×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.

image

Een Coquette Vrouw van Carry van Bruggen, Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 4

Het kind was gekomen, een jongen -, zijn geboorte had Ina veel moeite gekost, ze voedde en verzorgde hem zelf en offerde er menig uur van haar nachtrust aan op, trotsch en blij dat ze er toe in staat was, verrukt om zijn voorspoedigen groei -, heimelijk gedragen door een zacht-romantisch zelfbehagen in wat ze deed. Als ze in den heel-vroegen morgen opstond, onhoorbaar, om Egbert niet te wekken, en met den jongen naar beneden ging en aan den lauwen haard zat en hem bij kaarslicht te drinken gaf uit haar borst, in de diepe nachtelijke stilte verrukt het gulzig klokken van zijn zwelgend keeltje beluisterend -, dan speelde ze onbewust ‘moeder en kindje' voor zichzelf, en vermeide zich voluit in het zoete spel. Het gaf haar zelfbehagen en zachte kracht, en om de gaafheid van het spel niet te schenden,stond ze er hardnekkig op, alles voor het kind zelf en alleen te doen. Egbert moest stil blijven liggen en zelfs doen of hij sliep, als het 's nachtsschreide en als ze zich vermoeid voelde of hoofdpijn had, klaagde ze niet, maar verblijdde ze zich heimelijk in de pijn van de opoffering -, maar over al die gevoelens zweeg ze zorgvuldig tegen Egbert -, en in de schaarsche oogenblikken, dat zij ze toeliet in het licht van haar eigen bewustzijn, beschaamden ze haar en deden haar in eenzaamheid blozen als kinderachtige dwaasheid, zwakheid, bijna valschheid. Soms beschouwde ze met verrukking, tegenover den spiegel gezeten, het ronde kleine kopje met bruin zijdezacht haar tegen de matblanke huid van haar eigen borst en haar verliefde verteedering onderscheidde dan niet langer zichzelf van het kind. Hoorde ze inmiddels Egbert thuiskomen, dan zette ze zich rechtop en hoopte met kloppend hart, dat hij iets teeders en streelends van haar-met-het-kindje zeggen zou -; haar eigen woorden, die dat lieve en vleiende uitlokken moesten, lagen somwijlen in een glimlach op haar lippen als gereed en ze hield ze met moeite terug -, maar ze sprak ze toch niet uit, uit vrees voor bespotting -, en omdat hij nooit iets uit zichzelf zei van wat ze verwachtte en hoopte, schaamde ze zich om haar verwachting en haar hoop en dorst er zelfs niet meer aan denken. Naar haar verhalen over den jongen luisterde hij als een volwassene naar een kind, met een goedmoedigen glimlach -, hij plaagde haar schertsend dat ze de balans flatteerde, zoo vaak ze hem woog en allerlei wonderlijke schoonheden aan hem opmerkte, die zelfs voor zijn ‘liefhebbend vaderoog' verborgen bleven. Vele dagen vervloden in zachte gedachtelooze opgetogenheid, maar in den avond vloeide die stil-aan uit haar weg en liet haar leeg achter -, een onverklaarbare rusteloosheid maakte zich dan van haar meester, als ze tegenover Egbert aan tafel zat onder de lamp, hij schrijvend of kranten lezend, zij met een boek omdat ze niet werken kon. Ze had zoo graag willen werken, maar het vermogen daartoe, pas in haar opgestaan en ontloken, scheen al wel vergaan en dood. Soms vroeg ze zich ongerust af, of ze ook lui ging worden, maar een opsomming van haar bezigheden stelde haar gerust. Een andermaal nam ze zich bij het opstaan voor, dat ze het plan voor een vertelling, dat ze al weken in zich omdroeg, dien avond nu stellig uitwerken zou, en dan voelde ze een blijde lust en opgewektheid: het zou ditmaal gelukken - in den loop van den dag hield ze zich dan van tijd tot tijd vermanend dat voornemen voor -, maar elken keer ontwaarde ze hoe de weerklank van innerlijken lust op het drijven en gebieden van haar wil, zwakker en slapper werd -, tot er in den avond van de morgenvlam niets dan asch overschoot en ze opnieuw rusteloos en werkeloos neerzat in het trage voortgaan der uren. Ze wasin die stemming dikwijls prikkelbaar, voelde zich door geringe aanleidingen uit haar evenwicht gestooten, dat ze dan pas na moeite, pijn en vernedering weer terugvond. Want Egbert, in het gewone verloop der dagen onverstoorbaar kalm, opgewekt, behulpzaam en goedmoedig -, liet geen scherp woord, geen bitsen uitval ongestraft over zijn kant gaan. Bij de minste uiting van haar prikkelbaarheid, richtte hij zich als in zijn volle lengte op en liet haar in hoonende, verachtende woorden en tegenwoorden scherp hare onredelijkheid voelen -; zij voelde die zelf bitter genoeg en ging er vaak onder gebukt, en nam iedermaal voor, vredig en verdragelijk te zijn. Sinds de geboorte van het kind kwam Geerte weer vaker dan vroeger; haar tegenzin tegen Ina scheen verdwenen en voor Ina beteekende haar komst een welkome afwisseling -, waar ze soms verlangend naar uitzag. Eens op een avond tegen een uur of negen - Egbert dommelde over zijn krant, - kwam ze weer en bracht een jong vriendinnetje mee, en Ina fleurde onmiddellijk op bij den aanblik van het lieve, verlegen gezichtje met de fluweel-zachte, bruine oogen. Nu ze getrouwd was, in eigen huis woonde en ontving en daardoor de verhoudingen van te voren en vanzelf vaststonden, had haarstuursche, wantrouwige tegenzin jegens vreemden plaats gemaakt voor de behoefte, een vriendelijke, een hartelijke en voorkomende gastvrouw in haar eigen huis te wezen. En haar spontaan gevoel van ingenomenheid met het jonge meisje zwol voller in haar aan, toen ze met schuchteren eerbied vertelde, dat ze Ina's vertelling ‘De Bedelaar' gelezen en zoo heel mooi gevonden had en dat ze daarom maar zoo, zonder haar te kennen, met Geerte had durven meekomen. Ze bloosde van verlegenheid en Ina bloosde van genoegen en vermeed Egbert's blik, om dat vage lachje van neerbuigenden spot op zijn gezicht niet te zien. Ze wist al precies hoe uitingen als deze op hem werkten, ze voelde al wel dat hij Nesje ‘onnoozel' vond. Ze dorst dan ook niet met woorden toonen, hoezeer ze met wat het kind zeide ingenomen was, voelde zich ongemakkelijk, beklemd door zijn aanwezigheid en wist niet goed welke houding ze aannemen moest. Ze had van de bewondering, die haar werk in het jonge kind had opgewekt, zoo graag een vleiende genegenheid voor haar persoon willen maken -, maar ze durfde geen rechtstreeksche poging doen om haar te behagen en te winnen -, vrees voor Egbert, zijn killen spot, zijn schimpen op de ‘ijdelheid' die hij in haar vermoedde, hield haar in bedwang -, maar tegelijk zag ze zich met spijt de gelegenheid ontgaan. Doch Geerte begon nu over het doel van hun komst te spreken. Een van de kransvrienden was plotseling ziek geworden, moest naar een sanatorium, geld was er niet. Ze wilden nu, om dat bijeen te brengen, een avondfeest organiseeren en ze kwamen Ina en Egbert hun medewerking vragen. Ina moest haar vertelling voorlezen, waarmee ze zooveel succes had gehad. ‘U kunt stellig heel mooi voorlezen,' meende het bedeesde vriendinnetje en sloeg dwepend de oogen naar haar op. Egbert trommelde met een vouwbeen op tafel, glimlachte en zweeg. Ina had het kind wel kunnen omarmen en kussen, maar ze bleef strak. Geerte keek vragend van den een naar de ander. Maar Egbert trok een bedenkelijk gezicht, en Ina, die wel dadelijk blij had willen toestemmen en aanvaarden, hield zich in en keek hem in verborgen spanning aan. ‘Is dat nu wel werkelijk iets voor ons?' ‘Waarom niet?' ijverde Geerte, ‘er komen heel aardige en geschikte lui.' ‘'t Zal wat wezen als het voor de heeren komt!' ‘Je schijnt het al weer precies te weten,' zei zijn zuster lichtelijk gebelgd. ‘Wij weten het zelf nog niet eens, maar we hebben toezegging van een heel goed studenten-kwartet en van acteurs en jonge actrices, die liedjes en voordrachten geven. Er wordt een een-acter van De Musset gespeeld. Tusschen de voordrachten door, een soort van fancy-fair, en dan een soupertje -, een dansje. Het kan werkelijk heel aardig worden. We hebben al heel wat kaarten verkocht. Waarom zou dat nu ook niet iets voor jou en Ina zijn?' Ina luisterde met hoopvol kloppend hart, maar ze hield zich onverschillig. Ze had zoo lang met Egbert tezamen op de ‘bourgeois-menschen' en hun ‘geestlooze' vermaken neergezien en gesmaald, dat ze nu niet dorst bekennen, hoezeer ze haakte naar licht en muziek, naar feestelijke verheffing, vooral: naar menschen om te zien en van gezien te worden. Ze stelde zich heimelijk zichzelf al voor in haar witte zijden japonnetje, voorlezend terwijl de anderen stil zaten en luisterden en naar haar opzagen en haar, in dat éene oogenblik althans, bewonderden en vleiden en van haar hielden. Ze werd warm van de gedachte -, maar Egbert keek nog zoo bedenkelijk met zijn aarzelend, spottend lachje. ‘Maar als iedereen nu wat doet,' zei ze ten slotte, met een warm gezicht pogend elk teeken van graagte en geprikkeldheid uit haar stem weg te houden, voor het vreemde meisje, ‘het is toch voor dien zieken jongen en niet voor ons plezier dat we er heengaan. Het is natuurlijk altijd een corvee.' ‘In naam der menschlievendheid dan maar.' Egbert geeuwde en rekte de armen. ‘En dan moet u reclame voor ons maken,' zei het blozende vriendinnetje dat moed begon te vatten, tot Egbert. ‘Een berichtje in de krant!' Maar hij weigerde, lachend doch onvermurwbaar; er kon geen sprake van wezen, zooiets deed hij nooit, niet voor zichzelf en niet voor anderen. Een beetje onthutst keek Nesje vragend Ina aan, die glimlachend hoofdschudde. Neen, op zóó iets viel van Egbert niet te rekenen. En terwijl ze het zeide, knikte ze hem toe en haar borst zwol van trots. Ja, Egbert was onwrikbaar eerlijk en onpartijdig! En ze liep in een spontane opwelling naar hem toe en zette zich op zijn knie en kuste zijn haar. ‘Kunt u dan niet wat anders -, voordragen of spelen of zoo iets?' ‘Geen aasje talent,' lachte Egbert openhartig, blijkbaar toch wel door Nesje's mooie oogen en haar zachte stem bekoord, ‘maar ik offreer immers mijn talentvolle vrouw.' Hij streelde schertsend Ina's haar. ‘Schrijf je veel?' vroeg Geerte. ‘De jongen laat mij zoo weinig tijd. Er zijn, behalve “De Bedelaar”, enkel maar een paar kleine stukjes gepubliceerd.' ‘Dat van dien man en dat meisje op die boot in den maneschijn -, zoo iets moest u nog eens schrijven!' ‘Dat mag ik niet,' lachte Ina blozend, en keek Egbert aan. ‘Neen, dat hebben we zoo afgesproken -, die dingen moet ze niet schrijven,' vertelde Egbert met opgeruimde beslistheid, ‘zoo verliefderig, zoo zwoel, dat moet ze maar aan anderen overlaten. Het zou haar maar noodeloos in opspraak brengen en ze kan immers net zoo goed een ander onderwerp kiezen.' ‘Natuurlijk,' meende Geerte. Ina had maar half geluisterd -, haar gedachten waren al bij het feest in het verschiet. ‘Luister eens, Geerte, kan dat nu werkelijk wel? Dat ik die vertelling voorlees. Het lijkt me eigenlijk zoo pedant en zoo gek, als ik bedenk, dat het toch al lang gedrukt is, dat iedereen het koopen en lezen kan.' ‘O maar het gaat best, werkelijk, iedereen doet het, er komt nog een jonge dichter ook, die verzen van zichzelf voorleest.' ‘Zeg jij het nu eens eerlijk,' wendde Ina zich tot Egbert, ‘of ik het werkelijk doen kan.' ‘Wel zeker en gewis,' vond Egbert, ‘op zoo'n avond en voor zulke menschen. Het minste dat je ze geeft is al fraai genoeg -, en iets werkelijk goeds is toch niet aan ze besteed.' Een kilte sloeg neer op Ina's hart. ‘Iets werkelijk goedsistoch niet aan ze besteed.' Wat kon hij plomp en gedachteloos de dingen uitflappen -, hij zei het zonder boos opzet, maar het was niettemin zoo ruw en grof -, het was zoo geheel het tegendeel van alles wat naar vereering en vleierij geleek. Ze worstelde en vocht om haar zinkende opgewektheid vast te houden, haar ontstemming tegen te gaan -, alles leek nu juist zoo harmonisch en vredig -, maar het hielp niet, er zat plotseling een hard, bitter brok in haar keel, haar innerlijke vastheid was als losgestooten, en viel uiteen. De dichtbije aanraking met hem werd haar plotseling ondraaglijk de warmte van zijn knie, waarop zij zat, stond haar tot walgens toe tegen -, ze ging van hem weg en naar haar eigen stoel terug. ‘Heb je iets?' ‘O, neen,' maar haar stem klonk zoo vreemd, met zoo schrillen, drogen klank, dat de beide anderen opkeken. ‘O, ik dacht het maar, je doet zoo raar ineens.' Zweeg hij nu maar liever, liet hij nu maar dat wrange in haar uitwerken en zichzelf verteren, als het hem toch niet mogelijk was, door één woord van lief leedwezen en begrip het kwetsende ongedaan te maken. Ze kon er toch zelf niet overspreken, waar dat vreemde meisje bij zat, die toch al verlegen en vaag schuldbewust voor zich keek, in de plotselingverkilde sfeer. ‘Is er iets, Ina?' drong nu Geerte ook aan. ‘Ik schijn weer iets misdreven te hebben,' zei Egbert achteloos, ‘dat istegenwoordig aan de orde van den dag.' Ina voelde dat ze wit en kil werd, ze kneep de lippen opeen om het snikken en de driftige woorden terug te houden. Het samenzijn was nu onherroepelijk verstoord, Geerte en Nesje stonden op en namen afscheid. Ina meende duidelijk te bemerken dat de spontane ingenomenheid van het vriendinnetje zich van haar afwendde en naar Egbert toe. Terwijl hij de twee onder grapjes uitgeleide deed, stond zij somber en stil met krampachtig gebalde handen naast de tafel, en toen Egbert even later weer binnenkwam, verroerde ze zich niet en wachtte vastbesloten en uitdagend. Nu mocht hij weten dat ze ‘iets had', nu mocht hij opheldering vragen! Hij scheen het niet van zins te zijn, het voorgevallene blijkbaar reeds weer vergeten, tot hij haar als toevallig in het oog kreeg. ‘Wat had jij toch voor een kippekuur zooeven?' ‘Ik heb geen kippekuur -, als ik mij ontstemd voel, omdat je mij krenkt en het zelf niet eens merkt.' ‘Weer wat nieuws! Ik heb Hare Majesteit gekrenkt. En zonder dat ik het weet. Maar mij dunkt, dan is alle schuld toch buitengesloten.' ‘Dat je altijd even lomp bent, dat je zoo'n onhoffelijke vlegel bent....' verder kwam ze niet, haar stem smoorde in drift, haar adem stokte. ‘Mensch, je bent niet goed. Ga naar je bed en slaap je roes uit. Je bent van streek, je bent giftig, omdat je niet naar je zin de ‘interessante schrijfster hebt kunnen spelen voor dat onnoozele schaap, dat hier zooeven zat.' Ze voelde het bloed naar haar hoofd stijgen, benauwd kloppen in haar keel, het zweet brak haar uit, een gloeiende prikkeling voer haar over de huid, overal, haar oogen brandden -, ze moest iets doen, ze wilde iets doen, ze kon niet anders dan haar drift in een gewelddaad ontladen -, ze greep met twee handen een zware stoel en smakte die tegen den muur. Hij wierp zijn krant op tafel en sprong op. ‘Ben je heelemaal stapeldol geworden?' Hij nam de stoel op, onderzocht met deskundig oog aan alle kanten of er niets aan gebroken was, klopte en wrikte en bracht hem weer op zijn plaats. ‘Gaat het nog lang zoo door?' Het klonk weer kalm en schamper. Bleek en zwaar ademend leunde Ina tegen den muur. ‘Het is maar dat ik het weet, zie je -, dan kan ik bijtijds maken dat ik wegkom.' Het klonk nu zakelijk luchtig, zonder een zweem van sarrend opzet. ‘Ik zal wel gaan.' Haarstem klonk gebroken en dof, ze liep als plotseling verflauwd de kamer uit en knakte boven op haar bed ineen. En zoodra de felle drift bedaard was en toen ze bekwam uit de halve verdooving van het eerste oogenblik -, toen lag ze gespannen luisterend in de stilte van het huis, afwachtend met van oogenblik tot oogenblik benauwder hartebonzen, of daar beneden geen stoel nog verschoof, of geen deur nog kraakte, of hij nog niet komen zou, om verzoening te zoeken. De ellendige onvreê, de kwellende disharmonie - zij hier ontredderd en levenszat boven, hij beneden onbewogen - hing rondom haar in de lucht die ze ademde en maakte haar ziek, evenals de wanklank van een orkest van valsch-strijkende violen haar ziek zou hebben gemaakt. Nu de minuten verstreken en hij maar niet kwam, kon ze weer niet langer stil blijven liggen -, de onrust besprong haar opnieuw, haar bloed ziedde heet naar haar hoofd en een gloeiende prikkeling joeg haar over de huid. Een ellendige, tergende zekerheid, dat hij ook nu niet komen zou, ook nu geen onrecht zou belijden, deed haar wild snikken in het kussen. Haar hart smachtte naar wederkeer en vrede en harmonie -, en haar fierheid verweet haar, dat ze durfde haken naar dien vrede met hem, die nooit, nooit, nooit zijn onrecht beleed. Ze haatte hem, omdat hij haar belachelijk had gemaakt, omdat hij haar vernederde, omdat hij altijd weer die ellendige drift in haar opwekte, omdat hij geen tact en geen zachtheid bezat -, en tegelijk haakte ze ernaar, dat hij komen zou, dat ze het eerlijk zouden kunnen uitpraten, dat hij dan óók zijn deel, al was het maar een klein deel van ongelijk op zich zou nemen -, inzien, dat hij zóó niet met haar omgaan moest, zoo niet tegen haar spreken mocht -, zoo zonder eenige omzichtigheid, zonder ooit haar kwetsbaarheid te ontzien. Hij wist toch, dat ze zelf haar drift verfoeide en haatte -, ze had het hem gezegd, ze had hem met woorden gevraagd haar te helpen om die hel te ontgaan. Maar hij kwam niet -, en als hij straks op bedtijd kwam, zou zij, uitgeput van drift en innerlijke tweespalt, die als achterhoede na elken driftvlaag kwam, lam en mat van zelfverwijt en zelfverguizing, vrede nemen met zijn bleeke grapjes en zich glimlachend een ‘malle meid' laten noemen, tot geen tegenspraak of verweer dan meer in staat, al blij met den schijn van herwonnen vrede, teruggekeerde harmonie. Ze zouden het nooit tezamen uitpraten zoomin als ze ooit iets anders uitgepraat hadden. - Egbert haatte immers ‘theoretiseeren' - en alles zou vergeten zijn en zijzelf ook zou het - hoe ondenkbaar het leek, nu haar bloed nog ziedde - den anderen dag vergeten zijn -, en zich waarschijnlijk nog schuldig gevoelen om haar ruwheid en misschien wel ongelijk bekennen, - o dit alles was mogelijk, ze wist het al uit ervaringen, en hij zou weer vriendelijk wezen. Hij bleef immers de kalme, sterke, waardige man -, het verlangen naar vrede en harmonie dat haar altijd weer naar hem toe dreef begreep hij eenvoudig als karakterlooze zwakheid, en haarzelf meer en meer als een driftig kind, dat van tijd tot tijd maar eens uitrazen moet en dat dan gauw genoeg en vanzelf wel weer bijdraait.

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 4 Chapter 4 Bölüm 4

Het kind was gekomen, een jongen -, zijn geboorte had Ina veel moeite gekost, ze voedde en verzorgde hem zelf en offerde er menig uur van haar nachtrust aan op, trotsch en blij dat ze er toe in staat was, verrukt om zijn voorspoedigen groei -, heimelijk gedragen door een zacht-romantisch zelfbehagen in wat ze deed. ||||||||||||||||||||opopferte|||||||||||||||||||verrückt|||voorspoedigen||||||||selbstzufrieden|||| The child had come, a boy -, his birth had cost Ina much effort, she fed and cared for him herself and sacrificed many an hour of her night's rest to it, proud and happy that she was able to do so, delighted at his prosperous growth -, secretly carried by a gentle-romantic self-satisfaction in what she did. Als ze in den heel-vroegen morgen opstond, onhoorbaar, om Egbert niet te wekken, en met den jongen naar beneden ging en aan den lauwen haard zat en hem bij kaarslicht te drinken gaf uit haar borst, in de diepe nachtelijke stilte verrukt het gulzig klokken van zijn zwelgend keeltje beluisterend -, dan speelde ze onbewust ‘moeder en kindje' voor zichzelf, en vermeide zich voluit in het zoete spel. ||||||||unhörbar||||||||||||||||lauwen||||||Kerzenlicht||||||||||||||gulzig||||schwelgend|Kehlchen|belauernd|||||||||||vermeide|||||| If she got up in the very-early morning, inaudible, so as not to wake Egbert, and went downstairs with the boy and sat by the tepid hearth and gave him a drink from her breast by candlelight, listening delightedly in the deep nocturnal silence to the greedy chimes of his swelling throat -, then she unconsciously played "mother and child" for herself, and fully indulged in the sweet game. Het gaf haar zelfbehagen en zachte kracht, en om de gaafheid van het spel niet te schenden,stond ze er hardnekkig op, alles voor het kind zelf en alleen te doen. ||||||||||Unversehrtheit|||||||||||||||||||| It gave her self-pleasure and gentle strength, and in order not to violate the gauntness of the play,she stubbornly insisted on doing everything for the child herself and alone. Egbert moest stil blijven liggen en zelfs doen of hij sliep, als het 's nachtsschreide en als ze zich vermoeid voelde of hoofdpijn had, klaagde ze niet, maar verblijdde ze zich heimelijk in de pijn van de opoffering -, maar over al die gevoelens zweeg ze zorgvuldig tegen Egbert -, en in de schaarsche oogenblikken, dat zij ze toeliet in het licht van haar eigen bewustzijn, beschaamden ze haar en deden haar in eenzaamheid blozen als kinderachtige dwaasheid, zwakheid, bijna valschheid. ||||||||||||||Nachtgeschrei||||||||||||||freute|||||||||opoffering||||||||||||||scharzsche|||||toeliet||||||||beschaamden|||||||||||||| Egbert had to lie still and even pretend to be asleep, when it cried in the night, and when she felt tired or had a headache, she did not complain, but secretly rejoiced in the pain of sacrifice -, but about all these feelings she kept carefully silent to Egbert -, and in the scanty moments, when she admitted them in the light of her own consciousness, they shamed her and made her blush in solitude as childish folly, weakness, almost falsity. Soms beschouwde ze met verrukking, tegenover den spiegel gezeten, het ronde kleine kopje met bruin zijdezacht haar tegen de matblanke huid van haar eigen borst en haar verliefde verteedering onderscheidde dan niet langer zichzelf van het kind. Sometimes she would contemplate with rapture, sitting opposite the mirror, the round little head of brown silky hair against the dull white skin of her own chest, and her infatuated endearment would no longer distinguish herself from the child. Hoorde ze inmiddels Egbert thuiskomen, dan zette ze zich rechtop en hoopte met kloppend hart, dat hij iets teeders en streelends van haar-met-het-kindje zeggen zou -; haar eigen woorden, die dat lieve en vleiende uitlokken moesten, lagen somwijlen in een glimlach op haar lippen als gereed en ze hield ze met moeite terug -, maar ze sprak ze toch niet uit, uit vrees voor bespotting -, en omdat hij nooit iets uit zichzelf zei van wat ze verwachtte en hoopte, schaamde ze zich om haar verwachting en haar hoop en dorst er zelfs niet meer aan denken. |||||||||||||||||||||||||||||||||||vleiende||||||||||||||||||||||||||||||bespotting||||||||||||||||||||||||||||||| Meanwhile, when she heard Egbert coming home, she straightened herself up and hoped, with beating heart, that he would say something tender and caressing of her-with-the-child -; her own words, which were to provoke that sweet and flattering, sometimes lay in a smile on her lips as ready and she with difficulty held them back -, but she did not utter them anyway, for fear of ridicule -, and as he never said anything of his own accord of what she expected and hoped for, she was ashamed of her expectation and her hope and thirsted not even to think of them anymore. Naar haar verhalen over den jongen luisterde hij als een volwassene naar een kind, met een goedmoedigen glimlach -, hij plaagde haar schertsend dat ze de balans flatteerde, zoo vaak ze hem woog en allerlei wonderlijke schoonheden aan hem opmerkte, die zelfs voor zijn ‘liefhebbend vaderoog' verborgen bleven. ||||||||||||||||gutmütigen||||||||||flatterte|||||||||schönheiten|||opmerkte||||||Vaderoog|| To her stories about the boy he listened like an adult to a child, with a good-natured smile -, he teased her jokingly that she flattered the balance, as often as she weighed him and noticed all sorts of wonderful beauties about him, which were hidden even from his "loving father's eye. Vele dagen vervloden in zachte gedachtelooze opgetogenheid, maar in den avond vloeide die stil-aan uit haar weg en liet haar leeg achter -, een onverklaarbare rusteloosheid maakte zich dan van haar meester, als ze tegenover Egbert aan tafel zat onder de lamp, hij schrijvend of kranten lezend, zij met een boek omdat ze niet werken kon. ||verflogen|||gedankenloser|Aufgeregtheit|||||||||||||||||||Unruhe|||||||||||||||||||||||||||||| Many days passed in gentle thoughtless elation, but in the evening this quietly faded away and left her empty - an inexplicable restlessness then took possession of her, as she sat opposite Egbert at the table under the lamp, he writing or reading newspapers, she with a book because she could not work. Ze had zoo graag willen werken, maar het vermogen daartoe, pas in haar opgestaan en ontloken, scheen al wel vergaan en dood. |||||||||||||||entfaltet|||||| She had wanted so much to work, but the ability to do so, newly risen and blossomed in her, already seemed decayed and dead. Soms vroeg ze zich ongerust af, of ze ook lui ging worden, maar een opsomming van haar bezigheden stelde haar gerust. ||||||||||||||Aufzählung|||Beschäftigungen||| Sometimes she wondered uneasily if she was going to be lazy, too, but a listing of her activities reassured her. Een andermaal nam ze zich bij het opstaan voor, dat ze het plan voor een vertelling, dat ze al weken in zich omdroeg, dien avond nu stellig uitwerken zou, en dan voelde ze een blijde lust en opgewektheid: het zou ditmaal gelukken - in den loop van den dag hield ze zich dan van tijd tot tijd vermanend dat voornemen voor -, maar elken keer ontwaarde ze hoe de weerklank van innerlijken lust op het drijven en gebieden van haar wil, zwakker en slapper werd -, tot er in den avond van de morgenvlam niets dan asch overschoot en ze opnieuw rusteloos en werkeloos neerzat in het trage voortgaan der uren. ||||||||||||||||||||||umtrug|||||ausarbeiten||||||||||||||gelingen|||||||||||||||vermanend|||||||ontwaarde||||||innerlichen||||||||||||slapper|||||||||morgenvlam||||überschoss|||||||neer saß|||||| On another occasion she would get up and imagine that the plan for a story she had been carrying for weeks would definitely be worked out that evening, and then she would feel a joyful desire and exhilaration that this time it would succeed - in the course of the day she would remind herself of this intention from time to time -, but each time she could see how the resonance of her inner desire on the driving and commanding of her will was growing weaker and weaker - until in the evening nothing but ashes were left of the morning flame and she would sit restless and idle again in the slow progress of the hours. Ze wasin die stemming dikwijls prikkelbaar, voelde zich door geringe aanleidingen uit haar evenwicht gestooten, dat ze dan pas na moeite, pijn en vernedering weer terugvond. ||||||||||||||gestoßen||||||||||| In that mood, she was often irritable, feeling knocked off balance by minor inducements, which she then regained only after difficulty, pain and humiliation. Want Egbert, in het gewone verloop der dagen onverstoorbaar kalm, opgewekt, behulpzaam en goedmoedig -, liet geen scherp woord, geen bitsen uitval ongestraft over zijn kant gaan. For Egbert, in the ordinary course of days imperturbably calm, cheerful, helpful and good-natured -, let no sharp word, no bitterness outburst go unpunished over his side. Bij de minste uiting van haar prikkelbaarheid, richtte hij zich als in zijn volle lengte op en liet haar in hoonende, verachtende woorden en tegenwoorden scherp hare onredelijkheid voelen -; zij voelde die zelf bitter genoeg en ging er vaak onder gebukt, en nam iedermaal voor, vredig en verdragelijk te zijn. At the slightest manifestation of her irritability, he straightened himself up as if in his full length and made her feel sharply her unreasonableness in scornful, contemptuous words and rebuttals -; she herself felt it bitterly enough and was often weighed down by it, and each time pretended to be peaceful and tolerable. Sinds de geboorte van het kind kwam Geerte weer vaker dan vroeger; haar tegenzin tegen Ina scheen verdwenen en voor Ina beteekende haar komst een welkome afwisseling -, waar ze soms verlangend naar uitzag. Since the birth of the child, Geerte came again more often than before; her aversion to Ina seemed to have disappeared, and for Ina her arrival meant a welcome change - which she sometimes longed for. Eens op een avond tegen een uur of negen - Egbert dommelde over zijn krant, - kwam ze weer en bracht een jong vriendinnetje mee, en Ina fleurde onmiddellijk op bij den aanblik van het lieve, verlegen gezichtje met de fluweel-zachte, bruine oogen. Once one evening around nine o'clock - Egbert dozing over his newspaper - she came again and brought a young friend, and Ina immediately brightened at the sight of the sweet, shy face with the velvety soft brown eyes. Nu ze getrouwd was, in eigen huis woonde en ontving en daardoor de verhoudingen van te voren en vanzelf vaststonden, had haarstuursche, wantrouwige tegenzin jegens vreemden plaats gemaakt voor de behoefte, een vriendelijke, een hartelijke en voorkomende gastvrouw in haar eigen huis te wezen. Now that she was married, living and receiving in her own home and thus the relationships were fixed beforehand and automatically, her steered, suspicious reluctance toward strangers had given way to the need to be a friendly, a cordial and obliging hostess in her own home. En haar spontaan gevoel van ingenomenheid met het jonge meisje zwol voller in haar aan, toen ze met schuchteren eerbied vertelde, dat ze Ina's vertelling ‘De Bedelaar' gelezen en zoo heel mooi gevonden had en dat ze daarom maar zoo, zonder haar te kennen, met Geerte had durven meekomen. And her spontaneous feeling of affection for the young girl swelled within her, when she told her with timid reverence that she had read Ina's story "The Beggar" and had found it so very beautiful and that therefore she had dared to come along with Geerte without knowing her. Ze bloosde van verlegenheid en Ina bloosde van genoegen en vermeed Egbert's blik, om dat vage lachje van neerbuigenden spot op zijn gezicht niet te zien. |||Verlegenheit|||||||||||||||||||||| She blushed with embarrassment and Ina blushed with pleasure and avoided Egbert's gaze, so as not to see that faint smile of condescending derision on his face. Ze wist al precies hoe uitingen als deze op hem werkten, ze voelde al wel dat hij Nesje ‘onnoozel' vond. |||||||||||||||||Nesje|| She already knew exactly how expressions like this worked on him; she already sensed that he thought Nesje was "onnoozel. Ze dorst dan ook niet met woorden toonen, hoezeer ze met wat het kind zeide ingenomen was, voelde zich ongemakkelijk, beklemd door zijn aanwezigheid en wist niet goed welke houding ze aannemen moest. ||||||||wie sehr|||||||||||||||||||||||| She did not want to show with words how much she was pleased with what the child said, felt uncomfortable, trapped by his presence and did not know what position to take. Ze had van de bewondering, die haar werk in het jonge kind had opgewekt, zoo graag een vleiende genegenheid voor haar persoon willen maken -, maar ze durfde geen rechtstreeksche poging doen om haar te behagen en te winnen -, vrees voor Egbert, zijn killen spot, zijn schimpen op de ‘ijdelheid' die hij in haar vermoedde, hield haar in bedwang -, maar tegelijk zag ze zich met spijt de gelegenheid ontgaan. She had wanted so much to turn the admiration, which her work had aroused in the young child, into a flattering affection for her person -, but she dared not make a direct attempt to please and win her -, fear of Egbert, his killen mockery, his jeering at the "vanity" he suspected in her, restrained her -, but at the same time she saw herself with regret missing the opportunity. Doch Geerte begon nu over het doel van hun komst te spreken. But Geerte now began to speak about the purpose of their arrival. Een van de kransvrienden was plotseling ziek geworden, moest naar een sanatorium, geld was er niet. One of the wreath friends had suddenly fallen ill, had to go to a sanatorium, money was not available. Ze wilden nu, om dat bijeen te brengen, een avondfeest organiseeren en ze kwamen Ina en Egbert hun medewerking vragen. They now wanted, in order to raise that, to organize an evening party and they came to ask Ina and Egbert for their cooperation. Ina moest haar vertelling voorlezen, waarmee ze zooveel succes had gehad. Ina had to read her narration, with which she had had so much success. ‘U kunt stellig heel mooi voorlezen,' meende het bedeesde vriendinnetje en sloeg dwepend de oogen naar haar op. 'You can certainly read very beautifully,' mused the bashful friend, raising her eyes wistfully. Egbert trommelde met een vouwbeen op tafel, glimlachte en zweeg. Egbert drummed a folding leg on the table, smiled and remained silent. Ina had het kind wel kunnen omarmen en kussen, maar ze bleef strak. Ina could have embraced and kissed the child, but she remained tight. Geerte keek vragend van den een naar de ander. Geerte looked questioningly from one to the other. Maar Egbert trok een bedenkelijk gezicht, en Ina, die wel dadelijk blij had willen toestemmen en aanvaarden, hield zich in en keek hem in verborgen spanning aan. But Egbert made a doubtful face, and Ina, who would have been happy to agree and accept immediately, held back and looked at him in hidden excitement. ‘Is dat nu wel werkelijk iets voor ons?' ‘Waarom niet?' "Why not? ijverde Geerte, ‘er komen heel aardige en geschikte lui.' zealously argued Geerte, "very nice and suitable people are coming. ‘'t Zal wat wezen als het voor de heeren komt!' ''It'll be something if it comes before gentlemen!'' ‘Je schijnt het al weer precies te weten,' zei zijn zuster lichtelijk gebelgd. 'You seem to know exactly again,' his sister said mildly miffed. ‘Wij weten het zelf nog niet eens, maar we hebben toezegging van een heel goed studenten-kwartet en van acteurs en jonge actrices, die liedjes en voordrachten geven. 'We don't even know it ourselves yet, but we have commitment from a very good student quartet and from actors and young actresses, giving songs and readings. Er wordt een een-acter van De Musset gespeeld. A one-acter by De Musset will be played. Tusschen de voordrachten door, een soort van fancy-fair, en dan een soupertje -, een dansje. In between lectures, a kind of fancy-fair, and then a supper -, a dance. Het kan werkelijk heel aardig worden. It can get really nice. We hebben al heel wat kaarten verkocht. We have already sold a lot of tickets. Waarom zou dat nu ook niet iets voor jou en Ina zijn?' Now why wouldn't that also be something for you and Ina? Ina luisterde met hoopvol kloppend hart, maar ze hield zich onverschillig. Ina listened with hopefully beating heart, but she kept indifferent. Ze had zoo lang met Egbert tezamen op de ‘bourgeois-menschen' en hun ‘geestlooze' vermaken neergezien en gesmaald, dat ze nu niet dorst bekennen, hoezeer ze haakte naar licht en muziek, naar feestelijke verheffing, vooral: naar menschen om te zien en van gezien te worden. |||||||||Bourgeois||||geistlosen||neergesehen||||||||||||||||||verheffing||||||||||| For so long she and Egbert had looked down on the "bourgeois people" and their "witless" entertainments together, that now she did not want to admit how much she craved light and music, festive exaltation, above all, people to see and be seen from. Ze stelde zich heimelijk zichzelf al voor in haar witte zijden japonnetje, voorlezend terwijl de anderen stil zaten en luisterden en naar haar opzagen en haar, in dat éene oogenblik althans, bewonderden en vleiden en van haar hielden. |||||||||||Jäckchen|vorlesend||||||||||||||||einem|||bewunderten||vleiden|||| She secretly imagined herself already in her white silk gown, reading aloud while the others sat quietly and listened and looked up at her and, in that one moment at least, admired and flattered and loved her. Ze werd warm van de gedachte -, maar Egbert keek nog zoo bedenkelijk met zijn aarzelend, spottend lachje. |||||||||||bedenklich||||| She grew warm at the thought -, but Egbert looked even so dubious with his hesitant, mocking smile. ‘Maar als iedereen nu wat doet,' zei ze ten slotte, met een warm gezicht pogend elk teeken van graagte en geprikkeldheid uit haar stem weg te houden, voor het vreemde meisje, ‘het is toch voor dien zieken jongen en niet voor ons plezier dat we er heengaan. ||||||||||||||versuchend||||Freude||Reizbarkeit|||||||||||||||||||||||||| 'But if everyone does something now,' she said finally, with a warm face attempting to keep every sign of eagerness and agitation out of her voice, for the strange girl, 'surely it is for that sick boy and not for our pleasure that we go there. Het is natuurlijk altijd een corvee.' |||||Mühe Of course, it's always a corvee.' ‘In naam der menschlievendheid dan maar.' |||Menslichkeit|| 'In the name of humanity, then.' Egbert geeuwde en rekte de armen. |gähnte|||| Egbert yawned and stretched his arms. ‘En dan moet u reclame voor ons maken,' zei het blozende vriendinnetje dat moed begon te vatten, tot Egbert. 'And then you should advertise for us,' the blushing friend, who was beginning to take courage, said to Egbert. ‘Een berichtje in de krant!' 'A notice in the paper!' Maar hij weigerde, lachend doch onvermurwbaar; er kon geen sprake van wezen, zooiets deed hij nooit, niet voor zichzelf en niet voor anderen. |||||unbeirrbar|||||||so etwas|||||||||| But he refused, smiling but adamant; there could be no question, he never did such a thing, not for himself and not for others. Een beetje onthutst keek Nesje vragend Ina aan, die glimlachend hoofdschudde. ||verwirrt|||fragend||||| Neen, op zóó iets viel van Egbert niet te rekenen. En terwijl ze het zeide, knikte ze hem toe en haar borst zwol van trots. Ja, Egbert was onwrikbaar eerlijk en onpartijdig! Yes, Egbert was unwaveringly fair and impartial! En ze liep in een spontane opwelling naar hem toe en zette zich op zijn knie en kuste zijn haar. ||||||Eingebung||||||||||||| ‘Kunt u dan niet wat anders -, voordragen of spelen of zoo iets?' 'Can't you do something else then -, recite or play or zoo something?' ‘Geen aasje talent,' lachte Egbert openhartig, blijkbaar toch wel door Nesje's mooie oogen en haar zachte stem bekoord, ‘maar ik offreer immers mijn talentvolle vrouw.' |kleines||||offenherzig|||||Nesjes|||||||verzaubert|||biete|||| 'No ace of talent,' Egbert laughed candidly, apparently charmed by Nesje's beautiful eyes and her soft voice anyway, 'but after all, I am offering my talented wife.' Hij streelde schertsend Ina's haar. He jokingly stroked Ina's hair. ‘Schrijf je veel?' vroeg Geerte. ‘De jongen laat mij zoo weinig tijd. Er zijn, behalve “De Bedelaar”, enkel maar een paar kleine stukjes gepubliceerd.' ‘Dat van dien man en dat meisje op die boot in den maneschijn -, zoo iets moest u nog eens schrijven!' ||||||||||||Mondschein||||||| 'That of the man and the girl on the boat in the moonlight -, you had to write something like that again!' ‘Dat mag ik niet,' lachte Ina blozend, en keek Egbert aan. 'I'm not allowed to do that,' laughed Ina blushing, looking at Egbert. ‘Neen, dat hebben we zoo afgesproken -, die dingen moet ze niet schrijven,' vertelde Egbert met opgeruimde beslistheid, ‘zoo verliefderig, zoo zwoel, dat moet ze maar aan anderen overlaten. ||||||||||||||||Entschlossenheit||verliebt||sinnlich|||||||überlassen 'Nay, we have so agreed -, she must not write those things,' Egbert told me with tidy resolve, 'so infatuated, so sultry, she must leave that to others. Het zou haar maar noodeloos in opspraak brengen en ze kan immers net zoo goed een ander onderwerp kiezen.' ||||vergeblich|||||||||||||| ‘Natuurlijk,' meende Geerte. 'Of course,' mused Geerte. Ina had maar half geluisterd -, haar gedachten waren al bij het feest in het verschiet. Ina had only half-listened -, her thoughts were already with the party ahead. ‘Luister eens, Geerte, kan dat nu werkelijk wel? 'Listen, Geerte, is that really possible? Dat ik die vertelling voorlees. ||||vorlese That I read that narrative. Het lijkt me eigenlijk zoo pedant en zoo gek, als ik bedenk, dat het toch al lang gedrukt is, dat iedereen het koopen en lezen kan.' |||||pedant|||||||||||||||||||| It actually seems so pedantic and so silly to me, when I consider that it has long been printed anyway, that everyone can buy it and read it.' ‘O maar het gaat best, werkelijk, iedereen doet het, er komt nog een jonge dichter ook, die verzen van zichzelf voorleest.' 'Oh but it's going quite well, really, everyone is doing it, there will be a young poet too, reading verses of his own.' ‘Zeg jij het nu eens eerlijk,' wendde Ina zich tot Egbert, ‘of ik het werkelijk doen kan.' "Now you tell me honestly," Ina turned to Egbert, "whether I can really do it. ‘Wel zeker en gewis,' vond Egbert, ‘op zoo'n avond en voor zulke menschen. 'Well sure and certain,' Egbert thought, 'on such an evening and for such people. Het minste dat je ze geeft is al fraai genoeg -, en iets werkelijk goeds is toch niet aan ze besteed.' The least you give them is pretty enough -, and anything really good is not for them anyway.' Een kilte sloeg neer op Ina's hart. A chill beat down on Ina's heart. ‘Iets werkelijk goedsistoch niet aan ze besteed.' ||gutes Sache|||| 'Something really wellsistoch not to them.' Wat kon hij plomp en gedachteloos de dingen uitflappen -, hij zei het zonder boos opzet, maar het was niettemin zoo ruw en grof -, het was zoo geheel het tegendeel van alles wat naar vereering en vleierij geleek. |||plump|||||herausplatzen|||||||||||||||||||||||||||| How bluntly and thoughtlessly he could blurt things out -, he said it without malice, but it was nevertheless so rough and crude -, it was so completely the opposite of anything that resembled veneration and flattery. Ze worstelde en vocht om haar zinkende opgewektheid vast te houden, haar ontstemming tegen te gaan -, alles leek nu juist zoo harmonisch en vredig -, maar het hielp niet, er zat plotseling een hard, bitter brok in haar keel, haar innerlijke vastheid was als losgestooten, en viel uiteen. |||||||||||||||||||||harmonisch|||||||||||||||||||Festigkeit|||losgestoßen||| She struggled and fought to hold on to her sinking cheerfulness, to counteract her dismay -, everything just now seemed so harmonious and peaceful -, but it didn't help, there was suddenly a hard, bitter lump in her throat, her inner firmness was as if dislodged, and falling apart. De dichtbije aanraking met hem werd haar plotseling ondraaglijk de warmte van zijn knie, waarop zij zat, stond haar tot walgens toe tegen -, ze ging van hem weg en naar haar eigen stoel terug. |nahegelegene|||||||||||||||||||Widerwillen||||||||||||| The close touch with him suddenly became unbearable to her-the warmth of his knee, on which she sat, repulsed her to the point of disgust-she moved away from him and back to her own chair. ‘Heb je iets?' "You got something? ‘O, neen,' maar haar stem klonk zoo vreemd, met zoo schrillen, drogen klank, dat de beide anderen opkeken. ||||||||||schrillen|||||||aufblickten 'Oh, no,' but her voice sounded so strange, with such a shrill, dry sound, that both the others looked up. ‘O, ik dacht het maar, je doet zoo raar ineens.' 'Oh, I just thought, you're acting so weird all of a sudden.' Zweeg hij nu maar liever, liet hij nu maar dat wrange in haar uitwerken en zichzelf verteren, als het hem toch niet mogelijk was, door één woord van lief leedwezen en begrip het kwetsende ongedaan te maken. |||||||||||||||||||||||||||||Liebeswesen|||||ungeschehen|| If only he would rather swoon now, if only he would now let that wryness work itself out in her and consume himself, if it were not possible for him, after all, by one word of sweet sympathy and understanding to undo the hurtful. Ze kon er toch zelf niet overspreken, waar dat vreemde meisje bij zat, die toch al verlegen en vaag schuldbewust voor zich keek, in de plotselingverkilde sfeer. ||||||übersprechen|||||||||||||||||||plötzlich erkalteten| Surely she couldn't talk about it herself, where that strange girl was sitting, looking shy and vaguely guilty in front of her anyway, in the suddenness of the atmosphere. ‘Is er iets, Ina?' "Is something wrong, Ina? drong nu Geerte ook aan. urged Geerte now, too. ‘Ik schijn weer iets misdreven te hebben,' zei Egbert achteloos, ‘dat istegenwoordig aan de orde van den dag.' ||||verbrochen|||||||ist heutzutage|||||| 'I seem to have misbehaved again,' Egbert said carelessly, 'that demanded today.' Ina voelde dat ze wit en kil werd, ze kneep de lippen opeen om het snikken en de driftige woorden terug te houden. ||||||||||||aufeinander||||||wütenden|||| Ina felt she was turning white and cold, she pinched her lips together to hold back the sobbing and drifting words. Het samenzijn was nu onherroepelijk verstoord, Geerte en Nesje stonden op en namen afscheid. The gathering was now irrevocably disrupted, Geerte and Nesje stood up and said goodbye. Ina meende duidelijk te bemerken dat de spontane ingenomenheid van het vriendinnetje zich van haar afwendde en naar Egbert toe. ||||bemerken||||Eingenommenheit|||||||abwandte|||| Ina mused clearly that the spontaneous ingenomenness of the girlfriend was turning away from her and toward Egbert. Terwijl hij de twee onder grapjes uitgeleide deed, stond zij somber en stil met krampachtig gebalde handen naast de tafel, en toen Egbert even later weer binnenkwam, verroerde ze zich niet en wachtte vastbesloten en uitdagend. ||||||ausgeleitete||||||||kramphaft||||||||||||||||||||| As he led the two out under jokes, she stood somber and silent with convulsively clenched hands beside the table, and when Egbert came back in a moment later, she did not stir and waited determinedly and defiantly. Nu mocht hij weten dat ze ‘iets had', nu mocht hij opheldering vragen! Now he was allowed to know she "had something," now he was allowed to ask for clarification! Hij scheen het niet van zins te zijn, het voorgevallene blijkbaar reeds weer vergeten, tot hij haar als toevallig in het oog kreeg. |||||sinns||||Vorfall||||||||||||| He seemed to have no intention of doing so, the incident apparently already forgotten again, until he caught sight of her as if by chance. ‘Wat had jij toch voor een kippekuur zooeven?' ||||||Kippekur| 'What did you have for a kip just now?' ‘Ik heb geen kippekuur -, als ik mij ontstemd voel, omdat je mij krenkt en het zelf niet eens merkt.' 'I don't chicken out -, when I feel displeased, because you hurt me and don't even notice it yourself.' ‘Weer wat nieuws! Ik heb Hare Majesteit gekrenkt. I have offended Her Majesty. En zonder dat ik het weet. And without my knowing it. Maar mij dunkt, dan is alle schuld toch buitengesloten.' ||||||||ausgeschlossen But to me, then all blame is excluded anyway. ‘Dat je altijd even lomp bent, dat je zoo'n onhoffelijke vlegel bent....' verder kwam ze niet, haar stem smoorde in drift, haar adem stokte. |||||||||unhöflicher|Vogel||||||||erstickte|||||stockte 'That you are always as clumsy, that you are such an ungracious flail....' she got no further, her voice smothered in drift, her breath stopped. ‘Mensch, je bent niet goed. 'Mensch, you're no good. Ga naar je bed en slaap je roes uit. Je bent van streek, je bent giftig, omdat je niet naar je zin de ‘interessante schrijfster hebt kunnen spelen voor dat onnoozele schaap, dat hier zooeven zat.' Ze voelde het bloed naar haar hoofd stijgen, benauwd kloppen in haar keel, het zweet brak haar uit, een gloeiende prikkeling voer haar over de huid, overal, haar oogen brandden -, ze moest iets doen, ze wilde iets doen, ze kon niet anders dan haar drift in een gewelddaad ontladen -, ze greep met twee handen een zware stoel en smakte die tegen den muur. ||||||||||||||||||||Prickeln|||||||||brennen||||||||||||||||||Gewalttat|||||||||||smakte|||| She felt the blood rise to her head, muggy throbbing in her throat, the sweat broke out of her, a glowing prickle sailed over her skin, everywhere, her eyes burned -, she had to do something, she wanted to do something, she couldn't help but unload her temper in an act of violence -, she grabbed a heavy chair with two hands and smashed it against the wall. Hij wierp zijn krant op tafel en sprong op. He threw his newspaper on the table and jumped up. ‘Ben je heelemaal stapeldol geworden?' |||verrückt| 'Have you gone completely bunk?' Hij nam de stoel op, onderzocht met deskundig oog aan alle kanten of er niets aan gebroken was, klopte en wrikte en bracht hem weer op zijn plaats. |||||||kundigem|||||||||||||rüttelte||||||| He picked up the chair, examined it with an expert eye on all sides to make sure nothing was broken, knocked and pryed and brought it back into place. ‘Gaat het nog lang zoo door?' 'Is it going to be zoo for long?' Het klonk weer kalm en schamper. |||||spöttisch It sounded calm and diffident again. Bleek en zwaar ademend leunde Ina tegen den muur. Pale and breathing heavily, Ina leaned against the wall. ‘Het is maar dat ik het weet, zie je -, dan kan ik bijtijds maken dat ik wegkom.' ||||||||||||rechtzeitig||||wegkomme 'Just so I know, you see -, then I can make my way out in time.' Het klonk nu zakelijk luchtig, zonder een zweem van sarrend opzet. |||||||Hauch||scherzhaftem| It sounded matter-of-factly airy now, without a hint of sardonic intent. ‘Ik zal wel gaan.' 'I'll go.' Haarstem klonk gebroken en dof, ze liep als plotseling verflauwd de kamer uit en knakte boven op haar bed ineen. Haarstimme|||||||||verflauwd|||||knackte||||| Her voice sounded broken and dull, she walked out of the room as if suddenly fainted and collapsed on top of her bed. En zoodra de felle drift bedaard was en toen ze bekwam uit de halve verdooving van het eerste oogenblik -, toen lag ze gespannen luisterend in de stilte van het huis, afwachtend met van oogenblik tot oogenblik benauwder hartebonzen, of daar beneden geen stoel nog verschoof, of geen deur nog kraakte, of hij nog niet komen zou, om verzoening te zoeken. ||||||||||sich erholte||||Betäubung||||||||||||||||||||||benauwder|hartebonzen|||||||||||||||||||||| And as soon as the rage subsided and she emerged from the semi-nausea of the first moment - then she lay listening tensely in the silence of the house, waiting with each moment her heart ached to see if there was no chair down there, no door creaking, or if he would not come to seek reconciliation. De ellendige onvreê, de kwellende disharmonie - zij hier ontredderd en levenszat boven, hij beneden onbewogen - hing rondom haar in de lucht die ze ademde en maakte haar ziek, evenals de wanklank van een orkest van valsch-strijkende violen haar ziek zou hebben gemaakt. ||Unruhe||quälende|Disharmonie|||||lebensmüde||||unbeweglich||||||||||||||||Wanklang|||||falsch|strijkende|Violen||||| The wretched unvreê, the agonizing disharmony - she here dejected and life-sat above, he below unmoved - hung around her in the air she breathed and made her sick, just as the discordant sound of an orchestra of falsely-strung violins would have made her sick. Nu de minuten verstreken en hij maar niet kwam, kon ze weer niet langer stil blijven liggen -, de onrust besprong haar opnieuw, haar bloed ziedde heet naar haar hoofd en een gloeiende prikkeling joeg haar over de huid. ||||||||||||||||||||||||siedete||||||||||||| Een ellendige, tergende zekerheid, dat hij ook nu niet komen zou, ook nu geen onrecht zou belijden, deed haar wild snikken in het kussen. ||||||||||||||||bekennen||||||| A miserable, agonizing certainty, that even now he would not come, even now he would not confess injustice, made her sob wildly into the pillow. Haar hart smachtte naar wederkeer en vrede en harmonie -, en haar fierheid verweet haar, dat ze durfde haken naar dien vrede met hem, die nooit, nooit, nooit zijn onrecht beleed. ||sehnte||Rückkehr|||||||Stolz|||||||||||||||||| Her heart yearned for return and peace and harmony -, and her pride reproached her for daring to make that peace with him who never, never, never confessed his injustice. Ze haatte hem, omdat hij haar belachelijk had gemaakt, omdat hij haar vernederde, omdat hij altijd weer die ellendige drift in haar opwekte, omdat hij geen tact en geen zachtheid bezat -, en tegelijk haakte ze ernaar, dat hij komen zou, dat ze het eerlijk zouden kunnen uitpraten, dat hij dan óók zijn deel, al was het maar een klein deel van ongelijk op zich zou nemen -, inzien, dat hij zóó niet met haar omgaan moest, zoo niet tegen haar spreken mocht -, zoo zonder eenige omzichtigheid, zonder ooit haar kwetsbaarheid te ontzien. |hasste|||||||||||verniedrigte||||||||||weckte||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||Vorsicht||||||schonen She hated him, because he ridiculed her, because he humiliated her, because he always stirred up that wretched temper in her, because he had no tact and no gentleness -, and at the same time she yearned for him to come, for them to be able to talk it out frankly, for him to take his part too, even if only a small part of being wrong -, to understand that he should not treat her like that, should not talk to her like that -, so without any caution, without ever sparing her vulnerability. Hij wist toch, dat ze zelf haar drift verfoeide en haatte -, ze had het hem gezegd, ze had hem met woorden gevraagd haar te helpen om die hel te ontgaan. Surely, he knew, she herself despised and hated her temper -, she had told him, she had asked him in words to help her escape that hell. Maar hij kwam niet -, en als hij straks op bedtijd kwam, zou zij, uitgeput van drift en innerlijke tweespalt, die als achterhoede na elken driftvlaag kwam, lam en mat van zelfverwijt en zelfverguizing, vrede nemen met zijn bleeke grapjes en zich glimlachend een ‘malle meid' laten noemen, tot geen tegenspraak of verweer dan meer in staat, al blij met den schijn van herwonnen vrede, teruggekeerde harmonie. ||||||||||||||||||Zweifel|||Hinterhalt|||Wutausbruch||||||||selbstverachtung|||||||||||||||||Widerspruch|||||||||||||hergewonnen||zurückgekehrte| But he did not come -, and if he came later at bedtime, she, exhausted with drift and inner discord, coming as a rear guard after each tantrum, lame and dull with self-reproach and self-aggrandizement, would make peace with his pale jokes and allow herself to be called a "silly girl," smiling, incapable of any contradiction or defense then, already pleased with the semblance of regained peace, returned harmony. Ze zouden het nooit tezamen uitpraten zoomin als ze ooit iets anders uitgepraat hadden. ||||||sofern||||||| They would never talk it out together as much as they had ever talked anything else out. - Egbert haatte immers ‘theoretiseeren' - en alles zou vergeten zijn en zijzelf ook zou het - hoe ondenkbaar het leek, nu haar bloed nog ziedde - den anderen dag vergeten zijn -, en zich waarschijnlijk nog schuldig gevoelen om haar ruwheid en misschien wel ongelijk bekennen, - o dit alles was mogelijk, ze wist het al uit ervaringen, en hij zou weer vriendelijk wezen. ||||||||||||||||||||||||||||||||||||Rohheit|||||||||||||||||||||| - Egbert, after all, hated "theorizing" - and everything would be forgotten and she herself too would have forgotten it - as inconceivable as it seemed, now that her blood was still singing - the other day -, and probably still feel guilty for her rudeness and perhaps admit being wrong, - oh all this was possible, she already knew it from experience, and he would be friendly again. Hij bleef immers de kalme, sterke, waardige man -, het verlangen naar vrede en harmonie dat haar altijd weer naar hem toe dreef begreep hij eenvoudig als karakterlooze zwakheid, en haarzelf meer en meer als een driftig kind, dat van tijd tot tijd maar eens uitrazen moet en dat dan gauw genoeg en vanzelf wel weer bijdraait. ||||||||||||||||||||||||||charakterlose|||||||||||||||||||||||||||||bijdraait After all, he remained the calm, strong, dignified man -, the desire for peace and harmony that always drove her back to him he simply understood as characterless weakness, and herself more and more as an irascible child, who just has to rage from time to time and then soon enough and by itself will recover.