Les 11 Op kamers
Op kamers 1.Hoe wonen jullie eigenlijk?
Hebben jullie een eigen huis of huren jullie een woning? En wie woont op kamers, dus bij iemand anders in huis? Anita, vertel eens hoe je woont. - Ik woon op kamers, midden in de stad, samen met een vriendin, bij een Nederlandse 5 familie. Wij hebben allebei onze eigen kamer. Maar de douche en de keuken gebruiken we samen. Onze kamers zijn boven, de keuken is beneden. Meestal maken we samen het eten klaar. Heb je veel contact met die Nederlandse familie? - We eten af en toe bij hen en zij eten soms ook bij ons. io Vind je het Nederlandse eten lekker? - Eerlijk gezegd houd ik niet zo van aardappelen. Daar zijn Nederlanders gek op. Natuurlijk heb ik liever eten uit mijn eigen land. Maar verder bevalt het Nederlandse eten me wel. Heb je veel ruimte? Hoe groot is je kamer? 15 - Mijn kamer is vrij ruim: ongeveer 20 vierkante meter. De keuken is erg nauw: maar twee bij drie meter. Is het een dure kamer? Hoeveel betaal je als ik vragen mag? - Tja, wat noemt u duur? Ik betaal ruim 300 euro per maand, inclusief gas en licht. Zelf beschouw ik dat als een redelijke huur. 20 Hoe ben je aan die kamer gekomen? - Via een vriendin van mij die al lang in Nederland woont. Zo zie je maar wat een vriend of vriendin voor je kan betekenen.
Grammatica (18) Ik woon bij een Nederlandse mevrouw. Zij vraagt mij (me) soms of ik koffie bij haar (d'r) kom drinken. 'Hoe is het met jou (je)? ' zegt ze dan. 'Goed, en metu? ' Er woont nog een student bij haar. Soms vraagt ze ons samen op de koffie. Haar man is meestal weg. Ik zie hem ('m) bijna nooit. Ze heeft ook twee jonge kinderen. Ik praat altijd Nederlands met ze (hen, hun)!