×

Usamos cookies para ayudar a mejorar LingQ. Al visitar este sitio, aceptas nuestras politicas de cookie.


image

Een Coquette Vrouw van Carry van Bruggen, Hoofdstuk 2 Deel 1 - 2

Hoofdstuk 2 Deel 1 - 2

Hij zag het, en nam het aan, keek haar telkens in de oogen, vol en diep, zoodat ze huiverde, zijn hand had al twee maal schijnbaar-toevallig de hare aangeraakt en was er even, warm en breed, op blijven rusten -, het bracht haar zoodanig in verwarring en vervoering, dat ze geheel vergat, dat ze niet alleen waren -, tot ze plotseling opschrok en tot bezinning kwam -, ze zag, dat Geerte verbaasd en geërgerd naar haar keek, dat Coba's dunne mond stijf gesloten was en haar wangen boos-rood gloeiden, dat het neefje naast haar bleek zag en zweeg, verlegen en verslagen -, het werd haar pijnlijk duidelijk, dat minuten lang zij alleen, die voor 't eerst hier en de jongste was, aan 't woord was geweest en met druk praten en luid lachen elk ander gesprek had afgesneden en onmogelijk gemaakt -, en dat nu elkeen ontstemd was tegen haar. Elkeen, behalve hij -, en dat troostte haar, daaraan hield ze zich vast. ‘We moeten naar huis, Ina, het wordt te laat.' ‘Het is nog heelemaal niet laat,' weerde ze overmoedig af. Coba haalde de schouders op. ‘Voor mij wordt het te laat -, maar doet jij wat je wilt.' Het was duidelijk, dat ze Ina's geheimen toeleg al had geraden: haar alleen te laten weggaan en zelf door Egbert te worden thuisgebracht. Ina's hart klopte in spanning, maar hijschilde met aandacht een appel, - het gesprek was hem blijkbaar ontgaan -, en nu stond ze hulpeloos tusschen Coba en Geerte, die haar beiden hadden doorzien. Geerte had geen woord gezegd om haar terug te houden, na haar opmerking. ‘Nu?' vroeg Coba. ‘Het was maar gekheid, ik ga met je mee.' Haar stem was ineens bevend en heesch -, zou hij nu niet opstaan en aanbieden hen thuis te brengen? Hij was klaar met zijn appel en stond van tafel op. ‘Is het droog?' vroeg Ina, alleen om zijn aandacht te zekerder op hun heengaan te vestigen, want niemand kon het weten en het kon haar niet schelen ook. Hij ging naar het raam. ‘Het is heel goed weer, volle maan - maar binnenshuis en op pantoffeltjes toch altijd het best -,' toen liet hij zich behaaglijk neer in zijn hoekje op de rustbank en strekte de beenen. ‘Mag ik u misschien even thuisbrengen?' kwam schuchter-blozend het neefje, ‘ik doe het heel graag.' ‘O, wat heb ik een galanten neef,' spotte Egbert. ‘Dank je, hoor,' zei Coba. Ina gaf geen antwoord, ze werd rood van toorn om het aanbod, dat immers haar toeleg verried, maar haar aandacht bleef fel en vast bij Egbert, ze had er zich al in geschikt om alleen te gaan, hij lachte haar toe van de rustbank, waarop hij zat en zij, de ontstemming die haar even beroerd had, met geweld verjagend, lachte ook, behaagziek vleiend en zag haar eigen gezicht, als voor een spiegel en hoopte dan plotseling weer dat hij toch zou opstaan en met haar gaan. De andere jongen inmiddels was met hun hoeden en mantels binnengekomen, ze liet zich door hem in haar mantel helpen, zonder een woord te zeggen, bijna zonder hem aan te zien, voortdurend Egbert toelachend -, haar instinct raadde haar dit wreed voorbijzien van den ander als het uitnemende middel om hem te vleien en vleiend te behagen en te winnen. Ze schikte voor den spiegel de haren onder haar hoed en waagde het hem toe te knikken in het glas, hij antwoordde met een kushand en ze zag dat hij opstond en naar haar toe kwam. Ze stonden naast elkaar, maar ze wist nu niets meer te zeggen, ze voelde zich uitgepraat met een vreemd, leeg geduizel in haar hoofd en een strakken glimlach om den mond, terwijl het neefje Coba hielp en onder haar omslachtig aankleeden geduldig wachtte met haar overschoenen en haar mof en ze lachte luid en schaterend, toen Egbert, wijdbeens met de handen in de zakken, hoonde ‘De Volmaakte Sjenteleman' -, zoodat de jongen bloedrood bloosde en niet dorst opzien. Zwijgend gingen ze naast elkaar, Ina en haar zuster, op weg naar het station, Josefine had alles verteld van thuis, van de nieuwe plannen, ze was er opzettelijk voor overgekomen en nu liep elk van beiden stil verzonken in eigen gedachten -, Josefine, de oudere, klein en schriel, met in een bleek gezichtje een vriendelijken mond en groote, blauwe poppenoogen, Ina rank als een jongen, het hoofd rechtop, met de handen binnen in de zakken haar smalle heupen omvattend, zooals ze wel meer deed om onder het peinzend voortgaan in een zacht behagen aan zichzelf, zich halfbewust te verlustigen in de aanvoeling van het soepele glijden der gewrichten. ‘Ten slotte heb jij dus nog gelijk gekregen,' verbrak Josefine nog weer eens het zwijgen. ‘Als het niet om Otto ging -, zou het mij meer plezier doen. Je weet, ik heb wel eens graag dat de feiten mij in het gelijk stellen. Ze vinden mijn oordeel immers altijd zoo voorbarig en onbillijk. Jij vond het toen ook.' ‘Ze deed zich zoo aanminnig voor in het begin.' Ina trok de schouders op. ‘Ze had toch altijd die koude oogen en dat ellendige tegelijk zegevierende en uitdagende glimlachje -, en jullie had oogen om het te zien.' Ze zwegen weer even. ‘Ik kan mij haast niet voorstellen, dat ze het durfde doorzetten, toen ze zag dat het Otto verdriet deed. Als je toch van iemand houdt -, wat komt het er dan op aan in welk huis je woont en hoe het ingericht is, al was het een krot met een tafel en een bank en een bed...' ‘Maar het is immers een aardig gezellig huis en alle meubels zoo goed en soliede en uitstekend onderhouden. Hoe kun je dan zeggen van een krot met...'

‘In het algemeen bedoelde ik. Dat ik in het geheel niet begrijp, dat huis en meubels er toe doen, als je van iemand houdt.' ‘Neen, Ina, dat is dwaasheid. Als het huis werkelijk ongerieflijk was en slecht ingericht...' ‘En als Otto er dan, zoo als het mocht zijn, aan gehecht was?' ‘Jij vat ook altijd alles zoo poëtisch op. Ik vind het vooral zonde van de goede meubels -, die gaan nu op de veiling en de dingen van waarde worden getaxeerd en die mogen wij dan koopen, als we er zin in hebben.' ‘Ik kan niet anders zeggen, dat het volkomen in stijl is en dat mijn “woorden vervuld” worden, om de profeten zaliger jaloersch te maken. Otto, de jongen die geen cent op zak kon houden en tot zijn schoolboeken toe weggaf, en die nu aan het taxeeren slaat en zijn moeders goud verkwanselt aan zijn zusters. Wat gebeurt er met vaders boeken?' ‘Die houdt Otto -, hij zal ze wel noodig hebben. Er wordt een soort van bibliotheek gebouwd met overal kasten in den muur, waar de kinderkamer vroeger was. En Annie krijgt een boudoir, het wordt allemaal heel voornaam en modern.' ‘Ik kan er niet om lachen, omdat het zoo zielig is,' zei Ina en haar stem beefde, ‘dat onze Otto daar aan moet -, er komt niets dan ongeluk van.' ‘Och, ongeluk. Als ze maar niet overdrijft, hij mocht wel eens wat ontbolsterd worden. Hij werd wel al heelemaal tusschen de boeren een boerendokter.' ‘En wat dan nog? Was hij er niet gelukkig in? En waren ze hem niet dankbaar, de boertjes, als hij ze had geholpen? En was het niet aardig, ze op marktdag te zien komen met appelen of verschen room? Als hij zich loswerkt uit zijn boerenpraktijk, uit vaders oude praktijk, dan zie ik uit de verte wat er van komt; als het huis half tegen den grond ligt en Annie heeft haar boudoir en haar bibliotheek en de oude meubels zijn verstrooid naar de vier hoeken van de aarde' dan trekken ze hier heen -, dan is het haar ginds toch weer niet mondain en deftig genoeg, dan moet hij hier carrière maken.' Ze zweeg even. ‘Ik geloof dat ik maar nooit meer daar ginds terugkom,' zei ze snel en heftig, ‘ik kan Annie's boudoir en haar bibliotheek al bij voorbaat niet zetten, ik heb van den heelen boel al volop genoeg.' Josefine gaf geen antwoord -, ze gingen verder. Ergensin de verte floot een stoomboot -, dof en domp klonk het in de kilte van den Januari-achtermiddag. ‘Hoor je?' vroeg Ina, ineens droomerig, ‘hoor je die boot? Weet je, waar mij dat geluid aan denken doet? Aan vroeger, aan de zomervacantie. Weet je wel, bij ons in de vaart? Als het water zoo blauw was en zoo spatte en sprong en vol zonnevonken stond en als dan die prachtige, bruine beurtschepen daar voeren, die soms zoo heerlijk glansden, met de kleine dronken jolletjes er bij bungelend en springend soms tegen de zwaarden op! Dan was er één zoo'n vrachtboot, die heette “De Martelaar” geloof ik -, en die floot precies als die boot ginds -, die hoor ik wel meer, soms 's avonds laat in bed, het is misschien ook een vrachtboot, en dan moet ik altijd zoo sterk aan dat van vroeger denken, dan ruik ik die zilte reuk van het water en ik zie de malvaplanten, waar de steenen helling vol van stond -, en die we plukten, kaarsjesbloemen zeiden wij, weet je wel?' ‘Ik herinner het mij niet,' zei Josefine, van haar stuk gebracht, nu Ina plotseling van onderwerp veranderd was en om de heftige trilling in haar stem. ‘Dat kan niet -, want je was er vaak genoeg bij. Ik ben er nog eens bijna ingeduikeld, toen ik dacht, dat er een gulden vooraan tusschen de keien in het water lag. Achteraf bleek het een blikje.' Maar ze zag, dat haar woorden in Josefine niets opwekten, dat niets in haar zuster weerklank gaf op wat zoo plotseling in haar was aangeslagen en ze zweeg en ging aan het overdenken, waarover ze met Josefine zou kunnen spreken, het laatste halfuur dat ze nog tezamen zouden zijn, nu ze elkaar in zoo lang niet hadden gezien en wel niet zouden weerzien voorloopig. Ze waren eigenlijk nooit intiem geweest, ze verschilden zooveel in leeftijd en in aard, doch daarin alleen zat het niet -, begreep Ina, het zat in haar eigen, algemeen onvermogen om een aangenaam, vlot, niets zeggend gesprek gaande te houden. Dat was immers altijd een moeilijkheid, een beletsel voor haar geweest. Maar ditmaal wilde ze haar best doen en belangstelling toonen in huishoudelijke dingen, vragen naar Josefine's werk voor de plaatselijke afdeeling van vrouwenkiesrecht, waarvan ze een ijverig en gezien bestuurslid was -, maar Josefine, haar oneerbiedige grappen van vroeger blijkbaar ook nog niet vergeten, antwoordde schichtig en ontwijkend en het was voor beiden een verluchting, toen de trein weggereden was. Ina wandelde nu alleen naar huis. En ze vroeg zich af, hoe dat nu in elkaar zat, dat ze in sommige omstandigheden en tegenover sommige menschen bijna geen woord wist uit te brengen. Bij Mary aan huis had ze ook nog herhaaldelijk dien hinder ondervonden en een heimelijke benijding, bijna bewondering gevoeld voor het gladde praten, uren lang, van Mary en haar theevriendinnen, terwijl zij er linksch en stom bij zat. En daartegenover stond haar oude roep van welsprekendheid! Zij was het toch die op de school-praat-avonden van vroeger haar onderwerpen het best toelichtte, het sterkst stond in het debat. Debatteeren met jongens, dat was altijd haar glorie en haar heerlijkheid geweest, met oudere jongens liefst, met aankomende studenten, ze aan alle kanten vastzetten en ze slaan, niet met handigheid, die ze verafschuwde, maar met argumenten, die ze gereed overzag en goed formuleerde. Dat had ze van haar vader, was haar gezegd -, zijzelf had dien vader nauwelijks gekend. Maar dan later, dan had ze toch wel spijt gehad als diezelfde jongens zoo klaarblijkelijk liever de anderen, de ‘zachte' meisjes, die glimlachten en zedig zwegen en thee schonken, ten dans vroegen dan haar, en met hen babbelden en lachten in hoekjes -, die andere meisjes benijdde ze dan om de hulde van de jongens, die ze tegelijk om hun kortzichtigheid verachtte. Meenden ze soms, dat zij ook niet babbelen en fluisteren in hoekjes wilde -, en naar zotte, overmoedige dingen luisteren en ze zeggen -, omdat ze, op anderen tijd -' niet van wijken wist en op haar stuk stond wanneer het om ernstige dingen ging? Ze was nu een jaar bij Mary Rutgers en begon zich toch langzaam aan ook wel dien gemakkelijken, onpersoonlijk welwillenden gezelschapstoon te wennen, waaraan geen werkelijke welwillendheid, geen enkel positief gevoel ten grondslag ligt -, ze vergiste zich ook niet zoo vaak meer in de bedoelingen der anderen, vermoedde niet altijd persoonlijke gevoelens van hartelijkheid, vriendschappelijkheid, hoffelijkheid waar van niets dan van algemeene en geheel onpersoonlijke beleefdheid sprake was en liep daardoor niet zooveel kleine wonden en teleurstellingen meer op als in het begin. Maar haar ware aard was geneigd naar uitsluitend spreken over wat haar werkelijk belang inboezemde en vooral naar het duidelijk en direct uitdrukken van haar snel-opkomende en heftig-werkende gevoelens, afkeer en onwil zoowel als genegenheid, vriendschap, bewondering en wanneer degeen die zulk gevoel in haar had opgewekt, luisteren wilde, dan sprak ze bij uitstek graag over zichzelf. Maar van dit laatste gaf ze zich geen rekenschap, terwijl ze haastig voortliep door de verlichte straten, waar de natte zware mistlucht tusschen de huizen hing. Haar denken had haar teruggevoerd naar den avond bij Geerte de Kruyff, nu bijna twee maanden geleden. Toen had ze wel geweten wat ze zeggen moest, toen was ze om onderwerpen niet verlegen geweest, maar snedig en geestig, vaardig om te antwoorden en op te merken -, toen ze hem had willen bekoren en winnen. En met Ramondt, verleden jaar, den eersten keer dat ze hem sprak. Wat ze alleen niet kon, was gezellig praten over niemendal, knus keuvelen, dat maakte haar rampzalig en moe, het zette haar onvermijdelijk tot gapen. ‘Jij bent, geloof ik, pas op dreef als je flirten kunt,' had Coba scherp gezegd, een paar dagen na dien avond. Ze was ervan geschrokken. ‘Pas op dreef als je flirten kunt' -, kon ze het geheel en al ontkennen, en was het dan niet, zooals Coba gezegd had, afschuwelijk, schandelijk, om nooit iemand te bekennen en zich in eenzaamheid voor te schamen en over te blozen dat haar geest en levendigheid voortkwamen uit dien bron? Ze had Coba niet meer ontmoet, na dien tijd, ze had hard gewerkt, trouw haar lessen in Grieksch en Latijn gevolgd, vooral veel en gretig gelezen, ze had ook Egbert niet meer gezien -, het was voorbij. De eerste dagen was haar denken zoo fel en sterk op hem gespannen geweest, dat ze onder het loopen op straat herhaaldelijk opschrok en hem meende te zien, dat ze nooit de deur uitging, nergens binnentrad, of het was in de hoop hem ongedacht te ontmoeten -, maar die spanning was weggetrokken - en nu de vervulling uitbleef was er nauwelijks iets van het verlangen meer over. Ze wandelde en zwierf veel alleen en dan mijmerde ze dikwijls over de eindelooze en ontstellende wonderen aan haar eigen lijf en in de natuur -, het wonderwerk van den fijngeleden bloedsomloop, van het dag-en-nachtstuwende, nooit-falende hart, over haar ademhaling en haar hersens, haar oogen en ooren - over de orde van planten en dieren, duizenden, duistere, dag en nacht werkende, nooit falende wetten, aan den geheimen wil van de waaiende winden om haar heen en de bedoelingen van de sterren boven haar hoofd, aan eb en vloed, boomen met hun sappen en vertakkingen, beesten met hun geledingen, aan licht en geluid, tot ze bang werd van ontzag, bang voor de aanwezigheid van dat lijf vol onbegrepen wonderen, vol onbekende, vreemde werelden, waar onbegrepen wetten heerschten, waar haar wil geen macht, haar begrip geen vat had en alles buiten haar om vastgesteld en geregeld werd -, tot ze het voelde als een vreemd ding, waarvan ze de zwaarte woog, de vormen voelde, de warmte gewaar werd, dat ze hoorde kloppen en zuchten, dat zij machteloos en bang als van buiten af gadesloeg, terwijl het uit eigen macht en wil scheen te hooren, te zien en te gaan -, en plotseling bemerkte ze, dat ze aan alle kanten benauwd zweette, dat het was als werd ze door zichzelf verstikt en niet ademen kon. Thuis bij Mary vond ze dan maar met moeite haar aangewezen plaats en haar voorgeschreven houding in de vastgestelde regels en maatschappelijke verhoudingen terug, voelde ze zich afgetrokken en verdwaasd, met een licht, duizelend hoofd dat naar mijmeren bleef staan -, tot er soms in den loop van den avond een nieuw lief gezicht, een paar oogen, waarin zij belofte van vriendschap of meegevoel meende te lezen, of wel een belangrijk gesprek haar tot zichzelf en tot de menschen en de wereld terugbrachten. Dezen keer voelde ze zich in de kilte niet anders dan verlaten en leeg. Ze sloeg gedachteloos de menschen gade, die zich in de nauwte tusschen de winkels en voor de verlichte ramen verdrongen, voelde zich ver en alleen, de klare spiegel van haar verbeelding scheen beslagen -, de bonte mijmeringen bleven uit. Toen voelde ze ineens een verlangen in zich opkomen naar Coba te gaan en te weten of die nog van haar weten wilde, een bekend gezicht te zien, wat te praten, misschien ook anderen te ontmoeten -, vriendelijke dingen te zeggen en te hooren, Coba kende en zag zooveel menschen, en om dit vaste warme voornemen vlood de doelloosheid weg, stapte ze ranker en krachtiger voort. Coba ontving haar als altijd en zooals ze iedereen ontving, koel-vriendelijk, maar ze vroeg haar niet, waar zij al die weken was gebleven en dat stelde Ina te leur, gaf haar in een kil gevoel de zekerheid dat ze toch niet meer dan een half-gewenschte vreemde was. Er zat bezoek, twee meisjes, studenten als Coba, de een kleurloos en vaal, met fletse oogen, maar de tweede groot en mooi, gekleed in donker fluweel, gebruind van tint, met donzen blos, rooden mond en oogen vol hooghartig zelfgevoel. Ze sprak op een toon van kalm gezag, blijkbaar den beiden anderen iets uitleggend -, in hun luisterend naar haar opzien lag de erkenning van haar meerderheid. ‘Zoo had Henriette moeten zijn', dacht Ina, die haar gadesloeg en ze voelde een scherpe pijn om de oude, bittere herinnering -, zoo groot en mooi en rustig en sprekend met kalm gezag, dan had ze haar kunnen dienen haar leven lang zonder schade aan haar eigen trots, want dat was immers waarnaar ze haakte, te mogen vereeren en dienen zonder schade aan haar eigen trots. Het gevoel van kilte en leege verlatenheid was heen -, het scheen als had haar hart zich opgericht en klopte van kracht en verwachting, als gloeide het leven voller en sterker in haar op. Ze zat stil en schijnbaar rustig in het gesprek der anderen over hun eigen aangelegenheden, waarvan ze niet op de hoogte was en waaraan ze geen deel kon nemen -, maar langzaam aan begon ze onrustig te worden en van minuut tot minuut steeg die onrust. Het was als ving er binnen in haar iets aan te trillen, uit de kern van haar wezen vandaan door al haar leden heen, en tot buiten haar zelf, en naar de ander toe, als om die ander te bereiken, te omvatten en te omvangen, naar zich toe te halen, aan zich te binden, om er één mede te zijn -, het was als een stroom van warme onrust en zoet verlangen, zoodat ze niet stil zitten kon, zoodat ze van binnen uit werd gedrongen, gedwongen, op te staan, te bewegen, iets te doen dat de aandacht moest trekken van haar die dit in haar had opgewekt en contact scheppen tusschen hen-beiden -, ze voelde ook een schrijnend zoet verlangen haar wèl te doen en haar zacht en nederig te dienen. Ze stond op en nam het leege theekopje en vroeg haar met een teederen blik, een lach zonder woorden, of ze het weer vullen mocht -, de ander knikte haar toestemming en lachte vluchtig -, en ze bracht haar het volle kopje, reikte het haar met een fijn, vleiend beweginkje en voelde zich over haar stoel geleund, alsof ze de page was van een mooie koningin en eeredienst verrichtte; haar hart klopte zacht en vol, ze hield haar een schaaltje met zoetigheid voor en lachte in haar oogen en bedwong maar met moeite een vreemden drang, als een trekken in haar hart, over haar schouder heen haar eigen wang even tegen den zachtbruinen, donzig-blozenden wang van de andere te vleien, maar ze bleef achter haar stoel en blies haar zacht, heel zacht even in den nek tusschen de losse, krieuwende haren. De ander, in haar ernstig gesprek gestoord, keek om -, en lachte even, maar wat bevreemd en wat gedwongen als tegen een zonderling, lastig kind. Ina voelde het onmiddellijk en sloop beschaamd, plotseling verslagen naar haar stoel terug. Maar een oogenblik later was haar na zwakke worsteling dezelfde bijna lichamelijke drang zichzelf met die andere in verbinding te brengen toch weer te sterk, ze zag rond naar een middel om opnieuw en nu bescheidener haar te naderen, ze trok van midden op tafel een schaaltje noten naar zich toe, pelde er een en schoof die heel zacht over het wollen kleed naar de bewonderde toe, die nu luisterde, terwijl Coba met haar stugge, eentonige stem een artikel uit een vaktijdschrift voorlas. Ze keek niet op, maar de blanke hand greep het nootje en bracht het naar den mond -, Ina pelde een tweede, een derde, nog meer en schoof ze alle naar haar toe, at er zelf geen een, in een kinderlijk-dwependen drang, zich iets voor haar te ontzeggen -, en de ander at zonder omzien, rustig en gestadig. Eindelijk boog Ina zich naar haar toe, en fluisterde, vleiend, behaagziek ‘is dat nu niet heel prettig, om zoo bediend te worden?' De bewonderde keek op, trok even de wenkbrauwen omhoog en zei koel, met teruggetrokken bevreemding: ‘maar beste kind, ik ben mijn heele leven lang heusch heel voldoende bediend.' Het bloed rees Ina heet naar de slapen, haar stem trilde schril. ‘Je bedoelt door knechten en meiden -, maar een page is iets anders dan een knecht.' ‘Och Ina,' zei Coba misnoegd, in haar voorlezing gestoord; ze liet het tijdschrift in den schoot zinken. Het derde meisje gaapte haar aan met onnoozel verschrikte oogen, de bewonderde antwoordde niet, trok even met de schouders, wendde het hoofd af en keek het raam uit. De aanblik van dat geringschattend-achteloos gebaar en het ellendig gevoel van eigen machteloosheid, belachelijkheid en beschaming tegenover de hoogheid en de rust van de ander deden Ina alle zelfbedwang verliezen. ‘Stik, stik jullie allemaal,' gilde ze plotseling, sprong op en rende de kamer uit. Ze stond nog in de halfdonkere gang met razend hoofd en heete handen haar goed te zoeken op den overvollen hanger, toen Coba haar uit de kamer achterop kwam. ‘O, sta je daar nog? Zeg, je moest hier voorloopig maar liever vandaan blijven. Je schijnt tegenwoordig heelemaal niet meer te weten, hoe je je bij beschaafde menschen gedragen moet, ik heb er genoeg van, hoor. Vroeger al dat gekibbel met Erik en toen... enfin... en nu dit weer...' Ze zweeg, ze voelde dat Coba terloops, maar met bedoeling op den avond bij Geerte duidde, maar ze was te slap en te ontdaan na haar uitbarsting om op dien nieuwen steek in te gaan. Zonder een woord meer ging ze heen. Met heete keel, de handen in de zakken verknepen, repte ze zich ellendig, hijgend in donker voort, zonder opzien -, toen ze plotseling een luiden groet naast zich vernam en zich door een uitgestrekten arm voelde tegengehouden.


Hoofdstuk 2 Deel 1 - 2 Chapter 2 Part 1 - 2 Bölüm 2 Kısım 1 - 2

Hij zag het, en nam het aan, keek haar telkens in de oogen, vol en diep, zoodat ze huiverde, zijn hand had al twee maal schijnbaar-toevallig de hare aangeraakt en was er even, warm en breed, op blijven rusten -, het bracht haar zoodanig in verwarring en vervoering, dat ze geheel vergat, dat ze niet alleen waren -, tot ze plotseling opschrok en tot bezinning kwam -, ze zag, dat Geerte verbaasd en geërgerd naar haar keek, dat Coba's dunne mond stijf gesloten was en haar wangen boos-rood gloeiden, dat het neefje naast haar bleek zag en zweeg, verlegen en verslagen -, het werd haar pijnlijk duidelijk, dat minuten lang zij alleen, die voor 't eerst hier en de jongste was, aan 't woord was geweest en met druk praten en luid lachen elk ander gesprek had afgesneden en onmogelijk gemaakt -, en dat nu elkeen ontstemd was tegen haar. Él lo vio, y lo tomó, la miró a los ojos una y otra vez, llenos y profundos, de modo que ella se estremeció, su mano ya había tocado la de ella dos veces aparentemente sin querer y se había posado en ella por un momento, cálida y amplia--, la confundió y embelesó a tal punto que olvidó por completo que no estaban solos - hasta que de repente se sobresaltó y recobró el sentido - vio que Geerte la miraba con sorpresa y molestia, que la boca delgada de Coba estaba cerrada con fuerza. y sus mejillas brillaban de un rojo enojado, que el sobrino a su lado se veía pálido y callado, tímido y derrotado- se le hizo dolorosamente claro que por minutos ella sola, que estaba aquí por primera vez y la más joven, hablaba y con las conversaciones ocupadas y las carcajadas habían interrumpido e imposibilitado cualquier otra conversación, y ahora todos estaban disgustados con ella. Elkeen, behalve hij -, en dat troostte haar, daaraan hield ze zich vast. Todos menos él, y eso la consolaba, se aferró a eso. ‘We moeten naar huis, Ina, het wordt te laat.' "Tenemos que ir a casa, Ina, se está haciendo demasiado tarde". ‘Het is nog heelemaal niet laat,' weerde ze overmoedig af. "No es tarde en absoluto", replicó ella con exceso de confianza. Coba haalde de schouders op. Cobá se encogió de hombros. ‘Voor mij wordt het te laat -, maar doet jij wat je wilt.' Het was duidelijk, dat ze Ina's geheimen toeleg al had geraden: haar alleen te laten weggaan en zelf door Egbert te worden thuisgebracht. Estaba claro que ya había adivinado el plan secreto de Ina: dejarla marchar sola y ser llevada a casa por la propia Egbert. Ina's hart klopte in spanning, maar hijschilde met aandacht een appel, - het gesprek was hem blijkbaar ontgaan -, en nu stond ze hulpeloos tusschen Coba en Geerte, die haar beiden hadden doorzien. El corazón de Ina latía en suspenso, pero él peló con cuidado una manzana (aparentemente se había perdido la conversación) y ahora ella estaba de pie impotente entre Coba y Geerte, quienes la habían visto a través de ella. Geerte had geen woord gezegd om haar terug te houden, na haar opmerking. Geerte no había dicho una palabra para contenerla después de su comentario. ‘Nu?' vroeg Coba. ‘Het was maar gekheid, ik ga met je mee.' "Fue una locura, voy contigo". Haar stem was ineens bevend en heesch -, zou hij nu niet opstaan en aanbieden hen thuis te brengen? Su voz de repente estaba temblando y ronca—¿no se levantaría él ahora y se ofrecería a llevarlos a casa? Hij was klaar met zijn appel en stond van tafel op. Terminó su manzana y se levantó de la mesa. ‘Is het droog?' ¿Está seco? vroeg Ina, alleen om zijn aandacht te zekerder op hun heengaan te vestigen, want niemand kon het weten en het kon haar niet schelen ook. Ina preguntó, solo para llamar su atención sobre su muerte con más seguridad, porque nadie podía saberlo y a ella no le importaba. Hij ging naar het raam. Fue a la ventana. ‘Het is heel goed weer, volle maan - maar binnenshuis en op pantoffeltjes toch altijd het best -,' toen liet hij zich behaaglijk neer in zijn hoekje op de rustbank en strekte de beenen. 'Hace muy buen tiempo, luna llena, pero siempre mejor adentro y en pantuflas', luego se sentó cómodamente en su rincón del sofá y estiró las piernas. ‘Mag ik u misschien even thuisbrengen?' "¿Puedo llevarte a casa por un momento?" kwam schuchter-blozend het neefje, ‘ik doe het heel graag.' dijo el sobrino, tímidamente sonrojándose, 'Me gusta mucho'. ‘O, wat heb ik een galanten neef,' spotte Egbert. —Oh, qué primo tan gallardo tengo —se burló Egberto—. ‘Dank je, hoor,' zei Coba. "Gracias", dijo Coba. Ina gaf geen antwoord, ze werd rood van toorn om het aanbod, dat immers haar toeleg verried, maar haar aandacht bleef fel en vast bij Egbert, ze had er zich al in geschikt om alleen te gaan, hij lachte haar toe van de rustbank, waarop hij zat en zij, de ontstemming die haar even beroerd had, met geweld verjagend, lachte ook, behaagziek vleiend en zag haar eigen gezicht, als voor een spiegel en hoopte dan plotseling weer dat hij toch zou opstaan en met haar gaan. Ina no respondió, se puso roja de ira por la oferta, que al fin y al cabo traicionaba su intención, pero su atención seguía feroz y fija en Egbert, ya se había arreglado para ir sola, él le sonrió desde el sofá, sobre el cual él se sentó, y ella, disipando violentamente el disgusto que la había tocado por un momento, también se rió, coquetamente halagadora, y vio su propia cara, como si estuviera frente a un espejo, y luego de repente esperó de nuevo que él se levantaría después de todo y se iría. con ella. De andere jongen inmiddels was met hun hoeden en mantels binnengekomen, ze liet zich door hem in haar mantel helpen, zonder een woord te zeggen, bijna zonder hem aan te zien, voortdurend Egbert toelachend -, haar instinct raadde haar dit wreed voorbijzien van den ander als het uitnemende middel om hem te vleien en vleiend te behagen en te winnen. El otro chico, mientras tanto, había entrado con sus sombreros y capas, ella se dejó ayudar por él a ponerse la capa, sin decir una palabra, casi sin mirarlo, sonriendo constantemente a Egbert - su instinto le aconsejó este cruel descuido del otro como medio eminente para halagarlo y halagarlo para agradar y conquistar. Ze schikte voor den spiegel de haren onder haar hoed en waagde het hem toe te knikken in het glas, hij antwoordde met een kushand en ze zag dat hij opstond en naar haar toe kwam. Se arregló el cabello debajo del sombrero frente al espejo y lo desafió a asentir en el espejo, él respondió con un beso y ella lo vio levantarse y acercarse a ella. Ze stonden naast elkaar, maar ze wist nu niets meer te zeggen, ze voelde zich uitgepraat met een vreemd, leeg geduizel in haar hoofd en een strakken glimlach om den mond, terwijl het neefje Coba hielp en onder haar omslachtig aankleeden geduldig wachtte met haar overschoenen en haar mof en ze lachte luid en schaterend, toen Egbert, wijdbeens met de handen in de zakken, hoonde ‘De Volmaakte Sjenteleman' -, zoodat de jongen bloedrood bloosde en niet dorst opzien. Se pararon uno al lado del otro, pero ella no pudo decir nada más, sintió que había terminado de hablar con un aturdimiento extraño y vacío en su cabeza y una sonrisa tensa en su rostro, mientras el sobrino ayudaba a Coba y esperaba pacientemente con sus chanclos debajo de ella. elaborado aderezo, y su manguito, y se rió a carcajadas cuando Egbert, con las piernas a horcajadas y las manos en los bolsillos, se burló de 'El Shenteleman perfecto', de modo que el niño se sonrojó como la sangre y no levantó la vista sediento. Zwijgend gingen ze naast elkaar, Ina en haar zuster, op weg naar het station, Josefine had alles verteld van thuis, van de nieuwe plannen, ze was er opzettelijk voor overgekomen en nu liep elk van beiden stil verzonken in eigen gedachten -, Josefine, de oudere, klein en schriel, met in een bleek gezichtje een vriendelijken mond en groote, blauwe poppenoogen, Ina rank als een jongen, het hoofd rechtop, met de handen binnen in de zakken haar smalle heupen omvattend, zooals ze wel meer deed om onder het peinzend voortgaan in een zacht behagen aan zichzelf, zich halfbewust te verlustigen in de aanvoeling van het soepele glijden der gewrichten. En silencio iban una al lado de la otra, Ina y su hermana, camino a la estación, Josefine les había contado todo desde casa, sobre los nuevos planes, se lo había topado deliberadamente y ahora cada una caminaba en silencio perdida en sus propios pensamientos. -, Josefine, la mayor, menuda y flacucha, de boca amistosa en una cara pálida y grandes ojos azules de muñeca, Ina esbelta como un muchacho, cabeza erguida, manos en los bolsillos apretando sus estrechas caderas, como hacía más a menudo para seguir pensativo en un suave placer propio, para deleitarse semiconscientemente en la sensación del suave deslizamiento de las articulaciones. ‘Ten slotte heb jij dus nog gelijk gekregen,' verbrak Josefine nog weer eens het zwijgen. —Así que al final tenías razón —Josefine volvió a romper el silencio—. ‘Als het niet om Otto ging -, zou het mij meer plezier doen. Si no fuera por Otto, me agradaría más. Je weet, ik heb wel eens graag dat de feiten mij in het gelijk stellen. Sabes, a veces me gusta que los hechos me den la razón. Ze vinden mijn oordeel immers altijd zoo voorbarig en onbillijk. Siempre encuentran mi juicio tan prematuro e injusto. Jij vond het toen ook.' ‘Ze deed zich zoo aanminnig voor in het begin.' "Ella actuó tan adorable al principio". Ina trok de schouders op. Ina se encogió de hombros. ‘Ze had toch altijd die koude oogen en dat ellendige tegelijk zegevierende en uitdagende glimlachje -, en jullie had oogen om het te zien.' "Ella siempre tuvo esos ojos fríos y esa sonrisa miserable, triunfante y desafiante al mismo tiempo, y tú tenías ojos para verlo". Ze zwegen weer even. Volvieron a guardar silencio. ‘Ik kan mij haast niet voorstellen, dat ze het durfde doorzetten, toen ze zag dat het Otto verdriet deed. 'Apenas puedo imaginar que se atrevió a seguir adelante cuando vio que entristecía a Otto. Als je toch van iemand houdt -, wat komt het er dan op aan in welk huis je woont en hoe het ingericht is, al was het een krot met een tafel en een bank en een bed...' ‘Maar het is immers een aardig gezellig huis en alle meubels zoo goed en soliede en uitstekend onderhouden. Si amas a alguien, ¿qué importa en qué casa vives y cómo está amueblada, incluso si fuera una choza con una mesa, un sofá y una cama...? muebles tan buenos y sólidos y excelentemente mantenidos. Hoe kun je dan zeggen van een krot met...' ¿Cómo puedes decir una choza con...?

‘In het algemeen bedoelde ik. En general, quise decir. Dat ik in het geheel niet begrijp, dat huis en meubels er toe doen, als je van iemand houdt.' Que no entiendo para nada que la casa y los muebles importen si amas a alguien. ‘Neen, Ina, dat is dwaasheid. —No, Ina, eso es una tontería. Als het huis werkelijk ongerieflijk was en slecht ingericht...' ‘En als Otto er dan, zoo als het mocht zijn, aan gehecht was?' Si la casa fuera realmente incómoda y estuviera mal amueblada... —¿Y si Otto estuviera unido a ella, como podría estarlo? ‘Jij vat ook altijd alles zoo poëtisch op. Siempre te lo tomas todo tan poéticamente. Ik vind het vooral zonde van de goede meubels -, die gaan nu op de veiling en de dingen van waarde worden getaxeerd en die mogen wij dan koopen, als we er zin in hebben.' En especial, creo que es un desperdicio de buenos muebles: se subastarán ahora y las cosas de valor se tasarán y podremos comprarlos si nos apetece. ‘Ik kan niet anders zeggen, dat het volkomen in stijl is en dat mijn “woorden vervuld” worden, om de profeten zaliger jaloersch te maken. 'No puedo dejar de decir que está completamente de moda y que mis 'palabras se cumplen' para hacer que los profetas tengan más envidia. Otto, de jongen die geen cent op zak kon houden en tot zijn schoolboeken toe weggaf, en die nu aan het taxeeren slaat en zijn moeders goud verkwanselt aan zijn zusters. Otto, el niño que no pudo guardar un centavo en su bolsillo y regaló hasta sus libros escolares, y que ahora está valorando y despilfarrando el oro de su madre con sus hermanas. Wat gebeurt er met vaders boeken?' ¿Qué pasará con los libros de papá? ‘Die houdt Otto -, hij zal ze wel noodig hebben. 'Otto los guarda, debe necesitarlos. Er wordt een soort van bibliotheek gebouwd met overal kasten in den muur, waar de kinderkamer vroeger was. Se está construyendo una especie de biblioteca con armarios por todas partes en la pared, donde antes estaba la guardería. En Annie krijgt een boudoir, het wordt allemaal heel voornaam en modern.' Y Annie tiene un boudoir, todo se vuelve grandioso y moderno.' ‘Ik kan er niet om lachen, omdat het zoo zielig is,' zei Ina en haar stem beefde, ‘dat onze Otto daar aan moet -, er komt niets dan ongeluk van.' 'No puedo reírme de eso, porque es tan patético', dijo Ina, y su voz temblaba, 'que nuestro Otto tenga que lidiar con eso, solo la desgracia saldrá de eso'. ‘Och, ongeluk. 'Oh, accidente. Als ze maar niet overdrijft, hij mocht wel eens wat ontbolsterd worden. Mientras no exagere, podría estar un poco descascarillado. Hij werd wel al heelemaal tusschen de boeren een boerendokter.' Llegó a ser médico de granjeros entre los campesinos. ‘En wat dan nog? '¿Y qué? Was hij er niet gelukkig in? ¿No estaba feliz por eso? En waren ze hem niet dankbaar, de boertjes, als hij ze had geholpen? ¿Y no le estaban agradecidos, los campesinos, si los había ayudado? En was het niet aardig, ze op marktdag te zien komen met appelen of verschen room? ¿Y no fue agradable verlos venir el día de mercado con manzanas o crema fresca? Als hij zich loswerkt uit zijn boerenpraktijk, uit vaders oude praktijk, dan zie ik uit de verte wat er van komt; als het huis half tegen den grond ligt en Annie heeft haar boudoir en haar bibliotheek en de oude meubels zijn verstrooid naar de vier hoeken van de aarde' dan trekken ze hier heen -, dan is het haar ginds toch weer niet mondain en deftig genoeg, dan moet hij hier carrière maken.' Cuando se libera de su práctica agrícola, de la antigua práctica de mi padre, puedo ver de lejos lo que sale de ella; cuando la casa esté a medias en el suelo y Annie tenga su tocador y su biblioteca y los muebles viejos esparcidos por los cuatro rincones de la tierra, entonces se mudarán aquí, entonces no será lo suficientemente mundano y digno para ella allí, entonces él debería una carrera aquí. Ze zweeg even. Ella hizo una pausa. ‘Ik geloof dat ik maar nooit meer daar ginds terugkom,' zei ze snel en heftig, ‘ik kan Annie's boudoir en haar bibliotheek al bij voorbaat niet zetten, ik heb van den heelen boel al volop genoeg.' "No creo que vuelva allí nunca más", dijo rápida y ferozmente, "no puedo poner el tocador de Annie y su biblioteca por adelantado, ya me cansé de todo". Josefine gaf geen antwoord -, ze gingen verder. Josefine no respondió, continuaron. Ergensin de verte floot een stoomboot -, dof en domp klonk het in de kilte van den Januari-achtermiddag. En algún lugar a lo lejos silbaba un barco de vapor, sordo y sordo sonaba en el frío de la tarde de enero. ‘Hoor je?' '¿Tu escuchas?' vroeg Ina, ineens droomerig, ‘hoor je die boot? preguntó Ina, soñando de repente, '¿escuchas ese bote? Weet je, waar mij dat geluid aan denken doet? ¿Sabes a qué me recuerda ese sonido? Aan vroeger, aan de zomervacantie. Al pasado, a las vacaciones de verano. Weet je wel, bij ons in de vaart? Ya sabes, en el barco con nosotros? Als het water zoo blauw was en zoo spatte en sprong en vol zonnevonken stond en als dan die prachtige, bruine beurtschepen daar voeren, die soms zoo heerlijk glansden, met de kleine dronken jolletjes er bij bungelend en springend soms tegen de zwaarden op! ¡Si el agua era tan azul y salpicaba y saltaba y estaba llena de chispas de sol y entonces esos hermosos barcos marrones navegaban allí, que a veces brillaban tan gloriosamente, con los pequeños botes borrachos colgando y a veces saltando contra las espadas! Dan was er één zoo'n vrachtboot, die heette “De Martelaar” geloof ik -, en die floot precies als die boot ginds -, die hoor ik wel meer, soms 's avonds laat in bed, het is misschien ook een vrachtboot, en dan moet ik altijd zoo sterk aan dat van vroeger denken, dan ruik ik die zilte reuk van het water en ik zie de malvaplanten, waar de steenen helling vol van stond -, en die we plukten, kaarsjesbloemen zeiden wij, weet je wel?' Luego había uno de esos barcos de carga, que se llamaba "El mártir", creo, y silbaba exactamente como ese barco de allí. Lo escucho con más frecuencia, a veces a altas horas de la noche en la cama, también puede ser un barco de carga, y luego siempre pienso con tanta fuerza en los viejos tiempos, luego huelo ese olor salado del agua y veo las plantas de malva, que llenaron la pendiente de piedra, y que recogimos, flores de velas dijimos, ¿sabes? ‘Ik herinner het mij niet,' zei Josefine, van haar stuk gebracht, nu Ina plotseling van onderwerp veranderd was en om de heftige trilling in haar stem. —No me acuerdo —dijo Josefine, sorprendida por el repentino cambio de tema de Ina y el violento temblor de su voz. ‘Dat kan niet -, want je was er vaak genoeg bij. No puedes, porque has estado allí muchas veces. Ik ben er nog eens bijna ingeduikeld, toen ik dacht, dat er een gulden vooraan tusschen de keien in het water lag. Casi volví a zambullirme en él cuando pensé que había un florín en el agua entre los guijarros del frente. Achteraf bleek het een blikje.' Después resultó ser una lata. Maar ze zag, dat haar woorden in Josefine niets opwekten, dat niets in haar zuster weerklank gaf op wat zoo plotseling in haar was aangeslagen en ze zweeg en ging aan het overdenken, waarover ze met Josefine zou kunnen spreken, het laatste halfuur dat ze nog tezamen zouden zijn, nu ze elkaar in zoo lang niet hadden gezien en wel niet zouden weerzien voorloopig. Pero vio que sus palabras no despertaban nada en Josephine, que nada en su hermana respondía a lo que tan repentinamente la había golpeado, y se calló y comenzó a pensar en lo que podría hablar con Josephine, la última media hora que le quedaba. .juntos, ahora que hacía tanto tiempo que no se veían y que por el momento no volverían a verse. Ze waren eigenlijk nooit intiem geweest, ze verschilden zooveel in leeftijd en in aard, doch daarin alleen zat het niet -, begreep Ina, het zat in haar eigen, algemeen onvermogen om een aangenaam, vlot, niets zeggend gesprek gaande te houden. En realidad, nunca habían tenido intimidad, diferían mucho en edad y naturaleza, pero eso no era lo único; Ina se dio cuenta de que se debía a su propia incapacidad general para mantener una conversación agradable, fluida y sin explicaciones. Dat was immers altijd een moeilijkheid, een beletsel voor haar geweest. Después de todo, eso siempre había sido una dificultad, un impedimento para ella. Maar ditmaal wilde ze haar best doen en belangstelling toonen in huishoudelijke dingen, vragen naar Josefine's werk voor de plaatselijke afdeeling van vrouwenkiesrecht, waarvan ze een ijverig en gezien bestuurslid was -, maar Josefine, haar oneerbiedige grappen van vroeger blijkbaar ook nog niet vergeten, antwoordde schichtig en ontwijkend en het was voor beiden een verluchting, toen de trein weggereden was. Pero esta vez quería hacer lo mejor que pudiera y mostrar interés en las cosas del hogar, preguntar sobre el trabajo de Josefine para la división de sufragio femenino local, de la cual era una diligente y respetada miembro de la junta, pero Josefine, aparentemente sin olvidar sus bromas irreverentes de la pasado, respondió, asustadizo y evasivo, y fue un alivio para ambos cuando el tren se hubo alejado. Ina wandelde nu alleen naar huis. En ze vroeg zich af, hoe dat nu in elkaar zat, dat ze in sommige omstandigheden en tegenover sommige menschen bijna geen woord wist uit te brengen. Y se preguntó de qué se trataba, que en algunas circunstancias y frente a algunas personas apenas podía decir una palabra. Bij Mary aan huis had ze ook nog herhaaldelijk dien hinder ondervonden en een heimelijke benijding, bijna bewondering gevoeld voor het gladde praten, uren lang, van Mary en haar theevriendinnen, terwijl zij er linksch en stom bij zat. En casa de Mary, también, había experimentado repetidamente esta molestia y una secreta envidia, casi admiración por la conversación fluida, durante horas, de Mary y sus amigos del té, mientras ella permanecía sentada y muda. En daartegenover stond haar oude roep van welsprekendheid! ¡Y contra eso estaba su viejo grito de elocuencia! Zij was het toch die op de school-praat-avonden van vroeger haar onderwerpen het best toelichtte, het sterkst stond in het debat. Después de todo, fue ella quien mejor explicó sus temas en las tardes de charlas escolares en el pasado, quien fue la más fuerte en el debate. Debatteeren met jongens, dat was altijd haar glorie en haar heerlijkheid geweest, met oudere jongens liefst, met aankomende studenten, ze aan alle kanten vastzetten en ze slaan, niet met handigheid, die ze verafschuwde, maar met argumenten, die ze gereed overzag en goed formuleerde. Debatir con chicos siempre había sido su gloria y su gloria, preferiblemente con chicos mayores, con aspirantes a estudiantes, inmovilizándolos por todos lados y golpeándolos, no con una destreza que ella detestaba, sino con argumentos que veía preparados y bien formulados. Dat had ze van haar vader, was haar gezegd -, zijzelf had dien vader nauwelijks gekend. Le habían dicho que lo había heredado de su padre; ella misma apenas había conocido a ese padre. Maar dan later, dan had ze toch wel spijt gehad als diezelfde jongens zoo klaarblijkelijk liever de anderen, de ‘zachte' meisjes, die glimlachten en zedig zwegen en thee schonken, ten dans vroegen dan haar, en met hen babbelden en lachten in hoekjes -, die andere meisjes benijdde ze dan om de hulde van de jongens, die ze tegelijk om hun kortzichtigheid verachtte. Pero luego, seguramente se habría arrepentido si esos mismos chicos obviamente hubieran preferido invitar a bailar a los otros, a las chicas 'suaves', que sonreían y guardaban silencio y servían el té, que a ella, y charlaban y reían en los rincones con ellos. — envidiaba a las otras chicas por el tributo de los chicos, a quienes también despreciaba por su miopía. Meenden ze soms, dat zij ook niet babbelen en fluisteren in hoekjes wilde -, en naar zotte, overmoedige dingen luisteren en ze zeggen -, omdat ze, op anderen tijd -' niet van wijken wist en op haar stuk stond wanneer het om ernstige dingen ging? ¿Acaso pensaron a veces que ella tampoco charlaría ni susurraría en los rincones, ni escucharía cosas tontas y con exceso de confianza y las diría, porque en otras ocasiones, "ella no se movía y estaba loca cuando se trataba de cosas serias?" importa? fue? Ze was nu een jaar bij Mary Rutgers en begon zich toch langzaam aan ook wel dien gemakkelijken, onpersoonlijk welwillenden gezelschapstoon te wennen, waaraan geen werkelijke welwillendheid, geen enkel positief gevoel ten grondslag ligt -, ze vergiste zich ook niet zoo vaak meer in de bedoelingen der anderen, vermoedde niet altijd persoonlijke gevoelens van hartelijkheid, vriendschappelijkheid, hoffelijkheid waar van niets dan van algemeene en geheel onpersoonlijke beleefdheid sprake was en liep daardoor niet zooveel kleine wonden en teleurstellingen meer op als in het begin. Llevaba un año con Mary Rutgers y poco a poco empezó a acostumbrarse a ese tono de compañía despreocupado e impersonalmente benévolo, en el que no hay verdadera benevolencia, ningún sentimiento positivo en absoluto... y ya no se confundía tan a menudo en el intenciones de los demás, no siempre sospechó sentimientos personales de cordialidad, amistad, cortesía, que no eran más que cortesías generales y totalmente impersonales, y por lo tanto no incurrió en tantas heridas menores y decepciones como al principio. Maar haar ware aard was geneigd naar uitsluitend spreken over wat haar werkelijk belang inboezemde en vooral naar het duidelijk en direct uitdrukken van haar snel-opkomende en heftig-werkende gevoelens, afkeer en onwil zoowel als genegenheid, vriendschap, bewondering en wanneer degeen die zulk gevoel in haar had opgewekt, luisteren wilde, dan sprak ze bij uitstek graag over zichzelf. Pero su verdadera naturaleza tendía a hablar sólo de lo que realmente le interesaba, y sobre todo a expresar clara y directamente sus sentimientos violentos y rápidamente emergentes, el disgusto y la falta de voluntad, así como el afecto, la amistad, la admiración, y cuando aquellos que habían despertado en ella, querían para escuchar, estaba preeminentemente feliz de hablar de sí misma. Maar van dit laatste gaf ze zich geen rekenschap, terwijl ze haastig voortliep door de verlichte straten, waar de natte zware mistlucht tusschen de huizen hing. Pero de esto último no se dio cuenta mientras corría a través de las calles iluminadas, donde la niebla pesada y húmeda flotaba entre las casas. Haar denken had haar teruggevoerd naar den avond bij Geerte de Kruyff, nu bijna twee maanden geleden. Toen had ze wel geweten wat ze zeggen moest, toen was ze om onderwerpen niet verlegen geweest, maar snedig en geestig, vaardig om te antwoorden en op te merken -, toen ze hem had willen bekoren en winnen. Luego había sabido qué decir, luego no había sido tímida con los temas, sino ingeniosa e ingeniosa, capaz de responder y darse cuenta, cuando había querido encantarlo y ganárselo. En met Ramondt, verleden jaar, den eersten keer dat ze hem sprak. Y con Ramondt, el año pasado, la primera vez que habló con él. Wat ze alleen niet kon, was gezellig praten over niemendal, knus keuvelen, dat maakte haar rampzalig en moe, het zette haar onvermijdelijk tot gapen. Lo único que no podía hacer era hablar amablemente de nada, charlar amablemente, eso la ponía miserable y cansada, inevitablemente la hacía bostezar. ‘Jij bent, geloof ik, pas op dreef als je flirten kunt,' had Coba scherp gezegd, een paar dagen na dien avond. "No creo que estés alerta hasta que puedas coquetear", había dicho Coba bruscamente, unos días después de esa noche. Ze was ervan geschrokken. Ella estaba sorprendida. ‘Pas op dreef als je flirten kunt' -, kon ze het geheel en al ontkennen, en was het dan niet, zooals Coba gezegd had, afschuwelijk, schandelijk, om nooit iemand te bekennen en zich in eenzaamheid voor te schamen en over te blozen dat haar geest en levendigheid voortkwamen uit dien bron? "Solo sé activa si puedes ligar", podía negarlo por completo, ¿y no era, como había dicho Coba, horrible, vergonzoso, nunca confesarse con nadie y avergonzarse y sonrojarse en la soledad? surgió de esa fuente? Ze had Coba niet meer ontmoet, na dien tijd, ze had hard gewerkt, trouw haar lessen in Grieksch en Latijn gevolgd, vooral veel en gretig gelezen, ze had ook Egbert niet meer gezien -, het was voorbij. No había vuelto a ver a Coba después de ese tiempo, había trabajado duro, seguido fielmente sus lecciones de griego y latín, sobre todo leído mucho y con muchas ganas, tampoco había visto a Egbert, se había acabado. De eerste dagen was haar denken zoo fel en sterk op hem gespannen geweest, dat ze onder het loopen op straat herhaaldelijk opschrok en hem meende te zien, dat ze nooit de deur uitging, nergens binnentrad, of het was in de hoop hem ongedacht te ontmoeten -, maar die spanning was weggetrokken - en nu de vervulling uitbleef was er nauwelijks iets van het verlangen meer over. Durante los primeros días, su mente había sido tan intensa y fuerte en él que, mientras caminaba por la calle, se sobresaltó repetidamente y pensó que lo veía, que nunca salía, nunca entraba, sino que esperaba encontrarlo inesperadamente. la tensión había disminuido, y ahora que el cumplimiento no se había materializado, apenas quedaba nada del anhelo. Ze wandelde en zwierf veel alleen en dan mijmerde ze dikwijls over de eindelooze en ontstellende wonderen aan haar eigen lijf en in de natuur -, het wonderwerk van den fijngeleden bloedsomloop, van het dag-en-nachtstuwende, nooit-falende hart, over haar ademhaling en haar hersens, haar oogen en ooren - over de orde van planten en dieren, duizenden, duistere, dag en nacht werkende, nooit falende wetten, aan den geheimen wil van de waaiende winden om haar heen en de bedoelingen van de sterren boven haar hoofd, aan eb en vloed, boomen met hun sappen en vertakkingen, beesten met hun geledingen, aan licht en geluid, tot ze bang werd van ontzag, bang voor de aanwezigheid van dat lijf vol onbegrepen wonderen, vol onbekende, vreemde werelden, waar onbegrepen wetten heerschten, waar haar wil geen macht, haar begrip geen vat had en alles buiten haar om vastgesteld en geregeld werd -, tot ze het voelde als een vreemd ding, waarvan ze de zwaarte woog, de vormen voelde, de warmte gewaar werd, dat ze hoorde kloppen en zuchten, dat zij machteloos en bang als van buiten af gadesloeg, terwijl het uit eigen macht en wil scheen te hooren, te zien en te gaan -, en plotseling bemerkte ze, dat ze aan alle kanten benauwd zweette, dat het was als werd ze door zichzelf verstikt en niet ademen kon. Caminó y deambuló mucho sola, y luego reflexionó a menudo sobre las infinitas y sorprendentes maravillas de su propio cuerpo y de la naturaleza: la maravilla de la delicada circulación de la sangre, del corazón que latía día y noche y nunca fallaba. , de su respiración y su cerebro, sus ojos y oídos - en el orden de las plantas y los animales, miles de leyes oscuras, que trabajan día y noche, que nunca fallan, en la voluntad secreta de los vientos que soplan a su alrededor y las intenciones de las estrellas sobre su cabeza, por flujo y reflujo, los árboles con su savia y sus ramas, las bestias con sus articulaciones, por la luz y el sonido, hasta que tuvo miedo del asombro, miedo de la presencia de ese cuerpo lleno de maravillas incomprendidas, lleno de cosas desconocidas, extrañas. mundos, donde reinaban leyes incomprendidas, donde su voluntad no tenía poder, su entendimiento no tenía alcance, y todo estaba determinado y dispuesto fuera de ella, hasta que lo sintió como una cosa extraña, cuyo peso pesaba, sentía las formas, sentía el calidez, que ella Escuchó golpes y suspiros mientras ella observaba impotente y temerosa como desde afuera, como parecía oír, ver y marcharse por su propio poder y voluntad, y de repente se encontró sudando por todos lados, era como si se estuviera ahogando. sobre sí misma y no podía respirar. Thuis bij Mary vond ze dan maar met moeite haar aangewezen plaats en haar voorgeschreven houding in de vastgestelde regels en maatschappelijke verhoudingen terug, voelde ze zich afgetrokken en verdwaasd, met een licht, duizelend hoofd dat naar mijmeren bleef staan -, tot er soms in den loop van den avond een nieuw lief gezicht, een paar oogen, waarin zij belofte van vriendschap of meegevoel meende te lezen, of wel een belangrijk gesprek haar tot zichzelf en tot de menschen en de wereld terugbrachten. En casa de Mary le resultaba entonces difícil encontrar su lugar designado y su actitud prescrita en las reglas establecidas y en las relaciones sociales, se sentía retraída y aturdida, con una cabeza ligera y mareada que se detenía a reflexionar -hasta que a veces en el curso de la tarde un nuevo rostro dulce, un par de ojos en los que creía leer promesas de amistad o simpatía, o una conversación importante, la devolvían a sí misma ya la gente y al mundo. Dezen keer voelde ze zich in de kilte niet anders dan verlaten en leeg. Esta vez, en el frío, no se sintió más que desierta y vacía. Ze sloeg gedachteloos de menschen gade, die zich in de nauwte tusschen de winkels en voor de verlichte ramen verdrongen, voelde zich ver en alleen, de klare spiegel van haar verbeelding scheen beslagen -, de bonte mijmeringen bleven uit. Observó sin pensar a la gente que se agolpaba en el estrecho espacio entre las tiendas y frente a las ventanas iluminadas, se sintió distante y sola, el claro espejo de su imaginación parecía empañado: las coloridas reflexiones no ocurrieron. Toen voelde ze ineens een verlangen in zich opkomen naar Coba te gaan en te weten of die nog van haar weten wilde, een bekend gezicht te zien, wat te praten, misschien ook anderen te ontmoeten -, vriendelijke dingen te zeggen en te hooren, Coba kende en zag zooveel menschen, en om dit vaste warme voornemen vlood de doelloosheid weg, stapte ze ranker en krachtiger voort. Entonces, de repente, sintió el anhelo de ir a Coba y saber si todavía quería saber de ella, de ver una cara familiar, de hablar, tal vez de conocer a otros, de decir y escuchar cosas amables, Coba. gente, y por esta firme y cálida intención huía la futilidad, caminaba más esbelta y más vigorosa. Coba ontving haar als altijd en zooals ze iedereen ontving, koel-vriendelijk, maar ze vroeg haar niet, waar zij al die weken was gebleven en dat stelde Ina te leur, gaf haar in een kil gevoel de zekerheid dat ze toch niet meer dan een half-gewenschte vreemde was. Coba la recibió como siempre y como recibía a todos, fríamente amable, pero no le preguntó dónde había estado todas esas semanas y eso defraudó a Ina, le dio la fría seguridad de que sólo era una desconocida medio deseada. Er zat bezoek, twee meisjes, studenten als Coba, de een kleurloos en vaal, met fletse oogen, maar de tweede groot en mooi, gekleed in donker fluweel, gebruind van tint, met donzen blos, rooden mond en oogen vol hooghartig zelfgevoel. Había visitantes, dos muchachas, estudiantes como Coba, una descolorida y cetrina, de ojos claros, pero la otra alta y hermosa, vestida de terciopelo oscuro, bronceada, con el rubor hacia abajo, la boca roja y los ojos llenos de altiva autoestima. . Ze sprak op een toon van kalm gezag, blijkbaar den beiden anderen iets uitleggend -, in hun luisterend naar haar opzien lag de erkenning van haar meerderheid. Habló en un tono de autoridad tranquila, aparentemente explicando algo a los otros dos: al escucharla asombrado estaba el reconocimiento de su mayoría. ‘Zoo had Henriette moeten zijn', dacht Ina, die haar gadesloeg en ze voelde een scherpe pijn om de oude, bittere herinnering -, zoo groot en mooi en rustig en sprekend met kalm gezag, dan had ze haar kunnen dienen haar leven lang zonder schade aan haar eigen trots, want dat was immers waarnaar ze haakte, te mogen vereeren en dienen zonder schade aan haar eigen trots. "Así es como debería haber sido Henriette", pensó Ina, mirándola, y sintió un dolor agudo por el viejo y amargo recuerdo, tan grande y hermoso y tranquilo y hablando con una autoridad tranquila, podría haberla servido toda su vida sin daño para ella. su propio orgullo, porque eso era lo que anhelaba, que se le permitiera adorar y servir sin dañar su propio orgullo. Het gevoel van kilte en leege verlatenheid was heen -, het scheen als had haar hart zich opgericht en klopte van kracht en verwachting, als gloeide het leven voller en sterker in haar op. La sensación de frialdad y desolación vacía se había ido, parecía como si su corazón se hubiera erguido y latido con fuerza y expectación, como si la vida brillara más plena y fuerte en ella. Ze zat stil en schijnbaar rustig in het gesprek der anderen over hun eigen aangelegenheden, waarvan ze niet op de hoogte was en waaraan ze geen deel kon nemen -, maar langzaam aan begon ze onrustig te worden en van minuut tot minuut steeg die onrust. Se sentó tranquila y aparentemente tranquila en la conversación de los demás sobre sus propios asuntos, de los que no estaba al tanto y en los que no podía participar, pero gradualmente comenzó a inquietarse, y la inquietud aumentaba minuto a minuto. Het was als ving er binnen in haar iets aan te trillen, uit de kern van haar wezen vandaan door al haar leden heen, en tot buiten haar zelf, en naar de ander toe, als om die ander te bereiken, te omvatten en te omvangen, naar zich toe te halen, aan zich te binden, om er één mede te zijn -, het was als een stroom van warme onrust en zoet verlangen, zoodat ze niet stil zitten kon, zoodat ze van binnen uit werd gedrongen, gedwongen, op te staan, te bewegen, iets te doen dat de aandacht moest trekken van haar die dit in haar had opgewekt en contact scheppen tusschen hen-beiden -, ze voelde ook een schrijnend zoet verlangen haar wèl te doen en haar zacht en nederig te dienen. Era como si algo dentro de ella vibrara, desde el fondo de su ser a través de todos sus miembros, y más allá de sí misma, y hacia el otro, como para alcanzar, abrazar y abarcar a ese otro, atraer hacia sí, ligar. para sí misma, para ser uno con él, era como una corriente de cálida inquietud y dulce deseo, de modo que no podía quedarse quieta, de modo que se vio obligada desde adentro, obligada, a ponerse de pie, a moverse, a hacer algo para llamar la atención de quien lo había despertado en ella, y establecer contacto entre los dos, sintió también un dulce y punzante deseo de hacerle bien y de servirla con dulzura y humildad. Ze stond op en nam het leege theekopje en vroeg haar met een teederen blik, een lach zonder woorden, of ze het weer vullen mocht -, de ander knikte haar toestemming en lachte vluchtig -, en ze bracht haar het volle kopje, reikte het haar met een fijn, vleiend beweginkje en voelde zich over haar stoel geleund, alsof ze de page was van een mooie koningin en eeredienst verrichtte; haar hart klopte zacht en vol, ze hield haar een schaaltje met zoetigheid voor en lachte in haar oogen en bedwong maar met moeite een vreemden drang, als een trekken in haar hart, over haar schouder heen haar eigen wang even tegen den zachtbruinen, donzig-blozenden wang van de andere te vleien, maar ze bleef achter haar stoel en blies haar zacht, heel zacht even in den nek tusschen de losse, krieuwende haren. Se levantó y tomó la taza de té vacía y le preguntó con una mirada tierna, una sonrisa sin palabras, si podía volver a llenarla -la otra asintió con aprobación y rió brevemente-, y ella le acercó la taza llena, se la entregó. … con un movimiento fino y halagador, y se sintió inclinada sobre su silla, como si fuera el paje de una hermosa reina y la adorara; su corazón latía suave y lleno, le tendió un pequeño tazón de dulces y sonrió en sus ojos, y con dificultad controló un impulso extraño, como un tirón en su corazón, por encima del hombro su propia mejilla contra el suave color marrón, borroso a halagar la rubicunda mejilla de la otra, pero ella se quedó detrás de su silla y la sopló suave, muy suavemente en la nuca entre los cabellos sueltos que picaban. De ander, in haar ernstig gesprek gestoord, keek om -, en lachte even, maar wat bevreemd en wat gedwongen als tegen een zonderling, lastig kind. La otra, interrumpida en su seria conversación, miró a su alrededor y se rió un poco, pero de forma algo extraña y algo forzada, como la de un niño raro y problemático. Ina voelde het onmiddellijk en sloop beschaamd, plotseling verslagen naar haar stoel terug. Ina lo sintió de inmediato y, avergonzada, se deslizó hacia su silla, repentinamente derrotada. Maar een oogenblik later was haar na zwakke worsteling dezelfde bijna lichamelijke drang zichzelf met die andere in verbinding te brengen toch weer te sterk, ze zag rond naar een middel om opnieuw en nu bescheidener haar te naderen, ze trok van midden op tafel een schaaltje noten naar zich toe, pelde er een en schoof die heel zacht over het wollen kleed naar de bewonderde toe, die nu luisterde, terwijl Coba met haar stugge, eentonige stem een artikel uit een vaktijdschrift voorlas. Pero un momento después, después de una débil lucha, el mismo impulso casi físico de conectarse con el otro todavía era demasiado fuerte, miró a su alrededor en busca de un medio para acercarse a ella nuevamente y, más modestamente, sacó un tazón de nueces del centro de La mesa, hacia él, quitó uno y lo deslizó muy suavemente sobre el paño de lana hacia el admirador, quien ahora escuchaba cómo Coba leía un artículo de una revista comercial con su voz severa y monótona. Ze keek niet op, maar de blanke hand greep het nootje en bracht het naar den mond -, Ina pelde een tweede, een derde, nog meer en schoof ze alle naar haar toe, at er zelf geen een, in een kinderlijk-dwependen drang, zich iets voor haar te ontzeggen -, en de ander at zonder omzien, rustig en gestadig. No levantó la vista, pero la mano blanca agarró la nuez y se la llevó a la boca -, Ina peló una segunda, una tercera, más y las empujó todas hacia ella, no comió ni una sola, en un pueril afán de privar. ella misma de algo para ella, y la otra comió sin mirar atrás, tranquila y constantemente. Eindelijk boog Ina zich naar haar toe, en fluisterde, vleiend, behaagziek ‘is dat nu niet heel prettig, om zoo bediend te worden?' Por fin, Ina se inclinó hacia ella y susurró, halagadora, coquetamente: "¿No es muy agradable que te sirvan así?" De bewonderde keek op, trok even de wenkbrauwen omhoog en zei koel, met teruggetrokken bevreemding: ‘maar beste kind, ik ben mijn heele leven lang heusch heel voldoende bediend.' El admirado miró hacia arriba, arqueó las cejas por un momento y dijo con frialdad, con asombro retraído: 'Pero querida niña, me han servido bastante bien toda mi vida.' Het bloed rees Ina heet naar de slapen, haar stem trilde schril. La sangre caliente subió a las sienes de Ina, su voz temblaba estridentemente. ‘Je bedoelt door knechten en meiden -, maar een page is iets anders dan een knecht.' —Quieres decir sirvientes y sirvientas, pero un paje es diferente de un sirviente. ‘Och Ina,' zei Coba misnoegd, in haar voorlezing gestoord; ze liet het tijdschrift in den schoot zinken. 'Ay, Ina', dijo Coba disgustada, perturbada en su lectura; dejó que la revista se hundiera en su regazo. Het derde meisje gaapte haar aan met onnoozel verschrikte oogen, de bewonderde antwoordde niet, trok even met de schouders, wendde het hoofd af en keek het raam uit. La tercera chica la miró con ojos tontos y sorprendidos, la admirada no respondió, solo se encogió de hombros, giró la cabeza y miró por la ventana. De aanblik van dat geringschattend-achteloos gebaar en het ellendig gevoel van eigen machteloosheid, belachelijkheid en beschaming tegenover de hoogheid en de rust van de ander deden Ina alle zelfbedwang verliezen. La vista de ese gesto despectivo-descuidado y el sentimiento miserable de impotencia, ridiculez y vergüenza de uno mismo ante la alteza y tranquilidad del otro hizo que Ina perdiera todo autocontrol. ‘Stik, stik jullie allemaal,' gilde ze plotseling, sprong op en rende de kamer uit. "Asfixiaos, sofocaos a todos", gritó de repente, saltando y saliendo corriendo de la habitación. Ze stond nog in de halfdonkere gang met razend hoofd en heete handen haar goed te zoeken op den overvollen hanger, toen Coba haar uit de kamer achterop kwam. Todavía estaba de pie en el pasillo medio oscuro, con la cabeza furiosa y las manos calientes tratando de encontrarla en la percha sobrecargada, cuando Coba apareció desde el fondo de la habitación. ‘O, sta je daar nog? 'Oh, ¿sigues ahí? Zeg, je moest hier voorloopig maar liever vandaan blijven. Oye, es mejor que te mantengas alejado de aquí por el momento. Je schijnt tegenwoordig heelemaal niet meer te weten, hoe je je bij beschaafde menschen gedragen moet, ik heb er genoeg van, hoor. No pareces saber en absoluto cómo comportarte con la gente civilizada en estos días, ya he tenido suficiente. Vroeger al dat gekibbel met Erik en toen... enfin... en nu dit weer...' Ze zweeg, ze voelde dat Coba terloops, maar met bedoeling op den avond bij Geerte duidde, maar ze was te slap en te ontdaan na haar uitbarsting om op dien nieuwen steek in te gaan. Todas esas peleas con Erik antes y luego... bueno... y ahora esto otra vez...' Se quedó en silencio, sintió que Coba se refería casualmente, pero intencionalmente, a la noche en Geerte, pero estaba demasiado débil y molesta después de su arrebato para toma esta nueva picadura. Zonder een woord meer ging ze heen. Ella se fue sin una palabra. Met heete keel, de handen in de zakken verknepen, repte ze zich ellendig, hijgend in donker voort, zonder opzien -, toen ze plotseling een luiden groet naast zich vernam en zich door een uitgestrekten arm voelde tegengehouden. Con la garganta caliente, las manos apretadas en los bolsillos, avanzaba miserablemente, jadeando en la oscuridad, sin levantar la vista, cuando de repente escuchó un fuerte saludo a su lado y se sintió retenida por un brazo extendido.