×

Nous utilisons des cookies pour rendre LingQ meilleur. En visitant le site vous acceptez nos Politique des cookies.

image

Don Quichot van La Mancha, Don Quichot XIX - WAT RIDDER EN SCHILDKNAAP OP HET SLOT AL BELEVEN

Don Quichot XIX - WAT RIDDER EN SCHILDKNAAP OP HET SLOT AL BELEVEN

HOOFDSTUK XIX.

WAT RIDDER EN SCHILDKNAAP OP HET SLOT AL BELEVEN.

Terwijl de hertogin zich met Don Quichot onderhield en soms over Sancho Panza's kluchtige invallen lachte, reed de hertog in vollen ren vooruit, om aan al zijne dienaren voor te schrijven, op wat wijze de dolende ridder moest ontvangen worden. Toen deze dus met de hertogin voor de slotpoort aankwam, werd hij daar door twee rijk gekleede stalknechts opgewacht, die hem van het paard hielpen en hem in 't oor fluisterden, dat hij niet verzuimen mocht, de hertogin bij het afstijgen behulpzaam te zijn. Don Quichot trad op de hooge dame toe, die nochtans weigerde, andere hulp dan van haren gemaal aan te nemen. De hertog maakte aan dezen twist een einde door zelf te komen en zijne gemalin de hand te reiken.

Zoodra nu het gezelschap het binnenhof betrad, kwamen twee jonge hofdames te voorschijn, die den ridder een grooten scharlakenrooden mantel over de schouders wierpen. Op hetzelfde oogenblik vertoonden zich alle toegangen en portalen van het slot met dienaren opgevuld, die de bloem en den roem der dolende ridderschap met een daverend Vivat! welkom heetten. Te gelijk goten zij een geurigen regen van welriekende wateren over Don Quichot, den hertog en de hertogin uit, waarover de eerste zich niet weinig verwonderde.

Nu trok men het slot zelf binnen, waar Don Quichot in eene zaal werd geleid, die met de kostbaarste tapijten van zijde en goudlaken belegd was. Hier werd hij door zes edelknapen van zijne zwaarste wapenstukken bevrijd en van kleederen voorzien, die hem op bevel des hertogs werden aangeboden. Vervolgens omgordde hij zich met een zwaard, wierp zijn scharlaken mantel om, zette eene groene zijden muts op en begaf zich in eene groote zaal, waar eene menigte staatsiedames hem met zilveren bekkens tot handenwassching wachtten. Terwijl hij dit deed, verscheen de hofmeester met twaalf edelknapen, om hem naar de tafel te geleiden, waar de hooge heerschappen hem reeds wachtten. Don Quichot werd in het midden genomen en in eene zaal geleid, waar allerprachtigst, schoon slechts voor vier personen, gedekt was. De hertog, de hertogin en een hooge geestelijke kwamen den gast te gemoet en verwelkomden hem. Onder duizend ceremonies en plichtplegingen werd hij naar de tafel geleid en moest, niettegenstaande zijn weigeren, de eerste plaats daaraan innemen. De geestelijke zette zich tegenover hem, terwijl gastheer en gastvrouw hem in hun midden namen.

Sancho Panza, die bij alles tegenwoordig was, stond versteld en verbaasd over al de eer, die hier zijn meester werd bewezen, en kwam nu tot het vaste besluit, om dien ook verder op zijne avontuurlijke tochten getrouwelijk te volgen.

Gedurende den maaltijd vroeg de hertogin met belangstelling, hoe de jongste berichten van jonkvrouwe Dulcinea van Toboso luidden en of de ridder haar in den laatsten tijd ook weer eenige reuzen of gevangen helden had toegezonden.

"Neen, genadige vrouw," antwoordde Don Quichot; "mijn ongelukkig gesternte belette mij dat. Ik heb wel reuzen, ridders en roovers overwonnen,--maar hoe hadden die de volschoone jonkvrouwe kunnen vinden, nu zij door een afschuwelijken toovenaar in eene gemeene boerin veranderd werd?" "Ei, ik vind haar toch nog 't bekoorlijkst schepsel, dat maar ergens te vinden is," zeide Sancho Panza, zich voorbarig in het gesprek mengende, "en wat springen aangaat, is zij den besten koordedanser de baas. Zij wipt op haar muilezel, alsof die niet hooger dan een kat was." "Hebt gij haar ook in haar onbetooverden staat gezien?" vroeg de hertog.

"Natuurlijk," antwoordde Sancho Panza. "Ik ben immers de man geweest, die hare betoovering het allereerst in den neus kreeg." Toen de geestelijke zooveel over roovers, reuzen en betooveringen hoorde spreken, kwam hij vanzelf op de gedachte, dat het Don Quichot van La Mancha moest zijn, met wien hij hier aan ééne tafel zat. Op zijne navraag vernemende, dat zijn vermoeden gegrond was, gaf hij zich veel moeite, om Don Quichot van zijne onzinnige inbeelding terug te brengen. Tegen verwachting werd hij door den ridder zoo duchtig afgezouten, dat hij doodstil zweeg en gedurende den ganschen maaltijd geen mond meer tot spreken opendeed.

Toen nu de tijd kwam, dat men van tafel opstaan zou, traden vier jonkvrouwen in het vertrek. De eene droeg een zilveren waschbekken, de andere een zilveren lampetkan, de derde twee handdoeken van het fijnste en witste linnen, en de vierde een groot stuk welriekende Italiaansche zeep. De jonge dame met het bekken trad vooruit en hield dat Don Quichot, alsof dat vanzelf sprak, onder den baard. De ridder vond dit wel wat vreemd, doch deed zulks niet blijken, maar stak zonder omstandigheden zijn baard in het water, in de meening, dat het daar ter plaatse zeker gebruik moest zijn, zich na den maaltijd in plaats van de handen het baardhaar te wasschen.

Thans kwam de dame met de zilveren kan, goot het water daaruit over 's ridders baard uit en trad toen achteruit, om voor hare gezellin plaats te maken, wier blanke hand hem het gansche gezicht met zeep inwreef. Don Quichot liet zich alles welgevallen en sloot zijne oogen, om daar niet van het bijtend zeepsop in te krijgen. De hertog en de hertogin hielden zich doodbedaard en wachtten den afloop dier kluchtige waschpartij rustig af.

Toen nu de dame met de zeep Don Quichots rimpelige tronie met een vinger dikke laag schuim overdekt had, hield zij zich, alsof er geen water meer was, en verzocht hare vriendin met de kan, schielijk nog wat te halen, om den edelen ridder niet te lang daar zoo ingezeept te laten zitten.

De dame ging en Don Quichot bleef in de potsierlijkste positie, die men zich voorstellen kan, stijf en onbeweeglijk als een paal op zijn stoel zitten. Al de aanwezigen staarden hem aan, en nu zij hem daar zoo zagen met zijn langen, bruinen, mageren hals, met gesloten oogen en wit bepleisterd gezicht, moesten zij zich geweld aandoen, om niet in luid lachen uit te barsten.

Nadat de klucht lang genoeg geduurd had, kwam de jonge dame met de schenkkan terug, goot een stroom water over 's ridders mager gezicht uit en waschte dat, tot het laatste spatje zeep was verdwenen. Daarop kwam de dame met de handdoeken aan de beurt, maakte eene eerbiedige buiging voor den natten held en droogde hem heel handig en sierlijk af. Toen dit verricht was, wilden alle vier de zaal verlaten; doch de hertog riep haar nog bij de deur terug.

Hij had zich met dat kluchtig tooneel, waarvan hij volstrekt niets geweten had, evengoed als al de anderen verlustigd, maar wilde niet, dat de ridder merken zou, dat men hem voor den gek had gehouden.

"Komt," zeide hij tot de dames, "komt en wascht nu mij ook, maar zorgt, dat er niet weer gebrek aan water is." De ondeugende meisjes begrepen dadelijk, wat de hertog wou, en maakten dus geen zwarigheid, om aan zijn verlangen te voldoen. Zij naderden zeepten hem met de grootste handigheid in, wieschen hem, droogden hem af en behandelden hem in alles, gelijk zij den ridder gedaan hadden, behalve dat zij daar nu niet de helft van den tijd toe besteedden.

Sancho Panza had deze vreemde ceremonie met groote oogen aangezien.

"Waarachtig," mompelde hij, "'k wou, dat het hier te lande gebruik was, ook schildknapen den baard te wasschen, en nog liever had ik, dat men zijn baard meteen kon afgeschoren krijgen, want de mijne wordt al schrikbarend lang." "Wat mompelt gij daar, Sancho?" vroeg de hertogin, die merkte, dat hij iets op het hart had.

Sancho zeide het haar.

"Dan kunt gij geholpen worden," antwoordde de spotachtige dame. "Mijne hofjuffers zullen u afzeepen en u des noods tot over de ooren in het zeepsop steken. Hofmeester, draag gij zorg, dat de schildknaap van onzen edelen gast naar zijn wensch bediend wordt." De huishofmeester boog zich en verliet met Sancho Panza het vertrek, terwijl Don Quichot nog met den hertog en de hertogin aan tafel bleef zitten en hen druk over het lief en leed der dolende ridderschap en over de schoonheid zijner doorluchtige dame Dulcinea van Toboso onderhield.

Nog waren zij levendig in gesprek, toen zij op eens luide stemmen en een groot geschreeuw in het paleis hoorden. Zij luisterden, en de hertog wilde reeds buiten gaan, om naar de oorzaak van dat rumoer te vernemen, toen op eens Sancho Panza in een wonderlijken toestand en zeer verschrikt kwam binnenstuiven. Hij had een ouden schuurlap als een servet voor en een talrijke troep keukenjongens en ander volk volgde hem op de hielen. Een van dezen droeg eene tobbe met vuil spoelwater en een ander had een groot stuk grove zeep. in de hand. Deze beiden wilden den ontstelden schildknaap te lijf en deden al hun best, om hem te wasschen en zijn baard in te zeepen.

"Wat moet dat beduiden, menschen?" vroeg de hertogin. "Wat hebt gij met dezen braven man voor? Weet gij niet, dat mijn gemaal voornemens is, hem tot de waardigheid van stadhouder te verheffen?" "Mevrouw," antwoordde de keukenjongen, "wij wilden den heer eenvoudig wasschen, gelijk hier te lande gebruik is en zooals hij zelf verlangd heeft." "Ja zeker heb ik!" riep Sancho Panza hevig vergramd; "maar ik wil, dat dit met schoone doeken en niet met oude schuurlappen gebeurt. Wie mij met zulke instrumenten aankomt, heeft te wachten, dat ik hem den schedel insla." De hertogin vond Sancho Panza's gramstorigheid en heel zijn uitzien zoo kluchtig, dat zij 't wel van lachen uitschateren moest. De hertog daarentegen zette een zeer ernstig gezicht en hield zich, alsof hij die plagerij ten strengste afkeurde.

"Gij zijt schandelijk lomp en vlegelachtig geweest," wendde hij zich tot den dartelen troep, "en ik vertrouw, dat zulke dingen niet weer zullen gebeuren. Neemt den heer Sancho die vodden af en maakt, dat gij wegkomt. Ik waarschuw u, dat gij den schildknaap van dezen dapperen dolenden ridder niet weder reden tot klachten en ontevredenheid geeft." De knapen meenden, dat hun meester ernstig boos was, ofschoon hij zich alleen zoo hield, om ridder en knecht in den waan te houden, dat hij hen werkelijk voor dolende helden aanzag. Zij namen den schildknaap de schuurlappen af en dropen stilletjes af, terwijl Sancho den hertog te voet viel en hem met een vloed van woorden voor zijne welwillende bescherming dankzeide.

Thans stond men van tafel op en Don Quichot verwijderde zich, om in zijn koel vertrek een korte middagrust te nemen. De hertog nam intusschen maatregelen, dat Don Quichot voortdurend als een echt dolend ridder behandeld werd, en stelde zich daar niet weinig pret en vroolijkheid van voor.

Weinig dagen later wenschte de hertog eene groote jachtpartij te houden, en nadat zijne dienaren van al, wat zij te doen zouden hebben, nauwkeurig onderricht waren, werden Don Quichot en zijn schildknaap van een geheel nieuwe jachtkleedij voorzien. Sancho trok die aan en was er zeer in zijn schik mee; maar Don Quichot weigerde zulks, zeggende, dat hij zichzelf in geen opzicht vertroetelen mocht en dus liever zijne zware wapenrusting wilde aanhouden. Hij reed op Rocinante en Sancho Panza in zijn nieuw pak op zijn ezel, niettegenstaande hem een paard uit des hertogs stallen was aangeboden. Dat hij van zijn geliefd grauwtje scheiden zou, was immers wat al te veel van hem gevergd.

De jachthorens schalden en op hun roepstem verscheen de hertogin, als eene koningin uitgedost. Don Quichot reed aan hare zijde en hield uit pure ridderlijkheid den teugel van haar telganger vast, ofschoon de hertog dit niet toelaten wou, wat hem eene bijna al te groote beleefdheid en hoffelijkheid toescheen.

Na een korten rit kwamen zij aan eene tusschen bergen ingesloten woudstreek, die rondom door jagers was afgezet en waar de jacht zou gehouden worden. Deze begon met groot alarm, met geschreeuw en geklapper. De honden blaften en huilden, de horens klonken en 't was een leven en een rumoer, dat men zijn eigen woorden niet kon verstaan. De hertogin steeg van haar paard en vatte, met eene korte jachtspies gewapend, post op eene plaats, waar gewoonlijk wilde zwijnen plachten uit te breken. De hertog en zijn gast volgden haar voorbeeld en dekten haar aan weerszijden. Sancho Panza bleef op eenigen afstand achter hen op zijn grauwtje zitten, dat hij uit vrees voor mogelijk gevaar niet durfde verlaten.

Nauwelijks hadden allen op die wijze hunne posten ingenomen, of zij zagen een zwijn aankomen, dat, door de honden opgejaagd, grimmig zijne slagtanden wette en de schuimvlokken uit zijn wijden muil liet vliegen. Zoodra Don Quichot het ontdekte, greep hij zijn schild vaster, tastte naar zijn zwaard en trad een weinig vooruit, om het getergde dier te ontvangen. Datzelfde deed de hertog, daar hij zijn jachtspies vaster omklemde, en de hertogin volgde hem moedig op den voet. Sancho alleen werd door schrik overmeesterd bij 't zien van het geweldig everzwijn. Vol angst liet hij zijn grauwtje in den steek, ging op den loop en deed zijn uiterste best, om een steeneik te beklimmen en zich tusschen de takken te bergen. Dat gelukte hem echter niet. Toen hij ongeveer de helft van de hoogte bereikt had en naar een tak greep, om nog hooger te komen, brak die tak tot zijn schrik rits af, en onze arme Sancho tuimelde met een luiden schreeuw naar beneden. Onder het vallen raakte hij met zijne kleeren aan een anderen tak vast en bleef, zonder dat hij den grond kon bereiken in de lucht hangen. Zijn jachtkleed scheurde en hij verkeerde in doodelijken angst, dat de ever hem pakken zou. Dus zette hij een geduchte keel op en brulde zoo ontzettend, dat ieder die hem hoorde en niet zag, in de verbeelding moest komen, dat een of ander wild beest hem reeds in zijne klauwen had.

Onderwijl werd het wilde zwijn geveld, en Don Quichot keek naar zijn schildknaap om, ten einde hem zoo noodig te hulp te snellen. Hij kwam op zijn gehuil af en zag hem, met het hoofd naar beneden, de beenen in de lucht, aan den stam van den eik spartelen, terwijl onder hem, aan den voet des booms, de ezel stond, die zijn meester, naar 't scheen, in de ure van nood niet verlaten wilde. Terstond snelde Don Quichot toe en hielp den luchtspringer weer op de been. Bij het zien van zijn gescheurd kleed wrong de schildknaap de handen, huilde bittere tranen en wilde van de troostwoorden, welke zijn heer hem toesprak, volstrekt niets hooren.

Intusschen werd het gedoode everzwijn op een pakezel geladen en in een groote jachttent gebracht, die midden in het bosch opgeslagen en waar men met de toebereiding van een kostelijken maaltijd bezig was. Men ging aan tafel en hield tot het vallen van den avond vroolijk feest.

Toen de sterren aan den hemel stonden, verlieten allen de tent en trokken het bosch in, om naar de netten te zien, waarin het wild gevangen werd gehouden. De nacht was donker en alleen de sterren gaven een zwak en onzeker licht.

Op eens scheen het gansche bosch aan alle kanten in lichtelaaie vlam te staan en te gelijk schetterden rondom tallooze horens en trompetten, alsof een geheel leger ruiterij door het woud trok.

De glans van het vuur, verblindde de oogen en het schallend geluid der blaasinstrumenten verdoofde de ooren der omstanders, en allen schrikten, toen zich onder al dat rumoer nu ook een gillend krijgsgeschrei mengde alsof twee vijandelijke legers tegen elkaar oprukten. De trompetten schetterden, de klarinetten krijschten, de trommen roffelden, de pauken donderden, de fluiten gilden, en dat alles gelijktijdig en met zoo doordringend geweld en zoo aanhoudend, dat men wel op staanden voet met doofheid had willen geslagen zijn.

De hertog scheen ten hoogste verbaasd, de hertogin schrikte, Don Quichot verwonderde zich en Sancho had wel van angst in den grond willen zinken.

Op eens echter verstomde dat schrikbarend leven, eene diepe stilte volgde, en te gelijk naderde een ruiter in de dracht van den baardigen Satan, die, in plaats van op een trompet, op een grooten, vreemd gevormden Tritonshoren blies en daar akelig gillende, snerpende tonen uit te voorschijn bracht.

"Wie zijt gij, vriend?" vroeg de hertog den ruiter. "Waar wilt gij naar toe, en welke legerbenden zijn het, die daar door het bosch trekken?" "Ik ben de Duivel en zoek den dolenden ridder Don Quichot van La Mancha," antwoordde de ruiter met een stem, die allen omstanders door merg en been ging. "Het leger, dat daar in aantocht is, bestaat uit zes scharen beroemde toovenaars, die op een triomfkar de onvergelijkelijk schoone Dulcinea van Toboso medevoeren. Zij nadert betooverd onder geleide van den grijsaard uit de grot van Montesinos, die den edelen Don Quichot de wijze zal mededeelen, waarop hij de hooge prinses Dulcinea onttooveren kan." "En al zijt gij tienmaal de Duivel, gelijk uw uitzien verraadt, zoo vrees ik u toch niet," riep onze dolende ridder. "Zie op en zie in den man, die hier staat, den onverschrokken Don Quichot van La Mancha voor u." "Welaan, als gij zelf de persoon zijt, dien gij noemt," antwoordde de Duivel, "wacht dan hier de aankomst af van den grijzen Montesinos en van de dame, welke men Dulcinea van Toboso noemt." Met deze woorden blies hij op zijn reusachtigen horen, wierp zijn paard om en stoof, zonder des ridders antwoord af te wachten, in vliegenden galop voort.

Allen verwonderden zich over deze boodschap, maar vooral Don Quichot, wien zij dan ook het meest aanging.

"Denkt gij de toovenaars, Montesinos en Dulcinea hier werkelijk af te wachten?" vroeg de hertog den held, die in diepe gedachten stond.

"Stellig!" verklaarde Don Quichot met vaste stem. "Onversaagd en onverschrokken wil ik hier wachten, al mocht ook de gansche hel met al hare duivels tegen mij in aantocht zijn." "En ik wil bij u blijven, heer", zeide Sancho Panza, terwijl hij, als bescherming zoekend, zich dicht aan hem drong. Onderwijl was het weer donker geworden en begonnen tallooze lichtjes zich door het bosch te bewegen. Zij flikkerden hier en schemerden daar: men had ze voor groote huppelende dwaallichtjes kunnen houden. Toen echter volgde een gerucht en geraas, dat hooren en zien deed vergaan, en te gelijk scheen dieper in het bosch een hevig gevecht te beginnen. Van alle kanten dreunde het dof gedonder van zwaar geschut en het onophoudelijk knetteren van duizend en nog eens duizend musketten en geweren. Van dichtbij en uit de verte klonk het geschreeuw der strijdenden, de luide toeroep der aanvoerders, het gekerm en gekreun der gewonden en stervenden.

De trompetten, de horens, de fluiten, de trommen mengden zich daartusschen en veroorzaakten in verband met het kraken en knetteren van grof geschut en klein geweer een zoo schrikbarend en alle zinnen verbijsterend spektakel, dat Don Quichot al zijn vaak beproefden moed bijeenrapen moest, om niet het veld te ruimen. De arme Sancho was tegen al die verschrikkingen niet opgewassen. Half zinneloos van angst en schrik viel hij op den grond en begroef zijn gezicht in de wijde plooien van het kleed der hertogin, die terstond beval, dat men hem opnemen en een koud-waterbad zou toedienen. Dit gebeurde, en toen de schildknaap weer tot bezinning kwam, was reeds eene kar genaderd, welker knarsende wielen een scherp piepend, krijschend en gierend geluid voortbrachten, dat alle gehoorvliezen verscheuren moest. Vier goed gemeste, plompe stieren, met zwarte kleeden behangen, trokken haar. Aan hunne horens waren dikke, brandende harsfakkels vastgebonden, en op de kar zelve was een hooge zetel aangebracht, waarop een grijsaard van eerbiedwekkend voorkomen troonde, van wiens kin een lange, sneeuwwitte baard in dichte lokken tot over den gordel neergolfde. Een wijde mantel van zwarte stof omkleedde zijne forsche ledematen, en twee kleine duiveltjes, zoo verfoeilijk leelijk, dat Sancho Panza er voor wegkroop, begeleidden hem en waren nagenoeg evenzoo gekleed als hij zelf. Toen die kar tegenover Don Quichot stilhield, rees de daarin zittende grijsaard van zijne kussens overeind en riep met luider stemme: "Ik ben de wijze Lirgandeo!" Hierop reed die eerste kar door en een ander grijsaard volgde, die bekend maakte, dat hij de wijze Alquife was.

Toen verscheen een derde kar, waarin een vierkante, pootige kerel met een bruin, verweerd en brutaal gezicht was gezeten, die, evenals de vorigen, onder 't voorbijrijden opstond en met rauwe, schorre en heesche stem uitschreeuwde, dat hij was de wijdbefaamde toovenaar Arcalaüs, de doodvijand van Amadis van Gallië. Op korten afstand van ons gezelschap hielden de drie karren stil; 't merg en been verscheurend piepen en gillen hield op en, in plaats daarvan, lieten zich de smeltende tonen eener uitermate liefelijke muziek hooren, wat Sancho Panza al dadelijk voor een gunstig voorteeken hield. Een weinig moed krijgende, richtte hij zich op en zeide tot de hertogin:

"Waar ze zulke deuntjes spelen, kan geen gevaar wezen, hoogedele doorluchtige mevrouwe!" "En ook niet, waar zooveel licht en helderheid is," gaf de hertogin hem glimlachend tot bescheid. De muziek klonk nader en nader, en Don Quichot zag nu een kar aankomen, die van buiten geheel den vorm van een Romeinsche triomfkar had. Zij werd getrokken door zes grauwe muildieren, die met sneeuwwitte dekken van het fijnste lijnwaad behangen waren. Op elk dier zat eene in het wit gekleede gestalte met een fakkel in de hand; doch op een troon op de kar zelve vertoonde zich eene dame, in een langen golvenden sluier van zilverstof gehuld, waarop een tallooze menigte gouden sterretjes flonkerden. Het gelaat der dame was ook wel door een sluier bedekt, maar deze was zoo fijn en doorzichtig, dat men door de plooien heen een zeer schoon jonkvrouwelijk gelaat kon ontdekken.

Naast de dame vertoonde zich eene gestalte in een mantel, die haar van 't hoofd tot de voeten reikte, terwijl een zwarte sluier haar gelaat aan het oog onttrok. Langzaam kwam die kar op Don Quichot en het verdere gezelschap toe, dat haar met nieuwsgierigheid en de uiterste spanning opwachtte. Tegenover onzen held hield zij stil; de muziek verstomde en de mannelijke gedaante richtte zich langzaam op. Den zwarten sluier opslaande, liet zij een ontvleesden schedel met ledige oogholten zien, zoodat men den dood in eigen persoon meende te aanschouwen.

Don Quichot schrikte, Sancho werd doodsbleek en zelfs de hertog en de hertogin staarden met angst en ontzetting de vreemde huiveringwekkende gedaante aan, die nu met holle, gesmoorde stem de woorden liet hooren:

"Ik ben Montesinos en kom in het gevolg der aanminnigheid en schoonheid, om den edelen ridder Don Quichot te verkondigen, dat zijne hooge gebiederesse Dulcinea van Toboso kan onttooverd worden, indien Sancho Panza, zijn schildknaap, zichzelf drie duizend en drie honderd slagen op zijn breeden rug toetelt. En dan moeten die slagen zóó zijn, dat zij wezenlijk pijn, builen en striemen veroorzaken." "Lieve hemeltje, dan zou de heele historie op mijn armen rug neerkomen!" riep Sancho Panza. "Niet drie duizend slagen wil ik mijzelf geven, niet drie honderd, niet eens drie! Wat heeft mijn rug met de betooverde Dulcinea uitstaande? Loop heen! Als meester Montesinos er geen ander middeltje op weet uit te vinden, dan moet de schoone jonkvrouw vooreerst nog maar wat betooverd blijven." "Hoor me zoo'n ondankbaren schelm en deugniet eens!" riep Don Quichot verontwaardigd. "Wacht, man! ik wil je naakt aan een boom binden, en daar zult ge niet drie duizend drie honderd, maar zes duizend zes honderd zoo wichtige en klappende slagen toegeteld krijgen, dat men ze drie duizend en drie honderd buksschoten ver hooren kan. Zwijg stil, zeg ik, of ik ruk je dadelijk de zwarte ziel uit het lijf." "Bedaar, edele ridder!" sprak Montesinos met holle stem. "De slagen, die de wakkere Sancho Panza doorstaan moet, mogen niet opgedrongen worden, maar hij moet ze zich zelf geheel vrijwillig toebrengen, en hij heeft vrijheid, om ze op verschillende tijden geheel naar eigen goeddunken door te staan. Mocht het zijne verkiezing wezen, ze van eene vreemde hand te ontvangen, dan zal het getal tot op de helft verminderd worden, ofschoon onder voorwaarde, dat de zweep door eene niet te zwakke vuist worde gevoerd." "Dat alles is goed en wel," riep Sancho, "maar ik laat mij noch door mijn eigen noch door vreemde vuist afrossen, en wil mijn heer zijne Dulcinea onttooverd hebben, laat hem haar dan zelf onttooveren en zijne magere schouders zoo bont en blauw slaan, als hij maar verkiest. Ik voor mijn part zal zoo gek niet wezen, om tegen mijn eigen vleesch te woeden." Op dit woord rees nu eensklaps de vrouwelijke gedaante, die naast Montesinos zat, overeind, sloeg haar doorzichtigen sluier op en zag den weerspannigen schildknaap met een van verontwaardiging vlammenden blik aan.

"Nietswaardige," riep zij; "man, met uw steenen hart en ziel van graniet, wat groote dingen verlangt men dan van u, dat gij u verstout, op zulk een toon te spreken? Indien u bevolen werd, van een hoogen toren te springen, of gesmolten lood door te slikken en met bloote voeten een half uur ver over gloeiende ijzeren platen te gaan, dan zou ik niets zeggen, zoo gij dat weigerdet; maar om een paar ellendige zweepslagen zoo'n leven te maken, dat noem ik boosaardig en slecht. Roert u dan mijne bloeiende jeugd en mijne betooverde schoonheid niet? Moet ik altijd en eeuwig als een gemeene boerendeerne omdolen, terwijl ik toch de schoonste prinses op aarde ben? Schaam u, flauwe lafaard! Schaam u en laat mij niet van hier weggaan zonder den troost, dat gij u tot mijne onttoovering aan eene lichte boete wilt onderwerpen. En zoo mijn beden en tranen u niet vermurwen, laat u dan bewegen door de ellendigheid van uwen heer, die van verdriet en hartzeer zal wegkwijnen, zoo gij niet tot een besluit komt, den schildknaap eens zoo beroemden helds waardig." "Neen, zoo gek ben ik niet," bromde Sancho. "Om een ander wil ik mijn eigen vleesch niet mishandelen." "Vriend Sancho," sprak nu de hertog, die door het lijden der schoone dame en het ongeluk van den ridder ten diepste geroerd scheen, "vriend Sancho, 't is wel waar, dat ik u een stadhouderschap beloofd heb, maar ik moet u nu ronduit en stellig verklaren, dat daar niets van komen kan, als gij u zoo halsstarrig en onhandelbaar betoont. Wat zouden mijne onderdanen op het eiland, dat voor u bestemd was, denken, als ik hun zulk een gruwzamen en hardvochtigen tiran op den hals zond? Neen, neen, Sancho! Gij moet of uit liefde tot uwen heer u die slagen getroosten, of ge zult het uw leven lang niet tot stadhouder brengen." "Ei, ei, niet zoo haastig, doorluchtige heer!" antwoordde Sancho op vrij wat onderdaniger toon; "men dient zich op zoo'n ding toch wel eens te beslapen. Gun mij twee dagen tijd en dan wil ik u nader bescheid geven." "Dat gaat niet aan!" sprak Montesinos met akelig holle stem. "Hier op staanden voet en binnen vijf minuten moet alles beslist zijn. Ja of neen--wat zegt gij?" "Zeg ja, beste Sancho!" fluisterde de hertogin den schildknaap toe, die besluiteloos stond, als een ezel tusschen twee bossen hooi. "Zeg ja, en toon u daardoor dankbaar voor al de goedheid en liefde, die uw dappere heer u tot hiertoe betoond heeft. Zeg ja, en wees niet bang voor zoo'n beetje pijn." "Nu, welaan dan," zei Sancho eindelijk; "daar gij allen mij zoo dringt, wil ik die vracht van drie duizend drie honderd in 's hemels naam maar op mij nemen. Doch 't is onder voorwaarde, dat ik ze mijzelf toetellen mag, wanneer en zoo veel of zoo weinig, als mij op een keer goeddunkt. Daartegenover beloof ik, dat ik mijn best zal doen om zoo gauw mogelijk schoone lei te krijgen en jonkvrouwe Dulcinea van hare betoovering te verlossen." "Dat is voldoende," riep Montesinos. En zoodra hij dat woord over de lippen had, nam de liefelijke muziek van fluiten, harpen en horens weer een aanvang, terwijl Don Quichot, verrukt over zijne opoffering, zijn trouwen schildknaap om den hals viel en hem onder heete tranen op voorhoofd en wangen kuste. De hertog, de hertogin en alle verdere tegenwoordigen gaven insgelijks hunne voldoening en tevredenheid te kennen, en toen de kar zich weer in beweging stelde, boog Dulcinea eerbiedig het hoofd voor de hertogin en wierp Sancho Panza een allerliefst kushandje toe.

Sancho zelf voelde zich een oogenblik volkomen gelukkig, doch had twee minuten later al weer bitter berouw, dat hij zoo gek geweest was, dat zware pak van drie duizend drie honderd slagen op zich te nemen.

Onderwijl begon het in het oosten te schemeren, en allen keerden naar het slot terug, om na de vermoeienissen der jacht en na al die spannende ontmoetingen een verkwikkenden slaap te genieten. De hertog en de hertogin waren meer dan ooit in hun voornemen versterkt, om met Don Quichot en zijn schildknaap nog allerlei kluchten en dwaasheden te vertoonen, en stelden zich daar onbegrijpelijk veel pret en genoegen van voor.

Tot opheldering van het pas beschreven avontuur hebben wij alleen maar te zeggen, dat de geheele comedie volgens de beschikking van den hertog zoo was opgevoerd. Montesinos was de hofmeester van het slot, Dulcinea een knappe jonge page geweest, terwijl de verschillende talrijke dienaren des hertogs als toovenaars en duivels hadden moeten optreden.

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Don Quichot XIX - WAT RIDDER EN SCHILDKNAAP OP HET SLOT AL BELEVEN Don Quijote XIX - WAS RIDDER UND SHIELDKNAAP BEI DER SCHLIESSUNG LEBEN Don Quixote XIX - ΤΙ RIDDER ΚΑΙ SHIELDKNAAP ΣΤΟ ΚΛΕΙΣΙΜΟ ΖΩΝΤΑΝΑ Don Quixote XIX - WHAT RIDDER AND SHIELDKNAAP ON THE CLOSURE ALIVE

HOOFDSTUK XIX. CHAPTER XIX.

WAT RIDDER EN SCHILDKNAAP OP HET SLOT AL BELEVEN. WHAT KNIGHT AND SQUIRE ALREADY EXPERIENCE AT THE CASTLE.

Terwijl de hertogin zich met Don Quichot onderhield en soms over Sancho Panza's kluchtige invallen lachte, reed de hertog in vollen ren vooruit, om aan al zijne dienaren voor te schrijven, op wat wijze de dolende ridder moest ontvangen worden. While the duchess kept up with Don Quixote and sometimes laughed about Sancho Panza's farcical incursions, the duke rode forward at full speed, to prescribe to all his servants the manner in which the wandering knight should be received. Toen deze dus met de hertogin voor de slotpoort aankwam, werd hij daar door twee rijk gekleede stalknechts opgewacht, die hem van het paard hielpen en hem in 't oor fluisterden, dat hij niet verzuimen mocht, de hertogin bij het afstijgen behulpzaam te zijn. When he arrived at the castle gate with the duchess, two richly dressed groomsmen were waiting for him, who helped him off the horse and whispered in his ear that he should not neglect to help the duchess dismount. Don Quichot trad op de hooge dame toe, die nochtans weigerde, andere hulp dan van haren gemaal aan te nemen. Don Quixote approached the tall lady, who refused to accept any help other than from her husband. De hertog maakte aan dezen twist een einde door zelf te komen en zijne gemalin de hand te reiken. The duke put an end to this quarrel by coming himself and reaching out to his consort.

Zoodra nu het gezelschap het binnenhof betrad, kwamen twee jonge hofdames te voorschijn, die den ridder een grooten scharlakenrooden mantel over de schouders wierpen. As soon as the company entered the courtyard, two young ladies of the court emerged and threw a large scarlet robe over the knight's shoulders. Op hetzelfde oogenblik vertoonden zich alle toegangen en portalen van het slot met dienaren opgevuld, die de bloem en den roem der dolende ridderschap met een daverend Vivat! At the same moment, all the entrances and portals of the castle appeared filled with servants, who celebrated the flower and glory of the errant knighthood with a resounding Vivat! welkom heetten. welcome. Te gelijk goten zij een geurigen regen van welriekende wateren over Don Quichot, den hertog en de hertogin uit, waarover de eerste zich niet weinig verwonderde. At once they poured a fragrant rain of fragrant waters over Don Quixote, the Duke and the Duchess, about which the former was not little surprised.

Nu trok men het slot zelf binnen, waar Don Quichot in eene zaal werd geleid, die met de kostbaarste tapijten van zijde en goudlaken belegd was. Now they entered the castle itself, where Don Quixote was led into a room lined with the most precious tapestries of silk and gold cloth. Hier werd hij door zes edelknapen van zijne zwaarste wapenstukken bevrijd en van kleederen voorzien, die hem op bevel des hertogs werden aangeboden. Here he was relieved of his heaviest armor by six noblemen and provided with clothes, which were offered to him by order of the duke. Vervolgens omgordde hij zich met een zwaard, wierp zijn scharlaken mantel om, zette eene groene zijden muts op en begaf zich in eene groote zaal, waar eene menigte staatsiedames hem met zilveren bekkens tot handenwassching wachtten. Then he girded himself with a sword, threw on his scarlet cloak, put on a green silk cap and made his way into a large hall, where a crowd of state ladies were waiting for him with silver basins to wash his hands. Terwijl hij dit deed, verscheen de hofmeester met twaalf edelknapen, om hem naar de tafel te geleiden, waar de hooge heerschappen hem reeds wachtten. While he was doing this, the court master appeared with twelve noblemen, to lead him to the table, where the high rulers were already waiting for him. Don Quichot werd in het midden genomen en in eene zaal geleid, waar allerprachtigst, schoon slechts voor vier personen, gedekt was. Don Quixote was taken in the middle and led into a room, where very splendid, though only for four people, was covered. De hertog, de hertogin en een hooge geestelijke kwamen den gast te gemoet en verwelkomden hem. The duke, the duchess and a senior clergyman came to meet the guest and welcomed him. Onder duizend ceremonies en plichtplegingen werd hij naar de tafel geleid en moest, niettegenstaande zijn weigeren, de eerste plaats daaraan innemen. Among a thousand ceremonies and duties, he was led to the table and, notwithstanding his refusal, had to take the first place at it. De geestelijke zette zich tegenover hem, terwijl gastheer en gastvrouw hem in hun midden namen. The clergyman seated himself opposite him, while hosts took him into their midst.

Sancho Panza, die bij alles tegenwoordig was, stond versteld en verbaasd over al de eer, die hier zijn meester werd bewezen, en kwam nu tot het vaste besluit, om dien ook verder op zijne avontuurlijke tochten getrouwelijk te volgen. Sancho Panza, who was present at everything, was amazed and amazed at all the honor that was done to his master here, and now came to the firm decision to follow him faithfully on his further adventures.

Gedurende den maaltijd vroeg de hertogin met belangstelling, hoe de jongste berichten van jonkvrouwe Dulcinea van Toboso luidden en of de ridder haar in den laatsten tijd ook weer eenige reuzen of gevangen helden had toegezonden. During the meal, the duchess asked with interest what the latest news from Lady Dulcinea of Toboso was and whether the knight had sent her any giants or captured heroes lately.

"Neen, genadige vrouw," antwoordde Don Quichot; "mijn ongelukkig gesternte belette mij dat. "Nay, gracious woman," replied Don Quixote; "my unfortunate constellation prevented me from doing so. Ik heb wel reuzen, ridders en roovers overwonnen,--maar hoe hadden die de volschoone jonkvrouwe kunnen vinden, nu zij door een afschuwelijken toovenaar in eene gemeene boerin veranderd werd?" I did vanquish giants, knights and robbers,--but how could they have found the voluble damsel, now that she was turned into a mean peasant woman by a hideous wizard?" "Ei, ik vind haar toch nog 't bekoorlijkst schepsel, dat maar ergens te vinden is," zeide Sancho Panza, zich voorbarig in het gesprek mengende, "en wat springen aangaat, is zij den besten koordedanser de baas. "Ei, I still find her the most attractive creature to be found anywhere," Sancho Panza said, prematurely inserting himself into the conversation, "and as far as jumping is concerned, she outdoes the best tightrope walker. Zij wipt op haar muilezel, alsof die niet hooger dan een kat was." She rocked on her mule as if it were no higher than a cat." "Hebt gij haar ook in haar onbetooverden staat gezien?" "Hast thou also seen her in her unloved state?" vroeg de hertog. The duke asked.

"Natuurlijk," antwoordde Sancho Panza. "Of course," Sancho Panza replied. "Ik ben immers de man geweest, die hare betoovering het allereerst in den neus kreeg." "After all, I was the man who first got her spell in the nose." Toen de geestelijke zooveel over roovers, reuzen en betooveringen hoorde spreken, kwam hij vanzelf op de gedachte, dat het Don Quichot van La Mancha moest zijn, met wien hij hier aan ééne tafel zat. When the clergyman heard so much talk about robbers, giants and enchantments, he automatically thought that it must be Don Quixote of La Mancha with whom he was sitting at the same table. Op zijne navraag vernemende, dat zijn vermoeden gegrond was, gaf hij zich veel moeite, om Don Quichot van zijne onzinnige inbeelding terug te brengen. Hearing on his inquiry, that his suspicion was well-founded, he gave himself much effort, to reduce Don Quixote from his nonsensical imagination. Tegen verwachting werd hij door den ridder zoo duchtig afgezouten, dat hij doodstil zweeg en gedurende den ganschen maaltijd geen mond meer tot spreken opendeed. Against expectations, he was so violently salted by the knight that he remained dead silent and did not open his mouth to speak during the entire meal.

Toen nu de tijd kwam, dat men van tafel opstaan zou, traden vier jonkvrouwen in het vertrek. Now when the time came for people to rise from the table, four noblewomen entered the room. De eene droeg een zilveren waschbekken, de andere een zilveren lampetkan, de derde twee handdoeken van het fijnste en witste linnen, en de vierde een groot stuk welriekende Italiaansche zeep. One carried a silver wash basin, the other a silver lampet jug, the third two towels of the finest and whitest linen, and the fourth a large piece of fragrant Italian soap. De jonge dame met het bekken trad vooruit en hield dat Don Quichot, alsof dat vanzelf sprak, onder den baard. The young lady with the pelvis stepped forward and held that Don Quixote, as if it were obvious, under the beard. De ridder vond dit wel wat vreemd, doch deed zulks niet blijken, maar stak zonder omstandigheden zijn baard in het water, in de meening, dat het daar ter plaatse zeker gebruik moest zijn, zich na den maaltijd in plaats van de handen het baardhaar te wasschen. The knight thought this a bit strange, but did not show it, but put his beard in the water without any circumstances, thinking that it must be the local custom to wash his beard hair after the meal instead of his hands.

Thans kwam de dame met de zilveren kan, goot het water daaruit over 's ridders baard uit en trad toen achteruit, om voor hare gezellin plaats te maken, wier blanke hand hem het gansche gezicht met zeep inwreef. Now the lady came with the silver jug, poured the water from it over the knight's beard and then stepped back to make room for her companion, whose white hand rubbed his entire face with soap. Don Quichot liet zich alles welgevallen en sloot zijne oogen, om daar niet van het bijtend zeepsop in te krijgen. Don Quixote relented and closed his eyes so as not to get any of the caustic suds in them. De hertog en de hertogin hielden zich doodbedaard en wachtten den afloop dier kluchtige waschpartij rustig af. The duke and duchess remained perfectly calm and quietly awaited the outcome of this farcical wash.

Toen nu de dame met de zeep Don Quichots rimpelige tronie met een vinger dikke laag schuim overdekt had, hield zij zich, alsof er geen water meer was, en verzocht hare vriendin met de kan, schielijk nog wat te halen, om den edelen ridder niet te lang daar zoo ingezeept te laten zitten. Now when the lady with the soap had covered Don Quixote's wrinkled face with a finger-thick layer of lather, she behaved as if there was no more water, and asked her friend with the jug to fetch some more quickly, so as not to leave the noble knight sitting there soaped up for too long.

De dame ging en Don Quichot bleef in de potsierlijkste positie, die men zich voorstellen kan, stijf en onbeweeglijk als een paal op zijn stoel zitten. The lady went and Don Quixote remained in the most ludicrous position imaginable, sitting stiff and immobile as a pole on his chair. Al de aanwezigen staarden hem aan, en nu zij hem daar zoo zagen met zijn langen, bruinen, mageren hals, met gesloten oogen en wit bepleisterd gezicht, moesten zij zich geweld aandoen, om niet in luid lachen uit te barsten. All those present stared at him, and seeing him there with his long, brown, lean neck, with closed eyes and white plastered face, they had to force themselves not to burst into loud laughter.

Nadat de klucht lang genoeg geduurd had, kwam de jonge dame met de schenkkan terug, goot een stroom water over 's ridders mager gezicht uit en waschte dat, tot het laatste spatje zeep was verdwenen. After the farce had lasted long enough, the young lady returned with the pitcher, poured out a stream of water over the knight's lean face and washed it, until the last splash of soap had disappeared. Daarop kwam de dame met de handdoeken aan de beurt, maakte eene eerbiedige buiging voor den natten held en droogde hem heel handig en sierlijk af. Then the lady with the towels took her turn, made a reverent bow to the wet hero and dried him very skillfully and gracefully. Toen dit verricht was, wilden alle vier de zaal verlaten; doch de hertog riep haar nog bij de deur terug. When this was done, all four wanted to leave the room; but the duke still called her back at the door.

Hij had zich met dat kluchtig tooneel, waarvan hij volstrekt niets geweten had, evengoed als al de anderen verlustigd, maar wilde niet, dat de ridder merken zou, dat men hem voor den gek had gehouden. He had enjoyed this farcical scene, of which he knew absolutely nothing, as much as all the others, but did not want the knight to notice that he had been fooled.

"Komt," zeide hij tot de dames, "komt en wascht nu mij ook, maar zorgt, dat er niet weer gebrek aan water is." "Come," he said to the ladies, "come and wash me now too, but see to it that there is no lack of water again." De ondeugende meisjes begrepen dadelijk, wat de hertog wou, en maakten dus geen zwarigheid, om aan zijn verlangen te voldoen. The mischievous girls understood immediately, what the duke wanted, and so made no difficulty, to satisfy his desire. Zij naderden zeepten hem met de grootste handigheid in, wieschen hem, droogden hem af en behandelden hem in alles, gelijk zij den ridder gedaan hadden, behalve dat zij daar nu niet de helft van den tijd toe besteedden. They approached him, soaped him with the greatest skill, washed him, dried him and treated him in everything, as they had done the knight, except that now they did not spend half the time doing so.

Sancho Panza had deze vreemde ceremonie met groote oogen aangezien. Sancho Panza had watched this strange ceremony with wide eyes.

"Waarachtig," mompelde hij, "'k wou, dat het hier te lande gebruik was, ook schildknapen den baard te wasschen, en nog liever had ik, dat men zijn baard meteen kon afgeschoren krijgen, want de mijne wordt al schrikbarend lang." "True," he murmured, "'k wish it were customary here in the country to wash even squires' beards, and even better I wish one could get his beard shaved off right away, for mine is already getting frighteningly long." "Wat mompelt gij daar, Sancho?" "What art thou muttering there, Sancho?" vroeg de hertogin, die merkte, dat hij iets op het hart had. asked the duchess, noticing that he had something on his mind.

Sancho zeide het haar. Sancho told her.

"Dan kunt gij geholpen worden," antwoordde de spotachtige dame. "Then thou canst be helped," replied the mocking lady. "Mijne hofjuffers zullen u afzeepen en u des noods tot over de ooren in het zeepsop steken. "My court jesters will soap you down and put you in soapy water up to your ears if necessary. Hofmeester, draag gij zorg, dat de schildknaap van onzen edelen gast naar zijn wensch bediend wordt." Court master, do thou take care that the squire of our noble guest be served according to his wishes." De huishofmeester boog zich en verliet met Sancho Panza het vertrek, terwijl Don Quichot nog met den hertog en de hertogin aan tafel bleef zitten en hen druk over het lief en leed der dolende ridderschap en over de schoonheid zijner doorluchtige dame Dulcinea van Toboso onderhield. The steward bowed and left the room with Sancho Panza, while Don Quixote remained at the table with the Duke and Duchess, busily discussing the joys and sorrows of the wandering knighthood and the beauty of his august lady Dulcinea of Toboso.

Nog waren zij levendig in gesprek, toen zij op eens luide stemmen en een groot geschreeuw in het paleis hoorden. Still they were lively in conversation, when suddenly they heard loud voices and a great shouting in the palace. Zij luisterden, en de hertog wilde reeds buiten gaan, om naar de oorzaak van dat rumoer te vernemen, toen op eens Sancho Panza in een wonderlijken toestand en zeer verschrikt kwam binnenstuiven. They were listening, and the Duke was about to go outside to find out the cause of the commotion, when suddenly Sancho Panza came rushing in, in a wonderful state and very frightened. Hij had een ouden schuurlap als een servet voor en een talrijke troep keukenjongens en ander volk volgde hem op de hielen. He had an old barn rag like a napkin in front, and a numerous troop of kitchen boys and other people followed at his heels. Een van dezen droeg eene tobbe met vuil spoelwater en een ander had een groot stuk grove zeep. One of these carried a tub of dirty rinse water and another carried a large bar of coarse soap. in de hand. in hand. Deze beiden wilden den ontstelden schildknaap te lijf en deden al hun best, om hem te wasschen en zijn baard in te zeepen. Both of them wanted to attack the dismayed squire and did their best to wash him and soap his beard.

"Wat moet dat beduiden, menschen?" "What is that supposed to mean, people?" vroeg de hertogin. the duchess asked. "Wat hebt gij met dezen braven man voor? "What hast thou to do with this good man? Weet gij niet, dat mijn gemaal voornemens is, hem tot de waardigheid van stadhouder te verheffen?" Know ye not, that my consort intends to elevate him to the dignity of governor?" "Mevrouw," antwoordde de keukenjongen, "wij wilden den heer eenvoudig wasschen, gelijk hier te lande gebruik is en zooals hij zelf verlangd heeft." "Madam," replied the kitchen boy, "we wanted to simply wash the gentleman, as is the custom here in the country and as he himself desired." "Ja zeker heb ik!" "Yes sure I have!" riep Sancho Panza hevig vergramd; "maar ik wil, dat dit met schoone doeken en niet met oude schuurlappen gebeurt. cried Sancho Panza fiercely disgusted; "but I want this done with clean cloths and not old barn rags. Wie mij met zulke instrumenten aankomt, heeft te wachten, dat ik hem den schedel insla." Whoever comes at me with such instruments has to wait for me to bash his skull in." De hertogin vond Sancho Panza's gramstorigheid en heel zijn uitzien zoo kluchtig, dat zij 't wel van lachen uitschateren moest. The duchess found Sancho Panza's grumpiness and his whole appearance so farcical that she laughed. De hertog daarentegen zette een zeer ernstig gezicht en hield zich, alsof hij die plagerij ten strengste afkeurde. The duke, on the other hand, put a very serious face and held himself as if he disapproved of this teasing in the strictest way.

"Gij zijt schandelijk lomp en vlegelachtig geweest," wendde hij zich tot den dartelen troep, "en ik vertrouw, dat zulke dingen niet weer zullen gebeuren. "Thou hast been shamefully boorish and flail-like," he turned to the frisky troop, "and I trust such things will not happen again. Neemt den heer Sancho die vodden af en maakt, dat gij wegkomt. Take Mr. Sancho off those rags and get out of here. Ik waarschuw u, dat gij den schildknaap van dezen dapperen dolenden ridder niet weder reden tot klachten en ontevredenheid geeft." I warn you not to give the squire of this brave wandering knight cause for complaint and discontent again." De knapen meenden, dat hun meester ernstig boos was, ofschoon hij zich alleen zoo hield, om ridder en knecht in den waan te houden, dat hij hen werkelijk voor dolende helden aanzag. The boys thought that their master was seriously angry, although he only acted this way to keep the knight and servant under the impression that he really thought of them as wandering heroes. Zij namen den schildknaap de schuurlappen af en dropen stilletjes af, terwijl Sancho den hertog te voet viel en hem met een vloed van woorden voor zijne welwillende bescherming dankzeide. They took off the squire's barn flaps and silently dismounted, while Sancho fell at the Duke's feet and thanked him with a flood of words for his benevolent protection.

Thans stond men van tafel op en Don Quichot verwijderde zich, om in zijn koel vertrek een korte middagrust te nemen. Presently they rose from the table and Don Quixote removed, to take a short afternoon rest in his cool room. De hertog nam intusschen maatregelen, dat Don Quichot voortdurend als een echt dolend ridder behandeld werd, en stelde zich daar niet weinig pret en vroolijkheid van voor. The duke, however, took measures, that Don Quixote be constantly treated like a true errant knight, and imagined no little fun and merriment from it.

Weinig dagen later wenschte de hertog eene groote jachtpartij te houden, en nadat zijne dienaren van al, wat zij te doen zouden hebben, nauwkeurig onderricht waren, werden Don Quichot en zijn schildknaap van een geheel nieuwe jachtkleedij voorzien. A few days later the duke wished to hold a big hunting party, and after his servants had been carefully instructed about all they would have to do, Don Quixote and his squire were provided with an entirely new hunting attire. Sancho trok die aan en was er zeer in zijn schik mee; maar Don Quichot weigerde zulks, zeggende, dat hij zichzelf in geen opzicht vertroetelen mocht en dus liever zijne zware wapenrusting wilde aanhouden. Sancho put it on and was very pleased with it; but Don Quixote refused to do so, saying, that he should not coddle himself in any respect and so preferred to keep his heavy armor on. Hij reed op Rocinante en Sancho Panza in zijn nieuw pak op zijn ezel, niettegenstaande hem een paard uit des hertogs stallen was aangeboden. He rode Rocinante and Sancho Panza in his new suit on his donkey, notwithstanding he had been offered a horse from the duke's stables. Dat hij van zijn geliefd grauwtje scheiden zou, was immers wat al te veel van hem gevergd. After all, that he should part from his beloved gray was a bit too much for him.

De jachthorens schalden en op hun roepstem verscheen de hertogin, als eene koningin uitgedost. The hunting horns blared and at their call the duchess appeared, decked out like a queen. Don Quichot reed aan hare zijde en hield uit pure ridderlijkheid den teugel van haar telganger vast, ofschoon de hertog dit niet toelaten wou, wat hem eene bijna al te groote beleefdheid en hoffelijkheid toescheen. Don Quixote rode at her side and, out of sheer chivalry, held the rein of her counting rider, although the duke would not allow it, which seemed to him an almost too great courtesy and courtesy.

Na een korten rit kwamen zij aan eene tusschen bergen ingesloten woudstreek, die rondom door jagers was afgezet en waar de jacht zou gehouden worden. After a short ride, they arrived at a forest region enclosed between mountains, which was surrounded by hunters and where the hunt was to be held. Deze begon met groot alarm, met geschreeuw en geklapper. This one began with great alarm, with shouting and clapping. De honden blaften en huilden, de horens klonken en 't was een leven en een rumoer, dat men zijn eigen woorden niet kon verstaan. The dogs barked and howled, the horns sounded and 't was a life and a noise, that one could not understand his own words. De hertogin steeg van haar paard en vatte, met eene korte jachtspies gewapend, post op eene plaats, waar gewoonlijk wilde zwijnen plachten uit te breken. The duchess dismounted from her horse and, armed with a short hunting spear, took up position in a place where wild boar usually broke out. De hertog en zijn gast volgden haar voorbeeld en dekten haar aan weerszijden. The duke and his guest followed suit and covered her on either side. Sancho Panza bleef op eenigen afstand achter hen op zijn grauwtje zitten, dat hij uit vrees voor mogelijk gevaar niet durfde verlaten. Sancho Panza remained at some distance behind them on his burrow, which he dared not leave for fear of possible danger.

Nauwelijks hadden allen op die wijze hunne posten ingenomen, of zij zagen een zwijn aankomen, dat, door de honden opgejaagd, grimmig zijne slagtanden wette en de schuimvlokken uit zijn wijden muil liet vliegen. Hardly had all taken up their posts in this manner, when they saw a boar approaching, which, chased by the dogs, grimly wet its tusks and let the foam flakes fly from its wide maw. Zoodra Don Quichot het ontdekte, greep hij zijn schild vaster, tastte naar zijn zwaard en trad een weinig vooruit, om het getergde dier te ontvangen. As soon as Don Quixote discovered it, he gripped his shield tighter, reached for his sword and stepped forward a little, to receive the tormented animal. Datzelfde deed de hertog, daar hij zijn jachtspies vaster omklemde, en de hertogin volgde hem moedig op den voet. The duke did the same, as he clasped his hunting spear more tightly, and the duchess courageously followed closely behind him. Sancho alleen werd door schrik overmeesterd bij 't zien van het geweldig everzwijn. Sancho alone was overcome by terror at the sight of the awesome boar. Vol angst liet hij zijn grauwtje in den steek, ging op den loop en deed zijn uiterste best, om een steeneik te beklimmen en zich tusschen de takken te bergen. Full of fear, he abandoned his burrow, went for a run and did his utmost to climb a holm oak and stow himself among the branches. Dat gelukte hem echter niet. However, he did not succeed. Toen hij ongeveer de helft van de hoogte bereikt had en naar een tak greep, om nog hooger te komen, brak die tak tot zijn schrik rits af, en onze arme Sancho tuimelde met een luiden schreeuw naar beneden. When he reached about half the height and grabbed for a branch, to get even higher, that branch broke off to his horror zipper, and our poor Sancho tumbled down with a loud cry. Onder het vallen raakte hij met zijne kleeren aan een anderen tak vast en bleef, zonder dat hij den grond kon bereiken in de lucht hangen. While falling, he caught his clothes on another branch and, unable to reach the ground, remained suspended in the air. Zijn jachtkleed scheurde en hij verkeerde in doodelijken angst, dat de ever hem pakken zou. His hunting robe tore and he was in mortal fear that the ever would catch him. Dus zette hij een geduchte keel op en brulde zoo ontzettend, dat ieder die hem hoorde en niet zag, in de verbeelding moest komen, dat een of ander wild beest hem reeds in zijne klauwen had. So he put on a formidable throat and roared so appallingly that every one who heard and did not see him had to come into the imagination that some wild beast already had him in its clutches.

Onderwijl werd het wilde zwijn geveld, en Don Quichot keek naar zijn schildknaap om, ten einde hem zoo noodig te hulp te snellen. Meanwhile, the wild boar was felled, and Don Quixote turned to his squire to rush to his aid if necessary. Hij kwam op zijn gehuil af en zag hem, met het hoofd naar beneden, de beenen in de lucht, aan den stam van den eik spartelen, terwijl onder hem, aan den voet des booms, de ezel stond, die zijn meester, naar 't scheen, in de ure van nood niet verlaten wilde. He came upon his cry and saw him, head down, legs in the air, floundering on the trunk of the oak tree, while below him, at the foot of the tree, stood the donkey, which, it seemed, would not leave its master in the hour of need. Terstond snelde Don Quichot toe en hielp den luchtspringer weer op de been. Immediately Don Quixote rushed over and helped the air jumper get back on his feet. Bij het zien van zijn gescheurd kleed wrong de schildknaap de handen, huilde bittere tranen en wilde van de troostwoorden, welke zijn heer hem toesprak, volstrekt niets hooren. At the sight of his torn robe, the squire wrung his hands, wept bitter tears and did not want to hear any of the words of comfort his lord spoke to him.

Intusschen werd het gedoode everzwijn op een pakezel geladen en in een groote jachttent gebracht, die midden in het bosch opgeslagen en waar men met de toebereiding van een kostelijken maaltijd bezig was. In the meantime, the slain boar was loaded onto a pack mule and brought into a large hunting tent stored in the middle of the forest, where they were preparing a delicious meal. Men ging aan tafel en hield tot het vallen van den avond vroolijk feest. People went to the table and held merry parties until nightfall.

Toen de sterren aan den hemel stonden, verlieten allen de tent en trokken het bosch in, om naar de netten te zien, waarin het wild gevangen werd gehouden. When the stars were in the sky, all left the tent and went into the forest to look at the nets in which the game was being held. De nacht was donker en alleen de sterren gaven een zwak en onzeker licht. The night was dark and only the stars gave off a dim and uncertain light.

Op eens scheen het gansche bosch aan alle kanten in lichtelaaie vlam te staan en te gelijk schetterden rondom tallooze horens en trompetten, alsof een geheel leger ruiterij door het woud trok. Suddenly the entire forest seemed to be ablaze on all sides, and at the same time countless horns and trumpets were blaring all around, as if an entire army of cavalry was passing through the forest.

De glans van het vuur, verblindde de oogen en het schallend geluid der blaasinstrumenten verdoofde de ooren der omstanders, en allen schrikten, toen zich onder al dat rumoer nu ook een gillend krijgsgeschrei mengde alsof twee vijandelijke legers tegen elkaar oprukten. The glare of the fire blinded the eyes and the blaring sound of the wind instruments stunned the ears of the bystanders, and all were startled when, among all this noise, there was now also a shrieking cry of war, as if two enemy armies were advancing against each other. De trompetten schetterden, de klarinetten krijschten, de trommen roffelden, de pauken donderden, de fluiten gilden, en dat alles gelijktijdig en met zoo doordringend geweld en zoo aanhoudend, dat men wel op staanden voet met doofheid had willen geslagen zijn. The trumpets blared, the clarinets screeched, the drums rumbled, the timpani thundered, the flutes shrieked, and all at the same time and with such pervasive violence and so persistent that one might have wanted to be struck with deafness on standing feet.

De hertog scheen ten hoogste verbaasd, de hertogin schrikte, Don Quichot verwonderde zich en Sancho had wel van angst in den grond willen zinken. The duke seemed utterly astonished, the duchess was startled, Don Quixote marveled and Sancho would have liked to sink into the ground with fear.

Op eens echter verstomde dat schrikbarend leven, eene diepe stilte volgde, en te gelijk naderde een ruiter in de dracht van den baardigen Satan, die, in plaats van op een trompet, op een grooten, vreemd gevormden Tritonshoren blies en daar akelig gillende, snerpende tonen uit te voorschijn bracht. Suddenly, however, that terrifying life ceased, a deep silence followed, and at once a horseman in the attire of the bearded Satan approached, who, instead of blowing a trumpet, blew on a large, strangely shaped Triton's horn and produced horribly shrieking, screeching tones.

"Wie zijt gij, vriend?" "Who art thou, friend?" vroeg de hertog den ruiter. the duke asked the horseman. "Waar wilt gij naar toe, en welke legerbenden zijn het, die daar door het bosch trekken?" "Where do ye want to go, and what army bands are they, that are passing through the forest there?" "Ik ben de Duivel en zoek den dolenden ridder Don Quichot van La Mancha," antwoordde de ruiter met een stem, die allen omstanders door merg en been ging. "I am the Devil and seek the wandering knight Don Quixote of La Mancha," replied the horseman in a voice that pierced all bystanders. "Het leger, dat daar in aantocht is, bestaat uit zes scharen beroemde toovenaars, die op een triomfkar de onvergelijkelijk schoone Dulcinea van Toboso medevoeren. "The army, which is approaching there, consists of six shears of famous wizards, who carry on a triumphal chariot the incomparably beautiful Dulcinea of Toboso. Zij nadert betooverd onder geleide van den grijsaard uit de grot van Montesinos, die den edelen Don Quichot de wijze zal mededeelen, waarop hij de hooge prinses Dulcinea onttooveren kan." She approaches enchanted under the guidance of the gray-haired man from the cave of Montesinos, who will inform the noble Don Quixote of the way in which he can dethrone the high princess Dulcinea." "En al zijt gij tienmaal de Duivel, gelijk uw uitzien verraadt, zoo vrees ik u toch niet," riep onze dolende ridder. "And though thou art ten times the Devil, as thy looks betray, yet I fear thee not," cried our errant knight. "Zie op en zie in den man, die hier staat, den onverschrokken Don Quichot van La Mancha voor u." "Look up and see in the man who stands here the intrepid Don Quixote of La Mancha before you." "Welaan, als gij zelf de persoon zijt, dien gij noemt," antwoordde de Duivel, "wacht dan hier de aankomst af van den grijzen Montesinos en van de dame, welke men Dulcinea van Toboso noemt." "Well, if you yourself are the person you mention," replied the Devil, "then wait here for the arrival of the gray Montesinos and of the lady, whom they call Dulcinea of Toboso." Met deze woorden blies hij op zijn reusachtigen horen, wierp zijn paard om en stoof, zonder des ridders antwoord af te wachten, in vliegenden galop voort. With these words he blew his giant horn, threw his horse around and, without waiting for the knight's answer, dashed forward at a flying gallop.

Allen verwonderden zich over deze boodschap, maar vooral Don Quichot, wien zij dan ook het meest aanging. All marveled at this message, but especially Don Quixote, whom it therefore concerned the most.

"Denkt gij de toovenaars, Montesinos en Dulcinea hier werkelijk af te wachten?" "Do ye really think to wait for the magicians, Montesinos and Dulcinea here?" vroeg de hertog den held, die in diepe gedachten stond. the duke asked the hero, who stood in deep thought.

"Stellig!" "Definitely!" verklaarde Don Quichot met vaste stem. declared Don Quixote in a steady voice. "Onversaagd en onverschrokken wil ik hier wachten, al mocht ook de gansche hel met al hare duivels tegen mij in aantocht zijn." "Undaunted and fearless, I want to wait here, even if the whole of hell with all its devils were to come against me." "En ik wil bij u blijven, heer", zeide Sancho Panza, terwijl hij, als bescherming zoekend, zich dicht aan hem drong. "And I want to stay with you, sir," Sancho Panza said, as, seeking protection, he pressed himself close to him. Onderwijl was het weer donker geworden en begonnen tallooze lichtjes zich door het bosch te bewegen. Meanwhile, it had become dark again and countless lights began to move through the forest. Zij flikkerden hier en schemerden daar: men had ze voor groote huppelende dwaallichtjes kunnen houden. They flickered here and dimmed there: one could have mistaken them for great hopping wanderers. Toen echter volgde een gerucht en geraas, dat hooren en zien deed vergaan, en te gelijk scheen dieper in het bosch een hevig gevecht te beginnen. Then, however, there followed a rumor and a clamor that made hearing and seeing fade away, and at the same time a fierce fight seemed to start deeper into the forest. Van alle kanten dreunde het dof gedonder van zwaar geschut en het onophoudelijk knetteren van duizend en nog eens duizend musketten en geweren. From all sides boomed the dull thunder of heavy artillery and the incessant crackling of a thousand and more muskets and rifles. Van dichtbij en uit de verte klonk het geschreeuw der strijdenden, de luide toeroep der aanvoerders, het gekerm en gekreun der gewonden en stervenden. From near and afar, the shouts of the combatants, the loud cries of the captains, the moans and groans of the wounded and dying sounded.

De trompetten, de horens, de fluiten, de trommen mengden zich daartusschen en veroorzaakten in verband met het kraken en knetteren van grof geschut en klein geweer een zoo schrikbarend en alle zinnen verbijsterend spektakel, dat Don Quichot al zijn vaak beproefden moed bijeenrapen moest, om niet het veld te ruimen. The trumpets, the horns, the whistles, the drums mingled with them and, in connection with the crackling and crackling of large artillery and small arms, caused a spectacle so terrifying and baffling to all senses that Don Quixote had to muster all his oft-tried courage in order not to leave the field. De arme Sancho was tegen al die verschrikkingen niet opgewassen. Poor Sancho was no match for all these horrors. Half zinneloos van angst en schrik viel hij op den grond en begroef zijn gezicht in de wijde plooien van het kleed der hertogin, die terstond beval, dat men hem opnemen en een koud-waterbad zou toedienen. Half senseless with fear and fright, he fell to the ground and buried his face in the wide folds of the duchess's robe, who immediately ordered that he be picked up and given a cold-water bath. Dit gebeurde, en toen de schildknaap weer tot bezinning kwam, was reeds eene kar genaderd, welker knarsende wielen een scherp piepend, krijschend en gierend geluid voortbrachten, dat alle gehoorvliezen verscheuren moest. This happened, and when the squire came to his senses again, a cart had already approached, whose grinding wheels produced a sharp squeaking, screeching and screeching sound, which was to tear all the membranes of his ears. Vier goed gemeste, plompe stieren, met zwarte kleeden behangen, trokken haar. Four well-fattened, plump bulls, clad in black robes, pulled her. Aan hunne horens waren dikke, brandende harsfakkels vastgebonden, en op de kar zelve was een hooge zetel aangebracht, waarop een grijsaard van eerbiedwekkend voorkomen troonde, van wiens kin een lange, sneeuwwitte baard in dichte lokken tot over den gordel neergolfde. Tied to their horns were thick, burning resin torches, and on the cart itself was a high seat, on which enthroned a gray-haired man of respectable appearance, from whose chin a long, snow-white beard in dense locks waved down over the belt. Een wijde mantel van zwarte stof omkleedde zijne forsche ledematen, en twee kleine duiveltjes, zoo verfoeilijk leelijk, dat Sancho Panza er voor wegkroop, begeleidden hem en waren nagenoeg evenzoo gekleed als hij zelf. A wide cloak of black cloth clothed his burly limbs, and two little devils, so hideously ugly that Sancho Panza crawled away from them, accompanied him and were dressed almost as he was. Toen die kar tegenover Don Quichot stilhield, rees de daarin zittende grijsaard van zijne kussens overeind en riep met luider stemme: "Ik ben de wijze Lirgandeo!" When that cart stopped opposite Don Quixote, the graybeard sitting in it rose from his cushions and shouted in a louder voice, "I am the wise Lirgandeo!" Hierop reed die eerste kar door en een ander grijsaard volgde, die bekend maakte, dat hij de wijze Alquife was. At this, that first cart drove on and another graybeard followed, announcing that he was the wise Alquife.

Toen verscheen een derde kar, waarin een vierkante, pootige kerel met een bruin, verweerd en brutaal gezicht was gezeten, die, evenals de vorigen, onder 't voorbijrijden opstond en met rauwe, schorre en heesche stem uitschreeuwde, dat hij was de wijdbefaamde toovenaar Arcalaüs, de doodvijand van Amadis van Gallië. Then a third cart appeared, in which was seated a square-legged fellow with a brown, weather-beaten and insolent face, who, like the previous ones, stood up as they passed and cried out in a hoarse, hoarse and hoarse voice that he was the famous magician Arcalaüs, the mortal enemy of Amadis of Gaul. Op korten afstand van ons gezelschap hielden de drie karren stil; 't merg en been verscheurend piepen en gillen hield op en, in plaats daarvan, lieten zich de smeltende tonen eener uitermate liefelijke muziek hooren, wat Sancho Panza al dadelijk voor een gunstig voorteeken hield. At a short distance from our company the three carts stopped; the bone-chilling squeaking and shrieking ceased and, in their place, the melting tones of an extremely sweet music were heard, which Sancho Panza immediately took as a favorable omen. Een weinig moed krijgende, richtte hij zich op en zeide tot de hertogin: Gaining a little courage, he straightened up and said to the duchess:

"Waar ze zulke deuntjes spelen, kan geen gevaar wezen, hoogedele doorluchtige mevrouwe!" "Where they play such tunes, there can be no danger, noble august madam!" "En ook niet, waar zooveel licht en helderheid is," gaf de hertogin hem glimlachend tot bescheid. "Nor where there is so much light and brightness," the duchess gave him a smiling bescheid. De muziek klonk nader en nader, en Don Quichot zag nu een kar aankomen, die van buiten geheel den vorm van een Romeinsche triomfkar had. The music sounded closer and closer, and Don Quixote now saw a cart approaching, which from the outside had entirely the shape of a Roman triumphal cart. Zij werd getrokken door zes grauwe muildieren, die met sneeuwwitte dekken van het fijnste lijnwaad behangen waren. She was pulled by six gray mules, which were covered with snow-white decks of the finest linsey cloth. Op elk dier zat eene in het wit gekleede gestalte met een fakkel in de hand; doch op een troon op de kar zelve vertoonde zich eene dame, in een langen golvenden sluier van zilverstof gehuld, waarop een tallooze menigte gouden sterretjes flonkerden. On each animal sat a figure dressed in white with a torch in her hand; but on a throne on the cart itself was a lady, dressed in a long wavy veil of silver dust, on which flickered a multitude of gold stars. Het gelaat der dame was ook wel door een sluier bedekt, maar deze was zoo fijn en doorzichtig, dat men door de plooien heen een zeer schoon jonkvrouwelijk gelaat kon ontdekken. The lady's face was also covered by a veil, but it was so fine and transparent that through the folds one could discover a very beautiful damsel's face.

Naast de dame vertoonde zich eene gestalte in een mantel, die haar van 't hoofd tot de voeten reikte, terwijl een zwarte sluier haar gelaat aan het oog onttrok. Next to the lady, a figure in a cloak appeared, reaching from head to foot, while a black veil hid her face from view. Langzaam kwam die kar op Don Quichot en het verdere gezelschap toe, dat haar met nieuwsgierigheid en de uiterste spanning opwachtte. Slowly that cart approached Don Quixote and the rest of the company, which awaited her with curiosity and the utmost excitement. Tegenover onzen held hield zij stil; de muziek verstomde en de mannelijke gedaante richtte zich langzaam op. Facing our hero, she stopped; the music hushed and the male form slowly straightened up. Den zwarten sluier opslaande, liet zij een ontvleesden schedel met ledige oogholten zien, zoodat men den dood in eigen persoon meende te aanschouwen. Putting on the black veil, she showed a skull that had been skinned with empty eye sockets, so that one seemed to see death in person.

Don Quichot schrikte, Sancho werd doodsbleek en zelfs de hertog en de hertogin staarden met angst en ontzetting de vreemde huiveringwekkende gedaante aan, die nu met holle, gesmoorde stem de woorden liet hooren: Don Quixote was startled, Sancho turned deathly pale and even the Duke and Duchess stared with fear and dismay at the strange terrifying figure, who now let out the words in a hollow, choked voice:

"Ik ben Montesinos en kom in het gevolg der aanminnigheid en schoonheid, om den edelen ridder Don Quichot te verkondigen, dat zijne hooge gebiederesse Dulcinea van Toboso kan onttooverd worden, indien Sancho Panza, zijn schildknaap, zichzelf drie duizend en drie honderd slagen op zijn breeden rug toetelt. "I am Montesinos and come in the retinue of amiability and beauty, to proclaim to the noble knight Don Quixote, that his high commanderess Dulcinea of Toboso can be dethroned, if Sancho Panza, his squire, hoots himself three thousand and three hundred strokes on his broad back. En dan moeten die slagen zóó zijn, dat zij wezenlijk pijn, builen en striemen veroorzaken." And then those blows must be such that they cause substantial pain, bumps and welts." "Lieve hemeltje, dan zou de heele historie op mijn armen rug neerkomen!" "Good heavens, then the whole history would come down on my poor back!" riep Sancho Panza. cried Sancho Panza. "Niet drie duizend slagen wil ik mijzelf geven, niet drie honderd, niet eens drie! "Not three thousand strokes I want to give myself, not three hundred, not even three! Wat heeft mijn rug met de betooverde Dulcinea uitstaande? What does my back have to do with the enchanted Dulcinea? Loop heen! Walk away! Als meester Montesinos er geen ander middeltje op weet uit te vinden, dan moet de schoone jonkvrouw vooreerst nog maar wat betooverd blijven." If Master Montesinos cannot invent another remedy for it, the beautiful damsel must remain somewhat bewitched for the time being." "Hoor me zoo'n ondankbaren schelm en deugniet eens!" "Hear me such an ungrateful knave and rascal!" riep Don Quichot verontwaardigd. cried Don Quixote indignantly. "Wacht, man! "Wait, man! ik wil je naakt aan een boom binden, en daar zult ge niet drie duizend drie honderd, maar zes duizend zes honderd zoo wichtige en klappende slagen toegeteld krijgen, dat men ze drie duizend en drie honderd buksschoten ver hooren kan. I want to tie you naked to a tree, and there you will be struck, not three thousand three hundred, but six thousand six hundred so fierce and clapping, that one can hear them three thousand and three hundred buckshot far. Zwijg stil, zeg ik, of ik ruk je dadelijk de zwarte ziel uit het lijf." Keep quiet, I say, or I'll rip the black soul out of your body right away." "Bedaar, edele ridder!" "Calm down, noble knight!" sprak Montesinos met holle stem. spoke Montesinos in a hollow voice. "De slagen, die de wakkere Sancho Panza doorstaan moet, mogen niet opgedrongen worden, maar hij moet ze zich zelf geheel vrijwillig toebrengen, en hij heeft vrijheid, om ze op verschillende tijden geheel naar eigen goeddunken door te staan. "The blows, which the waking Sancho Panza must endure, must not be forced upon him, but he must inflict them on himself entirely voluntarily, and he has liberty, at different times, to endure them entirely at his own discretion. Mocht het zijne verkiezing wezen, ze van eene vreemde hand te ontvangen, dan zal het getal tot op de helft verminderd worden, ofschoon onder voorwaarde, dat de zweep door eene niet te zwakke vuist worde gevoerd." Should it be his election to receive them from a foreign hand, the number will be reduced to half, although on condition that the whip be carried by a fist that is not too weak." "Dat alles is goed en wel," riep Sancho, "maar ik laat mij noch door mijn eigen noch door vreemde vuist afrossen, en wil mijn heer zijne Dulcinea onttooverd hebben, laat hem haar dan zelf onttooveren en zijne magere schouders zoo bont en blauw slaan, als hij maar verkiest. "All that is well and good," cried Sancho, "but I will not be roped off either by my own or by foreign fist, and if my lord wishes to have his Dulcinea dethroned, let him dethroned her himself and beat his lean shoulders as black and blue as he chooses. Ik voor mijn part zal zoo gek niet wezen, om tegen mijn eigen vleesch te woeden." I for my part will not be so crazy as to rage against my own flesh." Op dit woord rees nu eensklaps de vrouwelijke gedaante, die naast Montesinos zat, overeind, sloeg haar doorzichtigen sluier op en zag den weerspannigen schildknaap met een van verontwaardiging vlammenden blik aan. At this word, the female figure sitting next to Montesinos suddenly stood up, lifted her transparent veil and looked at the unruly squire with a look of indignation.

"Nietswaardige," riep zij; "man, met uw steenen hart en ziel van graniet, wat groote dingen verlangt men dan van u, dat gij u verstout, op zulk een toon te spreken? "Nothing worthy," she cried; "man, with your stone heart and soul of granite, what great things do they require of thee, that thou shouldst venture to speak in such a tone? Indien u bevolen werd, van een hoogen toren te springen, of gesmolten lood door te slikken en met bloote voeten een half uur ver over gloeiende ijzeren platen te gaan, dan zou ik niets zeggen, zoo gij dat weigerdet; maar om een paar ellendige zweepslagen zoo'n leven te maken, dat noem ik boosaardig en slecht. If you were ordered to jump from a high tower, or swallow molten lead and go barefoot for half an hour far over glowing iron plates, I would say nothing if you refused; but to make such a life for a few miserable lashes is what I call wicked and evil. Roert u dan mijne bloeiende jeugd en mijne betooverde schoonheid niet? Do you not then stir my blossoming youth and my enchanted beauty? Moet ik altijd en eeuwig als een gemeene boerendeerne omdolen, terwijl ik toch de schoonste prinses op aarde ben? Must I always and forever wander around like a mean peasant woman, even though I am the cleanest princess on earth? Schaam u, flauwe lafaard! Shame on you, insipid coward! Schaam u en laat mij niet van hier weggaan zonder den troost, dat gij u tot mijne onttoovering aan eene lichte boete wilt onderwerpen. Shame on you and don't let me leave here without the consolation that you are willing to submit to a light penance until I get out. En zoo mijn beden en tranen u niet vermurwen, laat u dan bewegen door de ellendigheid van uwen heer, die van verdriet en hartzeer zal wegkwijnen, zoo gij niet tot een besluit komt, den schildknaap eens zoo beroemden helds waardig." And if my prayers and tears do not weary you, be moved by the wretchedness of your lord, who will languish with grief and heartache, if you do not come to a resolution worthy of the squire once so famous hero." "Neen, zoo gek ben ik niet," bromde Sancho. "No, I'm not that crazy," Sancho hummed. "Om een ander wil ik mijn eigen vleesch niet mishandelen." "For the sake of another I will not mistreat my own flesh." "Vriend Sancho," sprak nu de hertog, die door het lijden der schoone dame en het ongeluk van den ridder ten diepste geroerd scheen, "vriend Sancho, 't is wel waar, dat ik u een stadhouderschap beloofd heb, maar ik moet u nu ronduit en stellig verklaren, dat daar niets van komen kan, als gij u zoo halsstarrig en onhandelbaar betoont. "Friend Sancho," now spoke the duke, who seemed deeply moved by the suffering of the beautiful lady and the misfortune of the knight, "friend Sancho, 'tis true that I have promised you a governorship, but I must now declare to you plainly and firmly, that nothing can come of it, if you show yourself so obstinate and unruly. Wat zouden mijne onderdanen op het eiland, dat voor u bestemd was, denken, als ik hun zulk een gruwzamen en hardvochtigen tiran op den hals zond? What would my subjects on the island destined for you think, if I sent such an abominable and callous tyrant down their throats? Neen, neen, Sancho! Nay, nay, Sancho! Gij moet of uit liefde tot uwen heer u die slagen getroosten, of ge zult het uw leven lang niet tot stadhouder brengen." Thou must either out of love for thy lord put thyself through these blows, or thou shalt not make it to stadtholder all thy life." "Ei, ei, niet zoo haastig, doorluchtige heer!" "Egg, egg, don't be so hasty, august gentleman!" antwoordde Sancho op vrij wat onderdaniger toon; "men dient zich op zoo'n ding toch wel eens te beslapen. Sancho replied in a rather more submissive tone; "one should sleep on such a thing anyway. Gun mij twee dagen tijd en dan wil ik u nader bescheid geven." Give me two days time and then I want to give you further bescheid." "Dat gaat niet aan!" "That's not on!" sprak Montesinos met akelig holle stem. spoke Montesinos in a grimly hollow voice. "Hier op staanden voet en binnen vijf minuten moet alles beslist zijn. "Here on standing and within five minutes everything should be decided. Ja of neen--wat zegt gij?" Yes or no--what say ye?" "Zeg ja, beste Sancho!" "Say yes, dear Sancho!" fluisterde de hertogin den schildknaap toe, die besluiteloos stond, als een ezel tusschen twee bossen hooi. the duchess whispered to the squire, who stood indecisively, like a donkey between two bunches of hay. "Zeg ja, en toon u daardoor dankbaar voor al de goedheid en liefde, die uw dappere heer u tot hiertoe betoond heeft. "Say yes, and thereby show yourself grateful for all the kindness and love your brave lord has shown you so far. Zeg ja, en wees niet bang voor zoo'n beetje pijn." Say yes, and don't be afraid of such a little pain." "Nu, welaan dan," zei Sancho eindelijk; "daar gij allen mij zoo dringt, wil ik die vracht van drie duizend drie honderd in 's hemels naam maar op mij nemen. "Now, well then," Sancho said at last; "since you all urge me so much, I just want to take on that cargo of three thousand three hundred in heaven's name. Doch 't is onder voorwaarde, dat ik ze mijzelf toetellen mag, wanneer en zoo veel of zoo weinig, als mij op een keer goeddunkt. But it is on condition that I may count them to myself, when and as much or as little as I think fit. Daartegenover beloof ik, dat ik mijn best zal doen om zoo gauw mogelijk schoone lei te krijgen en jonkvrouwe Dulcinea van hare betoovering te verlossen." In return, I promise that I will do my best to get a clean slate as soon as possible and relieve damsel Dulcinea of her enchantment." "Dat is voldoende," riep Montesinos. "That's enough," Montesinos cried. En zoodra hij dat woord over de lippen had, nam de liefelijke muziek van fluiten, harpen en horens weer een aanvang, terwijl Don Quichot, verrukt over zijne opoffering, zijn trouwen schildknaap om den hals viel en hem onder heete tranen op voorhoofd en wangen kuste. And as soon as he had that word on his lips, the sweet music of flutes, harps and horns resumed, while Don Quixote, delighted with his sacrifice, fell around the neck of his faithful squire and kissed him with hot tears on forehead and cheeks. De hertog, de hertogin en alle verdere tegenwoordigen gaven insgelijks hunne voldoening en tevredenheid te kennen, en toen de kar zich weer in beweging stelde, boog Dulcinea eerbiedig het hoofd voor de hertogin en wierp Sancho Panza een allerliefst kushandje toe. The duke, duchess and all the others present also expressed their satisfaction and satisfaction, and when the carriage started moving again, Dulcinea respectfully bowed her head to the duchess and gave Sancho Panza a kiss.

Sancho zelf voelde zich een oogenblik volkomen gelukkig, doch had twee minuten later al weer bitter berouw, dat hij zoo gek geweest was, dat zware pak van drie duizend drie honderd slagen op zich te nemen. Sancho himself felt perfectly happy for a moment, but two minutes later bitterly repented that he had been so crazy as to take on that heavy suit of three thousand three hundred strokes.

Onderwijl begon het in het oosten te schemeren, en allen keerden naar het slot terug, om na de vermoeienissen der jacht en na al die spannende ontmoetingen een verkwikkenden slaap te genieten. Meanwhile it began to grow dark in the east, and all returned to the castle to enjoy a refreshing sleep after the fatigues of the hunt and after all those exciting encounters. De hertog en de hertogin waren meer dan ooit in hun voornemen versterkt, om met Don Quichot en zijn schildknaap nog allerlei kluchten en dwaasheden te vertoonen, en stelden zich daar onbegrijpelijk veel pret en genoegen van voor. The duke and duchess were more strengthened than ever in their intention to show with Don Quixote and his squire all kinds of farces and follies, and imagined incomprehensibly much fun and pleasure from it.

Tot opheldering van het pas beschreven avontuur hebben wij alleen maar te zeggen, dat de geheele comedie volgens de beschikking van den hertog zoo was opgevoerd. To elucidate the newly described adventure, we have only to say, that the entire comedy was so performed according to the Duke's order. Montesinos was de hofmeester van het slot, Dulcinea een knappe jonge page geweest, terwijl de verschillende talrijke dienaren des hertogs als toovenaars en duivels hadden moeten optreden. Montesinos had been the court master of the castle, Dulcinea a handsome young page, while the various numerous servants of the duke had had to act as magicians and devils.