie van hun karig samenzijn storen. Eenmaal, in den aanvang had hij haar genoemd ‘een lust voor zijn oogen en een lust voor zijn geest,' en toen had ze zich in geestdriftige vervoering voorgenomen, dat ze dit inderdaad wezen en blijven zou -, ze wilde niet zijn een ‘getrouwde vrouw', die haar vriend lastig valt met klachtjes en zorgjes, leuterend in tranen over de tyrannie van haar man, de spotternijen van vrienden en buren, de hoonende blikken van de meid. Zoo een had hij vroeger ontmoet -, hij had haar met een openhartigheid, die haar tot tranen roerde, beleden!-, en alles wat ze deed geschiedde met den toeleg, dat hij haar ‘ontvoeren' zou. Daarom had hij zoo gauw genoeg van haar gehad! En Ina had hem daarop beloofd, en zich voorgenomen, dat ze nooit vragen en alleen geven zou -, want ze wilde boven die andere uitmunten, zich van haar onderscheiden, hem toonen wat een vrouw zijn kan en geven kan. Hij had immers bijkans allen, die hij kende, op den duur onbelangrijk en vervelend gevonden, haar mocht hij nooit onbelangrijk en vervelend gaan vinden. Zoolang de trein regelmatig en naar hetscheen in versneld tempo was voortgegaan en het voorbijschieten van palen en borden met afbeeldingen langs de baan haar een kalmeerend gevoel van haastig naderen gaf -, had ze betrekkelijk rustig kunnen denken, het hoofd naar het raam gewend, het praten en zoemen in den vollen coupé achter zich al niet meer hoorend -, maar nu hokte het opnieuw, gierend en knarsend kwam de machine tot stilstand en het bloed vloog haar gloeiend naar het hoofd, ze knarste de kiezen opeen van machtelooze razernij. Wat zou Egbert zeggen-, hoe zou hij haar ontvangen! Het kon nog wel een uur langer duren eer ze thuis kwam. Wat had ze zich gehaast, om op tijd te zijn, gedreven door haar angst - teruggehouden door Paul's donker en ontstemd gezicht. Ze was, hervoelde ze, er ongeduldig om geworden. Wat verlangde hij dan -, dat ze huis en kind verwaarloozen zou? Zou hij van haar houden kunnen als ze een slechte moeder was? En Egbert -, hij wist wel, dat ze nu en dan naar buiten ging naar Paul -, ze vertelde hem naderhand wel van hun gesprekken, en sloeg daar dan een luchtigen toon bij aan, als gold het iets volkomen natuurlijks en oorbaars; ze beoogde ook hem voortdurend den indruk te geven als zocht ze bij Paul alleen gedachtenwisseling, om zijn eigenliefde te sparen. Het kon hem dan toch niet anders dan natuurlijk schijnen, dat ze bij een ander iets zocht, waar hij niets voor voelde en nooit voor had gevoeld. Zoo misleidde ze hem, want die voorstelling was misleiding, terwille van haar eigen rust, om verwijt te ontgaan, uit schaamte ook, maar vooral ter wille van die gekrenkte eigenliefde, welke ze zoozeer natuurlijk vond in een man, wiens vrouw een ander de voorkeur geeft boven hem. Dit laatste ontkende ze dan ook hardnekkig, beleed het nauwelijks zichzelf en wist eigenlijk niet of het zoo was. De trein ging verder -, Ina's gedachten effenden zich weer en vloeiden glad -, in een droomerige verbazing herdacht ze de Februari-maand en het begin van Maart, die eerste dagen met hun wonderlijk-krachtigen smaak, die een verwijding en verrijking van haar wezen met zich hadden gebracht, waarin beloften van eeuwigheid schenen besloten, En toch... Den eersten avond aan het knappend vuur had ze naar zijn sterke, smalle handen gestaard, als had ze nimmer mannenhanden aanschouwd -, had ze het gevoel gehad, dat ietsin hem en aan hem, ontastbaar maar onmiskenbaar, hem onderscheidde van alle andere mannen in de wereld. Waar was dat gevoel gevaren -, wanneer en waardoor mocht het zijn geluwd, afgenomen, verdwenen? Ze wist het niet -, ze wist alleen dat het er nu niet meer was, dat ze nooit meer iets wonderlijks aan hem bespeurde. Toch hadden ze in de lente en in den zomer zoete uren tezamen doorleefd, maar zoo haastig en zoo schaarsch en zoo verborgen! Toen ze pas weer in de stad waren, had ze Paul een keer ten eten mogen vragen en zich uitbundig verblijd in dat bezoek, zonder dat ze het durfde toonen, bij voorbaat beschaamd door Egberts spottende blikken en schampere opmerkingen. Ze had het nauwelijks gewaagd, de tafel met bloemen te sieren en een feestelijke japon aan te trekken. Paul was allerinnemendst geweest, en Egbert merkbaar koel -, na Pauls vertrek had ze tegen haar beter verstand in Egberts oordeel over hem gevraagd. ‘Nogal een kwast,' had Egbert achteloos geantwoord, ‘maar wel volkomen in stijl met zijn witte orchideeën en zijn Latijnsche rijmelarij -, dat moet ik erkennen.' Ze had zich bedwongen, maar was toch in kalme bewoordingen tegen die plompe geringschatting opgekomen; Egbert had alleen de schouders opgehaald. ‘Ja, dat je verliefd op hem bent, dat is nu al wel zoo klaar als een klontje -, en dat je je aan hem opdringt, dat is ook duidelijk genoeg en dat zal hij zelf ook wel bemerkt hebben -, vandaar de bloemetjes en de klassieke voor-de-mal-houderij. Of meen je soms, dat hij een andere, fatsoenlijke, getrouwde vrouw, als hij haar nog geen week kende en zelfs nog niet aan haar man was voorgesteld met die nonsens had durven aankomen?' Alles herinnerde ze zich van dat gesprek. Het schamper verwijten van wat het vorig jaar op het feest was voorgevallen, van haar zotte ijdelheid, die met de grofste vleierij genoegen nam -, de herhaalde betuiging, dat zij natuurlijk doen kon wat ze verkoos, als ze hem er maar buiten liet -, als hij ‘dien jongen' maar niet meer in zijn huis behoefde te zien! En hoe zonderling, dat ze, nadat de eerste drift was gezakt, het gevoel niet van zich af had kunnen zetten, als was Egbert in zijn volle recht geweest, zoo tot haar te spreken -, en toen Paul, den eersten keer dat ze hem na dien keer weer zag, hatelijk over Egbert wilde uitvallen, had ze Egbert verdedigd met zooveel warmte, dat Paul ontstemd gezwegen had en dat hun samenzijn van dien dag er onherroepelijk door was verstoord. Egbert had recht op haar, dat stond vast -, en van Pauls rechten wilde haar gevoel nimmer iets weten, hoe vaak de nuchtere billijkheid haar die ook voorhield. Aan Egbert was ze door hun verleden, het kind dat van hen samen was, de gemeenschappelijke zorgen, het gemeenschappelijk leven verbonden. Hoe ze ook als ze samen waren tegen hem opstaan en razen mocht, tegenover anderen verloochende ze hem niet, en ze klaagde minder dan tot haar eigen rechtvaardiging geoorloofd zou zijn geweest. Van haar omgang met Paul had ze zich een voortdurende en blijde verheffing gedroomd, boven het benepen dagelijksch leven vol van zorgen en netelig getob -, hem wilde ze alleen het schoone, het vlekkelooze, het romantisch-bekoor-lijke en lieflijke van haar wezen toonen, en onbewust vergde ze die houding ook van hem tegenover haar -, doch hij was niet altijd in spreken en in doen vlekkeloos, bevallig en romantisch-lieflijk -, hij vertelde wel eens schandaaltjes van vrienden of zei loszinnige dingen, en dan werd ze altijd een botten wrevel en onverwinbaren tegenzin in zichzelf gewaar. Voelde ze dan niets werkelijks voor hem, dat ze zoo weinig kon verdragen? Ze kon er zich geen rekenschap van geven. De verloopen maanden waren niet licht geweest. Ze wilde zoo gaarne hun beiden, Paul en Egbert, geven wat hen gelukkig maken kon en ze deed voor beiden het uiterste van wat ze vermocht. Ze had Paul geschreven, wat ze hem moeilijk van aangezicht tot aangezicht zeggen kon -, dat ze niet wilde, niet kon voor hem wezen wat de menschen noemden zijn minnares. Dat was in den aanvang geweest en Paul had geestdriftig beloofd, dat hij haar besluit eerbiedigde -, doch Ina meende later te hebben gevoeld, dat de standvastigheid, waarmee ze zich aan zijn verlokkingen onttrok, hem teleurstelde. Was het uit een redeloos gevoel van deugd -, was het uit afkeer tegen het halve en steelsche, het onschoone ‘overspel' in eene wereld, waar elk ordentelijk ding zijn plaats heeft, als de doozen in een garenwinkel, doch waar voor het buiten-sporige geen oorlof en geen ruimte is, of kon haar droom van ideale wederzijdsche vereering in geen geval de gedachte aan eenige zinnelijke werkelijkheid verdragen zonder hopeloos en voor goed verstoord te worden? Ze vroeg het zich af en wist het niet -, ze wist alleen wat ze tot elken prijs niet wilde -, maar omdat ze voelde dat het Paul teleurstelde en griefde, liet ze zich altijd weer opnieuw halverwege op paden verlokken, die ze tot hun einde toe niet dorst en wilde gaan. Dat bracht dan allerlei onrust en verwarring in haar te weeg, een onwaardig, laf en kwezelig wikken van wat wèl en van wat niet ‘mocht' hoever ze kon gaan, zonder zich schuldig te voelen, zonder ‘echtbreuk' te hebben gepleegd en liet haar weinig onvermengd geluk. Er waren dagen dat het kalme, huiselijke zijn met Egbert zonder spanning of exaltatie haar een verkwikking was na een nerveus-omgepraten middag bij Paul-, was Egbert dan verliefd, dan liet ze zich gemakkelijk verteederen -, en had het gevoel alsof ze met Egbert Paul ‘bedroog', zooals ze op andere tijden het gevoel had als bedroog ze met Paul haar man. Niet zelden drong het besef van hetlijke en belachelijke van die zonderling-verweven gevoelens en verhoudingen tot haar door -, en toch dacht ze er niet aan, met Paul te breken. Want onrust en verwarring, zelfsleed en bitterheid beduidden toch altijd bewogenheid en verwachting, onzekerheid en hoop altezamen: leven - maar was hij er niet langer, dan zou er weer alleen het enge, vlakke bestaan overblijven. En ook was hij nu aan haar gehecht, en moest ze ook met zijn wenschen en rechten rekening houden. Zoo ging ze dan voort met haar geregelde afspraken en met Egbert nu en dan terloops van haar bezoeken te vertellen, ten einde zichzelf te doen gelooven dat ze ‘eerlijk' was-, en hem-en-haar de illusie te laten, dat ze geen geheimen voor elkander hadden. Maar Egbert gaf alleen bijtende, ironische of geheel geen antwoorden, zoodat ze zich ten leste schaamde en begrijpend dat het spreken hem toch nog dieper griefde tot zwijgen en verbergen besloot. Vandaag zou ze niet kunnen zwijgen en nu haar denken weer uitvloog naar dat moment van thuiskomen, scheen het dat haar hart een oogenblik hokte en daarna het bloed heet naar haar hersensjoeg. Wat ze vreesde waren de kwetsende, vernederende woorden en haar eigen schaamvol schuldgevoel, die ze niet weerleggen dorst. Of als hij eens onverzoenlijk bleek en haar dreigde dat hij scheiden wilde? Ze liet even de mogelijkheid tot zich komen, maar haar gevoel weigerde ze te aanvaarden. Scheiden -, zij en Egbert van elkaar weg, het was dwaas, het was ondenkbaar. Trok de gedachte aan een mogelijk huwelijk met Paul haar dan niet aan? In één huis met hem -, reizen met hem, altijddoor samen met hem? Ze trachtte het zich in te denken -, maar ze voelde daardoor te scherper dat er geen vertrouwelijkheid bestond tusschen haar en Paul. De tegenkant van haar wil, voor hem te zijn ‘een lust voor zijn oogen en een lust voor zijn geest' en van haar verlangen dat hij dit ook voor haar zou wezen en dat ze tezamen het leven omhoogbeuren, fijner, glanzender bevalliger en ook nobeler en dieper en zoeter maken zouden -, was een altijddurende gedwongenheid, het versteken van elk ding dat aan die eischen van fijnheid en bevalligheid niet beantwoorden kon. Daardoor had hij haar nooit gezien zooals ze toch ook wezen kon: nukkig en driftig -, of ook ongekleed of geeuwend of op welke wijze ook alledaagsch en plat -, en door haar voortdurend verlangen al het alledaagsche en platte uit hun verhouding weg te houden -, uit hun gesprekken te weren -, een verlangen dat zij-zelf niet geheel en niet altijd begreep, was haar geest na elk samenzijn vemoeid van te groote inspanning, te sterke bewustheid, van altijd door geestig en vernuftig en teeder te hebben willen zijn, van altijd door te hebben willen schitteren en bekoren. Tezamen zwijgen hadden ze nog niet geleerd. Met Egbert leefde ze onbewust, zonder inspanning of opwinding, met hem deelde ze de tallooze zorgjes voor gezin en kind -, en die voortdurende wisselstroom van gevoel en overleg - beuzelig en gering op het oog -, had een sterken band tusschen hen geweven, die haast onverbrekelijk scheen. Paul dacht dat ze uitsluitend bij Egbert bleef om hun kind -, en zij liet hem dien waan, die immers weer zijn eigenliefde op schuldelooze wijze streelde en haar in zijn oog grooter waarde gaf -, doch de waarheid was dat haar hart voor Egbert stemde, altijd en blindelings. Het was over zeven uur, toen ze met benauwd bonzend hart hijgend haar huis bereikte. Er werd niet dadelijk op haar bellen gehoor gegeven -, en opeens bedacht ze, dat Egbert wel kon zijn uitgegaan -, dit leek haar erger dan alles en ze wist, dat zij-zelf het dan ook in huis niet zou kunnen harden. Ze belde nog eens en de deur werd opengetrokken -, gretig door het smalle, halfverlichte trapgat omhoog kijkend zag ze dat Egbert zelf had opengedaan -, maar dadelijk zonder woord of groet naar binnen was verdwenen. Toen ze even later duizelig van hetstormend trap-penklimmen de kamer inkwam, zat hij daar met zijn boek onder de lamp, als was hij niet van zijn stoel op geweest en als was er niemand binnengekomen. Trillend van opkomende drift bleef ze staan, toen keek hij op, haalde met een hoonlachje zijn horloge uit, keek er veelbeduidend op en stak het daarna bedaard weer bij zich. Dit gezicht deed haar elk zelfbedwang verliezen, alle berouw was uit haar weggezweept, ze werd wit en viel hikkend uit, dat ze zoo niet wilde ontvangen worden, dat ze even precies als hij wist hoe laat het was, dat ze zich had verlaat -, iets wat iedereen kon overkomen -, dat ze ten slotte haar eigen baas was -, tot haar stem alle klank verloor, haar borst gierend hijgde naar adem en ze afgemat neerviel in een stoel. ‘Mensch, bedaar' smaalde Egbert, ‘stel je niet aan. Je weet toch al lang, dat ik mij niet door jouw zenuwbuien laat intimideeren. En ik heb je maar één ding te zeggen -, dan kan je daarna razen zooveel als je wilt, al behoefje dan niet op een woord antwoord meer te rekenen -, dit heb ik je te zeggen: dat gedonder met dien jongen moet uit zijn. Ik verkies het niet langer. Ik wil graag gelooven, dat het in alle eer en deugd toegaat -, God, je hoeft niet op te stuiven, ik meen het net als ik het zeg, je hebt eenvoudig geen temperament voor wat anders -, alles draait bij jou alleen maar om je vooze ijdelheid -, maar ik bedank ervoor om in mijn eigen huis verwaarloosd te worden. Ik heb je gezegd, dat ik je je gang zou laten gaan, zoolang als ik er niets van merk -, maar nu is het uit -, dat kun je je voorgezegd houden.' ‘En als ik mij dat nu eens niet voor gezegd hou?' ‘Wat bedoel je?' ‘Wel, ik kan toch ook zonder je hooggewaardeerde toestemming mijn eigen gang gaan.' ‘Zou je denken? Dan zal ik je nog eens wat zeggen. Als jij morgen dien jongen niet hebt geschreven en aan de heele geschiedenis radikaal een eind gemaakt -, dan schrijf ik hem overmorgen. Duidelijk nietwaar?' ‘Bijzonder duidelijk,' haar stem was klankloos, haar lippen trilden in witgloeiende drift, ‘en wat ben je dan van plan te schrijven?' ‘Dat kan je veilig aan mij overlaten. Ik vraag jou ook niet naar je brieven.' ‘Zou het in elk geval niet beter zijn, als ik hem van een dergelijke beslissing mondeling op de hoogte stel? Want tot een brief van jou laat ik het in elk geval niet komen. En dat weet je -, en daarmee heb je mij in je macht -, en daar maak je misbruik van.' ‘Goed, goed,' zei hij met een wrevelig-verachtelijk gebaar, ‘misbruik, machts-misbruik, hoe zei je? allestot je dienst.Je groote woorden en je gekakel laten me koud -, dat kan je weten en het verbaast mij, dat zoo'n scherpe geest zich alles zoo vaak moet laten zeggen.' Ina haalde zwaar adem, maar bedwong zich. Al haar wil was samengetrokken op het verlangen, het schrijven van dien brief te ontgaan -, en niet te schreien, wat hem zoo sterk maakte en haar zoo week. ‘Ik zeg niet anders, dan dat ik het beter vind het hem zelf te vertellen, als je het absoluut onverdraaglijk vind, dat ik langer...' ‘Ik zie er de noodzakelijkheid niet van in.' ‘Maar ik' barstte ze fel uit. ‘Naar jouw meening wordt op het oogenblik niet meer gevraagd. Wanneer jij je als een klein kind gedraagt -, om het maar niet erger te noemen -, dan moet je ook maar als een klein kind behandeld worden. En daarmee is geloof ik de zaak voldoende toegelicht.' Ina sidderde in haar heele lijf en zweeg. Haar hoofd scheen op barsten te staan -, rood vlamde de moorddadige drift voor haar oogen, haar vingers kromden als klauwen. Ze had het gevoel, dat ze hem geworgd zou hebben -, als ze niet was opgestaan en weggegaan.

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 10 Chapter 10 Bölüm 10

Trillend van nerveus ongeduld zat Ina in den vollen, smoor-warmen coupé -, en telkens wanneer de trage trein op een brug of kruispunt wachten moest, balden zich haar vuisten; kromde ze in krampachtige drift de teenen in haar schoenen. Trembling with nervous impatience, Ina sat in the full, stiflingly warm compartment -, and whenever the slow train had to wait at a bridge or crossroads, her fists balled up; in convulsive frenzy, she bent the toes in her shoes. Het was nu al kwart voor zes -, vijf uur kwam Egbert -, half zes was hun etenstijd -, het was nog nooit,sinds ze elkander kenden, gebeurd dat hij thuiskwam en haar niet wachtende vond. It was a quarter to six now -, five o'clock Egbert came -, half past five was their dinner time -, it had never,since they had known each other, happened that he came home and did not find her waiting. Wat moest ze zeggen, hoe zich verantwoorden en verweren? What was she to say, how to answer and defend herself? Ze was dien middag bij Paul geweest en hij had den tijd vergeten. She had been with Paul that afternoon and he had forgotten the time. Zij vergat dien niet, zij dacht in schertsen en ernstig spreken altijddoor met angst aan den trein, dien ze zou missen, maar ze wilde hem er niet telkens aan herinneren -, hij verdroeg dat zoo slecht, het maakte hem zoo prikkelbaar, dat zij zoo weinig onafhankelijk was - ze wilde niet altijd met de herinnering aan de bezwaren en eischen van haar gebonden echtelijk leven de harmonie van hun karig samenzijn storen. She did not forget it, she always thought in jest and in earnest of the train she would miss, but she did not want to keep reminding him of it - he endured it so badly, it made him so irritable, that she was so little independent - she did not want to always disturb the harmony of their scanty togetherness with the memory of the objections and demands of her bounded conjugal life. Eenmaal, in den aanvang had hij haar genoemd ‘een lust voor zijn oogen en een lust voor zijn geest,' en toen had ze zich in geestdriftige vervoering voorgenomen, dat ze dit inderdaad wezen en blijven zou -, ze wilde niet zijn een ‘getrouwde vrouw', die haar vriend lastig valt met klachtjes en zorgjes, leuterend in tranen over de tyrannie van haar man, de spotternijen van vrienden en buren, de hoonende blikken van de meid. Once, in the beginning, he had called her "a delight to his eyes and a delight to his mind," and then she had resolved in eager rapture that she would indeed be and remain so -, she did not want to be a "married woman," troubling her friend with complaints and cares, leering in tears over her husband's tyranny, the mockeries of friends and neighbors, the scornful glances of the maid. Zoo een had hij vroeger ontmoet -, hij had haar met een openhartigheid, die haar tot tranen roerde, beleden!-, en alles wat ze deed geschiedde met den toeleg, dat hij haar ‘ontvoeren' zou. Such a one he had met before -, he had confessed to her with a frankness that moved her to tears! -, and everything she did was done with the intention that he would "kidnap" her. Daarom had hij zoo gauw genoeg van haar gehad! That's why he had had enough of her so soon! En Ina had hem daarop beloofd, en zich voorgenomen, dat ze nooit vragen en alleen geven zou -, want ze wilde boven die andere uitmunten, zich van haar onderscheiden, hem toonen wat een vrouw zijn kan en geven kan. And Ina had promised him thereupon, and resolved that she would never ask and only give - because she wanted to stand out above the others, to distinguish herself from her, to show him what a woman can be and give. Hij had immers bijkans allen, die hij kende, op den duur onbelangrijk en vervelend gevonden, haar mocht hij nooit onbelangrijk en vervelend gaan vinden. After all, he had found almost everyone he knew unimportant and annoying in the long run; he was never allowed to find her unimportant and annoying. Zoolang de trein regelmatig en naar hetscheen in versneld tempo was voortgegaan en het voorbijschieten van palen en borden met afbeeldingen langs de baan haar een kalmeerend gevoel van haastig naderen gaf -, had ze betrekkelijk rustig kunnen denken, het hoofd naar het raam gewend, het praten en zoemen in den vollen coupé achter zich al niet meer hoorend -, maar nu hokte het opnieuw, gierend en knarsend kwam de machine tot stilstand en het bloed vloog haar gloeiend naar het hoofd, ze knarste de kiezen opeen van machtelooze razernij. As long as the train had been moving regularly and, it seemed, at an accelerated pace, and the passing of poles and signs with pictures along the track gave her a soothing feeling of rushing -, she had been able to think relatively calmly, turning her head to the window, no longer hearing the talking and buzzing in the crowded compartment behind her -, but now it was hopping again, the machine came to a halt and the blood rushed to her head, she gritted her teeth in helpless rage. Wat zou Egbert zeggen-, hoe zou hij haar ontvangen! What would Egbert say-, how would he receive her! Het kon nog wel een uur langer duren eer ze thuis kwam. It could be another hour before she got home. Wat had ze zich gehaast, om op tijd te zijn, gedreven door haar angst - teruggehouden door Paul's donker en ontstemd gezicht. How she had rushed, to be on time, driven by her fear - held back by Paul's dark and displeased face. Ze was, hervoelde ze, er ongeduldig om geworden. She had, she re-felt, grown impatient for it. Wat verlangde hij dan -, dat ze huis en kind verwaarloozen zou? What did he desire then -, that she should neglect home and child? Zou hij van haar houden kunnen als ze een slechte moeder was? Could he love her if she were a bad mother? En Egbert -, hij wist wel, dat ze nu en dan naar buiten ging naar Paul -, ze vertelde hem naderhand wel van hun gesprekken, en sloeg daar dan een luchtigen toon bij aan, als gold het iets volkomen natuurlijks en oorbaars; ze beoogde ook hem voortdurend den indruk te geven als zocht ze bij Paul alleen gedachtenwisseling, om zijn eigenliefde te sparen. And Egbert - he did know that she went out to Paul now and then - she told him about their conversations afterwards, in a light-hearted tone, as if it were something perfectly natural and audible; she also constantly tried to give him the impression that she was only looking for an exchange of ideas with Paul in order to spare his self-love. Het kon hem dan toch niet anders dan natuurlijk schijnen, dat ze bij een ander iets zocht, waar hij niets voor voelde en nooit voor had gevoeld. Surely, then, it could not but seem natural to him that she was looking for something in another that he felt nothing for and had never felt for. Zoo misleidde ze hem, want die voorstelling was misleiding, terwille van haar eigen rust, om verwijt te ontgaan, uit schaamte ook, maar vooral ter wille van die gekrenkte eigenliefde, welke ze zoozeer natuurlijk vond in een man, wiens vrouw een ander de voorkeur geeft boven hem. Thus she deceived him, for that representation was deception, for the sake of her own peace of mind, to avoid reproach, out of shame too, but above all for the sake of that wounded self-love, which she found so much natural in a man, whose wife favors another over him. Dit laatste ontkende ze dan ook hardnekkig, beleed het nauwelijks zichzelf en wist eigenlijk niet of het zoo was. The latter, then, she stubbornly denied, barely confessed it to herself and didn't actually know if it was so. De trein ging verder -, Ina's gedachten effenden zich weer en vloeiden glad -, in een droomerige verbazing herdacht ze de Februari-maand en het begin van Maart, die eerste dagen met hun wonderlijk-krachtigen smaak, die een verwijding en verrijking van haar wezen met zich hadden gebracht, waarin beloften van eeuwigheid schenen besloten, En toch... Den eersten avond aan het knappend vuur had ze naar zijn sterke, smalle handen gestaard, als had ze nimmer mannenhanden aanschouwd -, had ze het gevoel gehad, dat ietsin hem en aan hem, ontastbaar maar onmiskenbaar, hem onderscheidde van alle andere mannen in de wereld. The train went on -, Ina's thoughts levelled out again and flowed smoothly -, in dreamlike amazement she remembered the February month and the beginning of March, those first days with their wonderfully potent taste, which had brought with them a widening and enrichment of her being, in which promises of eternity seemed enclosed, And yet ... The first evening by the crackling fire she had stared at his strong, narrow hands, as if she had never seen men's hands -, she had felt that something in him and about him, intangible but unmistakable, distinguished him from all other men in the world. Waar was dat gevoel gevaren -, wanneer en waardoor mocht het zijn geluwd, afgenomen, verdwenen? Where was that feeling dangers -, when and by what might it have subsided, diminished, disappeared? Ze wist het niet -, ze wist alleen dat het er nu niet meer was, dat ze nooit meer iets wonderlijks aan hem bespeurde. She did not know -, she only knew that it was no longer there now, that she never again detected anything wonderful about him. Toch hadden ze in de lente en in den zomer zoete uren tezamen doorleefd, maar zoo haastig en zoo schaarsch en zoo verborgen! Yet they had lived sweet hours together in spring and summer, but so hastily and so sparsely and so hidden! Toen ze pas weer in de stad waren, had ze Paul een keer ten eten mogen vragen en zich uitbundig verblijd in dat bezoek, zonder dat ze het durfde toonen, bij voorbaat beschaamd door Egberts spottende blikken en schampere opmerkingen. When they had recently returned to town, she had been allowed to ask Paul to dinner once and had rejoiced profusely in that visit, not daring to show it, embarrassed in advance by Egbert's mocking looks and scathing remarks. Ze had het nauwelijks gewaagd, de tafel met bloemen te sieren en een feestelijke japon aan te trekken. She had hardly dared, adorning the table with flowers and donning a festive gown. Paul was allerinnemendst geweest, en Egbert merkbaar koel -, na Pauls vertrek had ze tegen haar beter verstand in Egberts oordeel over hem gevraagd. Paul had been most engaging, and Egbert noticeably cool -, after Paul's departure she had asked Egbert's opinion of him against her better judgment. ‘Nogal een kwast,' had Egbert achteloos geantwoord, ‘maar wel volkomen in stijl met zijn witte orchideeën en zijn Latijnsche rijmelarij -, dat moet ik erkennen.' 'Quite a brat,' Egbert had replied carelessly, 'but perfectly in style with his white orchids and his Latin rhyming -, I must acknowledge.' Ze had zich bedwongen, maar was toch in kalme bewoordingen tegen die plompe geringschatting opgekomen; Egbert had alleen de schouders opgehaald. ‘Ja, dat je verliefd op hem bent, dat is nu al wel zoo klaar als een klontje -, en dat je je aan hem opdringt, dat is ook duidelijk genoeg en dat zal hij zelf ook wel bemerkt hebben -, vandaar de bloemetjes en de klassieke voor-de-mal-houderij. Of meen je soms, dat hij een andere, fatsoenlijke, getrouwde vrouw, als hij haar nog geen week kende en zelfs nog niet aan haar man was voorgesteld met die nonsens had durven aankomen?' Or do you sometimes think that he would have dared to present another, decent, married woman, if he had known her for less than a week and had not even been introduced to her husband with that nonsense? Alles herinnerde ze zich van dat gesprek. Everything she remembered from that conversation. Het schamper verwijten van wat het vorig jaar op het feest was voorgevallen, van haar zotte ijdelheid, die met de grofste vleierij genoegen nam -, de herhaalde betuiging, dat zij natuurlijk doen kon wat ze verkoos, als ze hem er maar buiten liet -, als hij ‘dien jongen' maar niet meer in zijn huis behoefde te zien! The scornful reproach for what had happened at last year's party, for her foolish vanity, which was satisfied with the coarsest flattery -, the repeated assertion, that of course she could do as she pleased, if only she would leave him out of it - if only he didn't have to see "that boy" in his house again! En hoe zonderling, dat ze, nadat de eerste drift was gezakt, het gevoel niet van zich af had kunnen zetten, als was Egbert in zijn volle recht geweest, zoo tot haar te spreken -, en toen Paul, den eersten keer dat ze hem na dien keer weer zag, hatelijk over Egbert wilde uitvallen, had ze Egbert verdedigd met zooveel warmte, dat Paul ontstemd gezwegen had en dat hun samenzijn van dien dag er onherroepelijk door was verstoord. And how strange, that after the first temper had subsided, she had not been able to shake off the feeling, as if Egbert had been in his full right to speak to her like that -, and when Paul, the first time she saw him again after that time, wanted to lash out spitefully at Egbert, she had defended Egbert with such warmth, that Paul had remained angrily silent and that their being together that day had been irrevocably disturbed by it. Egbert had recht op haar, dat stond vast -, en van Pauls rechten wilde haar gevoel nimmer iets weten, hoe vaak de nuchtere billijkheid haar die ook voorhield. Egbert had a right to her, that was certain -, and of Paul's rights her feelings never wanted to know anything, no matter how often sober fairness presented them to her. Aan Egbert was ze door hun verleden, het kind dat van hen samen was, de gemeenschappelijke zorgen, het gemeenschappelijk leven verbonden. To Egbert she was attached by their past, the child that was theirs together, the common concerns, the common life. Hoe ze ook als ze samen waren tegen hem opstaan en razen mocht, tegenover anderen verloochende ze hem niet, en ze klaagde minder dan tot haar eigen rechtvaardiging geoorloofd zou zijn geweest. However she might rise up and rage against him when they were together, toward others she did not deny him, and she complained less than would have been permissible to her own justification. Van haar omgang met Paul had ze zich een voortdurende en blijde verheffing gedroomd, boven het benepen dagelijksch leven vol van zorgen en netelig getob -, hem wilde ze alleen het schoone, het vlekkelooze, het romantisch-bekoor-lijke en lieflijke van haar wezen toonen, en onbewust vergde ze die houding ook van hem tegenover haar -, doch hij was niet altijd in spreken en in doen vlekkeloos, bevallig en romantisch-lieflijk -, hij vertelde wel eens schandaaltjes van vrienden of zei loszinnige dingen, en dan werd ze altijd een botten wrevel en onverwinbaren tegenzin in zichzelf gewaar. Of her relations with Paul she had dreamed of a constant and joyful elevation, above the narrow daily life full of worries and thorny worries -, she wanted to show him only the beauty, the spotlessness, the romantically-beautiful and loveliness of her being, and unconsciously she demanded the same attitude from him towards her -, yet he was not always spotless, graceful and romantically-lovable in speech and actions -, he sometimes told scandals of friends or said foolish things, and then she always sensed a bone-deep resentment and uncontrollable reluctance in herself. Voelde ze dan niets werkelijks voor hem, dat ze zoo weinig kon verdragen? Did she feel nothing real for him, then, that she could bear so little? Ze kon er zich geen rekenschap van geven. She could not account for it. De verloopen maanden waren niet licht geweest. The elapsed months had not been light. Ze wilde zoo gaarne hun beiden, Paul en Egbert, geven wat hen gelukkig maken kon en ze deed voor beiden het uiterste van wat ze vermocht. She wanted so much to give both of them, Paul and Egbert, what could make them happy, and she did the best she could for both of them. Ze had Paul geschreven, wat ze hem moeilijk van aangezicht tot aangezicht zeggen kon -, dat ze niet wilde, niet kon voor hem wezen wat de menschen noemden zijn minnares. She had written to Paul, what she could hardly say to him face to face -, that she did not want, could not be for him what people called his mistress. Dat was in den aanvang geweest en Paul had geestdriftig beloofd, dat hij haar besluit eerbiedigde -, doch Ina meende later te hebben gevoeld, dat de standvastigheid, waarmee ze zich aan zijn verlokkingen onttrok, hem teleurstelde. That had been in the beginning-and Paul had eagerly promised to respect her decision-but Ina later felt that the steadfastness with which she avoided his temptations disappointed him. Was het uit een redeloos gevoel van deugd -, was het uit afkeer tegen het halve en steelsche, het onschoone ‘overspel' in eene wereld, waar elk ordentelijk ding zijn plaats heeft, als de doozen in een garenwinkel, doch waar voor het buiten-sporige geen oorlof en geen ruimte is, of kon haar droom van ideale wederzijdsche vereering in geen geval de gedachte aan eenige zinnelijke werkelijkheid verdragen zonder hopeloos en voor goed verstoord te worden? Was it out of a senseless sense of virtue -, was it out of aversion to the half and stealthy, the unscholarly "adultery" in a world, where every orderly thing has its place, like the boxes in a yarn store, but where there is no leave and no room for the extravagant, or could her dream of ideal mutual adoration in no way endure the thought of any sensual reality without being hopelessly and permanently disturbed? Ze vroeg het zich af en wist het niet -, ze wist alleen wat ze tot elken prijs niet wilde -, maar omdat ze voelde dat het Paul teleurstelde en griefde, liet ze zich altijd weer opnieuw halverwege op paden verlokken, die ze tot hun einde toe niet dorst en wilde gaan. She wondered and didn't know -, she only knew what she didn't want at all costs - but because she felt it disappointed and grieved Paul, she always allowed herself to be lured again halfway down paths, which she didn't thirst and want to go until their end. Dat bracht dan allerlei onrust en verwarring in haar te weeg, een onwaardig, laf en kwezelig wikken van wat wèl en van wat niet ‘mocht' hoever ze kon gaan, zonder zich schuldig te voelen, zonder ‘echtbreuk' te hebben gepleegd en liet haar weinig onvermengd geluk. This then brought about all sorts of turmoil and confusion in her, an undignified, cowardly and petty weighing of what was and was not "allowed" how far she could go, without feeling guilty, without having committed "adultery" and left her with little unmixed happiness. Er waren dagen dat het kalme, huiselijke zijn met Egbert zonder spanning of exaltatie haar een verkwikking was na een nerveus-omgepraten middag bij Paul-, was Egbert dan verliefd, dan liet ze zich gemakkelijk verteederen -, en had het gevoel alsof ze met Egbert Paul ‘bedroog', zooals ze op andere tijden het gevoel had als bedroog ze met Paul haar man. There were days when the calm, domestic being with Egbert without tension or exaltation was a refreshment to her after a nervously-turned-afternoon at Paul's-, was Egbert in love then, she allowed herself to be easily ennobled-, and felt as if with Egbert she was "cheating" on Paul, just as at other times she felt as if with Paul she was cheating on her husband. Niet zelden drong het besef van hetlijke en belachelijke van die zonderling-verweven gevoelens en verhoudingen tot haar door -, en toch dacht ze er niet aan, met Paul te breken. Not infrequently the realization of the absurd and ridiculous nature of these eccentrically intertwined feelings and relationships penetrated her -, and yet she did not think of breaking with Paul. Want onrust en verwarring, zelfsleed en bitterheid beduidden toch altijd bewogenheid en verwachting, onzekerheid en hoop altezamen: leven - maar was hij er niet langer, dan zou er weer alleen het enge, vlakke bestaan overblijven. For turmoil and confusion, self-sufficiency and bitterness always signified compassion and expectation, uncertainty and hope all together: life - but if he were no longer there, only the narrow, flat existence would remain. En ook was hij nu aan haar gehecht, en moest ze ook met zijn wenschen en rechten rekening houden. And also, he was now attached to her, and she also had to take his wishes and rights into account. Zoo ging ze dan voort met haar geregelde afspraken en met Egbert nu en dan terloops van haar bezoeken te vertellen, ten einde zichzelf te doen gelooven dat ze ‘eerlijk' was-, en hem-en-haar de illusie te laten, dat ze geen geheimen voor elkander hadden. So she continued with her regular appointments and with telling Egbert now and then in passing about her visits, in order to make herself believe that she was "honest" and to give him-and her-the illusion that they had no secrets from each other. Maar Egbert gaf alleen bijtende, ironische of geheel geen antwoorden, zoodat ze zich ten leste schaamde en begrijpend dat het spreken hem toch nog dieper griefde tot zwijgen en verbergen besloot. But Egbert gave only caustic, ironic or no answers at all, so that in the end she was ashamed and, understanding that speaking grieved him even more, decided to keep silent and hide. Vandaag zou ze niet kunnen zwijgen en nu haar denken weer uitvloog naar dat moment van thuiskomen, scheen het dat haar hart een oogenblik hokte en daarna het bloed heet naar haar hersensjoeg. Today she would not be able to keep quiet, and now as her mind flashed out again to that moment of coming home, it seemed that her heart lofted for an instant and then the blood rushed hot to her brain. Wat ze vreesde waren de kwetsende, vernederende woorden en haar eigen schaamvol schuldgevoel, die ze niet weerleggen dorst. What she feared were the hurtful, humiliating words and her own shameful guilt, which she did not thirst to refute. Of als hij eens onverzoenlijk bleek en haar dreigde dat hij scheiden wilde? Ze liet even de mogelijkheid tot zich komen, maar haar gevoel weigerde ze te aanvaarden. Scheiden -, zij en Egbert van elkaar weg, het was dwaas, het was ondenkbaar. Trok de gedachte aan een mogelijk huwelijk met Paul haar dan niet aan? In één huis met hem -, reizen met hem, altijddoor samen met hem? Ze trachtte het zich in te denken -, maar ze voelde daardoor te scherper dat er geen vertrouwelijkheid bestond tusschen haar en Paul. She tried to imagine it - but she felt all the more acutely as a result that there was no confidentiality between her and Paul. De tegenkant van haar wil, voor hem te zijn ‘een lust voor zijn oogen en een lust voor zijn geest' en van haar verlangen dat hij dit ook voor haar zou wezen en dat ze tezamen het leven omhoogbeuren, fijner, glanzender bevalliger en ook nobeler en dieper en zoeter maken zouden -, was een altijddurende gedwongenheid, het versteken van elk ding dat aan die eischen van fijnheid en bevalligheid niet beantwoorden kon. The opposite side of her will, to be for him "a delight to his eyes and a delight to his mind," and of her desire that he should be for her as well, and that together they should make life uplifting, finer, shinier more graceful and also nobler and deeper and sweeter -, was a perpetual compulsion, the stinging of every thing that could not meet those demands of fineness and grace. Daardoor had hij haar nooit gezien zooals ze toch ook wezen kon: nukkig en driftig -, of ook ongekleed of geeuwend of op welke wijze ook alledaagsch en plat -, en door haar voortdurend verlangen al het alledaagsche en platte uit hun verhouding weg te houden -, uit hun gesprekken te weren -, een verlangen dat zij-zelf niet geheel en niet altijd begreep, was haar geest na elk samenzijn vemoeid van te groote inspanning, te sterke bewustheid, van altijd door geestig en vernuftig en teeder te hebben willen zijn, van altijd door te hebben willen schitteren en bekoren. Because of this he had never seen her as she could be: petulant and temperamental -, or unclothed or yawning or in any way mundane and flat -, and because of her constant desire to keep everything mundane and flat out of their relationship -, to keep it out of their conversations -, a desire which she herself did not fully and always understand, her mind was weary of too great effort, too strong a consciousness, after every meeting, of always wanting to be witty and clever and tender, of always wanting to shine and charm. Tezamen zwijgen hadden ze nog niet geleerd. Silent together they had not yet learned. Met Egbert leefde ze onbewust, zonder inspanning of opwinding, met hem deelde ze de tallooze zorgjes voor gezin en kind -, en die voortdurende wisselstroom van gevoel en overleg - beuzelig en gering op het oog -, had een sterken band tusschen hen geweven, die haast onverbrekelijk scheen. With Egbert she lived unconsciously, without effort or excitement, with him she shared the innumerable cares for family and child -, and that constant alternation of feeling and deliberation - fussy and slight to the eye -, had woven a strong bond between them, which seemed almost indissoluble. Paul dacht dat ze uitsluitend bij Egbert bleef om hun kind -, en zij liet hem dien waan, die immers weer zijn eigenliefde op schuldelooze wijze streelde en haar in zijn oog grooter waarde gaf -, doch de waarheid was dat haar hart voor Egbert stemde, altijd en blindelings. Paul thought that she stayed with Egbert solely for the sake of their child -, and she allowed him this delusion, which after all caressed his self-love guilelessly and gave her greater value in his eyes -, but the truth was that her heart voted for Egbert, always and blindly. Het was over zeven uur, toen ze met benauwd bonzend hart hijgend haar huis bereikte. It was past seven o'clock, when she reached her home panting with distressed pounding heart. Er werd niet dadelijk op haar bellen gehoor gegeven -, en opeens bedacht ze, dat Egbert wel kon zijn uitgegaan -, dit leek haar erger dan alles en ze wist, dat zij-zelf het dan ook in huis niet zou kunnen harden. There was no immediate answer to her calls -, and suddenly it occurred to her, that Egbert might have gone out -, this seemed to her worse than anything, and she knew, that she-self would then not be able to stand it in the house either. Ze belde nog eens en de deur werd opengetrokken -, gretig door het smalle, halfverlichte trapgat omhoog kijkend zag ze dat Egbert zelf had opengedaan -, maar dadelijk zonder woord of groet naar binnen was verdwenen. She rang again and the door was pulled open -, looking up eagerly through the narrow, half-lit stairwell she saw that Egbert himself had opened - but had promptly disappeared inside without word or greeting. Toen ze even later duizelig van hetstormend trap-penklimmen de kamer inkwam, zat hij daar met zijn boek onder de lamp, als was hij niet van zijn stoel op geweest en als was er niemand binnengekomen. When she entered the room a moment later dizzy from the stormy stair-pen climb, he was sitting there with his book under the lamp, as if he had not risen from his chair and as if no one had entered. Trillend van opkomende drift bleef ze staan, toen keek hij op, haalde met een hoonlachje zijn horloge uit, keek er veelbeduidend op en stak het daarna bedaard weer bij zich. Trembling with rising urges, she remained standing, then he looked up, took out his watch with a jeering smile, looked at it meaningfully, and then calmly put it back with him. Dit gezicht deed haar elk zelfbedwang verliezen, alle berouw was uit haar weggezweept, ze werd wit en viel hikkend uit, dat ze zoo niet wilde ontvangen worden, dat ze even precies als hij wist hoe laat het was, dat ze zich had verlaat -, iets wat iedereen kon overkomen -, dat ze ten slotte haar eigen baas was -, tot haar stem alle klank verloor, haar borst gierend hijgde naar adem en ze afgemat neerviel in een stoel. This sight made her lose all self-control, all remorse was whipped out of her, she turned white and fell out hiccupping, that she did not want to be received in this way, that she knew as exactly as he did what time it was, that she had left herself -, something that could happen to anyone -, that she was finally her own master -, until her voice lost all sound, her chest whooped for breath and she collapsed in a chair, exhausted. ‘Mensch, bedaar' smaalde Egbert, ‘stel je niet aan. 'Mensch, calm down,' Egbert smirked, 'don't be silly. Je weet toch al lang, dat ik mij niet door jouw zenuwbuien laat intimideeren. Surely you know all along that I will not be intimidated by your nervous temper. En ik heb je maar één ding te zeggen -, dan kan je daarna razen zooveel als je wilt, al behoefje dan niet op een woord antwoord meer te rekenen -, dit heb ik je te zeggen: dat gedonder met dien jongen moet uit zijn. And I have only one thing to say to you - and then you can rant as much as you like, although you won't have to count on a word of reply -, this is what I have to say to you: the trouble with that boy has got to stop. Ik verkies het niet langer. I no longer prefer it. Ik wil graag gelooven, dat het in alle eer en deugd toegaat -, God, je hoeft niet op te stuiven, ik meen het net als ik het zeg, je hebt eenvoudig geen temperament voor wat anders -, alles draait bij jou alleen maar om je vooze ijdelheid -, maar ik bedank ervoor om in mijn eigen huis verwaarloosd te worden. I would like to believe, that it goes on in all honor and virtue -, God, you don't have to puff up, I mean it just as I say it, you simply have no temperament for anything else -, everything with you revolves only around your vain vanity -, but I thank to be neglected in my own home. Ik heb je gezegd, dat ik je je gang zou laten gaan, zoolang als ik er niets van merk -, maar nu is het uit -, dat kun je je voorgezegd houden.' I told you, I would let you have your way, as long as I don't notice -, but now it's out -, you can keep that to yourself.' ‘En als ik mij dat nu eens niet voor gezegd hou?' 'And what if I don't keep that to myself?' ‘Wat bedoel je?' "What do you mean? ‘Wel, ik kan toch ook zonder je hooggewaardeerde toestemming mijn eigen gang gaan.' 'Well, surely I can do my own thing without your highly esteemed permission.' ‘Zou je denken? 'Would you think? Dan zal ik je nog eens wat zeggen. Then I'll tell you something else. Als jij morgen dien jongen niet hebt geschreven en aan de heele geschiedenis radikaal een eind gemaakt -, dan schrijf ik hem overmorgen. If you haven't written to the boy by tomorrow and put a radical end to the whole story - I'll write to him the day after tomorrow. Duidelijk nietwaar?' Obvious isn't it? ‘Bijzonder duidelijk,' haar stem was klankloos, haar lippen trilden in witgloeiende drift, ‘en wat ben je dan van plan te schrijven?' "Especially clear," her voice was soundless, her lips quivering in white-hot drift, "and what do you intend to write? ‘Dat kan je veilig aan mij overlaten. Ik vraag jou ook niet naar je brieven.' ‘Zou het in elk geval niet beter zijn, als ik hem van een dergelijke beslissing mondeling op de hoogte stel? Want tot een brief van jou laat ik het in elk geval niet komen. Because to a letter from you, in any case, I won't let it come to that. En dat weet je -, en daarmee heb je mij in je macht -, en daar maak je misbruik van.' And you know that -, and with that you have me in your power -, and you take advantage of that.' ‘Goed, goed,' zei hij met een wrevelig-verachtelijk gebaar, ‘misbruik, machts-misbruik, hoe zei je? 'All right, all right,' he said with a resentful contemptuous gesture, 'abuse, power-abuse, how did you say? allestot je dienst.Je groote woorden en je gekakel laten me koud -, dat kan je weten en het verbaast mij, dat zoo'n scherpe geest zich alles zoo vaak moet laten zeggen.' allsto your service.Your big words and your cackling leave me cold -, you can know that, and it amazes me, that such a sharp mind should allow itself to say everything so often. Ina haalde zwaar adem, maar bedwong zich. Al haar wil was samengetrokken op het verlangen, het schrijven van dien brief te ontgaan -, en niet te schreien, wat hem zoo sterk maakte en haar zoo week. ‘Ik zeg niet anders, dan dat ik het beter vind het hem zelf te vertellen, als je het absoluut onverdraaglijk vind, dat ik langer...' ‘Ik zie er de noodzakelijkheid niet van in.' ‘Maar ik' barstte ze fel uit. ‘Naar jouw meening wordt op het oogenblik niet meer gevraagd. 'Your opinion is no longer being asked for at the moment. Wanneer jij je als een klein kind gedraagt -, om het maar niet erger te noemen -, dan moet je ook maar als een klein kind behandeld worden. En daarmee is geloof ik de zaak voldoende toegelicht.' And with that, I believe the matter is sufficiently explained.' Ina sidderde in haar heele lijf en zweeg. Ina shuddered in her whole body and remained silent. Haar hoofd scheen op barsten te staan -, rood vlamde de moorddadige drift voor haar oogen, haar vingers kromden als klauwen. Her head seemed to be on crack -, red flamed the murderous temper before her eyes, her fingers curved like claws. Ze had het gevoel, dat ze hem geworgd zou hebben -, als ze niet was opgestaan en weggegaan. She had a feeling, she would have strangled him -, had she not gotten up and left.