×

Utilizziamo i cookies per contribuire a migliorare LingQ. Visitando il sito, acconsenti alla nostra politica dei cookie.


image

Zielenschemering [part 1], Hoofdstuk 4 (2)

Hoofdstuk 4 (2)

en terug verlangd naar mijn land, toen ik het in jaren niet terug had gezien.

- Toch zal u me kunnen begrijpen... Tante, begrijp me... Ik ben onmogelijk meer, voor Holland... Henri ook...

- Hoe leven jullie daar: zeg me.

- Wij hebben beiden ons vaderlijk erfdeel.

- Ik weet hoeveel dat is... Er zijn groote schulden geweest. Jullie hebben niet veel ontvangen. Niet zoo, dat je je kleeden kunt, als je gekleed bent... Emilie, als je een beetje van me houdt, zeg me dan alles ronduit. Ik ben niet nieuwsgierig, maar ik hoû van jullie... van jullie allen... en ik voel liefde en belangstelling voor jullie allen... Je KAN niet leven van je vaderlijk erfdeel.

- Ik werk, tante.

- In Parijs? Wat? Wat doe je?

- Ik schilder... Ik schilder waaiers... En paravents... U weet, ik heb wel een aardig talentje... Ik doe ze met heel veel chic... In Holland zouden ze er niet van houden, zooals ik het doe... Maar in Parijs verkoop ik ze... voor twintig francs... voor vijftig francs... mijn paravents zijn van honderd francs... Ik klodder ze in een half uur... Ze hebben iets... ik weet niet wat... Chic... niets dan luchtige chic... Maar ik verkoop ze: ze zijn aardig...

- Daar kan ik dan niets tegen zeggen, kind.

- Ik ben er heel gelukkig meê geweest, tante. Ik heb voor oma een paravent meêgebracht... voor u ook... voor tante Lot een waaier... Ik geef ze u cadeau; ik doe het in een oogenblik. Het is geen kunst, maar chic: ik zoû zeggen: actueelen chic...

Hare fijne vingertjes schetsten een fijn gebaartje van begin-eeuw-artisticiteit... en Constance, ondanks zichzelve, moest lachen.

- En Henri? vroeg Constance.

Emilie werd plots heel rood.

- Wat meent u...

- Wat doet Henri...

- Hij doet...

- Niets...?

- Neen.

Hij doet wat... Maar tante, laat mij het u niet zeggen.

- Waarom kan je het mij niet zeggen...

- U zoû het niet begrijpen... Henri verdient... geld, veel geld.

- Waarmeê?

- Ik kan het u niet zeggen, tante... Het is niet MIJN geheim, wel? Het is het zijne.

- Is het een geheim. - Ja... het is een geheim.

- Dan zal ik er niet naar vragen.

- Het is een geheim... voor de anderen... Misschien niet... voor u.

Zij brandde om het te vertellen...

- Ik vraag het je niet meer, Emilie.

- Ik zal het u vertellen. Als u belooft het aan niemand te zeggen... Aan niemand! Henri is... clown.

- Neen, Emilie!

- Ja... hij is clown.

- Neen... neen!

Emilietje lachte schril, hoog-op.

- U wil het niet gelooven! Ziet u wel... Ik had het maar niet moeten zeggen... U kan het niet begrijpen... Als u hem zag... als clown... zoû u het wel kunnen... begrijpen... Hij is prachtig, hij is uniek. Hij is geen vulgairen clown, geen August-den-domme... Hij is eenvoudig magnifique... Hij heeft van de kunst van den clown iets gemaakt... iets artistieks... iets van hèmzelf... Hij laat de menschen lachen en huilen, wat hij wil... Hij maakt zijn scènes zelf... hij teekent zijn costumes zelf... of ik teeken ze voor hem. Hij heeft een manier om zich te grimeeren... Hij heeft uitgevonden den weemoed van den clown... en daar is hij subliem in... Hij heeft een nummer, met zeker wel een vijftig kapellen aan ijzerdraad, die om hem fladderen... in het cirque... en waarvan hij er geen een grijpt... en als hij dat doet... lachen de menschen eerst... en huilen ze daarna... Begrijpt u... het is symboliek... Neen, maar u moet hem eens gaan zien... in Parijs... Hij is zoo mooi... en zoo artistiek... En om zich lenig te houden... doet hij gymnastiek... Hij ziet er veel beter uit... dan toen hij pierewaaide in Leiden... Hij is een mooie jongen... Hij weet het... hij grimeert zich nooit leelijk... Een modern beeldhouwer wil zijn statuette maken... zoo erg getourmenteerd, weet u... en art-nouveau... in die rol... met de kapellen om hem heen... Henri heeft heel veel gevraagd om te pozeeren... U zoû het nooit hebben gezegd, tante; hier was hij een student als een ander... pierewaaide... sloeg geld stuk... Ik, ik hield altijd van hem... En daar in Parijs heeft hij dadelijk begrepen, dat hij wat doen moest, dat hij energie moest hebben... zijn leven maken moest en als met een bliksem is het tot hem gekomen...: clown! Maar clown... mooi... mooi... iets nieuws... niet zoo maar een vulgaire clown...! Hij ver- dient een massa geld... ik weet niet hoeveel... En zoo leven we, tante... vrij... onafhankelijk van alles - en iedereen... Maar tante, u is geschrikt. Maar u MAG ons niet veroordeelen... Hier was ik ongelukkig... hij ook...; daar... daar zijn wij gelukkig... gelukkig met elkaâr... Ik hoû van hem... en hij van mij... Ik weet niet wat het is: maar wij kunnen niet leven buiten elkaâr... Daar in Parijs... denken ze, dat we amants zijn... willen ze niet gelooven, dat we zijn broêr en zuster... En zoo is het... en zoo zijn we gelukkig... en het kan ons niet schelen welke horreurs ze van ons in Holland vertellen. Denkt u, dat ik in Holland terug kom anders dan... om grootmama... u... mama, Otto te zien?... Naar u verlangde ik... Voor de anderen voel ik niet... Met oom Ernst heb ik medelijden... Maar ik wil verder mijn leven vrij... vrij hebben... van Holland... van familie... en vrij heb ik het moeten maken van mijn man... van mijn man, dien ik getrouwd heb uit een vergissing... en die mij sloeg en mishandelde...! Wij willen LEVEN , tante en niet meer bestaan! ! Maar Constance wist niets te zeggen en zij sloot de oogen of zij een slag had ontvan- gen. Zij werd bleek. Zij wilden leven, niet meer bestaan...! Was het aan haar hen te veroordeelen, aan haar, die zelve, heel laat, heel oud, te laat en te oud, behoefte had gevoeld te leven, en niet meer te bestaan? Maar... hadden zij hun leven wel gevonden in wat zij nu hun leven dachten... Wist zij nu niet, dat het WARE leven niet is voor zich, maar voor anderen? Wist zij het niet, ook al had zijzelve niet bereikt de lichtende steden van het nieuwe leven, die opgevizioend waren aan, voor haar, onbenaderbare kimmen? Had zij niet geraden dat het dàar was... en was zij niet zelve heel klein gebleken, toen zij had moeten benaderen zonder wie haar zoo dierbaar geworden was, dat zij voor hem alles had kunnen vergeten, zelfs haar zoon, den troost van haar bestaan, zoo dan niet van haar leven... Was zij niet zelve klein en mocht zij veroordeelen, alleen omdat zij ouder was, en dus in minder valsche schijnen van zelfbedrog zag de opglimpingen der zuiverste waarheden? Neen, zij veroordeelde niet... maar dat verhinderde niet, dat zij was geschokt... Zij kon wel begrijpen, nu... en toch was het ingeworteld vooroordeel daar... Zij wilde wel aannemen hun nieuw frisch vrij geluk in een leven zonder conventioneelen ban- den, en toch bonden hààr die banden - zelfs trots haar zoo nieuw kunnen-begrijpen... Zij begreep, en toch voelde zij een huivering, om wie niet gingen het plat getreden pad, de gladde baan van hun aller nette fatsoenlijkheid... Schemerde aan het eind der nieuwe wegen niet een vaagheid van tragiek!? Zoû het volharden hun mogelijk zijn of wat zoû het slot zijn van levensopvatting zoo weinig banaal? Was aan menschen als zij allen, iets anders mogelijk dan banaliteit? Waren zij er niet voor geboren en opgevoed...? Zijzelve had wel nieuwe wegen gevonden, die opgingen naar steden van glans, maar zij had ze niet ingeslagen... Dit... waren dit nieuwe wegen, die naar steden van glans opgingen? Of was het moedwilligheid, jonge dartelheid alleen, die afweek van de gladde banen, de plat getreden paden...

- Emilie, zeide zij. Als het waar, is wat je me zegt... zeg het dan niet verder... spreek er dan niet verder over...! Als grootmama het hoorde, zoû het haar zoo innig verdriet doen...! En als mama het hoorde ook!

- Neen tante, neen... het is ook een groot geheim... voor de familie... voor de kennissen. Ik heb er met niemand over gesproken dan met u... en ik zal er met niemand meer over spreken. Maar tante, kom, zoo erg is het toch niet, dat u er zoo ontdaan uit ziet... Wij hebben andere ideeën dan onze ouders... Kunnen wij het helpen... Aan wie is de fout?

- Als ik denk... kind, aan jullie huis, vroeger...!

- En nu Henri clown... en ik schilderes voor mijn brood! ! Zij lachte hoog, schelletjes, bijna glorieus. - Arme grootmama, lachte zij weemoediger, na. Arme grootmama... Ze noemde onze familie een grandeur déchue... En van haar standpunt heeft ze gelijk... Ik heb diep medelijden met haar... Ik vond haar zoo treurig, verlaten, en de tranen, de tranen liepen haar maar over de wangen... Tante, u is lief. Ik voel, dat u beter is... dan ik. Maar ik kan niet... hier wonen. Uw leed heeft gemaakt... dat u terug verlangde. Het mijne, dat ik weg wilde... U heeft gevoeld, dat er banden waren, die u hierheen trokken. Ik heb juist gevoeld, dat ik me los van alle banden moest maken... Het begin van mijn leven was een vergissing.

- Het begin van het mijne ook...

- Zoû het dan altijd zoo zijn...

- Dikwijls... dikwijls... - Kennen wij onszelve dan niet... als wij beginnen te leven...

- Neen... alle waarheid kennen wij later... VEEL later pas...

- U denkt niet, dat ik mijn waarheid al ken?

- Neen Emilie...

- U is niet tevreden over me...

- Tevreden, kind... Mag ik oordeelen over je? Maar ik zeg je alleen: pas op. Speel niet met je leven. Verknoei het niet. Het is heel ernstig, ons leven. En je beschouwt het als...

- Als wat, tante...

- Als een artistieke gril...

- U zegt dat heel aardig, tante. Ik had het zelf nooit zoo gevonden, zoo gezegd... Een artistieke gril? Henri ook... Een gril, artnouveau. Waarom niet?

- O, neen Emilie... pas op...!

- Tante, wij zijn zoo klein. Wij beteekenen niets. Wat beteekenen menschen als wij, vrouwen als wij, meisjes zooals ik geweest ben... Niets. Niets. Waarom ons leven tragiesch te maken? Waarom er niet liever iets aardigs, iets getourmenteerd artistieks van te maken - zij had een schildergebaar met wijsvinger en duim. - Als wij dood zijn, is het uit... Wat beteekenen wij, om tragiesch te zijn! Dat is goed voor helden, heldinnen... dat is niet iets voor ons... Ik maak mijn leven niet tragiesch. Ik heb me eerst vergist... ik heb mijn leven veroverd, het eenen ergieken draai gegeven... Probeer het zoo te zien, tante!

- Ik zie het zoo wel... Emilie... Maar je vergeet...

- Wat.

- De banden.

- Die ik losmaak.

- Die je niet los kan maken.

- Jawel.

- Neen.

- Jawel.

- Neen.

Je zal het zien... later... als je ouder bent! ! - Ik zal niet oud worden, tante... - O kind, wat weet je, wat weet je! Wat weet je, hoe je worden zal... hoe tragiesch je leven licht worden zal... als je er niet ernstiger... ERNSTIGER over denkt!

Zij stond op: onweêrhoudbare impulsie deed haar het jonge vrouwtje omhelzen, hartstochtelijk.

Emilie schrikte.

- Wat denkt u, tante... wat meent u dan?

Maar nu iets te zeggen van het voorge- voel... waarom, als het voorgevoel altijd bedriegt...?? Zij zeide niets meer, Constance: zij wist ook niets meer te zeggen, zij staarde alleen maar voor zich uit, vreemd, vaag; en wat opgelicht was, was weg...

Nu zag zij in Emilie's oogen, diep, en zij zag er alleen een vizioen: Parijs, een cirque, een clown, vlinders, wel meer dan vijftig...

Beneden werd de voordeur geopend: stappen, stemmen klonken. Het gewone leven wemelde terug...

- Daar is oom... met Addy...! zei Constance. Emilie, ik ga van middag naar Nunspeet.

- Tante, ik ga na het lunch naar Otto en Francis. Laat mij u vinden aan het station. Dan wil ik met u naar Nunspeet gaan. Ik wil oom Ernst zien. En dan gaan wij samen naar Baarn?

- Goed kind. Maar wil je me een pleizier doen...

- Ja tante.

- Kleed je dan eenvoudiger. Bedenk, dat we zijn in Holland...

Emilie lachte hoog, schel.

- Ja, tante... Ik zal even een matelot koopen. Al mijn hoeden zijn voor Den Haag te lawaaiïg... De slagersjongens riepen me al na: hoed! En in Nunspeet en Baarn zoû het heele dorp uitloopen om er naar te zien! !

Hoofdstuk 4 (2) Chapter 4 (2)

en terug verlangd naar mijn land, toen ik het in jaren niet terug had gezien. And longed back to my country, when I hadn't seen it again in years.

- Toch zal u me kunnen begrijpen... Tante, begrijp me... Ik ben onmogelijk meer, voor Holland... Henri ook...

- Hoe leven jullie daar: zeg me.

- Wij hebben beiden ons vaderlijk erfdeel.

- Ik weet hoeveel dat is... Er zijn groote schulden geweest. Jullie hebben niet veel ontvangen. Niet zoo, dat je je kleeden kunt, als je gekleed bent... Emilie, als je een beetje van me houdt, zeg me dan alles ronduit. Ik ben niet nieuwsgierig, maar ik hoû van jullie... van jullie allen... en ik voel liefde en belangstelling voor jullie allen... Je KAN niet leven van je vaderlijk erfdeel.

- Ik werk, tante. - I'm working, auntie.

- In Parijs? - In Paris? Wat? What? Wat doe je? What are you doing?

- Ik schilder... Ik schilder waaiers... En paravents... U weet, ik heb wel een aardig talentje... Ik doe ze met heel veel chic... In Holland zouden ze er niet van houden, zooals ik het doe... Maar in Parijs verkoop ik ze... voor twintig francs... voor vijftig francs... mijn paravents zijn van honderd francs... Ik klodder ze in een half uur... Ze hebben iets... ik weet niet wat... Chic...       niets dan luchtige chic... Maar ik verkoop ze: ze zijn aardig... - I paint... I paint fans... And paravents... You know, I do have a nice little talent.... I do them with a lot of chic... In Holland they wouldn't like it the way I do it... But in Paris I sell them... for twenty francs... for fifty francs... my paravents are a hundred francs... I blob them in half an hour.... They have something... I don't know what... Chic... nothing but airy chic... But I sell them: they're nice....

- Daar kan ik dan niets tegen zeggen, kind. - I can't say anything to that then, child.

- Ik ben er heel gelukkig meê geweest, tante. - I've been very happy with it, Auntie. Ik heb voor oma een paravent meêgebracht... voor u ook... voor tante Lot een waaier... Ik geef ze u cadeau; ik doe het in een oogenblik. I brought a paravent for grandma... for you too... for auntie Lot a fan... I'll give them to you in a moment. Het is geen kunst, maar chic: ik zoû zeggen: actueelen chic... It is not art, but chic: I would say actueelen chic....

Hare fijne vingertjes schetsten een fijn gebaartje van begin-eeuw-artisticiteit... en Constance, ondanks zichzelve, moest lachen. Her delicate fingers sketched a fine gesture of early-century artistry and Constance, in spite of herself, laughed.

- En Henri? - And Henri? vroeg Constance. Constance asked.

Emilie werd plots heel rood. Emilie suddenly turned very red.

- Wat meent u... - What do you think...

- Wat doet Henri... - What does Henri...

- Hij doet... - He does...

- Niets...? - Nothing...?

- Neen. - No.

Hij doet wat... Maar tante, laat mij het u niet zeggen. He does what... But auntie, don't let me tell you.

- Waarom kan je het mij niet zeggen... - Why can't you tell me....

- U zoû het niet begrijpen... Henri verdient... geld, veel geld. - You wouldn't understand... Henri earns... money, a lot of money.

- Waarmeê? - With what?

- Ik kan het u niet zeggen, tante... Het is niet MIJN geheim, wel? - I can't tell you, auntie.... It's not MY secret, is it? Het is het zijne. It is his.

- Is het een geheim. - Is it a secret. - Ja... het is een geheim. - Yes... it's a secret.

- Dan zal ik er niet naar vragen. - Then I won't ask about it.

- Het is een geheim... voor de anderen... Misschien niet... voor u. - It is a secret To the others... Maybe not... to you.

Zij brandde om het te vertellen... She burned to tell it....

- Ik vraag het je niet meer, Emilie. - I won't ask you again, Emilie.

- Ik zal het u vertellen. - I will tell you. Als u belooft het aan niemand te zeggen... Aan niemand! If you promise not to tell anyone.... To no one! Henri is... clown. Henri is ... clown.

- Neen, Emilie! - Nay, Emilie!

- Ja... hij is clown. - Yes... he's a clown.

- Neen... neen! - Nay... no!

Emilietje lachte schril, hoog-op. Emilie laughed shrilly, high-pitched.

- U wil het niet gelooven! - You don't want to believe it! Ziet u wel... Ik had het maar niet moeten zeggen... U kan het niet begrijpen... Als u hem zag... als clown... zoû u het wel kunnen... begrijpen... Hij is prachtig, hij is uniek. You see... I shouldn't have said it.... You can't understand... If you saw him... as a clown... you could... understand... He's beautiful, he's unique. Hij is geen vulgairen clown, geen August-den-domme... Hij is eenvoudig magnifique... Hij heeft van de kunst van den clown iets gemaakt... iets artistieks... iets van hèmzelf... Hij laat de menschen lachen en huilen, wat hij wil... Hij maakt zijn scènes zelf... hij teekent zijn costumes zelf... of ik teeken ze voor hem. He is no vulgar clown, no August-den-domme.... He is simply magnifique... He has turned the art of the clown into something.... something artistic... something of his own... He makes people laugh and cry, whatever he wants... He makes his scenes himself... he draws his costumes himself... or I draw them for him. Hij heeft een manier om zich te grimeeren... Hij heeft uitgevonden den weemoed van den       clown... en daar is hij subliem in... Hij heeft een nummer, met zeker wel een vijftig kapellen aan ijzerdraad, die om hem fladderen... in het cirque... en waarvan hij er geen een grijpt... en als hij dat doet... lachen de menschen eerst... en huilen ze daarna... Begrijpt u... het is symboliek... Neen, maar u moet hem eens gaan zien... in Parijs... Hij is zoo mooi... en zoo artistiek... En om zich lenig te houden... doet hij gymnastiek... Hij ziet er veel beter uit... dan toen hij pierewaaide in Leiden... Hij is een mooie jongen... Hij weet het... hij grimeert zich nooit leelijk... Een modern beeldhouwer wil zijn statuette maken... zoo erg getourmenteerd, weet u... en art-nouveau... in die rol... met de kapellen om hem heen... Henri heeft heel veel gevraagd om te pozeeren... U zoû het nooit hebben gezegd, tante; hier was hij een student als een ander... pierewaaide... sloeg geld stuk... Ik, ik hield altijd van hem... En daar in Parijs heeft hij dadelijk begrepen, dat hij wat doen moest, dat hij energie moest hebben... zijn leven maken moest en als met een bliksem is het tot hem gekomen...: clown! He has a way of grimacing.... He has invented the melancholy of the clown.... and he's sublime at it.... He has a number, with surely as many as fifty chapels on iron wire, fluttering around him in the cirque... none of which he grabs... and when he does people laugh first... and then cry... Do you understand... it's symbolism... No, but you should go see him... in Paris... He's so beautiful... and so artistic... And to keep himself limber... he does gymnastics... He looks much better... than when he was piercing in Leiden... He's a pretty boy... He knows... He never grims himself ugly.... A modern sculptor wants to make his statuette so very contoured, you know... and art-nouveau... in that role... with the chapels around him.... Henri has asked for a lot of poise... You would never have said it, Auntie; here he was a student like any other Pierced... smashed money... I, I always loved him.... And there in Paris he understood immediately, that he had to do something, that he had to have energy had to make his life and like lightning it came to him...: clown! Maar clown... mooi... mooi... iets nieuws... niet zoo maar een vulgaire clown...! But clown... beautiful... beautiful... something new... not just a vulgar clown...! Hij ver-       dient een massa geld... ik weet niet hoeveel... En zoo leven we, tante... vrij... onafhankelijk van alles - en iedereen... Maar tante, u is geschrikt. He consumes a mass of money.... I don't know how much... And so we live, Auntie... free... independent of everything - and everyone... But auntie, you're shocked. Maar u MAG ons niet veroordeelen... Hier was ik ongelukkig... hij ook...; daar... daar zijn wij gelukkig... gelukkig met elkaâr... Ik hoû van hem... en hij van mij... Ik weet niet wat het is: maar wij kunnen niet leven buiten elkaâr... Daar in Parijs... denken ze, dat we amants zijn... willen ze niet gelooven, dat we zijn broêr en zuster... En zoo is het... en zoo zijn we gelukkig... en het kan ons niet schelen welke horreurs ze van ons in Holland vertellen. But you MAY not judge us.... Here I was unhappy... so was he...; there... there we are happy... happy with each other... I love him... and he loves me... I don't know what it is: but we can't live apart from each other.... There in Paris... they think we're amateurs... they don't want to believe that we're brother and sister... And so it is... and so we're happy and we don't care what they say about us in Holland. Denkt u, dat ik in Holland terug kom anders dan... om grootmama... u... mama, Otto te zien?... Do you think I will return to Holland except... for grandmother... u... mama, see Otto?... Naar u verlangde ik... Voor de anderen voel ik niet... Met oom Ernst heb ik medelijden... Maar ik wil verder mijn leven vrij... vrij hebben... van Holland... van familie... en vrij heb ik het moeten maken van mijn man... van mijn man, dien ik getrouwd heb uit een vergissing... en die mij sloeg en mishandelde...! To you I longed... For the others I don't feel... I feel sorry for Uncle Ernst... But I want to continue my life free... free... from Holland... from family... and free I had to make it of my husband... from my husband, whom I married out of a mistake and who beat and abused me...! Wij willen LEVEN , tante en niet meer bestaan! We want to LIVE , auntie and not exist anymore! ! Maar Constance wist niets te zeggen en zij sloot de oogen of zij een slag had ontvan-       gen. ! But Constance knew nothing to say and she closed her eyes as if she had received a blow. Zij werd bleek. She turned pale. Zij wilden leven, niet meer bestaan...! They wanted to live, no longer exist...! Was het aan haar hen te veroordeelen, aan haar, die zelve, heel laat, heel oud, te laat en te oud, behoefte had gevoeld te leven, en niet meer te bestaan? Was it up to her to condemn them, up to her, who herself, very late, very old, too late and too old, had felt the need to live, and no longer exist? Maar... hadden zij hun leven wel gevonden in wat zij nu hun leven dachten... Wist zij nu niet, dat het WARE leven niet is voor zich, maar voor anderen? But ... had they found their life in what they now thought was their life.... Did they not know now, that TRUE life is not for themselves, but for others? Wist zij het niet, ook al had zijzelve niet bereikt de lichtende steden van het nieuwe leven, die opgevizioend waren aan, voor haar, onbenaderbare kimmen? Did she not know it, even though she herself had not reached the shining cities of the new life, ascending, for her, unapproachable bilges? Had zij niet geraden dat het dàar was... en was zij niet zelve heel klein gebleken, toen zij had moeten benaderen zonder wie haar zoo dierbaar geworden was, dat zij voor hem alles had kunnen vergeten, zelfs haar zoon, den troost van haar bestaan, zoo dan niet van haar leven... Was zij niet zelve klein en mocht zij veroordeelen, alleen omdat zij ouder was, en dus in minder valsche schijnen van zelfbedrog zag de opglimpingen der zuiverste waarheden? Had she not guessed that it was there ... and was she not herself very small, when she should have approached without whom she had become so dear, that for him she could have forgotten everything, even her son, the comfort of her existence, if not of her life... Was she not herself small and allowed to condemn, only because she was older, and thus saw in less false appearances of self-deception the ascendancies of the purest truths? Neen, zij veroordeelde niet... maar dat verhinderde niet, dat zij was geschokt... Zij kon wel begrijpen, nu... en toch was het ingeworteld vooroordeel daar... Zij wilde wel aannemen hun nieuw frisch vrij geluk in een leven zonder conventioneelen ban-       den, en toch bonden hààr die banden - zelfs trots haar zoo nieuw kunnen-begrijpen... Zij begreep, en toch voelde zij een huivering, om wie niet gingen het plat getreden pad, de gladde baan van hun aller nette fatsoenlijkheid... Schemerde aan het eind der nieuwe wegen niet een vaagheid van tragiek!? Nay, she did not condemn but that did not prevent her from being shocked... She could understand, now and yet the ingrained prejudice was there.... She wanted to accept their new fresh free happiness in a life without conventional bonds, and yet those bonds bound her - even proudly her so new ability to understand.... She understood, and yet she felt a shudder, for those who did not go the flattened path, the slippery lane of their all neat propriety.... Did not at the end of the new roads shine a vagueness of tragedy!? Zoû het volharden hun mogelijk zijn of wat zoû het slot zijn van levensopvatting zoo weinig banaal? Would persevering be possible for them or what would be the conclusion of a view of life so banal? Was aan menschen als zij allen, iets anders mogelijk dan banaliteit? To people like all of them, was anything possible other than banality? Waren zij er niet voor geboren en opgevoed...? Were they not born and raised for it...? Zijzelve had wel nieuwe wegen gevonden, die opgingen naar steden van glans, maar zij had ze niet ingeslagen... Dit... waren dit nieuwe wegen, die naar steden van glans opgingen? She herself had found new roads that led up to cities of brilliance, but she had not entered them.... These... were these new roads leading to cities of glory? Of was het moedwilligheid, jonge dartelheid alleen, die afweek van de gladde banen, de plat getreden paden... Or was it willfulness, young friskiness alone, straying from the smooth lanes, the flattened paths....

- Emilie, zeide zij. - Emilie, she said. Als het waar, is wat je me zegt... zeg het dan niet verder... spreek er dan niet verder over...! If it is true, what you tell me... don't say it further.... Then do not speak about it further...! Als grootmama het hoorde, zoû het haar zoo innig verdriet doen...! If Grandmother heard it, it would cause her such heartfelt sorrow...! En als mama het hoorde ook! And if mom heard it too!

- Neen tante, neen... het is ook een groot geheim... voor de familie... voor de kennissen. - No aunt, no ... it's also a big secret for the family... for the acquaintances. Ik heb er met niemand over gesproken dan met u... en ik zal er met niemand meer       over spreken. I have spoken to no one about it but you And I will speak to no one more about it. Maar tante, kom, zoo erg is het toch niet, dat u er zoo ontdaan uit ziet... Wij hebben andere ideeën dan onze ouders... Kunnen wij het helpen... Aan wie is de fout? But Auntie, come, it's not so bad that you look so upset ... We have other ideas than our parents... Can we help it... Whose fault is it?

- Als ik denk... kind, aan jullie huis, vroeger...! - When I think... Child, of your home, back in the day!

- En nu Henri clown... en ik schilderes voor mijn brood! - And now Henri clown... and I paint for a living! ! Zij lachte hoog, schelletjes, bijna glorieus. ! She laughed high, shrill, almost glorious. - Arme grootmama, lachte zij weemoediger, na. - Poor grandmother, she laughed wistfully, after. Arme grootmama... Ze noemde onze familie een grandeur déchue... En van haar standpunt heeft ze gelijk... Ik heb diep medelijden met haar... Ik vond haar zoo treurig, verlaten, en de tranen, de tranen liepen haar maar over de wangen... Tante, u is lief. Poor grandmother... She called our family a grandeur déchue.... And from her point of view she is right.... I feel deeply sorry for her.... I found her so sad, desolate, and the tears, the tears just ran down her cheeks.... Auntie, you are sweet. Ik voel, dat u beter is... dan ik. I feel, you are better than me. Maar ik kan niet... hier wonen. But I can't live here. Uw leed heeft gemaakt... dat u terug verlangde. Your suffering has made That you longed to return. Het mijne, dat ik weg wilde... U heeft gevoeld, dat er banden waren, die u hierheen trokken. Mine, that I wanted to leave ... You have felt that there were ties that pulled you here. Ik heb juist gevoeld, dat ik me los van alle banden moest maken... Het begin van mijn leven was een vergissing. I just felt, I had to detach myself from all ties.... The beginning of my life was a mistake.

- Het begin van het mijne ook... - The beginning of mine too....

- Zoû het dan altijd zoo zijn... - Would it always be so...

- Dikwijls... dikwijls...       - Kennen wij onszelve dan niet... als wij beginnen te leven... - Often... often... - Do we not know ourselves then... when we begin to live...

- Neen... alle waarheid kennen wij later... VEEL later pas... - Nay... all truth we know later... A LOT later...

- U denkt niet, dat ik mijn waarheid al ken? - You don't think I already know my truth?

- Neen Emilie... - No Emilie...

- U is niet tevreden over me... - U is not satisfied with me...

- Tevreden, kind... Mag ik oordeelen over je? - Satisfied, child... May I judge you? Maar ik zeg je alleen: pas op. But I'm just telling you: be careful. Speel niet met je leven. Don't play with your life. Verknoei het niet. Don't mess it up. Het is heel ernstig, ons leven. It is very serious, our life. En je beschouwt het als... And you consider it as...

- Als wat, tante... - Like what, auntie...

- Als een artistieke gril... - As an artistic whim...

- U zegt dat heel aardig, tante. - You say that very nicely, Auntie. Ik had het zelf nooit zoo gevonden, zoo gezegd... Een artistieke gril? I myself had never thought it so, so said.... An artistic whim? Henri ook... Een gril, artnouveau. Henri also... A whim, artnouveau. Waarom niet? Why not?

- O, neen Emilie... pas op...! - Oh, no Emilie... beware...!

- Tante, wij zijn zoo klein. - Auntie, we are so small. Wij beteekenen niets. We mean nothing. Wat beteekenen menschen als wij, vrouwen als wij, meisjes zooals ik geweest ben... Niets. What do men like us, women like us, girls like I have been mean.... Nothing. Niets. Nothing. Waarom ons leven tragiesch te maken? Why make our lives tragic? Waarom er niet liever iets aardigs, iets getourmenteerd artistieks van te maken - zij had een schildergebaar met wijsvinger en duim. Why not rather turn it into something nice, something contoured artistic - she had a painting gesture with index finger and thumb. - Als wij dood zijn, is het uit... Wat beteekenen wij, om tragiesch te zijn! - When we are dead, it is out.... What do we mean, to be tragic! Dat       is goed voor helden, heldinnen... dat is niet iets voor ons... Ik maak mijn leven niet tragiesch. That's good for heroes, heroines.... that's not something for us... I don't make my life tragic. Ik heb me eerst vergist... ik heb mijn leven veroverd, het eenen ergieken draai gegeven... Probeer het zoo te zien, tante! I erred at first I conquered my life, gave it an ergic twist.... Try to see it that way, auntie!

- Ik zie het zoo wel... Emilie... Maar je vergeet... - I'll see it in a moment... Emilie... But you forget...

- Wat. - What.

- De banden. - The bands.

- Die ik losmaak. - Which I am releasing.

- Die je niet los kan maken. - Which you can't untie.

- Jawel. - Yep.

- Neen. - No.

- Jawel. - Yep.

- Neen. - No.

Je zal het zien... later... als je ouder bent! You'll see... later... when you're older! ! - Ik zal niet oud worden, tante... ! - I won't grow old, auntie.... - O kind, wat weet je, wat weet je! - O child, what do you know, what do you know! Wat weet je, hoe je worden zal... hoe tragiesch je leven licht worden zal... als je er niet ernstiger... ERNSTIGER over denkt! What do you know, how you will become how tragic your life will become light... if you don't think more seriously... ERNSTIGER about it!

Zij stond op: onweêrhoudbare impulsie deed haar het jonge vrouwtje omhelzen, hartstochtelijk. She stood up: unquenchable impulse made her embrace the young female, passionately.

Emilie schrikte. Emilie flinched.

- Wat denkt u, tante... wat meent u dan? - What do you think, aunt... what do you think?

Maar nu iets te zeggen van het voorge-       voel... waarom, als het voorgevoel altijd bedriegt...?? But now to say something of the hunch.... Why, if the hunch is always deceiving...? Zij zeide niets meer, Constance: zij wist ook niets meer te zeggen, zij staarde alleen maar voor zich uit, vreemd, vaag; en wat opgelicht was, was weg... She said nothing more, Constance: she knew nothing more to say either, she just stared ahead, strangely, vaguely; and what was lit up was gone....

Nu zag zij in Emilie's oogen, diep, en zij zag er alleen een vizioen: Parijs, een cirque, een clown, vlinders, wel meer dan vijftig... Now she looked into Emilie's eyes, deeply, and she saw only one vision there: Paris, a cirque, a clown, butterflies, as many as fifty....

Beneden werd de voordeur geopend: stappen, stemmen klonken. Downstairs, the front door was opened: steps, voices sounded. Het gewone leven wemelde terug... Ordinary life teemed back ...

- Daar is oom... met Addy...! - There's uncle... with Addy...! zei Constance. Constance said. Emilie, ik ga van middag naar Nunspeet. Emilie, I'm going to Nunspeet this afternoon.

- Tante, ik ga na het lunch naar Otto en Francis. - Auntie, I'm going to Otto and Francis after lunch. Laat mij u vinden aan het station. Let me find you at the station. Dan wil ik met u naar Nunspeet gaan. Then I want to go to Nunspeet with you. Ik wil oom Ernst zien. I want to see Uncle Ernst. En dan gaan wij samen naar Baarn? And then we will go to Baarn together?

- Goed kind. - Good child. Maar wil je me een pleizier doen... But would you do me a favor....

- Ja tante. - Yes auntie.

- Kleed je dan eenvoudiger. - Then dress more simply. Bedenk, dat we zijn in Holland... Remember, we are in Holland....

Emilie lachte hoog, schel. Emilie laughed high, shrill.

- Ja, tante... Ik zal even een matelot koopen. - Yes, aunt... I'll just buy a matelot. Al mijn hoeden zijn voor Den Haag te lawaaiïg... De slagersjongens riepen me al       na: hoed! All my hats are too noisy for The Hague.... The butcher boys were already calling after me: hat! En in Nunspeet en Baarn zoû het heele dorp uitloopen om er naar te zien! ! And in Nunspeet and Baarn the whole village would turn out to look at it! !