×

LingQをより快適にするためCookieを使用しています。サイトの訪問により同意したと見なされます クッキーポリシー.

image

Een Coquette Vrouw van Carry van Bruggen, Hoofdstuk 15

Hoofdstuk 15

Nog weer was Ina uit verwarring en bedrangenis bij Egbert gevlucht, nog weer had hij haar tot zich genomen -, dadelijk dienzelfden avond na de ontmoeting met Van Oord -, ze had geschreid en uitgeklaagd, hij had haar getroost als was ze een kind, had haar water te drinken gegeven en haar doen beloven, dat het nu voortaan met de ‘malligheid' uit zou wezen. Hij was immers -, suste hij schertsend -, de allerbeste man voor haar? Wat begeerde ze meer dan zulk een trouw echtgenoot? En dien avond, na een dag vol kilte, onvrede, verwarring en misverstand, dien avond in het besloten, warme huis had ze zich weer veilig en gelukkig bij hem gevoeld en alles beloofd, en alles toegezegd, en zich laten sussen en goedig beknorren om haar domheid en onverstand. Doch dienzelfden nacht, toen ze wakker lag en het eerste zoete vredegevoel was geluwd, had haar al het voorgevoel bekropen van wat ze, den vrede herwinnend, aan den anderen kant prijsgegeven en nu wel onherroepelijk verloren moest hebben: alle aanspraak op achting en ontzag van Egberts kant. De verhoudingen zouden van nu af vaststaan, en in haar nadeel, ze was teruggeduwd en verslagen, ze had verloren en moest in den vrede op de vernederendste voorwaarden berusten. Hij was nu voor altijd de man, de sterke, zekere zelfbewuste, boven de wereld en haar verzoekingen verheven, de man en de baas-, zij het zwakke kind, zonder vastheid, zonder karakter, dat overal en van elkeen de dupe werd. En omdat de feiten, de grove buitenzijde van de feiten, hem met die opvatting in het gelijk schenen te stellen, daarom behoefde ze ook niets meer te hopen, minder dan ooit ergens aanspraak op te maken, op aandacht of eerbied van zijn kant. Zóó had ze het dien rusteloozen nacht voorvoeld -, terwijl een kille tegenzin het zoete vredegevoel verdrong en ze Egbert bijna haatte, om zijn overmacht -, en zoo was het uitgekomen. Dien winter leefde ze onder een gestadig-voelbaren druk. Ze had in een week oogenblik schuld erkend, zwakheid beleden, onverstand gebiecht, en ze moest het boeten. Ze mocht nu rustig, opgewekt en tevreden zijn, haar gesprekken beperken tot wat in huis of met het kind was voorgevallen, zijn plompverloren beweringen, zijn gestadig smalen op de menschen en hun drijven, op mallootig idealisme, conservatieve nonsens, op halfbakken filosofen, vooze poëten en weeë dominees, over zich heen laten gaan, over haar werk slechts zakelijk spreken als over een métier, alles vermijden wat ‘overdreven', ‘hoogdravend' of ‘abstract' scheen, elke gevoelsuiting smoren -, dan alleen bereikte ze, dat hij vriendelijk en welwillend bleef,schoon zijn beste welwillendheid smakeloos was als water, nuchter als brood -, doch er behoefde maar het geringste te geschieden, een bui van somber ongeduld of overprikkeling, omdat het lezen zoo benauwd was en geen werk recht vlotten wilde, ze behoefde maar even in opstand te komen tegen zijn neersmalen van alles dat onder zijn bereik kwam, het ondoordachte afbreken, het hooghartig hoonen, of het was met de vriendelijkheid en de welwillendheid gedaan. Minder dan ooit was hij toegankelijk voor haar redenen, duldde hij haar critiek op zijn denken en zijn doen. En geen enkele betuiging scheen zoo sterk op zijn spotlust te werken, dan de hare, dat hij haar niet begreep. Hij verklaarde zich eensin een gesprek volkomen overtuigd van het tegendeel, doch toen ze erop aandrong, dat hij dan eens een uiteenzetting zou geven van de wijze, waarop hij haar aard en wezen zag - weigerde hij met zijn gewone uitvlucht: dat hij niet verkoos door haar, als 't haar lustte, ‘geëxamineerd' te worden. Hij zou haar die uiteenzetting wel eens geven ‘in zijn eigen tijd' -, doch nimmer kwam hij op het gesprek terug. Ina werkt weinig dien winter, en ze las wel veel maar vaak verveelde ze zich toch ook, vooral in den avond. In het begin van het jaar hadden ze nieuwe buren gekregen: een jong gehuwd paar, beiden broodmager, waarvan de man onderwijzer was en de vrouw onderwijzeres -, hij bezat een acte voor middelbaar onderwijs en deed moeite voor een plaats als leeraar. Ze waren beiden socialist, en overigens van een zuinigen, drogen, ingetogen aard, alleen loskomend in hetschimpen op de gulzige ‘bourgeoisie' en de onrechtvaardigheden in de huidige maatschappij -, waarin Egbert trouw meedeed en die Ina niet weerspreken wilde of kon -, hoe weinig sympathiek haar het paar, zoowel als de gesprekken, overigens was. Doch als vanzelf waren de bezoeken over en weer tot een gewoonte geworden -, ze noemden elkaar bij den naam -, er werd nu en dan over ‘politiek' gesproken, doch meestentijds kaart gespeeld en ten slotte was er, op Egberts voorstel, een vaste kaartavond ingesteld. Dat zou, vond hij, een allergeschiktste afleiding voor Ina wezen! Een mensch kon toch niet voortdurend lezen en werken -, de boog kon niet altijd gespannen zijn! Ina wist niet wat ze er van vinden moest -, of ze het prettig vond of niet -, ze had nooit kaart gespeeld en voelde er van nature weinig voor, maar ze wilde Egberts genoegen niet bederven, en zoo zat ze een tijdlang elken Zaterdagavond met de kaarten in de hand en bemerkte dat ze zich dan niet verveelde en dat dan niet die vreemde, ijle leegte haar hoofd binnensloop, zoodat het was als dreigde haar de doelloosheid van het leven te verpletteren. Doch heel lang duurde het niet -, na een paar maanden al kreeg de buurman een benoeming als leeraar in een provinciestad en ze moesten verhuizen. Ze kwamen afscheid nemen, en toonden zich dien avond bijzonder opgewekt en ongewoon monter: de vrouw, die wat hardhoorend was, had, vriendenraad volgend, zich wegens dat euvel om ‘lichaams, gebreken' toen afkeuren en ontslaan en daardoor op 't ongedachtst recht op pensioen gekregen! Driehonderd gulden jaarlijks! Hun huishuur bijna! Nooit had Ina het magere, ingetogen vrouwtje zóó in haar schik gezien, nooit zich in haar bijzijn zoo onbehaaglijk gevoeld. En toen het paar vertrokken was, zei ze het tegen Egbert, omdat ze zich toch ook eens tegenover iemand uitspreken wilde -, hoe afstootend ze deze socialisten vond, die altijd-door smaalden op de gretige en meedoogenlooze bourgeoisie -, die er best hadden kunnen komen van hun leeraarstractement en zich nu den-koning-te-rijk voelden omdat het ze gelukt was jaarlijks drie honderd gulden in te pakken, die ‘de gemeenschap' dan toch ten goede hadden kunnen komen. Wat kon dat voor betere toekomstmaatschappij worden, gevormd door lieden met zulke gevoelens, met zooveel koude hebzucht bezield! Maar Egbert haalde de schouders op. ‘Ik vind, dat ze groot gelijk hebben. De tegenwoordige maatschappij is door-en-door voos en rot -, en ik voor mij zou er ook van halen wat er van te halen is. En met een gerust geweten. In een toekomst-gemeenschap, waar om zoo te zeggen voor iedereen “open tafel” moet zijn - ja, daar ziet alles er natuurlijk heel anders uit.' ‘Maar Egbert -, wanneer alle menschen er zoo over denken, als die twee en als jijzelf, hoe kunnen we dan ooit tot die betere gemeenschap komen?' ‘De menschen -, de menschen -, jij praat altijd over de menschen -, je schijnt te vergeten, dat ‘een gemeenschap' iets anders is dan ‘de menschen'. ‘Ik weet niet precies wat je bedoelt -, maar er istoch, lijkt mij, geen ander materiaal om “een gemeenschap” van te maken, dan “de menschen”. Of wel? Brood is natuurlijk iets anders dan meel -, maar je kunt van slecht meel toch geen goed brood bakken -, is het wel?' ‘Die vergelijkingen!' ontweek Egbert onwillig, ‘in de dichterlijke beeldspraak ben ik niet thuis. Ik hou me aan de nuchtere feiten.' ‘De nuchtere feiten,' zei Ina zacht en heesch, ‘het grootste en het nuchterste feit is, dat alle menschen in hun eigen kring en op hun manier precies hetzelfde doen, wat ze anderen verwijten. En zoolang dat zoo blijft, hebben ze eenvoudig niet het recht, dien anderen iets te verwijten. Iedereen behoort toch aan zichzelf te arbeiden, om het zoo eens uit te drukken, en kan dan critiek op anderen oefenen.' ‘Dat beweer jij maar eeuwig en altijd -, dat ben ik heelemaal niet met je eens. Uit het feit, dat je zelf iets doet, volgt absoluut niet, dat je een ander datzelfde niet zou mogen verwijten.' Het was Ina of ze duizelde. ‘Hoe bedoel je?' ‘Precies, zooals ik het zeg.' ‘Dus, als ik zelf lieg en steel of zwelg -, zou ik het recht hebben een ander te verwijten dat hij een leugenaar, een dief of een gulzigaard is?' ‘Natuurlijk. Waarom niet?' ‘Maar Egbert -, dat kan niet.' Hij lachte hooghartig. ‘Ja, beste kind, uit het feit, dat jij zoo iets niet begrijpt, volgt nog niet, dat het “niet kan”. Tracht me het tegendeel te bewijzen!' ‘Ik kan het niet bewijzen,' zei Ina snel en warm, ‘die dingen zijn niet te bewijzen, maar ik voel het zoo: het is de grondslag van alle dingen. Je kunt natuurlijk altijd op anderen schelden zoo veel je wilt -, maar het moreele recht daartoe heb je toch alleen, als je niet aan dezelfde dingen schuldig staat. Dat is toch duidelijk, nietwaar?' ‘Jij kunt het duidelijk vinden, mij overtuigt het heelemaal niet,' hield Egbert pompeus vol, ‘maar jij kunt geen personen van zaken onderscheiden en je haalt overal “moraal” bij, waar “moraal” niet te pas komt. Wat jij onder “moraal” verstaat, is verouderde onzin. Met een politieke overtuiging, dat is met een ding van verstandelijken aard, heeft geen deugd of iets van dien aard iets te maken.' ‘En hoe kom je dan tot die ‘politieke overtuiging'? ‘Door inzicht -, het zoogenaamde “gevoel” staat daar buiten.' ‘En iets als zelfveredeling, streven naar persoonlijke hoogheid en harmonie, om althans in jezelf iets van een ideaal te verwerkelijken, dat acht jij dus volkomen overbodig?' ‘Alle idealisme in die richting acht ik volkomen overbodig, ja. Gewoon Don-Quichottisme -, overigens een uitstekend tijdverdrijf voor vrouwen en mallooten.' ‘Maar dat jij die “betere gemeenschap” wilt, die “open tafel” voor elkeen zonder onderscheid, dat is toch in laatste instantie een kwestie van je gevoel,' hield Ina vol, ‘je gevoel van menschelijkheid en rechtvaardigheid wijst deze slechte samenleving af en reikt naar een betere. Is dat waar of niet?' ‘En verder?' zei Egbert, zonder de vraag te beantwoorden, met een licht-ironisch glimlachje. ‘Hoe meen je: verder? ', vroeg Ina onthutst, en bracht de hand naar het hoofd, ‘ik weet werkelijk niet meer waar we waren. Ik wou je alleen dit vragen: zou je voor je zelf tot groote, persoonlijke offers in staat zijn, om betere samenleving te bereiken? Wij hebben meer dan het gemiddelde, Egbert, veel meer, geloof ik! Als alles, wat we voor een “betere gemeenschap” wenschen, nu eens niet van anderen af moest, maar voor een groot stuk direct van ons zelf, zou jij je dan tot dat offer bereid voelen? Want anders is het toch maar praat zonder meer, praat die niets kost.' ‘Ik meende, dat we een zuiver zakelijk debat voerden,' kwam Egbert pompeus-ironisch, ‘maar dat schijnt boven je vermogens te gaan.' ‘Ik bedoel het zuiver zakelijk -, ik geloof niet in een redelijke wereld zonder redelijke menschen, of in een onzelfzuchtige gemeenschap zonder onzelfzuchtige menschen.' ‘Dan zijn we het ouder gewoonte weer niet eens en kunnen dit leerzaam onderhoud gevoeglijk staken.' Ina sprak niet meer -, en terwijl Egbert zich achter zijn krant verschool -, trachtte ze haar gedachten te ordenen. Ze voelde de onzinnige leegheid van hun gesprek -, maar ze wist niet recht, waar of bij wien ze de schuld moest zoeken. Ze was verward en afgemat -, ze trachtte zich rekenschap te geven van wat Egbert bedoelde met ‘inzicht' en ‘politieke overtuiging', die ‘gevoel' en ‘zedelijkheid' buitensloten. Hij-zelf behoorde tot geen partij, nam aan geen enkele beweging deel -, maar hij ‘stemde rood' en noemde zichzelf met zijn gewonen hoovaardigen spot ‘gematigd-onverschillig, met een roode streep erdoor'. Maar wat hadden zijn ‘democratische neigingen' dan werkelijk in? Begreep hij-zelf het recht? Ze waren noch op warme menschenliefde, noch op wetenschappelijk inzicht gegrond, evenmin door direct eigenbelang ingegeven -, wat kon hun bron en oorsprong zijn? En langzaam aan rees het vermoeden in haar op, dat het misschien eenvoudig zijn naar afbreken en schimpen geneigde aard was, die hem had gedreven in het kamp van hen, waar iedereen zich aan afbreken en schimpen te goed doet -, waar het verguizen tot eerstrekt, de grootheid goedkoop is, waar bovenal geen der dingen, die hijzelf miste - traditie, opvoeding, beschaving - bijzonder wordt geacht, geen ‘vooroordeel' behoeft te worden geëerd, geen heilig huisje ontzien! De toon en het gebaar der zoogenaamde ‘roode spotbladen -, was het niet volkomen Egbert's eigen toon -, de toon, waarin zijn gansche geestelijk leven scheen gestemd, de toon van hoogvaardigen schimp, dorre zelfverheffing, die eigen grootheid zoekt in hetsmaden van anderen, en van deemoed noch nederigheid wil weten? Ze schrok op van haar eigen bittere gedachten en over de tafel heen naar Egbert kijkend, die stil verdiept zat in zijn krant -, had ze plotseling het ellendig gevoel, dat ze hem achter zijn rug verraden had. Berouw maakte zich van haar meester -, en deed langzaam, langzaam de weegschaal naar de andere zijde overslaan: wat haar even tevoren onwrikbaar had geschenen, haar eigen natuurlijk inzicht en zedelijk besef, de stem van hart, rede en geweten tezamen, werd zwak en wankel, kwam op losse schroeven te staan... Wat had Egbert ook weer gezegd? Iemand mocht aan bepaalde dingen schuldig staan -, en had dan toch het recht anderen diezelfde dingen te verwijten. Neen, werkelijk, het tegendeel viel niet aan te toonen. Zelfzuchtige menschen mochten smalen op de zelfzucht van anderen, machtiger dan zij. Een goede gemeenschap kon gevormd worden zonder dat de menschen zichzelf behoefden te verbeteren -,streven naar eigen zedelijke volmaaktheid wastijdverdrijf voor vrouwen en mallooten. Maar als ‘deugd' nonsens was -, ‘moraal' een ‘verouderd begrip' -, in naam waarvan had hij haar dan met geweld tot de engste burger-deugd en burgermoraal gedwongen? Wist hij het zelf wel? Bedoelde hij eigenlijk wel ooit iets werkelijks met alles wat hij doordreef en beweerde en in den loop der jaren had doorgedreven en beweerd, iets anders dan wat zijn aanmatiging en gemakzucht hem ingaven? Het was zoo verbijsterend van onsamenhangendheid -, er was geen kop of staart aan te vinden, er viel geen touw aan vast te knoopen -, het zat in geen enkel princiep geworteld, het was uit geen levensbeschouwing gegroeid -, hij hield er ‘die dingen' immers niet op na -, hoe was hij dan daarzonder tot al zijn meeningen en oordeelen gekomen, òp grond waarvan hij dorst ingrijpen in een anders leven, in haar leven? Deze zelfde dorre gedachten legden meer en meer beslag op Ina's geestesleven en zogen haar levenslust en haar kracht uit haar weg -, maar konden niet beletten, dat Egberts zekerheid, zijn zelfvertrouwen tegenover haar eigen onvastheid, haar altijd weer opnieuw imponeerde en aan zichzelf deed twijfelen. In het voorjaar verscheen haar boek, - Egbert had haar met het doorzien der vellen geholpen, een bandteekening uitgekozen, met den uitgever onderhandeld over de geldzaken -, het gaf Ina een lief en zachtromantisch streelend gevoel, dat er voor haar gezorgd werd, dat de lagere dingen des levens haar werden bespaard en ze voelde zich buitensporig dankbaar en besloot van haar kant Egbert elk gesprek over den inhoud en de strekking van het boek te besparen. De dag dat de eerste exemplaren kwamen, waren er bloemen op tafel en Egbert trachtte hun vierjarig zoontje de reden dier feestelijkheid uit te leggen en ze lachten samen om de vragen van het kind -, maar daarna werd er niet meer van gerept. Wel bracht hij in de weken die volgden, enkele knipsels mee uit kranten, waarin van haar boek op min of meer waardeerenden toon melding werd gemaakt -, meestal met zijn bijvoeging dat ‘de kerel er geen steek van begrepen had' -, zonder dat het Ina duidelijk werd, hoe hij, die het boek maar vluchtig had gelezen, aan dat oordeel over het oordeel van anderen kwam. Doch niettemin imponeerde haar zelfs daarin heimelijk die toon, welke geen twijfel of tegenspraak scheen toe te laten. Zijzelf was met den lof, dien ze oogstte, al gauw tevreden -, ze was een beginner en ze verwachtte niet meer -, en van de minder-gunstige beoordeelingen hoopte ze voornamelijk, dat Aart Ramondt ze niet zou lezen - die haar in leven en werken, dat wist ze, uit de verte gadesloeg en in wiens vereering zij zich nu weer zuiver verheugen kon, nu de vale last van dagelijks weerkeerende kommer niet langer op hen woog. Ook dacht ze aan Paul van Oord -, en vroeg zich af, of hij nu nog haar op één lijn zou durven stellen met zijn gepoederde avontuurtjes en hoopte van neen -, en ze dacht zelfs aan den kleinen gymnasiast uit haar meisjesjaren en verheugde zich voor hem, dat hij in haar toch iets bijzonders had vereerd. Wat toch kon grooter vreugde geven -, dan te hebben vereerd, wie werkelijk vereering waardig bleek? En ze hoopte, dat de Ruyssenaers haar boek zouden lezen of althans er van hooren - en als zijzelf het zag liggen in de uitstalling van een boekenwinkel, haar naam in rechte, gouden letters op den band, dan stelde ze zich voor, hoe Charley met haar man langs dienzelfden winkel zouden gaan en den naam zien en haar herdenken en over haar spreken. In Maart - toen ze het al niet meer durfde hopen -, kwam er een briefje van Charley Ruyssenaers - Ina's handen trilden, terwijl ze het openbrak - ze bloosde van vreugde, Charley schreef in woorden van blijde verbazing over het boek, dat ze had gelezen ~ de sterk-uitgedrukte verbazing veroorzaakte een lichte pijn, moest zij nu óók behooren tot hen, die alleen ernst verwachtten achter een uitgestreken facie? - maar de vreugde behield de overhand en goedmoedig lachend zei ze tot Egbert, terwijl ze hem het briefje reikte en over zijn schouder nog eens meelezen bleef: ‘Ze hadden er blijkbaar niet zoo heel veel van verwacht.' ‘Heb je ze een exemplaar gestuurd?' ‘Natuurlijk niet,' zei ze, en ze was blij dat ze het zeggen kon. ‘Zie je wel?' - wees ze met den vinger ‘ze vragen of ik eens bij ze kom! Zou ik het doen?' ‘Je kunt het doen,' zei hij, in zijn gewonen, achteloozen toon, ‘het is in elk geval prettig, dat ze je boek mooi vinden. Hij ook, schijnt het' - en Ina voelde, dat zij en haar werk in Egberts achting rezen door de waardeering van de Ruyssenaers. ‘Ze zullen waarschijnlijk wel bedoelen, dat ze ons samen verwachten,' meende Egbert. Ina voelde iets van wrevel en verzet, maar ze wilde niet en ze dorst niet het te laten merken. Samen met Egbert, Charley en haar man ontmoeten -, het beteekende een voortdurende belemmering voor elke uiting, voor elk woord, een voortdurende ingehouden angst, zich te toonen, zooals ze voelde en was, te spreken over dingen, die zijn koud ongeloof en schamperen meerderheidslach uitlokken moesten. En waarom ook? Waarom moesten ze altijd als brave echtelieden gemeenschappelijke vrienden hebben, gemeenschappelijk bezoeken brengen, waarom kon ze niet zonder hem daarheen gaan? ‘Zie je, Egbert, zij schrijft van voorlezen, gedeelten uit mijn boek. Ze vindt dat ik zoo mooi lees, zie je wel? En jij houdt immers niet van voorlezen!' ‘O, maar voor een enkelen keer kan ik dat nu óók wel slikken,' antwoordde hij onverstoord ‘je zult toch wel van plan zijn, ze ook eens hier te vragen, nietwaar? En dan lijkt het mij geschikter en gepaster als we er tenminste den eersten keer samen heengaan. Tenzij jij een of ander geheimzinnig bezwaar hebt,' het laatste klonk schamper. ‘Natuurlijk niet,' haastte Ina zich te zeggen. En ze durfde niet vragen, dat ze gauw zouden gaan, nog diezelfde week, om Egbert niet te toonen, hoe verrukt ze was met Charley's verzoek. Doch toen hij de kamer uit was, nam ze het briefje op vanwaar ze het schijnbaar achteloos had neergelegd, las het nog eens over en borg het zorgvuldig weg. Haar stemming was ingezonken onder de laatste woordenwisseling, doch leefde langzaam weer op - en dien avond in bed bleef ze naar gewoonte opzettelijk wakker in donker en stilte en voelde zich na maanden van dofheid en geslagenheid opnieuw veerkrachtig en van blijde verwachting vol. De lucht was opgeklaard. Ze zou weer vriendschap vinden -, een vriendin. Geen man -, maar een vrouw, hoe heerlijk was dat! Zeker voor zichzelf te weten, dat ze niet in de eerste plaats de vleierij en de hulde van mannen zocht -, het voor zichzelf te weten, het anderen te toonen -, het leelijke woord dat Coba haar in het gezicht geslingerd had, te logenstraffen, het woord, dat haar in eigen oog en in dat van anderen verachtelijk en belachelijk moest maken en onteeren moest, dat haar - met de andere woorden, de andere aantijgingen, den jarenlangen smaad - méér dan iemand wist, in eigen oog alreeds, had onteerd, belachelijk en verachtelijk gemaakt. Ze zou zich aan Charley hechten, zooals ze zich nooit aan een man had gehecht, niemand zou haar belasteren, niemand smadelijk om haar lachen, niemand haar gevoelens met leelijke namen noemen -, ze zouden elkaar bewonderen, beiden glorievol groeien en stijgen in de warmte van hun gevoel. Ze wilde niet alleen vereerd zijn, gevleid zijn, ze wilde ook en bovenal zelf mogen vereeren en zelf mogen vleien. Waar had ze het ooit gekund? Ze dacht aan de mannen, die ze had ontmoet, aan de vrouwen, die ze had gekend. Aan Egbert! Al had hij over de heele lijn gelijk, al waren al zijn inzichten juist, al was hij begaafd met alle mogelijke onderscheidingsvermogen, al was hem oordeel en verstand van alle dingen gegeven, al was hij de sterke tegenover haar zwakheid -, dan nog bleef deze grief: dat hij haar evenmin vereering had gevraagd als gegeven! Vereering, vleierij -, het waren kinderachtigheden, tijdverdrijf voor vrouwen en mallooten, waar hij in zijn harde hoogheid boven verheven was. Doch als Charley van haar weten wilde, en als zij vrienden werden -, dan zou hij haar daarin tenminste niet hinderen, omdat Charley immers ook maar een vrouw was en de vriendschap met een vrouw zijn eigenliefde als man niet kwetsen kon. Zoo behoefde ze dan ditmaal voor de toekomst geen vrees te koesteren -, hoopvol blikte ze haar tegemoet -, nogmaals schudde ze het vale verleden van zich af en gordde zich voor een beter, rijker leven aan.

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 15 Chapter 15 Bölüm 15

Nog weer was Ina uit verwarring en bedrangenis bij Egbert gevlucht, nog weer had hij haar tot zich genomen -, dadelijk dienzelfden avond na de ontmoeting met Van Oord -, ze had geschreid en uitgeklaagd, hij had haar getroost als was ze een kind, had haar water te drinken gegeven en haar doen beloven, dat het nu voortaan met de ‘malligheid' uit zou wezen. Again Ina had fled Egbert's house out of confusion and distress, again he had taken her to himself - the very same evening after the meeting with Van Oord - she had cried and moaned, he had comforted her as if she were a child, had given her water to drink and had made her promise that from now on the 'madness' would end. Hij was immers -, suste hij schertsend -, de allerbeste man voor haar? After all, he was -, he lulled jokingly -, the very best man for her? Wat begeerde ze meer dan zulk een trouw echtgenoot? What did she desire more than such a faithful husband? En dien avond, na een dag vol kilte, onvrede, verwarring en misverstand, dien avond in het besloten, warme huis had ze zich weer veilig en gelukkig bij hem gevoeld en alles beloofd, en alles toegezegd, en zich laten sussen en goedig beknorren om haar domheid en onverstand. And that evening, after a day full of coldness, discontent, confusion and misunderstanding, that evening in the private, warm house she had felt safe and happy with him again, and promised everything, and pledged everything, and allowed herself to be soothed and good-naturedly trifled with for her stupidity and unwisdom. Doch dienzelfden nacht, toen ze wakker lag en het eerste zoete vredegevoel was geluwd, had haar al het voorgevoel bekropen van wat ze, den vrede herwinnend, aan den anderen kant prijsgegeven en nu wel onherroepelijk verloren moest hebben: alle aanspraak op achting en ontzag van Egberts kant. But that same night, when she lay awake and the first sweet feeling of peace had subsided, a premonition had crept over her of what, having regained the peace, she had given up on the other side and must now have lost irrevocably: all claim to esteem and awe on Egbert's part. De verhoudingen zouden van nu af vaststaan, en in haar nadeel, ze was teruggeduwd en verslagen, ze had verloren en moest in den vrede op de vernederendste voorwaarden berusten. The proportions would be fixed from now on, and to her detriment, she had been pushed back and defeated, she had lost and had to resign in the peace on the most humiliating terms. Hij was nu voor altijd de man, de sterke, zekere zelfbewuste, boven de wereld en haar verzoekingen verheven, de man en de baas-, zij het zwakke kind, zonder vastheid, zonder karakter, dat overal en van elkeen de dupe werd. He was now forever the man, the strong, sure self-confident, above the world and its temptations, the man and the boss-, she the weak child, without firmness, without character, who became the dupe everywhere and of every one. En omdat de feiten, de grove buitenzijde van de feiten, hem met die opvatting in het gelijk schenen te stellen, daarom behoefde ze ook niets meer te hopen, minder dan ooit ergens aanspraak op te maken, op aandacht of eerbied van zijn kant. And since the facts, the gross outwardness of the facts, seemed to vindicate him with that view, therefore she needed nothing more to hope for, less than ever to lay claim to anything, to attention or respect on his part. Zóó had ze het dien rusteloozen nacht voorvoeld -, terwijl een kille tegenzin het zoete vredegevoel verdrong en ze Egbert bijna haatte, om zijn overmacht -, en zoo was het uitgekomen. That was how she had imagined it that restless night - while a cold reluctance drowned out the sweet feeling of peace and she almost hated Egbert for his supremacy -, and that was how it had come true. Dien winter leefde ze onder een gestadig-voelbaren druk. That winter she lived under a steady-feeling pressure. Ze had in een week oogenblik schuld erkend, zwakheid beleden, onverstand gebiecht, en ze moest het boeten. She had in a week's time acknowledged guilt, confessed weakness, confessed insanity, and she had to atone. Ze mocht nu rustig, opgewekt en tevreden zijn, haar gesprekken beperken tot wat in huis of met het kind was voorgevallen, zijn plompverloren beweringen, zijn gestadig smalen op de menschen en hun drijven, op mallootig idealisme, conservatieve nonsens, op halfbakken filosofen, vooze poëten en weeë dominees, over zich heen laten gaan, over haar werk slechts zakelijk spreken als over een métier, alles vermijden wat ‘overdreven', ‘hoogdravend' of ‘abstract' scheen, elke gevoelsuiting smoren -, dan alleen bereikte ze, dat hij vriendelijk en welwillend bleef,schoon zijn beste welwillendheid smakeloos was als water, nuchter als brood -, doch er behoefde maar het geringste te geschieden, een bui van somber ongeduld of overprikkeling, omdat het lezen zoo benauwd was en geen werk recht vlotten wilde, ze behoefde maar even in opstand te komen tegen zijn neersmalen van alles dat onder zijn bereik kwam, het ondoordachte afbreken, het hooghartig hoonen, of het was met de vriendelijkheid en de welwillendheid gedaan. Ze mocht nu rustig, opgewekt en tevreden zijn, haar gesprekken beperken tot wat in huis of met het kind was voorgevallen, zijn plompverloren beweringen, zijn gestadig smalen op de menschen en hun drijven, op mallootig idealisme, conservatieve nonsens, op halfbakken filosofen, vooze poëten en weeë dominees, over zich heen laten gaan, over haar werk slechts zakelijk spreken als over een métier, alles vermijden wat ‘overdreven', ‘hoogdravend' of ‘abstract' scheen, elke gevoelsuiting smoren -, dan alleen bereikte ze, dat hij vriendelijk en welwillend bleef,schoon zijn beste welwillendheid smakeloos was als water, nuchter als brood -, doch er behoefde maar het geringste te geschieden, een bui van somber ongeduld of overprikkeling, omdat het lezen zoo benauwd was en geen werk recht vlotten wilde, ze behoefde maar even in opstand te komen tegen zijn neersmalen van alles dat onder zijn bereik kwam, het ondoordachte afbreken, het hooghartig hoonen, of het was met de vriendelijkheid en de welwillendheid gedaan Minder dan ooit was hij toegankelijk voor haar redenen, duldde hij haar critiek op zijn denken en zijn doen. Less than ever was he accessible to her reasons, tolerated her criticism of his thinking and his doing. En geen enkele betuiging scheen zoo sterk op zijn spotlust te werken, dan de hare, dat hij haar niet begreep. And no expression seemed to work so strongly on his mockery than hers that he did not understand her. Hij verklaarde zich eensin een gesprek volkomen overtuigd van het tegendeel, doch toen ze erop aandrong, dat hij dan eens een uiteenzetting zou geven van de wijze, waarop hij haar aard en wezen zag - weigerde hij met zijn gewone uitvlucht: dat hij niet verkoos door haar, als 't haar lustte, ‘geëxamineerd' te worden. He declared himself once in a conversation completely convinced of the contrary, but when she insisted that he should give an account of the way in which he saw her nature and being - he refused with his usual excuse: that he did not prefer to be "examined" by her, if it pleased her. Hij zou haar die uiteenzetting wel eens geven ‘in zijn eigen tijd' -, doch nimmer kwam hij op het gesprek terug. He would give her that account "in his own time"-but never returned to the conversation. Ina werkt weinig dien winter, en ze las wel veel maar vaak verveelde ze zich toch ook, vooral in den avond. Ina worked little that winter, and she did read a lot but she was often bored anyway, especially in the evening. In het begin van het jaar hadden ze nieuwe buren gekregen: een jong gehuwd paar, beiden broodmager, waarvan de man onderwijzer was en de vrouw onderwijzeres -, hij bezat een acte voor middelbaar onderwijs en deed moeite voor een plaats als leeraar. At the beginning of the year, they had gained new neighbors: a young married couple, both scrawny, whose husband was a teacher and the wife a teacher -, he possessed a high school act and was struggling for a place as a teacher. Ze waren beiden socialist, en overigens van een zuinigen, drogen, ingetogen aard, alleen loskomend in hetschimpen op de gulzige ‘bourgeoisie' en de onrechtvaardigheden in de huidige maatschappij -, waarin Egbert trouw meedeed en die Ina niet weerspreken wilde of kon -, hoe weinig sympathiek haar het paar, zoowel als de gesprekken, overigens was. They were both socialists, and otherwise of a thrifty, dry, subdued nature, loosening up only in jeering at the greedy "bourgeoisie" and the injustices in today's society - in which Egbert faithfully participated and which Ina would not or could not contradict -, however unsympathetic to her the couple, as well as the conversations, were otherwise. Doch als vanzelf waren de bezoeken over en weer tot een gewoonte geworden -, ze noemden elkaar bij den naam -, er werd nu en dan over ‘politiek' gesproken, doch meestentijds kaart gespeeld en ten slotte was er, op Egberts voorstel, een vaste kaartavond ingesteld. However, the visits back and forth had become a habit - they called each other by name -, now and then 'politics' were discussed, but mostly cards were played and finally, at Egbert's suggestion, a regular card evening was established. Dat zou, vond hij, een allergeschiktste afleiding voor Ina wezen! That, he thought, would be the most appropriate distraction for Ina! Een mensch kon toch niet voortdurend lezen en werken -, de boog kon niet altijd gespannen zijn! Surely a man could not read and work all the time -, the bow could not always be taut! Ina wist niet wat ze er van vinden moest -, of ze het prettig vond of niet -, ze had nooit kaart gespeeld en voelde er van nature weinig voor, maar ze wilde Egberts genoegen niet bederven, en zoo zat ze een tijdlang elken Zaterdagavond met de kaarten in de hand en bemerkte dat ze zich dan niet verveelde en dat dan niet die vreemde, ijle leegte haar hoofd binnensloop, zoodat het was als dreigde haar de doelloosheid van het leven te verpletteren. Ina didn't know what to think of it - whether she liked it or not - she had never played cards and didn't feel much like it by nature, but she didn't want to spoil Egbert's pleasure, and so for a while she sat with her cards in her hand every Saturday evening and noticed that she wasn't bored then and that she didn't have that strange, thin emptiness creeping into her head, so that it was as if the aimlessness of life was threatening to crush her. Doch heel lang duurde het niet -, na een paar maanden al kreeg de buurman een benoeming als leeraar in een provinciestad en ze moesten verhuizen. However, it did not last very long - after only a few months, the neighbor got an appointment as a teacher in a provincial town and they had to move. Ze kwamen afscheid nemen, en toonden zich dien avond bijzonder opgewekt en ongewoon monter: de vrouw, die wat hardhoorend was, had, vriendenraad volgend, zich wegens dat euvel om ‘lichaams, gebreken' toen afkeuren en ontslaan en daardoor op 't ongedachtst recht op pensioen gekregen! They came to say good-bye, and showed themselves that evening particularly cheerful and unusually cheerful: the woman, who was somewhat hard of hearing, had, following the advice of friends, because of that infirmity for "body, defects," then disapproved and dismissed herself, and thereby obtained the right to pension in the most unthinking way! Driehonderd gulden jaarlijks! Three hundred guilders annually! Hun huishuur bijna! Their house rent almost! Nooit had Ina het magere, ingetogen vrouwtje zóó in haar schik gezien, nooit zich in haar bijzijn zoo onbehaaglijk gevoeld. Never had Ina seen the skinny, demure female so at ease, never felt so uneasy in her presence. En toen het paar vertrokken was, zei ze het tegen Egbert, omdat ze zich toch ook eens tegenover iemand uitspreken wilde -, hoe afstootend ze deze socialisten vond, die altijd-door smaalden op de gretige en meedoogenlooze bourgeoisie -, die er best hadden kunnen komen van hun leeraarstractement en zich nu den-koning-te-rijk voelden omdat het ze gelukt was jaarlijks drie honderd gulden in te pakken, die ‘de gemeenschap' dan toch ten goede hadden kunnen komen. And when the couple had left, she told Egbert, because she wanted to express herself to someone - how repulsive she found these socialists, who always went on sneering at the greedy and ruthless bourgeoisie - who could have made a living from their teacher's salary and who now felt too rich because they had succeeded in collecting three hundred guilders a year, which could have benefited "the community. Wat kon dat voor betere toekomstmaatschappij worden, gevormd door lieden met zulke gevoelens, met zooveel koude hebzucht bezield! What better society for the future could it be, formed by people with such feelings, animated with such cold greed! Maar Egbert haalde de schouders op. ‘Ik vind, dat ze groot gelijk hebben. De tegenwoordige maatschappij is door-en-door voos en rot -, en ik voor mij zou er ook van halen wat er van te halen is. En met een gerust geweten. And with a clear conscience. In een toekomst-gemeenschap, waar om zoo te zeggen voor iedereen “open tafel” moet zijn - ja, daar ziet alles er natuurlijk heel anders uit.' In a community of the future, where, so to speak, there must be "open table" for everyone - yes, there, of course, everything looks very different. ‘Maar Egbert -, wanneer alle menschen er zoo over denken, als die twee en als jijzelf, hoe kunnen we dan ooit tot die betere gemeenschap komen?' 'But Egbert -, when all people think like that, like those two and like yourself, how can we ever arrive at that better community?' ‘De menschen -, de menschen -, jij praat altijd over de menschen -, je schijnt te vergeten, dat ‘een gemeenschap' iets anders is dan ‘de menschen'. 'The people -, the people -, you are always talking about the people -, you seem to forget, that 'a community' is something different from 'the people'. ‘Ik weet niet precies wat je bedoelt -, maar er istoch, lijkt mij, geen ander materiaal om “een gemeenschap” van te maken, dan “de menschen”. 'I don't know exactly what you mean -, but there isto be, it seems to me, no other material to make "a community" out of, than "the people". Of wel? Or is it? Brood is natuurlijk iets anders dan meel -, maar je kunt van slecht meel toch geen goed brood bakken -, is het wel?' ‘Die vergelijkingen!' 'Those comparisons!' ontweek Egbert onwillig, ‘in de dichterlijke beeldspraak ben ik niet thuis. Egbert dodged unwillingly, "in poetic imagery I am not at home. Ik hou me aan de nuchtere feiten.' I stick to the sober facts. ‘De nuchtere feiten,' zei Ina zacht en heesch, ‘het grootste en het nuchterste feit is, dat alle menschen in hun eigen kring en op hun manier precies hetzelfde doen, wat ze anderen verwijten. 'The sober facts,' said Ina softly and huskily, 'the greatest and the soberest fact is, that all people in their own circle and in their own way do exactly the same thing, which they blame others for. En zoolang dat zoo blijft, hebben ze eenvoudig niet het recht, dien anderen iets te verwijten. Iedereen behoort toch aan zichzelf te arbeiden, om het zoo eens uit te drukken, en kan dan critiek op anderen oefenen.' ‘Dat beweer jij maar eeuwig en altijd -, dat ben ik heelemaal niet met je eens. Uit het feit, dat je zelf iets doet, volgt absoluut niet, dat je een ander datzelfde niet zou mogen verwijten.' From the fact, that you yourself do something, it absolutely does not follow, that you should not blame another for the same.' Het was Ina of ze duizelde. It was Ina or she was giddy. ‘Hoe bedoel je?' "What do you mean? ‘Precies, zooals ik het zeg.' 'Exactly, just as I say.' ‘Dus, als ik zelf lieg en steel of zwelg -, zou ik het recht hebben een ander te verwijten dat hij een leugenaar, een dief of een gulzigaard is?' 'So, if I myself lie and steal or revel -, would I have the right to accuse another of being a liar, a thief or a glutton?' ‘Natuurlijk. 'Of course. Waarom niet?' ‘Maar Egbert -, dat kan niet.' Hij lachte hooghartig. ‘Ja, beste kind, uit het feit, dat jij zoo iets niet begrijpt, volgt nog niet, dat het “niet kan”. Tracht me het tegendeel te bewijzen!' Try to prove me wrong! ‘Ik kan het niet bewijzen,' zei Ina snel en warm, ‘die dingen zijn niet te bewijzen, maar ik voel het zoo: het is de grondslag van alle dingen. 'I cannot prove it,' said Ina quickly and warmly, 'those things cannot be proved, but I feel it this way: it is the foundation of all things.' Je kunt natuurlijk altijd op anderen schelden zoo veel je wilt -, maar het moreele recht daartoe heb je toch alleen, als je niet aan dezelfde dingen schuldig staat. Of course, you can always scold others as much as you like - but you have the moral right to do so only if you are not guilty of the same things. Dat is toch duidelijk, nietwaar?' That's obvious, isn't it? ‘Jij kunt het duidelijk vinden, mij overtuigt het heelemaal niet,' hield Egbert pompeus vol, ‘maar jij kunt geen personen van zaken onderscheiden en je haalt overal “moraal” bij, waar “moraal” niet te pas komt. 'You may find it obvious, it doesn't convince me at all,' Egbert pompously persisted, 'but you can't distinguish persons from things and you bring "morality" into everything, where "morality" is not appropriate. Wat jij onder “moraal” verstaat, is verouderde onzin. What you understand by "morality" is outdated nonsense. Met een politieke overtuiging, dat is met een ding van verstandelijken aard, heeft geen deugd of iets van dien aard iets te maken.' With a political conviction, that is with a thing of a rational nature, no virtue or anything of that nature has anything to do.' ‘En hoe kom je dan tot die ‘politieke overtuiging'? 'And how do you arrive at this 'political conviction'? ‘Door inzicht -, het zoogenaamde “gevoel” staat daar buiten.' 'By insight -, the so-called "feeling" is beyond that.' ‘En iets als zelfveredeling, streven naar persoonlijke hoogheid en harmonie, om althans in jezelf iets van een ideaal te verwerkelijken, dat acht jij dus volkomen overbodig?' 'And something like self-improvement, striving for personal highness and harmony, in order to realize at least in yourself something of an ideal, that you therefore consider completely unnecessary?' ‘Alle idealisme in die richting acht ik volkomen overbodig, ja. 'All idealism in that direction I consider completely unnecessary, yes. Gewoon Don-Quichottisme -, overigens een uitstekend tijdverdrijf voor vrouwen en mallooten.' Just Don-Quichottism -, by the way, an excellent pastime for women and malcontents.' ‘Maar dat jij die “betere gemeenschap” wilt, die “open tafel” voor elkeen zonder onderscheid, dat is toch in laatste instantie een kwestie van je gevoel,' hield Ina vol, ‘je gevoel van menschelijkheid en rechtvaardigheid wijst deze slechte samenleving af en reikt naar een betere. Is dat waar of niet?' ‘En verder?' zei Egbert, zonder de vraag te beantwoorden, met een licht-ironisch glimlachje. ‘Hoe meen je: verder? ', vroeg Ina onthutst, en bracht de hand naar het hoofd, ‘ik weet werkelijk niet meer waar we waren. Ik wou je alleen dit vragen: zou je voor je zelf tot groote, persoonlijke offers in staat zijn, om betere samenleving te bereiken? Wij hebben meer dan het gemiddelde, Egbert, veel meer, geloof ik! Als alles, wat we voor een “betere gemeenschap” wenschen, nu eens niet van anderen af moest, maar voor een groot stuk direct van ons zelf, zou jij je dan tot dat offer bereid voelen? Want anders is het toch maar praat zonder meer, praat die niets kost.' Because otherwise it's just talk without more, talk that costs nothing.' ‘Ik meende, dat we een zuiver zakelijk debat voerden,' kwam Egbert pompeus-ironisch, ‘maar dat schijnt boven je vermogens te gaan.' "I thought we were having a purely business debate," came Egbert pompously-ironic, "but that seems to be beyond your abilities. ‘Ik bedoel het zuiver zakelijk -, ik geloof niet in een redelijke wereld zonder redelijke menschen, of in een onzelfzuchtige gemeenschap zonder onzelfzuchtige menschen.' 'I mean it purely in terms of business -, I don't believe in a reasonable world without reasonable people, or in a selfless community without selfless people.' ‘Dan zijn we het ouder gewoonte weer niet eens en kunnen dit leerzaam onderhoud gevoeglijk staken.' 'Then we disagree again parent custom and can virtually discontinue this instructive maintenance.' Ina sprak niet meer -, en terwijl Egbert zich achter zijn krant verschool -, trachtte ze haar gedachten te ordenen. Ina no longer spoke -, and while Egbert hid behind his newspaper -, she tried to organize her thoughts. Ze voelde de onzinnige leegheid van hun gesprek -, maar ze wist niet recht, waar of bij wien ze de schuld moest zoeken. She felt the senseless emptiness of their conversation -, but she did not know right, where or with whom to look for the blame. Ze was verward en afgemat -, ze trachtte zich rekenschap te geven van wat Egbert bedoelde met ‘inzicht' en ‘politieke overtuiging', die ‘gevoel' en ‘zedelijkheid' buitensloten. She was confused and jaded -, she tried to make sense of what Egbert meant by "insight" and "political conviction," which excluded "feeling" and "morality. Hij-zelf behoorde tot geen partij, nam aan geen enkele beweging deel -, maar hij ‘stemde rood' en noemde zichzelf met zijn gewonen hoovaardigen spot ‘gematigd-onverschillig, met een roode streep erdoor'. He-self belonged to no party, participated in no movement-but he "voted red" and, with his customary haughty derision, called himself "moderate-indifferent, with a red stripe through it. Maar wat hadden zijn ‘democratische neigingen' dan werkelijk in? But what did his "democratic tendencies" really entail? Begreep hij-zelf het recht? Did he-self understand the law? Ze waren noch op warme menschenliefde, noch op wetenschappelijk inzicht gegrond, evenmin door direct eigenbelang ingegeven -, wat kon hun bron en oorsprong zijn? They were founded neither on warm human love, nor on scientific insight, nor inspired by direct self-interest -, what could be their source and origin? En langzaam aan rees het vermoeden in haar op, dat het misschien eenvoudig zijn naar afbreken en schimpen geneigde aard was, die hem had gedreven in het kamp van hen, waar iedereen zich aan afbreken en schimpen te goed doet -, waar het verguizen tot eerstrekt, de grootheid goedkoop is, waar bovenal geen der dingen, die hijzelf miste - traditie, opvoeding, beschaving - bijzonder wordt geacht, geen ‘vooroordeel' behoeft te worden geëerd, geen heilig huisje ontzien! And slowly it dawned on her that perhaps it was simply his tendency to tear down and jeer that had driven him into the camp of those where everyone indulges in tearing down and jeering, where vilification is pride of place, where greatness is cheap, where, above all, none of the things that he himself lacked - tradition, education, civilization - are considered special, no "prejudice" needs to be honored, no sacred house spared! De toon en het gebaar der zoogenaamde ‘roode spotbladen -, was het niet volkomen Egbert's eigen toon -, de toon, waarin zijn gansche geestelijk leven scheen gestemd, de toon van hoogvaardigen schimp, dorre zelfverheffing, die eigen grootheid zoekt in hetsmaden van anderen, en van deemoed noch nederigheid wil weten? The tone and the gesture of the so-called "red mockers", was it not entirely Egbert's own tone, the tone in which his whole spiritual life seemed to be tuned, the tone of haughty jeers, arid self-exaltation, seeking its own greatness in the mockery of others, and wanting neither humility nor humility? Ze schrok op van haar eigen bittere gedachten en over de tafel heen naar Egbert kijkend, die stil verdiept zat in zijn krant -, had ze plotseling het ellendig gevoel, dat ze hem achter zijn rug verraden had. Berouw maakte zich van haar meester -, en deed langzaam, langzaam de weegschaal naar de andere zijde overslaan: wat haar even tevoren onwrikbaar had geschenen, haar eigen natuurlijk inzicht en zedelijk besef, de stem van hart, rede en geweten tezamen, werd zwak en wankel, kwam op losse schroeven te staan... Wat had Egbert ook weer gezegd? Regret took hold of her -, and slowly, slowly tipped the scales to the other side: what had seemed unshakable to her a moment before, her own natural insight and moral sense, the voice of heart, reason and conscience together, became weak and shaky, came into question... What had Egbert said again? Iemand mocht aan bepaalde dingen schuldig staan -, en had dan toch het recht anderen diezelfde dingen te verwijten. Someone was allowed to be guilty of certain things -, and then still had the right to blame others for those same things. Neen, werkelijk, het tegendeel viel niet aan te toonen. No, really, there was no evidence to the contrary. Zelfzuchtige menschen mochten smalen op de zelfzucht van anderen, machtiger dan zij. Selfish people were allowed to smaal on the selfishness of others more powerful than them. Een goede gemeenschap kon gevormd worden zonder dat de menschen zichzelf behoefden te verbeteren -,streven naar eigen zedelijke volmaaktheid wastijdverdrijf voor vrouwen en mallooten. A good community could be formed without people having to improve themselves -,striving for their own moral perfection was a pastime for women and malcontents. Maar als ‘deugd' nonsens was -, ‘moraal' een ‘verouderd begrip' -, in naam waarvan had hij haar dan met geweld tot de engste burger-deugd en burgermoraal gedwongen? But if "virtue" was nonsense -, "morality" an "obsolete concept" -, in whose name had he forcibly forced her into the narrowest civic virtue and civic morality? Wist hij het zelf wel? Did he even know himself? Bedoelde hij eigenlijk wel ooit iets werkelijks met alles wat hij doordreef en beweerde en in den loop der jaren had doorgedreven en beweerd, iets anders dan wat zijn aanmatiging en gemakzucht hem ingaven? Did he actually ever mean anything real with all that he pushed and claimed and had pushed and claimed over the years, anything other than what his posturing and laziness instilled in him? Het was zoo verbijsterend van onsamenhangendheid -, er was geen kop of staart aan te vinden, er viel geen touw aan vast te knoopen -, het zat in geen enkel princiep geworteld, het was uit geen levensbeschouwing gegroeid -, hij hield er ‘die dingen' immers niet op na -, hoe was hij dan daarzonder tot al zijn meeningen en oordeelen gekomen, òp grond waarvan hij dorst ingrijpen in een anders leven, in haar leven? It was so bewilderingly incoherent -, there was no head or tail to it, there was no string to it -, it was not rooted in any principle, it did not grow out of any philosophy of life -, after all, he did not hold 'those things' -, then how could he have arrived at all his opinions and judgments without it, on the basis of which he thirsted to intervene in another life, in her life? Deze zelfde dorre gedachten legden meer en meer beslag op Ina's geestesleven en zogen haar levenslust en haar kracht uit haar weg -, maar konden niet beletten, dat Egberts zekerheid, zijn zelfvertrouwen tegenover haar eigen onvastheid, haar altijd weer opnieuw imponeerde en aan zichzelf deed twijfelen. These same arid thoughts more and more seized Ina's mental life and sucked her zest for life and her strength out of her -, but could not prevent Egbert's certainty, his self-confidence in the face of her own unsteadiness, from impressing and making her doubt herself again and again. In het voorjaar verscheen haar boek, - Egbert had haar met het doorzien der vellen geholpen, een bandteekening uitgekozen, met den uitgever onderhandeld over de geldzaken -, het gaf Ina een lief en zachtromantisch streelend gevoel, dat er voor haar gezorgd werd, dat de lagere dingen des levens haar werden bespaard en ze voelde zich buitensporig dankbaar en besloot van haar kant Egbert elk gesprek over den inhoud en de strekking van het boek te besparen. In the spring her book appeared, - Egbert had helped her look through the sheets, selected a binding, negotiated with the publisher about the money -, it gave Ina a sweet and softly romantic caressing feeling, that she was taken care of, that the lower things of life were spared her and she felt excessively grateful and for her part decided to spare Egbert any conversation about the contents and scope of the book. De dag dat de eerste exemplaren kwamen, waren er bloemen op tafel en Egbert trachtte hun vierjarig zoontje de reden dier feestelijkheid uit te leggen en ze lachten samen om de vragen van het kind -, maar daarna werd er niet meer van gerept. The day the first copies arrived, there were flowers on the table, and Egbert tried to explain to their four-year-old son the reason for the celebration-and they laughed together at the child's questions-but after that there was no mention of it. Wel bracht hij in de weken die volgden, enkele knipsels mee uit kranten, waarin van haar boek op min of meer waardeerenden toon melding werd gemaakt -, meestal met zijn bijvoeging dat ‘de kerel er geen steek van begrepen had' -, zonder dat het Ina duidelijk werd, hoe hij, die het boek maar vluchtig had gelezen, aan dat oordeel over het oordeel van anderen kwam. In the weeks that followed, he did bring a few clippings from newspapers, in which her book was mentioned in a more or less appreciative tone - usually with his addendum that "the guy hadn't understood a thing about it" -, without it becoming clear to Ina how he, who had only fleetingly read the book, came to this judgment about the judgment of others. Doch niettemin imponeerde haar zelfs daarin heimelijk die toon, welke geen twijfel of tegenspraak scheen toe te laten. Yet even in this, she was secretly impressed by that tone, which seemed to allow no doubt or contradiction. Zijzelf was met den lof, dien ze oogstte, al gauw tevreden -, ze was een beginner en ze verwachtte niet meer -, en van de minder-gunstige beoordeelingen hoopte ze voornamelijk, dat Aart Ramondt ze niet zou lezen - die haar in leven en werken, dat wist ze, uit de verte gadesloeg en in wiens vereering zij zich nu weer zuiver verheugen kon, nu de vale last van dagelijks weerkeerende kommer niet langer op hen woog. She herself was soon satisfied with the praise she reaped - she was a beginner and she expected no more -, and of the less favorable reviews she hoped mainly that Aart Ramondt would not read them - who in life and work, she knew, watched her from afar, and in whose veneration she could now rejoice purely again, now that the sallow burden of daily recurring distress no longer weighed upon them. Ook dacht ze aan Paul van Oord -, en vroeg zich af, of hij nu nog haar op één lijn zou durven stellen met zijn gepoederde avontuurtjes en hoopte van neen -, en ze dacht zelfs aan den kleinen gymnasiast uit haar meisjesjaren en verheugde zich voor hem, dat hij in haar toch iets bijzonders had vereerd. She also thought of Paul van Oord -, and wondered if he would even now dare to put her on the same line with his powdered adventures and hoped no -, and she even thought of the little gymnasium student from her girlhood and rejoiced for him, that he had honored something special in her after all. Wat toch kon grooter vreugde geven -, dan te hebben vereerd, wie werkelijk vereering waardig bleek? Yet what could give greater joy -, than to have honored, who truly proved worthy of worship? En ze hoopte, dat de Ruyssenaers haar boek zouden lezen of althans er van hooren - en als zijzelf het zag liggen in de uitstalling van een boekenwinkel, haar naam in rechte, gouden letters op den band, dan stelde ze zich voor, hoe Charley met haar man langs dienzelfden winkel zouden gaan en den naam zien en haar herdenken en over haar spreken. And she hoped that the Ruyssenaers would read her book or at least hear of it - and if she herself saw it on display in a bookstore, her name in straight, gold letters on the binding, she imagined how Charley and her husband would pass by that same store and see the name and remember her and talk about her. In Maart - toen ze het al niet meer durfde hopen -, kwam er een briefje van Charley Ruyssenaers - Ina's handen trilden, terwijl ze het openbrak - ze bloosde van vreugde, Charley schreef in woorden van blijde verbazing over het boek, dat ze had gelezen ~ de sterk-uitgedrukte verbazing veroorzaakte een lichte pijn, moest zij nu óók behooren tot hen, die alleen ernst verwachtten achter een uitgestreken facie? In March - when she no longer dared to hope for it - a bill arrived from Charley Ruyssenaers - Ina's hands trembled as she opened it - she blushed with joy, Charley wrote in words of delighted amazement about the book she had read ~ the strongly expressed amazement caused a slight pain, should she now belong to those, who only expected seriousness behind a straight face? - maar de vreugde behield de overhand en goedmoedig lachend zei ze tot Egbert, terwijl ze hem het briefje reikte en over zijn schouder nog eens meelezen bleef: ‘Ze hadden er blijkbaar niet zoo heel veel van verwacht.' - but joy retained the upper hand, and smiling good-naturedly, she said to Egbert, as she reached for the bill and continued to read it over his shoulder, "They obviously didn't expect so much from it. ‘Heb je ze een exemplaar gestuurd?' "Did you send them a copy? ‘Natuurlijk niet,' zei ze, en ze was blij dat ze het zeggen kon. ‘Zie je wel?' - wees ze met den vinger ‘ze vragen of ik eens bij ze kom! Zou ik het doen?' ‘Je kunt het doen,' zei hij, in zijn gewonen, achteloozen toon, ‘het is in elk geval prettig, dat ze je boek mooi vinden. Hij ook, schijnt het' - en Ina voelde, dat zij en haar werk in Egberts achting rezen door de waardeering van de Ruyssenaers. He too, it seems" - and Ina felt, that she and her work rose in Egbert's esteem through the appreciation of the Ruyssenaers. ‘Ze zullen waarschijnlijk wel bedoelen, dat ze ons samen verwachten,' meende Egbert. 'They will probably mean, they are expecting us together,' Egbert mused. Ina voelde iets van wrevel en verzet, maar ze wilde niet en ze dorst niet het te laten merken. Ina felt something of resentment and resistance, but she didn't want to and she didn't thirst to show it. Samen met Egbert, Charley en haar man ontmoeten -, het beteekende een voortdurende belemmering voor elke uiting, voor elk woord, een voortdurende ingehouden angst, zich te toonen, zooals ze voelde en was, te spreken over dingen, die zijn koud ongeloof en schamperen meerderheidslach uitlokken moesten. Meeting with Egbert, Charley and her husband -, it meant a constant hindrance to every expression, to every word, a constant restrained anxiety, to show herself, as she felt and was, to speak about things, which should provoke his cold disbelief and mock majority laughter. En waarom ook? Waarom moesten ze altijd als brave echtelieden gemeenschappelijke vrienden hebben, gemeenschappelijk bezoeken brengen, waarom kon ze niet zonder hem daarheen gaan? ‘Zie je, Egbert, zij schrijft van voorlezen, gedeelten uit mijn boek. Ze vindt dat ik zoo mooi lees, zie je wel? She thinks I read so beautifully, see? En jij houdt immers niet van voorlezen!' And after all, you don't like reading aloud! ‘O, maar voor een enkelen keer kan ik dat nu óók wel slikken,' antwoordde hij onverstoord ‘je zult toch wel van plan zijn, ze ook eens hier te vragen, nietwaar? 'Oh, but for once in a while I can swallow that too,' he replied unperturbed 'you must be planning to ask them here too, right? En dan lijkt het mij geschikter en gepaster als we er tenminste den eersten keer samen heengaan. And then I think it would be more suitable and appropriate if we go there together at least the first time. Tenzij jij een of ander geheimzinnig bezwaar hebt,' het laatste klonk schamper. ‘Natuurlijk niet,' haastte Ina zich te zeggen. 'Of course not,' Ina hastened to say. En ze durfde niet vragen, dat ze gauw zouden gaan, nog diezelfde week, om Egbert niet te toonen, hoe verrukt ze was met Charley's verzoek. And she dared not ask that they go soon, the same week, lest she show Egbert how delighted she was with Charley's request. Doch toen hij de kamer uit was, nam ze het briefje op vanwaar ze het schijnbaar achteloos had neergelegd, las het nog eens over en borg het zorgvuldig weg. Yet when he was out of the room, she picked up the bill from where she had seemingly carelessly placed it, read it over again and carefully put it away. Haar stemming was ingezonken onder de laatste woordenwisseling, doch leefde langzaam weer op - en dien avond in bed bleef ze naar gewoonte opzettelijk wakker in donker en stilte en voelde zich na maanden van dofheid en geslagenheid opnieuw veerkrachtig en van blijde verwachting vol. Her mood had sunk in under the last altercation, yet slowly revived - and that night in bed, as usual, she remained deliberately awake in darkness and silence, and after months of dullness and beatings felt resilient and full of happy anticipation once again. De lucht was opgeklaard. Ze zou weer vriendschap vinden -, een vriendin. She would find friendship again -, a friend. Geen man -, maar een vrouw, hoe heerlijk was dat! Not a man - but a woman, how wonderful that was! Zeker voor zichzelf te weten, dat ze niet in de eerste plaats de vleierij en de hulde van mannen zocht -, het voor zichzelf te weten, het anderen te toonen -, het leelijke woord dat Coba haar in het gezicht geslingerd had, te logenstraffen, het woord, dat haar in eigen oog en in dat van anderen verachtelijk en belachelijk moest maken en onteeren moest, dat haar - met de andere woorden, de andere aantijgingen, den jarenlangen smaad - méér dan iemand wist, in eigen oog alreeds, had onteerd, belachelijk en verachtelijk gemaakt. Certainly to know for herself, that she did not primarily seek the flattery and homage of men - to know it for herself, to show it to others -, to contradict the ugly word that Coba had thrown in her face, the word, which had to make her despicable and ridiculous and dishonor her in her own eyes and in the eyes of others, which had made her - with the other words, the other accusations, the years of defamation - more dishonored, ridiculous and despicable than anyone knew, in their own eyes already. Ze zou zich aan Charley hechten, zooals ze zich nooit aan een man had gehecht, niemand zou haar belasteren, niemand smadelijk om haar lachen, niemand haar gevoelens met leelijke namen noemen -, ze zouden elkaar bewonderen, beiden glorievol groeien en stijgen in de warmte van hun gevoel. She would attach herself to Charley as she had never attached herself to a man, no one would slander her, no one would laugh scornfully at her, no one would call her feelings by ugly names -, they would admire each other, both growing gloriously and rising in the warmth of their feelings. Ze wilde niet alleen vereerd zijn, gevleid zijn, ze wilde ook en bovenal zelf mogen vereeren en zelf mogen vleien. Waar had ze het ooit gekund? Ze dacht aan de mannen, die ze had ontmoet, aan de vrouwen, die ze had gekend. She thought of the men, she had met, of the women, she had known. Aan Egbert! To Egbert! Al had hij over de heele lijn gelijk, al waren al zijn inzichten juist, al was hij begaafd met alle mogelijke onderscheidingsvermogen, al was hem oordeel en verstand van alle dingen gegeven, al was hij de sterke tegenover haar zwakheid -, dan nog bleef deze grief: dat hij haar evenmin vereering had gevraagd als gegeven! Though he was right across the board, though all his insights were correct, though he was gifted with all possible discernment, though he was given judgment and understanding of all things, though he was the strong one in the face of her weakness -, still this grievance remained: that he had neither asked for her worship nor given it! Vereering, vleierij -, het waren kinderachtigheden, tijdverdrijf voor vrouwen en mallooten, waar hij in zijn harde hoogheid boven verheven was. Worship, flattery -, they were childish things, pastimes for women and malcontents, which he was above in his hard highness. Doch als Charley van haar weten wilde, en als zij vrienden werden -, dan zou hij haar daarin tenminste niet hinderen, omdat Charley immers ook maar een vrouw was en de vriendschap met een vrouw zijn eigenliefde als man niet kwetsen kon. Zoo behoefde ze dan ditmaal voor de toekomst geen vrees te koesteren -, hoopvol blikte ze haar tegemoet -, nogmaals schudde ze het vale verleden van zich af en gordde zich voor een beter, rijker leven aan.