×

Utilizziamo i cookies per contribuire a migliorare LingQ. Visitando il sito, acconsenti alla nostra politica dei cookie.

image

Een Coquette Vrouw van Carry van Bruggen, Hoofdstuk 11 - 1

Hoofdstuk 11 - 1

Ze stond met den kleinen jongen op het balkon en ze keken samen naar Egbert uit. Het liep al weer naar den winter -, de lantaarns blonken bleek in de koude, damp-blauwe schemering -, beneden in de straat liepen de mannen, die naar huis kwamen van hun werk in de binnenstad -, ze herkende enkelen aan hun gestalte of gang en keek ze peinzend, half-onwillekeurig na tot ze in de huizen naast en tegenover haar verdwenen. Nu en dan kwam er een heel groepje tegelijk den straathoek om en verspreidde zich daar -, dan wist Ina, dat er op het pleintje verderop een tram was aangekomen. De kleine jongen hield haar aan de rok en trappelde van ongeduld -, als weer zijn vader niet onder de nieuwgekomenen was. Hij droeg vandaag voor het eerst eens jongenspak -, het was tot heden toe een geheim tusschen zijn moeder en hem -, nu zouden ze vader er mee verrassen. Vader had al weken lang bij zijn thuiskomen schertsend gegromd: ‘ik wil die meid in rokken niet langer zien' en nu was hij een werkelijke jongen geworden. Ina had Egbert vooraf langs omwegen uitgevraagd over wat hij in kleur en stof voor hun jongen het mooist vond -, ze vertrouwde op zijn smaak en wilde dat het hem bevallen zou. En nu wachtten ze tezamen naar zijn komen. Achter hen lag de kamer warm en nog donker, - de meubelen stonden daar zoo natuurlijk en harmonisch tegen hoek en wand -, als was een andere manier van meubelen en schikken en behangen en versieren niet mogelijk -, als ze over den balkonrand geleund de ramen aan de overzijde binnenkeek -, vervulde het haar met een soort pijnlijke verbazing, dat al die onverschillige, ongezellige woningen precies gelijk aan haar eigen waren. Als Egbert thuiskwam -, zou ze de lamp aansteken en ze zouden gaan eten met den kleinen kerel tusschen hen beiden in aan tafel. Maar hij kwam nog niet -, weer was er een groepje menschen de straat ingekomen en had zich aan den hoek verspreid -, het werd al donkerder -, hier en daar ging weer een man naar binnen en Ina dacht met een vluchtig gevoel van benijding aan de vrouw die nu niet langer alleen was. Een oogenblik was de straat gansch verlaten, de lantaarns brandden eenzaam en bleek in de guurheid van den komenden avond. Als hij nu eens nooit terug kwam -, als hij nu eens verongelukt was, Egbert, in het water -, onder een tram -, overreden, bloedend, verminkt -, zijn oogen dicht, zijn mond stijf-gesloten -, de pijn kneep haar het hart te zamen en tegelijk ging er een zachte jubel in haar aan -, om het zuivere, zekere weten, dat ze toch van hem hield -, een weten, dat immers op echtheid en standvastigheid in haar eigen wankel wezen duidde. Ze verlangde niet alleen naar hem voor de verrassing van hun jongen -, maar ook om weer alle drie bijeen te zijn. Het oogenblik van zijn thuiskomst bracht haar dagelijks die kleine vreugde, die opleving, dat gevoel van hernieuwde innigheid -, ook al wist ze van zoovele vorige dagen, dat het te gauw weer uit haar wegliep omdat zijn thuiskomst immers niets werkelijks opleverde. Maar nu dacht ze daaraan niet en toen ze hem eindelijk den hoek om zag komen met zijn stevigen stap recht op huis af en de hand al naar zijn zak voor den sleutel -, sprong haar hart in haar op van onvermengde vreugde. De straat lag nu verlaten en vrijwel donker -, voor hij haar gezien had, sloot ze snel de deuren en pakte den jongen in haar armen. ‘Daar komt vader en nu gaan wij ons verschuilen dat vader ons niet vinden kan.' Ze doken lachend weg achter het zware gordijn en zaten er hurkend gebukt in donker -, ze hield het kind om zijn borstje heen met de armen omklemd -, ze voelde het verwachtende hartje slaan, het heele lijfje sidderen van blij ongeduld -, ze hoorde het zachte lachen, ze drukte haar open lippen tegen het warme, ronde kopje en voelde tranen naar haar oogen komen. En nu was beneden dat blij-verbeide kleine geluid van sleutel in slot, en nu was hij boven, hing zijn goed op de gang - nu deed hij de kamerdeur open,stiet op het ongewone duister en ze hoorde zijn stem: ‘is er niemand hier?' Het jongetje kon zich niet bedwingen en proestte een kirrend lachje uit -, en nu begreep hij blijkbaar den toeleg, stapte snuivend met dreigende stem de kamer in, keek achter kasten, lichtte stoelen op -, hield zich een tijdlang grommend van den domme voor het kind, dat nu argeloos gierde van pret -, tot hij ze eindelijk beiden te voorschijn trok achter het gordijn vandaan. Ina stak de lamp aan en ze lieten het kind de volle vreugde van zijn verrassing en glimlachten in eikaars oog -, Ina voelde de hare vochtig worden. ‘En nu eerlijk zeggen,' vroeg Ina, toen ze aan tafel zaten, ‘heb je heusch niets vermoed van broertjes verrassing? Het zou een glorie voor mij zijn -, want je weet, ik ben niet sterk in het bewaren van geheimen.' ‘Dan moet je het boeken van die glorie nog maar even uitstellen,' plaagde hij, ‘want je bent weer net even listig geweest als indertijd met het bronzen poppetje. Weet je wel? Mijn eersten verjaardag dat we elkaar kenden? Jij zou me verrassen -, maar ik hoor het je nog vragen, toen we langs dien winkel kwamen, met ‘meesterlijk gespeelde vebazing' -, ‘Dat poppetje is weg -, wie zou dàt nu wel gekocht hebben?' ‘Jij raadde het ook dadelijk,' ze sprak schertsend in een pruilenden kindertoon. Ze verdroeg het zoo licht en zoo graag, dat hij dien zachtaardigen meerderheidstoon aansloeg tegenover haar -, het was zoo bekorend, zich bijwijlen kinderlijk-klein en onbeholpen te gevoelen. Na tafel brachten ze samen den jongen naar bed en daarna ging Ina even op de rustbank liggen, voor ze haar werk begon -, Egbert zat aan tafel en teekende, ijverig in de weer met driehoek en liniaal. Tusschen haar ooghaartjes door tuurde ze naar hem -, ze wist dat hij bezig was een nieuwe boekenkast te ontwerpen. Er moesten allerlei kleine geriefjes en handigheidjes bij -, hij zat er elken avond aan te werken en te peuteren. Ina bewonderde zijn knapheid -, hij had toch heel geen meubelteekenen geleerd - ze bewonderde ook altijd zijn handigheid, omdat zij zelf zoo weinig handig was -, en tevens den eenvoud, waarmee hij elke lofbetuiging lachend afwees. Maar na een mijmerend toekijken, rees haar blik als vanzelf naar de lamp en haar gedachten wendden zich af van het heden en vergleden naar de verleden maanden met hun velerlei bewogenheid. Hier lag ze nu en was tevreden -, en had haar evenwicht gekregen na weken van spanning, onrust, wrok en zelfverwijt. Ze had zich radeloos gevoeld omdat ze niet in oprechtheid en billijkheid tegen Egbert toornen kon, toen ze bemerkte, dat zijn ingrijpen de ontbinding van haar verhouding tot Paul alleen verhaast en niet werkelijk veroorzaakt had. Dat was zoo vernederend, zoo kwellend en het maakte alle opwinding, drift en verzet in het herdenken zoo nietig en bitter belachelijk. Ze moest het zich wel belijden, ze kon immers toch een leven zooals ze het dien heelen zomer had geleid op den langen duur niet aan, met haar weekheid en bewustheid, haar mededoogen en zelfbeklag -, het was haar boven het hoofd gegroeid, het had haar niet veel meer dan onvree en verwarring opgeleverd, haar tot verbergen en veinzen en liegen gedwongen. Als ze samen met den jongen naar buiten waren en andere ouders met een jong kindje ontmoetten die het hunne tegenlachten of soms een gesprek trachtten te beginnen -, voelde ze in een schrijnende spijt de tegenstelling tusschen het echte geluk van die anderen en hun eigen schijngeluk. Dan durfde ze Egbert niet in de oogen kijken. Dit alles was uit, het veinzen, liegen, verbergen overbodig, en zijzelf verlost van alle wroeging toen haar verhouding met Paul verbroken was. En het verbreken had haar weinig smart gekost -, ze durfde het zich langen tijd niet bekennen, doch het bleek meer en meer de waarheid, het vuur was uitgedoofd -, de vervoering was heen -, ze vergat Paul zoo schielijk dat het haar ontstelde. Uitgedoofd -, vervlogen -, dus nooit geweest -, en zij-zelf oppervlakkig en lichtzinnig, vol ijdelen waan en voos zelfbedrog. Precies zooals Egbert het gezegd had. Moest hij dan altijd gelijk hebben, alles vooruit weten en raden? Die erkenning was zoo bitter, dat ze wrok in haar bloed tegen Egbert had gekweekt -, en ze hem langen tijd koel bejegenen bleef om hem te doen denken dat ze als een hond de hand zou lekken, die haar geslagen had. Als ze eraan dacht, nu nog -, voelde ze zich opstandig, trok een ondraaglijke onrust door haar lijf -, ze wendde zich om met een ruk op de bank en beproefde haar gedachten op iets anders te bepalen. ‘Kan je het nogal stellen daar?' Egberts stem schrok haar op -, ineens zat ze overeind en voelde de behoefte wat met hem te praten. ‘Egbert, raad eens, wie ik vandaag op bezoek heb gehad?' ‘Ken ik de of den gelukkige?' ‘Neen, en je moet ook niet raden “wie,” maar wat!' ‘Een.... reiziger-in-knoopsgaten?' ‘Bijna zoo iets -, een uitgever. Ja, daar zit je van te kijken. Ik zat er ook van te kijken. Hoe hij erachter was gekomen, dat ik aan een boek bezig ben -, maar hij was er achter gekomen, en nu...' ‘Stil eens even,' peinsde Egbert, ‘het heeft in een blad gestaan, bij de bespreking van je laatste schets.' ‘En dat heb je me niet eens verteld!' verweet Ina half-schertsend, half-gehinderd, ‘en zoo achterhaalt mij de roem, voordat ik het weet.' ‘Zooveel te schooner verrassing, maar vertel eens, welke uitgever?' ‘Je zult hem wel niet kennen -, een jonge man -, o, zoo jong en enthousiast -, hij heeft pas een zaak opgericht en nu vroeg hij mij mijn boek om mee te beginnen. Is dat niet aardig?' ‘Je hebt hem toch niets beloofd?' ‘Eerlijk gezegd -, heb ik hem half -, en wel driekwart beloofd -, het was bijna niet te doen om het hem te weigeren.' ‘Maar beste meid, wat is dat nu toch weer lichtvaardig en dom van je. Een jong auteur en een jong uitgever -, dat is toch geen combinatie. Voor hem is jouw naam nog geen reclame en jij krijgt van een gevestigd uitgever zeker tweemaal zooveel. Weet je dat wel?' ‘Neen -, daar heb ik werkelijk niet aan gedacht.' ‘Ja, beste kind, dat is het juist, maar handel dan niet in zulke dingen op je eigen gezag. Een gevestigde uitgever besteedt ook veel meer zorg aan het uiterlijk en de reclame van zijn boeken -, aan druk, papier, bandversiering. Hoe groot wordt je boek?' ‘Ik weet het heusch niet, hoor!' ‘Maar op hoeveel schat je dan ongeveer wat je af hebt?' ‘Geen flauw idee van,' lachte Ina -, ‘ja, dat laat ik maar weer aan jou over -, dat heb je ervan als je zoo handig bent. Onze oude juffrouw thuis zei altijd: “hoe meer kunstjes de aap kent, hoe meer hij er moet vertoonen.” Ik geloof dat ik nooit in mijn leven zal leeren, hoeveel blaadjes er in een “vel” gaan. Ik heb trouwens ook op jou gerekend om een bandversiering te kiezen. Je weet, dat is mijn sterkste zijde niet. Kan je misschien niet zelf wat maken?' Ze deed zich half-bewust onbeholpener voor dan ze was, om hem het gevoel te geven, haar helper en haar meerdere te zijn. ‘Jij praat gemakkelijk,' lachte Egbert, toch wel gestreeld, ‘de sierkunstenaars in den lande zouden mij zien aankomen! Niet dat het zoo heel veel bijzonders is, wat ze maken -, maar je moet er toch even den slag van beet hebben. En ik heb er nooit iets aan gedaan. Maar ik zal in elk geval wel zorgen, dat je wat fatsoenlijks krijgt. Bemoei jij je er dan niet mee en laat het aan mij over. Afgesproken?' ‘Afgesproken.' ‘Maar nu de uitgevers-kwestie. Heb je nog iets bewaard van die knipsels uit de kranten van je eerste dingen? Er waren er heel waardeerende bij. Dat kan je nu te pas komen.' ‘Neen,' zei Ina verslagen, ‘als ik het maar geweten had, had ik ze wel bij elkaar gehouden. Nu weet ik werkelijk niet, waar ze gevlogen zijn. Je kunt toch ook niet alles bewaren.' ‘Er zijn er genoeg, die wel alles bewaren,' lachte hij, ‘maar voorbij is voorbij. Enfin, een uitgever is altijd wel te vinden, al is hij dan niet ‘jong en enthousiast.' ‘Ik zal dien jongen een briefje schrijven,' zei Ina toch wat bedrukt, ‘het is niet prettig, maar hij moet toch begrijpen, dat ik óók voor mijzelf te zorgen heb. Dat zal hij toch wel begrijpen, nietwaar?' ‘Daar zou ik me maar geen harnas om aantrekken,' lachte Egbert, ‘en geen briefje. Eenvoudig vergeten, 't Is toch geen kwestie van vandaag of morgen? Of wel? Hoe schiet je op?' ‘O, goed, over het algemeen. Soms werk ik uren achtereen en dan, dan wil het ineens weer niet. Het valt me nogal moeilijk, zie je....' ‘Den schrijf nog niet goed beet?' vroeg hij luchtig en vaag. Ina aarzelde met haar antwoord. Ze voelde het gevaar, als ze hem erover spreken ging, het lag alles zoo buiten de sfeer, waarbinnen hij waardeeren kon -, maar tegelijk ook verlangde ze juist nu zoo heftig naar wat vertrouwelijkheid, naar aanmoedigende, warme woorden. Haar hart klopte zacht en bang. Ze herinnerde zich nog zoo goed haar gesprekken met Paul -, hoe het uitzeggen van wat ze in haar werk uitdrukken wilde, alles vooral voor haarzelf duidelijker scheen te maken -, ze wist in haar spontaan spreken onder den bezielenden invloed van het belangstellend en vleiend luisteren, vaak sterker en zuiverder dan schrijvend de dingen te zeggen -, Paul had wel eens lachend beweerd, dat haar gesprekken met hem het meest leken op redetwisten met zichzelf en meer dan eens had zulk een gesprek een avond van vlot en klaar werken opgeleverd. Zoo iets moest ze toch ook met Egbert kunnen beleven. ‘Zie je,' ging ze verder, hoewel hij niets naders had gevraagd, maar onbestemd voor zich uitkeek, als voelde hij zich bedreigd en berouwde het hem reeds dat hij nu zelf door vragen een ‘zwaarwichtig' gesprek uitgelokt had, ‘zie je, Egbert -, ik wilde zoo graag van mijn boek iets meer maken dan een verhaal zonder meer -, ik wil de gevoelens, de gemoedsbewegingen van de personen niet alleen beschrijven -, maar trachten ze te doen zien in hun onderling verband en samenhang -, en vooral in hun algemeenen en dieperen zin -, iets als een samenvatting, een synthese, boven het toevallige en persoonlijke uit. Ik spreek er niet zooveel over, maar ik denk er wel voortdurend over -, over den dieperen, algemeenen zin van ontroeringen en gevoelens, meen ik -, en het trekt mij zoo aan, dit alles neer te schrijven.

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 11 - 1 Chapter 11 - 1 Bölüm 11 - 1

Ze stond met den kleinen jongen op het balkon en ze keken samen naar Egbert uit. She stood on the balcony with the little boy, and they looked out at Egbert together. Het liep al weer naar den winter -, de lantaarns blonken bleek in de koude, damp-blauwe schemering -, beneden in de straat liepen de mannen, die naar huis kwamen van hun werk in de binnenstad -, ze herkende enkelen aan hun gestalte of gang en keek ze peinzend, half-onwillekeurig na tot ze in de huizen naast en tegenover haar verdwenen. It was already running toward winter again -, the lanterns shone pale in the cold, vapor-blue twilight -, down the street walked the men, coming home from their work downtown -, she recognized some of them by their stature or gait and watched them ponderingly, half-unwillingly until they disappeared into the houses beside and across from her. Nu en dan kwam er een heel groepje tegelijk den straathoek om en verspreidde zich daar -, dan wist Ina, dat er op het pleintje verderop een tram was aangekomen. Now and then a whole group came around the street corner at once and spread out there -, then Ina knew, that a streetcar had arrived in the little square further on. De kleine jongen hield haar aan de rok en trappelde van ongeduld -, als weer zijn vader niet onder de nieuwgekomenen was. The little boy held her by the skirt and pedaled with impatience - if again his father was not among the new arrivals. Hij droeg vandaag voor het eerst eens jongenspak -, het was tot heden toe een geheim tusschen zijn moeder en hem -, nu zouden ze vader er mee verrassen. He wore a boy's suit for the first time today -, it was a secret between his mother and him until now -, now they would surprise father with it. Vader had al weken lang bij zijn thuiskomen schertsend gegromd: ‘ik wil die meid in rokken niet langer zien' en nu was hij een werkelijke jongen geworden. Father had been jokingly growling at his homecoming for weeks, "I don't want to see that girl in skirts anymore," and now he had become an actual boy. Ina had Egbert vooraf langs omwegen uitgevraagd over wat hij in kleur en stof voor hun jongen het mooist vond -, ze vertrouwde op zijn smaak en wilde dat het hem bevallen zou. Ina had asked Egbert beforehand by detours about what he liked best in color and fabric for their boy -, she trusted his taste and wanted him to like it. En nu wachtten ze tezamen naar zijn komen. And now they waited together for his coming. Achter hen lag de kamer warm en nog donker, - de meubelen stonden daar zoo natuurlijk en harmonisch tegen hoek en wand -, als was een andere manier van meubelen en schikken en behangen en versieren niet mogelijk -, als ze over den balkonrand geleund de ramen aan de overzijde binnenkeek -, vervulde het haar met een soort pijnlijke verbazing, dat al die onverschillige, ongezellige woningen precies gelijk aan haar eigen waren. Behind them the room was warm and still dark, - the furniture stood there so naturally and harmoniously against corner and wall -, as if another way of furnishing and arranging and wallpapering and decorating was not possible -, as she leaned over the balcony edge and looked into the windows on the opposite side -, it filled her with a kind of painful astonishment, that all those indifferent, unsociable dwellings were exactly like her own. Als Egbert thuiskwam -, zou ze de lamp aansteken en ze zouden gaan eten met den kleinen kerel tusschen hen beiden in aan tafel. When Egbert came home -, she would light the lamp and they would have dinner with the little fellow between the two of them at the table. Maar hij kwam nog niet -, weer was er een groepje menschen de straat ingekomen en had zich aan den hoek verspreid -, het werd al donkerder -, hier en daar ging weer een man naar binnen en Ina dacht met een vluchtig gevoel van benijding aan de vrouw die nu niet langer alleen was. But he didn't come yet -, again a group of people had entered the street and had dispersed at the corner -, it was already getting darker -, here and there another man went inside and Ina thought with a fleeting sense of envy of the woman who was now no longer alone. Een oogenblik was de straat gansch verlaten, de lantaarns brandden eenzaam en bleek in de guurheid van den komenden avond. For a moment the street was completely deserted, the lanterns burned lonely and pale in the bleakness of the coming evening. Als hij nu eens nooit terug kwam -, als hij nu eens verongelukt was, Egbert, in het water -, onder een tram -, overreden, bloedend, verminkt -, zijn oogen dicht, zijn mond stijf-gesloten -, de pijn kneep haar het hart te zamen en tegelijk ging er een zachte jubel in haar aan -, om het zuivere, zekere weten, dat ze toch van hem hield -, een weten, dat immers op echtheid en standvastigheid in haar eigen wankel wezen duidde. Ze verlangde niet alleen naar hem voor de verrassing van hun jongen -, maar ook om weer alle drie bijeen te zijn. Het oogenblik van zijn thuiskomst bracht haar dagelijks die kleine vreugde, die opleving, dat gevoel van hernieuwde innigheid -, ook al wist ze van zoovele vorige dagen, dat het te gauw weer uit haar wegliep omdat zijn thuiskomst immers niets werkelijks opleverde. Maar nu dacht ze daaraan niet en toen ze hem eindelijk den hoek om zag komen met zijn stevigen stap recht op huis af en de hand al naar zijn zak voor den sleutel -, sprong haar hart in haar op van onvermengde vreugde. De straat lag nu verlaten en vrijwel donker -, voor hij haar gezien had, sloot ze snel de deuren en pakte den jongen in haar armen. The street now lay deserted and almost dark -, before he had seen her, she quickly closed the doors and took the boy in her arms. ‘Daar komt vader en nu gaan wij ons verschuilen dat vader ons niet vinden kan.' 'Here comes father and now we are going to hide that father cannot find us.' Ze doken lachend weg achter het zware gordijn en zaten er hurkend gebukt in donker -, ze hield het kind om zijn borstje heen met de armen omklemd -, ze voelde het verwachtende hartje slaan, het heele lijfje sidderen van blij ongeduld -, ze hoorde het zachte lachen, ze drukte haar open lippen tegen het warme, ronde kopje en voelde tranen naar haar oogen komen. They ducked away laughing behind the heavy curtain and crouched there in darkness -, she held the child around its little chest with its arms clasped -, she felt the expectant heart beating, the whole body trembling with happy impatience -, she heard the soft laughter, she pressed her open lips against the warm, round cup and felt tears coming to her eyes. En nu was beneden dat blij-verbeide kleine geluid van sleutel in slot, en nu was hij boven, hing zijn goed op de gang - nu deed hij de kamerdeur open,stiet op het ongewone duister en ze hoorde zijn stem: ‘is er niemand hier?' And now downstairs was that glad-sought-after little sound of key in lock, and now he was upstairs, hanging his good in the hallway - now he opened the room door,stumbled into the unusual darkness and she heard his voice: 'Is there no one here?' Het jongetje kon zich niet bedwingen en proestte een kirrend lachje uit -, en nu begreep hij blijkbaar den toeleg, stapte snuivend met dreigende stem de kamer in, keek achter kasten, lichtte stoelen op -, hield zich een tijdlang grommend van den domme voor het kind, dat nu argeloos gierde van pret -, tot hij ze eindelijk beiden te voorschijn trok achter het gordijn vandaan. The boy could not restrain himself and burst out a gurgling laugh -, and now he apparently understood the impulse, stepped into the room sniffing in a threatening voice, looked behind cupboards, lifted up chairs -, kept himself dumbfounded for some time in front of the child, who was now guilelessly yawning with amusement -, until at last he pulled them both out from behind the curtain. Ina stak de lamp aan en ze lieten het kind de volle vreugde van zijn verrassing en glimlachten in eikaars oog -, Ina voelde de hare vochtig worden. Ina lit the lamp and they allowed the child the full joy of his surprise and smiled into each other's eye -, Ina felt hers become moist. ‘En nu eerlijk zeggen,' vroeg Ina, toen ze aan tafel zaten, ‘heb je heusch niets vermoed van broertjes verrassing? Het zou een glorie voor mij zijn -, want je weet, ik ben niet sterk in het bewaren van geheimen.' ‘Dan moet je het boeken van die glorie nog maar even uitstellen,' plaagde hij, ‘want je bent weer net even listig geweest als indertijd met het bronzen poppetje. Weet je wel? You know? Mijn eersten verjaardag dat we elkaar kenden? My first anniversary that we knew each other? Jij zou me verrassen -, maar ik hoor het je nog vragen, toen we langs dien winkel kwamen, met ‘meesterlijk gespeelde vebazing' -, ‘Dat poppetje is weg -, wie zou dàt nu wel gekocht hebben?' You would surprise me -, but I can still hear you asking, as we passed by dien store, with "masterly played surprise" -, "That doll is gone -, who would have bought that? ‘Jij raadde het ook dadelijk,' ze sprak schertsend in een pruilenden kindertoon. 'You guessed it right away, too,' she spoke jokingly in a pouting child's tone. Ze verdroeg het zoo licht en zoo graag, dat hij dien zachtaardigen meerderheidstoon aansloeg tegenover haar -, het was zoo bekorend, zich bijwijlen kinderlijk-klein en onbeholpen te gevoelen. She tolerated it so lightly and so gladly, that he used that gentle majority tone toward her -, it was so charming, feeling childishly small and awkward at times. Na tafel brachten ze samen den jongen naar bed en daarna ging Ina even op de rustbank liggen, voor ze haar werk begon -, Egbert zat aan tafel en teekende, ijverig in de weer met driehoek en liniaal. After dinner they put the boy to bed together and then Ina lay down on the rest bench for a while, before starting her work -, Egbert sat at the table and drew, diligently working with triangle and ruler. Tusschen haar ooghaartjes door tuurde ze naar hem -, ze wist dat hij bezig was een nieuwe boekenkast te ontwerpen. Between her eye hairs she peered at him -, she knew he was busy designing a new bookcase. Er moesten allerlei kleine geriefjes en handigheidjes bij -, hij zat er elken avond aan te werken en te peuteren. All sorts of little conveniences and handicrafts had to be added -, he sat working and fiddling with them every night. Ina bewonderde zijn knapheid -, hij had toch heel geen meubelteekenen geleerd - ze bewonderde ook altijd zijn handigheid, omdat zij zelf zoo weinig handig was -, en tevens den eenvoud, waarmee hij elke lofbetuiging lachend afwees. Ina admired his cleverness - after all, he hadn't learned furniture design at all - she always admired his dexterity, because she herself was so little handy -, and also the simplicity, with which he laughingly rejected every accolade. Maar na een mijmerend toekijken, rees haar blik als vanzelf naar de lamp en haar gedachten wendden zich af van het heden en vergleden naar de verleden maanden met hun velerlei bewogenheid. But after a musing, her gaze naturally rose to the lamp, and her thoughts turned away from the present and slipped into the past months with their multifarious stirrings. Hier lag ze nu en was tevreden -, en had haar evenwicht gekregen na weken van spanning, onrust, wrok en zelfverwijt. Here she lay now and was content -, and had gained her balance after weeks of tension, turmoil, resentment and self-blame. Ze had zich radeloos gevoeld omdat ze niet in oprechtheid en billijkheid tegen Egbert toornen kon, toen ze bemerkte, dat zijn ingrijpen de ontbinding van haar verhouding tot Paul alleen verhaast en niet werkelijk veroorzaakt had. She had felt distraught because she could not rage against Egbert in sincerity and fairness when she found that his intervention had only hastened and not actually caused the dissolution of her relationship with Paul. Dat was zoo vernederend, zoo kwellend en het maakte alle opwinding, drift en verzet in het herdenken zoo nietig en bitter belachelijk. That was so humiliating, so agonizing, and it made all the excitement, temper and resistance in remembering so void and bitterly ridiculous. Ze moest het zich wel belijden, ze kon immers toch een leven zooals ze het dien heelen zomer had geleid op den langen duur niet aan, met haar weekheid en bewustheid, haar mededoogen en zelfbeklag -, het was haar boven het hoofd gegroeid, het had haar niet veel meer dan onvree en verwarring opgeleverd, haar tot verbergen en veinzen en liegen gedwongen. She had to confess it to herself; after all, she could not in the long run cope with a life like the one she had led that whole summer, with her softness and consciousness, her compassion and self-pity - it had gotten over her head, it had brought her nothing but discomfort and confusion, forced her to hide and pretend and lie. Als ze samen met den jongen naar buiten waren en andere ouders met een jong kindje ontmoetten die het hunne tegenlachten of soms een gesprek trachtten te beginnen -, voelde ze in een schrijnende spijt de tegenstelling tusschen het echte geluk van die anderen en hun eigen schijngeluk. When they were out with the boy and met other parents with a young child who were laughing at theirs or sometimes trying to start a conversation -, she felt in poignant regret the contrast between the real happiness of those others and their own sham happiness. Dan durfde ze Egbert niet in de oogen kijken. Dit alles was uit, het veinzen, liegen, verbergen overbodig, en zijzelf verlost van alle wroeging toen haar verhouding met Paul verbroken was. En het verbreken had haar weinig smart gekost -, ze durfde het zich langen tijd niet bekennen, doch het bleek meer en meer de waarheid, het vuur was uitgedoofd -, de vervoering was heen -, ze vergat Paul zoo schielijk dat het haar ontstelde. Uitgedoofd -, vervlogen -, dus nooit geweest -, en zij-zelf oppervlakkig en lichtzinnig, vol ijdelen waan en voos zelfbedrog. Precies zooals Egbert het gezegd had. Exactly as Egbert had said it. Moest hij dan altijd gelijk hebben, alles vooruit weten en raden? Did he always have to be right, know everything ahead of time and guess? Die erkenning was zoo bitter, dat ze wrok in haar bloed tegen Egbert had gekweekt -, en ze hem langen tijd koel bejegenen bleef om hem te doen denken dat ze als een hond de hand zou lekken, die haar geslagen had. This recognition was so bitter, that she had bred resentment in her blood against Egbert -, and she continued to treat him coldly for a long time to make him think that she would leak, like a dog, the hand that had struck her. Als ze eraan dacht, nu nog -, voelde ze zich opstandig, trok een ondraaglijke onrust door haar lijf -, ze wendde zich om met een ruk op de bank en beproefde haar gedachten op iets anders te bepalen. ‘Kan je het nogal stellen daar?' Egberts stem schrok haar op -, ineens zat ze overeind en voelde de behoefte wat met hem te praten. ‘Egbert, raad eens, wie ik vandaag op bezoek heb gehad?' ‘Ken ik de of den gelukkige?' ‘Neen, en je moet ook niet raden “wie,” maar wat!' 'Nay, nor should you guess "who," but what!' ‘Een.... 'A.... reiziger-in-knoopsgaten?' traveler-in-buttonholes? ‘Bijna zoo iets -, een uitgever. 'Almost such a thing -, a publisher. Ja, daar zit je van te kijken. Ik zat er ook van te kijken. Hoe hij erachter was gekomen, dat ik aan een boek bezig ben -, maar hij was er achter gekomen, en nu...' ‘Stil eens even,' peinsde Egbert, ‘het heeft in een blad gestaan, bij de bespreking van je laatste schets.' How he had found out, that I was working on a book -, but he had found out, and now...' 'Hush a minute,' Egbert pondered, 'it has been in a magazine, in the review of your last sketch.' ‘En dat heb je me niet eens verteld!' 'And you didn't even tell me that!' verweet Ina half-schertsend, half-gehinderd, ‘en zoo achterhaalt mij de roem, voordat ik het weet.' reproved Ina half-scornful, half-haunted, "and thus fame overtakes me before I know it. ‘Zooveel te schooner verrassing, maar vertel eens, welke uitgever?' 'All the cleaner surprise, but tell me, which publisher?' ‘Je zult hem wel niet kennen -, een jonge man -, o, zoo jong en enthousiast -, hij heeft pas een zaak opgericht en nu vroeg hij mij mijn boek om mee te beginnen. Is dat niet aardig?' ‘Je hebt hem toch niets beloofd?' ‘Eerlijk gezegd -, heb ik hem half -, en wel driekwart beloofd -, het was bijna niet te doen om het hem te weigeren.' ‘Maar beste meid, wat is dat nu toch weer lichtvaardig en dom van je. Een jong auteur en een jong uitgever -, dat is toch geen combinatie. Voor hem is jouw naam nog geen reclame en jij krijgt van een gevestigd uitgever zeker tweemaal zooveel. Weet je dat wel?' Do you even know? ‘Neen -, daar heb ik werkelijk niet aan gedacht.' 'No -, I really haven't thought about that.' ‘Ja, beste kind, dat is het juist, maar handel dan niet in zulke dingen op je eigen gezag. 'Yes, dear child, that's just it, but then don't act in such things on your own authority. Een gevestigde uitgever besteedt ook veel meer zorg aan het uiterlijk en de reclame van zijn boeken -, aan druk, papier, bandversiering. An established publisher also takes much more care in the appearance and advertising of his books -, printing, paper, binding decoration. Hoe groot wordt je boek?' How big will your book be? ‘Ik weet het heusch niet, hoor!' ‘Maar op hoeveel schat je dan ongeveer wat je af hebt?' ‘Geen flauw idee van,' lachte Ina -, ‘ja, dat laat ik maar weer aan jou over -, dat heb je ervan als je zoo handig bent. Onze oude juffrouw thuis zei altijd: “hoe meer kunstjes de aap kent, hoe meer hij er moet vertoonen.” Ik geloof dat ik nooit in mijn leven zal leeren, hoeveel blaadjes er in een “vel” gaan. Ik heb trouwens ook op jou gerekend om een bandversiering te kiezen. By the way, I also counted on you to choose a band decoration. Je weet, dat is mijn sterkste zijde niet. Kan je misschien niet zelf wat maken?' Ze deed zich half-bewust onbeholpener voor dan ze was, om hem het gevoel te geven, haar helper en haar meerdere te zijn. She half-consciously acted more awkward than she was, to make him feel, her helper and her superior. ‘Jij praat gemakkelijk,' lachte Egbert, toch wel gestreeld, ‘de sierkunstenaars in den lande zouden mij zien aankomen! 'You talk easily,' Egbert laughed, still flattered, 'the decorative artists in the country would see me coming! Niet dat het zoo heel veel bijzonders is, wat ze maken -, maar je moet er toch even den slag van beet hebben. En ik heb er nooit iets aan gedaan. Maar ik zal in elk geval wel zorgen, dat je wat fatsoenlijks krijgt. Bemoei jij je er dan niet mee en laat het aan mij over. Afgesproken?' ‘Afgesproken.' ‘Maar nu de uitgevers-kwestie. Heb je nog iets bewaard van die knipsels uit de kranten van je eerste dingen? Er waren er heel waardeerende bij. Dat kan je nu te pas komen.' ‘Neen,' zei Ina verslagen, ‘als ik het maar geweten had, had ik ze wel bij elkaar gehouden. Nu weet ik werkelijk niet, waar ze gevlogen zijn. Je kunt toch ook niet alles bewaren.' ‘Er zijn er genoeg, die wel alles bewaren,' lachte hij, ‘maar voorbij is voorbij. Enfin, een uitgever is altijd wel te vinden, al is hij dan niet ‘jong en enthousiast.' ‘Ik zal dien jongen een briefje schrijven,' zei Ina toch wat bedrukt, ‘het is niet prettig, maar hij moet toch begrijpen, dat ik óók voor mijzelf te zorgen heb. Dat zal hij toch wel begrijpen, nietwaar?' ‘Daar zou ik me maar geen harnas om aantrekken,' lachte Egbert, ‘en geen briefje. Eenvoudig vergeten, 't Is toch geen kwestie van vandaag of morgen? Of wel? Hoe schiet je op?' ‘O, goed, over het algemeen. Soms werk ik uren achtereen en dan, dan wil het ineens weer niet. Het valt me nogal moeilijk, zie je....' ‘Den schrijf nog niet goed beet?' It's kind of hard for me, see...." "Den don't write well yet? vroeg hij luchtig en vaag. he asked airily and vaguely. Ina aarzelde met haar antwoord. Ina hesitated with her answer. Ze voelde het gevaar, als ze hem erover spreken ging, het lag alles zoo buiten de sfeer, waarbinnen hij waardeeren kon -, maar tegelijk ook verlangde ze juist nu zoo heftig naar wat vertrouwelijkheid, naar aanmoedigende, warme woorden. She felt the danger of speaking to him about it - it was all so outside the sphere in which he could appreciate -, but at the same time she longed so fiercely for some confidentiality, for encouraging, warm words. Haar hart klopte zacht en bang. Her heart beat softly and fearfully. Ze herinnerde zich nog zoo goed haar gesprekken met Paul -, hoe het uitzeggen van wat ze in haar werk uitdrukken wilde, alles vooral voor haarzelf duidelijker scheen te maken -, ze wist in haar spontaan spreken onder den bezielenden invloed van het belangstellend en vleiend luisteren, vaak sterker en zuiverder dan schrijvend de dingen te zeggen -, Paul had wel eens lachend beweerd, dat haar gesprekken met hem het meest leken op redetwisten met zichzelf en meer dan eens had zulk een gesprek een avond van vlot en klaar werken opgeleverd. She remembered so well her conversations with Paul - how the expression of what she wanted to express in her work seemed to make everything clearer, especially for herself -, she knew how to say things in her spontaneous speech under the inspiring influence of interested and complimentary listening, often stronger and purer than when writing -, Paul had sometimes laughingly claimed that her conversations with him were most like arguing with herself and more than once such a conversation had resulted in an evening of smooth and ready work. Zoo iets moest ze toch ook met Egbert kunnen beleven. Surely she had to be able to experience something like that with Egbert. ‘Zie je,' ging ze verder, hoewel hij niets naders had gevraagd, maar onbestemd voor zich uitkeek, als voelde hij zich bedreigd en berouwde het hem reeds dat hij nu zelf door vragen een ‘zwaarwichtig' gesprek uitgelokt had, ‘zie je, Egbert -, ik wilde zoo graag van mijn boek iets meer maken dan een verhaal zonder meer -, ik wil de gevoelens, de gemoedsbewegingen van de personen niet alleen beschrijven -, maar trachten ze te doen zien in hun onderling verband en samenhang -, en vooral in hun algemeenen en dieperen zin -, iets als een samenvatting, een synthese, boven het toevallige en persoonlijke uit. 'You see,' she continued, although he had not asked anything further, but looked ahead indefinitely, as if he felt threatened and already regretted that he himself had now provoked a 'heavy-handed' conversation by questions, 'you see, Egbert -, I wanted so much to make my book into something more than just a story -, I don't just want to describe the feelings, the emotions of the persons -, but to try to make them see themselves in their mutual connection and coherence -, and especially in their general and deeper sense -, something like a summary, a synthesis, beyond the casual and personal. Ik spreek er niet zooveel over, maar ik denk er wel voortdurend over -, over den dieperen, algemeenen zin van ontroeringen en gevoelens, meen ik -, en het trekt mij zoo aan, dit alles neer te schrijven. I don't talk about it so much, but I think about it constantly - about the deeper, general sense of emotions and feelings, I think -, and it attracts me so much to write it all down.