×

Mes naudojame slapukus, kad padėtume pagerinti LingQ. Apsilankę avetainėje Jūs sutinkate su mūsų slapukų politika.


image

HET LATE LEVEN [part 1], Hoofdstuk 9

Hoofdstuk 9

- Ik heb gisteren avond met Van Vreeswijck Brauws hooren spreken in Diligentia, zei Van der Welcke op een morgen. De kerel is net een apostel. Hij spreekt mooi voor de vuist; hij is een redenaar. Een kolossale kerel... zooals hij sprak. Het was verbazend... Hij is een ouwe vriend uit Leiden nog. Toen al was hij een vreemde jongen. Hij was niet in een bepaalde club, ook niet in de onze: zijn familie is niet schitterend. Zijn vader heeft een fabriek, geloof ik, daar ergens in Overijssel. Zelf heeft hij niets burgerlijks. Hij was zoo een beetje onze kameraad-repetitor: hij hielp ons studeeren voor onze examens. Zonder hem was ik er nooit gekomen. Maar hij weet van àlles, hij is niet alleen knap in rechten... Hij heeft alles gelezen, heeft een ontzettend geheugen. Hij heeft veel gereisd en van allerlei gedaan, maar wat precies, daar kom ik niet achter... Nu spreekt hij. Van avond spreekt hij in Amsterdam. Ik heb hem ten eten gevraagd, maar hij wil niet. Hij beweert, dat hij verlegen is met dames. Gekke vent!

De couranten gaven uitgebreide verslagen van Brauws' redevoeringen over den Vrede. Hij sprak in alle groote, in vele kleine steden van Holland. Toen hij voor den tweeden keer in Den Haag zoû spreken, zei Van der Welcke opgewonden:

- Constance, je moet bepaald Brauws van avond gaan hooren: het is prachtig... Je weet, ik kan nooit langer dan een kwartier naar iemand luisteren...

- Ik niet langer dan drie minuten, zei Paul, die er bij was; maar zelf spreek ik gaarne een uur achtereen.

- ...maar naar Brauws. De vent electrizeert je. Hoewel ik dien Vrede idioot vind. Maar dat doet er niet toe: de kerel praat als een baas... Ik dineer met Vreeswijck en wij gaan samen.

Paul vroeg Constance met hem te gaan. Dien avond in Diligentia - de entrée was ten voordeele der Boeren - was de kleine zaal vol: Constance en Paul vonden met moeite twee plaatsjes.

- Allerlei genres menschen, lette Paul op. Een curieus publiek. Een salade russe van alle Haagsche côterieën. Door Vreeswijck zeker aangepord, zijn hier en daar de erg selecte menschen opgedoemd... Kijk, daar heb je de Van Heuvel Steijns... Daar de Fransche gezant... Daar heb je waarachtig Van Naghel met zijn collega van Financiën... Kijk, en daar heb je Isidore de kapper... Van alles, van alles... Wat is Den Haag van avond verbroederlijkt en verzusterlijkt. Het maakt me week om het hart.

Brauws kwam op: een licht applaus.

- De vent is niet in rok, maar in gekleede jas... Hij doet zeker populair of soliede.

Maar hij moest zwijgen, want Brauws, dadelijk, op het gestoelte, begon te spreken. Hij had niets bij zich, geen stukje papier, en zijn stem was vast, maar heel zacht. Hij begon met een uiteenzetting van den tegenwoordigen politieken toestand, als een immens tafereel, met breede lijnen schetsend voor al die menschen vóór hem. Zijn stem werd klaarder, en zijn oogen zagen als twee groote vonken, door de zaal, rustig en helder. Constance, die zelden iets over politiek las, luisterde, stelde dadelijk belang, verwonderde zich vaagjes een oogenblik, dat zij zoo leefde van dag op dag, zonder te weten den tijd, waarin zij leefde. Het heden rees voor haar op met enkele zinnen van Brauws. Toen sprak hij over den Vrede, die noodwendig zijn zoû, eenmaal, die zich reeds blijde aankondigde in de meeningen der volkeren, ook al voerden zij inderdaad nog oorlog onder elkaâr. Het was onder zijn woorden, als weken wijde verschieten open, stralende, en zijn eerst zachte stem klonk helder klaar door de zaal, verzekerende de blijde boodschap. Hij sprak zonder pauze, twee uren achter elkaâr, en toen hij ophield, bleef de zaal ademloos een oogenblik, vergat het publiek te juichen: toen echter barstte het los, jubelend, maar Brauws was al gegaan. Men riep hem terug, maar hij kwam niet meer, en het publiek stroomde weg. Constance en Paul waren in het gedrang, toen zij Van Vreeswijck en Van der Welcke achter zich zagen.

- Mevrouw! groette Van Vreeswijck. Hoe vindt u onze vriend?

- Subliem, zei Constance opgewonden.

- De vent spreekt mooi, zei Paul; maar hij is niet geestig. Hij meent alles wat hij zegt... Op den duur boeit dat niet. Van der Welcke, heftig, sprak hem tegen, al dringende in den stroom van het dichte publiek, en hij verklaarde, dat hij bekeerd was, geloofde aan den Vrede.

Zij waren op straat: een geruisch van menigte gonsde weg in den winternacht.

- Wat zijn onze kalme Hagenaars opgewonden, zei Paul.

- Daar heb je onze man, zei Van Vreeswijck.

- Ja, daar heb je hem! riep Van der Welcke.

En hij schoot vooruit, hield Brauws, die snel liep en niemand zag, staande, en drukte hem de hand, de anderen naderden; Van Vreeswijck, uit beleefdheid, bleef bij Constance, groette met de hand... Van der Welcke was zeer opgewonden.

- Waar ga je naar toe, hoorden zij hem zeggen tot Brauws. Naar de Witte?

- Neen, kerel, naar huis.

- Naar huis? Kàn je naar huis gaan nu? Ga je niet naar de Witte? Kerel, laat me je toch voorstellen aan mijn vrouw, aan mijn schoonbroêr...

Brauws schrikte.

- Neen, Hans, heusch niet... Neen, neen... wie heeft daar nu wat aan...

Constance hoorde, en zij moest glimlachen, en liep door met Van Vreeswijck en Paul.

- Jawel, jawel, drong Van der Welcke.

Brauws, zeker, begreep, dat Constance gehoord had, want hij zei met een stem vol wanhoop:

- Nu goed dan, Hans...

- Constance! Paul! riep Van der Welcke, trotsch op zijn vriend, en hij haalde hen in.

Hij had Brauws aan de heele wereld willen voorstellen, aan dat heele publiek, dat wegstroomde van Diligentia.

- Mag ik je voorstellen... mijn vriend, Max Brauws... mijn vrouw... mijn zwager, Van Lowe.

Zij boden hem de hand. Voor Constance bleef Brauws staan, verlegen, onhandig. Zij poogde hem een compliment te maken, dat niet al te banaal zoû klinken, en, tactvolle vrouw, slaagde zij. Paul ook zei iets; zij liepen op: Van Vreeswijck grinnikte in stilte om Van der Welcke's opgewondenheid en om de onhandigheid van Brauws.

- En ga je nu heusch naar huis? Ga je niet meê naar de Witte? drong Van der Welcke smeekende aan.

- Beste Hans, wat moet ik nu in de Witte doen?

- Dus je gaat naar huis. - Ja, ik ga naar huis, maar ik loop gaarne nog een eind meê.

En beleefd willende doen, boog hij vaag naar Constance, maar zeide niets meer.

Het was een heerlijke winteravond, een fijne vorst, een hemel vol tintelsterren.

- Ik vind het heerlijk te loopen, zei Constance. Als ik iets moois heb gehoord, muziek, een comedie, of een rede als van avond, loop ik veel liever, dan dat ik terugratel in een rijtuig.

- Kerel! riep Van der Welke, nog steeds enthouziast. Je hebt me bekeerd! Ik geloof er aan... ik geloof er aan, aan je Vrede!

Brauws, in eens, schaterde.

- Kijk, nu lacht de vent me weêr uit! zei Van der Welcke, beleedigd.

- Nu, zei Brauws. Wil ik je dan morgen, om je te beloonen, afhalen in een automobiel?

Nu lachten zij allen.

- Heb je er dan een? riep Van der Welcke verrukt.

- Ik kan er een huren, zei Brauws. En dan mag jij stoken.

- Kan je er een huren! Kan je er een huren!! riep Van der Welcke, ontzet van verrukking. En mag ik dan stoken? En den Vrede vergetende, was hij weldra in een drukke opgewondenheid over moto-cars, moto-cycles...

Op de Kerkhoflaan zei Constance:

- Komen de heeren nog binnen?

Van Vreeswijck en Paul zouden gaarne nog een glas wijn komen drinken, maar Brauws zeide:

- Mevrouw, het is al zoo laat...

- Voor ons niet.

- Kom nu, Max, zei Van der Welcke.

Maar hij lachte zacht, met zijn vreemden lach, en zei:

- Maar wie heeft daar nu wat aan, of ik nog binnenkom...

En met een verlegen groet, maakte hij zich weg: zij lachten allen.

- Die Brauws is toch een beetje te bar, zei Van Vreeswijck verontwaardigd.

- En hij vergeet me te zeggen hoe laat hij me morgen komt halen met zijn kachel...

Maar den volgenden morgen, heel vroeg, in den mistigen wintermorgen, daar hotste de ‘kachel' poeffende en puffende en kanonknallende aan over de Kerkhoflaan, en hield stil voor Van der Welcke's deur, met nerveuze longschokken nazuchtende als om van vermoeienis op adem te komen, en dit vehikel als van levend en ademend ijzer, in zijn essence-stank, die was de zure lucht van zijn zweet, verzamelde een groepje slagersjongens en sina's-appelen-joden rondom zich heen. Brauws was uitgestapt en daar Constance juist beneden kwam, ontving zij hem:

- Ik ben niet goed prezentabel, mevrouw; in zoo een ‘kachel', als Hans zegt, ben je dadelijk ontoonbaar.

Hij was verlegen, zag naar buiten, naar de uit zijn ijzeren longen napoeffende automobiel, en lachte zacht om de samenscholing.

- Ik maak een heele opschudding voor uw deur.

- Men is toch al gewend in Den Haag aan ‘kachels'.

- Dat is een teekenend woord van Hans...

Zij lachten beiden. Zij vond zijn lach innemend, en zij vond zijn stem zacht en rustig om naar te luisteren.

- Mevrouw, zei hij in eens, overwinnende zijn schuchterheid. U heeft toch niet kwalijk genomen, dat ik gisteren zoo weinig beminnelijk was?

- Maar u was niet onbeminnelijk.

- Jawel, ik was het heel erg... Maar wat zal ik u zeggen: ik heb verleerd... zoo te praten... Zij glimlachte.

- Met dames... schertste zij.

- Ja... zoo over niets... weet u... te praten...

- U hoeft u heusch niet te excuzeeren, meneer Brauws. U had gisteren avond al zooveel heerlijks gezegd, dat ik mij best begrijp...

- Ja maar... van morgen heb ik niet gesproken, en...

- Zoû u ook niet weten... iets te zeggen, over niets. Maar ik bid u, doe u dan geen geweld aan... en blijf rustig. Henri komt oogenblikkelijk; hij is heel nerveus, dat hij niet klaar is.

Inderdaad hoorden zij boven Van der Welcke, zenuwachtig, in zijn kamer zich kleeden: hij liep driftig rond, en hij riep:

- Addy... Addy... Zoek eens een das voor me! Vlug dan, jongen...

En Constance, opstaande, wilde gaan.

Brauws hield haar tegen.

- Mevrouw, zeide hij haastig. Hans heeft me ten eten gevraagd.

- En u woû niet...

- Ja maar, ik ben zoo een beer. Wees niet boos, en laat Hans ook niet boos zijn, en laat mij maar eens komen eten. - U inviteert dus uzelven.

- Ja...

- Heel goed: wij zullen het heel gezellig vinden u aan onze tafel te zien. Wanneer wilt u?

- Wanneer u wilt.

- Morgen.

- Heel graag.

- Wilt u alleen komen, of wil ik Van Vreeswijck er bij vragen.

- Ja, zeker... Van Vreeswijck.

- En verder niemand.

- Neen, niemand... Maar ik schrijf u de wet niet voor.

- Maar waarom niet, in dit geval...

Van der Welcke stormde de trappen af: Addy volgde.

- Dat is aardig van je, Max! En laat eens de kachel zien... Dat is een goeie! En dat is mijn jongen... Addy, eet gauw een boterham, dan stoken wij je naar hok!

Addy lachte; staande at hij zijn boterham rustig.

- Ik heb nog den tijd...

- Des te beter... dan stoken wij je eerst wat om... Vlug, vlug, neem je boterham maar meê. Hij liep als een dolle door kamer en vestibule, zocht zijn hoed, vond hem niet, holde naar boven, deed Truitje het heele huis door naar zijn handschoenen zoeken; veroorzaakte een waaienden tocht door het heele huis. Eindelijk was hij klaar.

- Als ik maar met je kachel terecht kan... Doek-doek-doek-doek... doek-doek-doek-doek... Dag Constance...

Hij duwde Addy voort, deed hem de "kachel" beklimmen, zette zich.

- Vooruit dan, Brauws!

- Adieu mevrouw, dus tot morgen!

Hij haastte zich naar buiten. Constance zag uit het raam: zij stookten weg, Addy tusschen hen in, die haar toewuifde terwijl Brauws aan Van der Welcke, te vlug, te woest, te dol, het systeem van de ‘kachel' wees, en hem klaarduidelijk vroeg wat voorzichtig te zijn...

Hoofdstuk 9 Κεφάλαιο 9 Chapter 9

- Ik heb gisteren avond met Van Vreeswijck Brauws hooren spreken in Diligentia, zei Van der Welcke op een morgen. |||||||||||Diligence||||||| - I heard Brauws speak with Van Vreeswijck last night at Diligentia, Van der Welcke said one morning. De kerel is net een apostel. The guy is like an apostle. Hij spreekt mooi voor de vuist; hij is een redenaar. |||||off the cuff|||| He speaks beautifully before the fist; he is an orator. Een kolossale kerel... zooals hij sprak. |colossal|||| A colossal fellow ... as he spoke. Het was verbazend... Hij is een ouwe vriend uit Leiden nog. It was amazing ... He's an old friend from Leiden still. Toen al was hij een vreemde jongen. Even then he was a strange boy. Hij was niet in een bepaalde club, ook niet in de onze: zijn familie is niet schitterend. ||||||||||||||||not splendid He was not in any particular club, including ours: his family is not magnificent. Zijn vader heeft een fabriek, geloof ik, daar ergens in Overijssel. ||||||||||Overijssel His father has a factory, I believe, over there somewhere in Overijssel. Zelf heeft hij niets burgerlijks. ||||bourgeois He himself has nothing civil. Hij was zoo een beetje onze kameraad-repetitor: hij hielp ons studeeren voor onze examens. |||||||tutor||||||| He was pretty much our comrade rehearsal director: he helped us study for our exams. Zonder hem was ik er nooit gekomen. Without him, I never would have gotten there. Maar hij weet van àlles, hij is niet       alleen knap in rechten... Hij heeft alles gelezen, heeft een ontzettend geheugen. |||||||||||||||||||memory But he knows of àll, he is not only clever in law... He has read everything, has an incredible memory. Hij heeft veel gereisd en van allerlei gedaan, maar wat precies, daar kom ik niet achter... Nu spreekt hij. He has traveled a lot and done all kinds of things, but what exactly, I can't find out... Now he is speaking. Van avond spreekt hij in Amsterdam. Tonight he speaks in Amsterdam. Ik heb hem ten eten gevraagd, maar hij wil niet. I asked him to dinner, but he won't. Hij beweert, dat hij verlegen is met dames. He claims, he is shy with ladies. Gekke vent! Crazy guy!

De couranten gaven uitgebreide verslagen van Brauws' redevoeringen over den Vrede. |||||||speeches||| The newspapers gave extensive reports of Brauws' speeches on the Peace. Hij sprak in alle groote, in vele kleine steden van Holland. He spoke in all the large, in many small towns of Holland. Toen hij voor den tweeden keer in Den Haag zoû spreken, zei Van der Welcke opgewonden: When he spoke for the second time in The Hague, Van der Welcke said excitedly:

- Constance, je moet bepaald Brauws van avond gaan hooren: het is prachtig... Je weet, ik kan nooit langer dan een kwartier naar iemand luisteren... |||certain|||||||||||||||||||| - Constance, you should definitely go hear Brauws tonight: it's wonderful... You know, I can never listen to anyone for more than fifteen minutes....

- Ik niet langer dan drie minuten, zei Paul, die er bij was; maar zelf spreek ik gaarne een uur achtereen. |||||||||||||||||||for an hour - I no longer than three minutes, said Paul, who was there; but I myself enjoy speaking for an hour at a time.

- ...maar naar Brauws. - ...but to Brauws. De vent electrizeert je. |to wind|electrifies| The guy electrifies you. Hoewel ik dien Vrede idioot vind. Although I find dien Vrede idiotic. Maar dat doet er niet toe: de kerel praat als een baas... Ik dineer met Vreeswijck en wij gaan samen. |||||||||||||to dine|||||| But that doesn't matter: the guy talks like a boss... I dine with Vreeswijck and we go together.

Paul vroeg Constance met hem te gaan. Paul asked Constance to go with him. Dien avond in Diligentia - de entrée was ten voordeele       der Boeren - was de kleine zaal vol: Constance en Paul vonden met moeite twee plaatsjes. |||||Eingang||||||||||||||||||Plätze That evening in Diligentia - the entrance fee was for the benefit of the Boers - the small hall was full: Constance and Paul found two seats with difficulty.

- Allerlei genres menschen, lette Paul op. |Genres|||| - All kinds of genres of people, Paul noted. Een curieus publiek. |curious| A curious audience. Een salade russe van alle Haagsche côterieën. ||Russische Salat||||Kreise A salad russe of all Hague côteries. Door Vreeswijck zeker aangepord, zijn hier en daar de erg selecte menschen opgedoemd... Kijk, daar heb je de Van Heuvel Steijns... Daar de Fransche gezant... Daar heb je waarachtig Van Naghel met zijn collega van Financiën... Kijk, en daar heb je Isidore de kapper... Van alles, van alles... Wat is Den Haag van avond verbroederlijkt en verzusterlijkt. |||angekommen|||||||ausgewählten||aufgetaucht|||||||Heuvel|Steijn|||||||||||||||Finanzen||||||Isidore der Friseur||Friseur|||||||||||verbrüdert||verwandt Spurred on by Vreeswijck surely, here and there the very select people have emerged... Look, there you have the Van Heuvel Steijns... There the French envoy... There you have veritable Van Naghel with his colleague from Finance... Look, and there you have Isidore the barber... Of everything, of everything... How fraternal and sisterly The Hague is this evening. Het maakt me week om het hart. It makes me week around the heart.

Brauws kwam op: een licht applaus. |||||Applaus Brauws rose to his feet: light applause.

- De vent is niet in rok, maar in gekleede jas... Hij doet zeker populair of soliede. |Typ Mann|||||||elegante|||||||solide - The guy is not in skirt, but in dress coat ... He is definitely doing popular or soliede.

Maar hij moest zwijgen, want Brauws, dadelijk, op het gestoelte, begon te spreken. |||||||||Stuhl||| But he had to remain silent, because Brauws, imminently, on the chair, began to speak. Hij had niets bij zich, geen stukje papier, en zijn stem was vast, maar heel zacht. He had nothing with him, not a piece of paper, and his voice was firm, but very soft. Hij begon met een uiteenzetting van den tegenwoordigen politieken toestand, als een immens tafereel, met breede lijnen schetsend voor al die menschen vóór hem. ||||Darstellung|||gegenwärtigen|politischen Zustand||||immens|||||skizzierend|||||| He began with an account of the present political situation, like an immense scene, sketching with broad lines for all those people before him. Zijn stem werd klaarder, en zijn oogen zagen als twee groote vonken, door de zaal, rustig en helder. |||klarer|||||||||||||| His voice grew clearer, and his eyes looked like two great sparks, down the hall, calm and bright. Constance, die zelden iets       over politiek las, luisterde, stelde dadelijk belang, verwonderde zich vaagjes een oogenblik, dat zij zoo leefde van dag op dag, zonder te weten den tijd, waarin zij leefde. |||||||||||||ein wenig|||||||||||||||||| Constance, who rarely read anything about politics, listened, immediately took an interest, vaguely marveling for a moment that she lived like this from day to day, without knowing the time in which she lived. Het heden rees voor haar op met enkele zinnen van Brauws. |Gegenwart||||||||| The present rose before her with a few sentences from Brauws. Toen sprak hij over den Vrede, die noodwendig zijn zoû, eenmaal, die zich reeds blijde aankondigde in de meeningen der volkeren, ook al voerden zij inderdaad nog oorlog onder elkaâr. |||||||notwendig||||||||ankündigte|||Meinungen||||||||||| Then he spoke of Peace, which would be necessary, once, already happily announced in the minds of the nations, even though they were indeed still waging war among themselves. Het was onder zijn woorden, als weken wijde verschieten open, stralende, en zijn eerst zachte stem klonk helder klaar door de zaal, verzekerende de blijde boodschap. It was beneath his words, as weeks wide open, radiant, and his first soft voice sounded clear ready through the hall, assuring the glad tidings. Hij sprak zonder pauze, twee uren achter elkaâr, en toen hij ophield, bleef de zaal ademloos een oogenblik, vergat het publiek te juichen: toen echter barstte het los, jubelend, maar Brauws was al gegaan. ||||||||||||||||||||||||||||jubelnd||||| He spoke without pause, two hours at a time, and when he stopped, the room remained breathless for an instant, the audience forgot to cheer: then, however, it erupted, jubilant, but Brauws had already gone. Men riep hem terug, maar hij kwam niet meer, en het publiek stroomde weg. One called him back, but he did not come again, and the audience poured away. Constance en Paul waren in het gedrang, toen zij Van Vreeswijck en Van der Welcke achter zich zagen. Constance and Paul were in the thick of things when they saw Van Vreeswijck and Van der Welcke behind them.

- Mevrouw! - Madam! groette Van Vreeswijck. greeted Van Vreeswijck. Hoe vindt u onze vriend? How do you find our friend?

- Subliem, zei Constance opgewonden. Subliem||| - Sublime, Constance said excitedly.

- De vent spreekt mooi, zei Paul; maar hij is niet geestig. ||||||||||witzig - The guy speaks nicely, Paul said; but he's not witty. Hij meent alles wat hij zegt... Op den duur boeit dat niet. |||||||||interessiert nicht|| He means everything he says ... In the long run, it doesn't matter. Van der Welcke, heftig, sprak hem tegen, al dringende in den stroom van het dichte publiek, en hij verklaarde, dat hij bekeerd was, geloofde aan den Vrede. |||||||||||||||||||||bekehrt||||| Van der Welcke, fierce, contradicted him, already pressing in the stream of the dense crowd, and he declared, that he was converted, believed in the Peace.

Zij waren op straat: een geruisch van menigte gonsde weg in den winternacht. |||||Geräusch|||summte|||| They were in the streets: a murmur of crowds buzzed away in the winter night.

- Wat zijn onze kalme Hagenaars opgewonden, zei Paul. ||||Hagenaars|aufgeregt|| - How excited our calm Hagenaars are, Paul said.

- Daar heb je onze man, zei Van Vreeswijck. - There you have our man, Van Vreeswijck said.

- Ja, daar heb je hem! - Yes, there you have it! riep Van der Welcke. cried Van der Welcke.

En hij schoot vooruit, hield Brauws, die snel liep en niemand zag, staande, en drukte hem de hand, de anderen naderden; Van Vreeswijck, uit beleefdheid, bleef bij Constance, groette met de hand... Van der Welcke was zeer opgewonden. And he shot forward, stopped Brauws, who was walking fast and saw no one, and pressed his hand, the others approached; Van Vreeswijck, out of politeness, stayed with Constance, saluted with his hand... Van der Welcke was very excited.

- Waar ga je naar toe, hoorden zij hem zeggen tot Brauws. - Where are you going, they heard him say to Brauws. Naar de Witte? To the White?

- Neen, kerel, naar huis. - No, dude, go home.

- Naar huis? - Going home? Kàn je naar huis gaan nu? Can you go home now? Ga je niet naar de Witte? Not going to the White? Kerel, laat me je toch voorstellen aan mijn vrouw, aan mijn schoonbroêr... |||||||||||Schwager Dude, let me still introduce you to my wife, to my brother-in-law....

Brauws schrikte. |erschrak Brauws flinched.

- Neen, Hans, heusch niet... Neen, neen... wie heeft daar nu wat aan... - No, Hans, really not... No, no... who needs...

Constance hoorde, en zij moest glimlachen,       en liep door met Van Vreeswijck en Paul. Constance heard, and she had to smile, and walked on with Van Vreeswijck and Paul.

- Jawel, jawel, drong Van der Welcke. - Yep, yep, urged Van der Welcke.

Brauws, zeker, begreep, dat Constance gehoord had, want hij zei met een stem vol wanhoop: Brauws, certainly, understood, that Constance had heard, for he said in a voice full of despair:

- Nu goed dan, Hans... - Now well then, Hans...

- Constance! - Constance! Paul! Paul! riep Van der Welcke, trotsch op zijn vriend, en hij haalde hen in. cried Van der Welcke, proud of his friend, and he caught up with them.

Hij had Brauws aan de heele wereld willen voorstellen, aan dat heele publiek, dat wegstroomde van Diligentia. ||||||||||||||wegströmte|| He had wanted to introduce Brauws to the whole world, to that whole audience, which was flowing away from Diligentia.

- Mag ik je voorstellen... mijn vriend, Max Brauws... mijn vrouw... mijn zwager, Van Lowe. - May I introduce ... my friend, Max Brauws ... my wife ... my brother-in-law, Van Lowe.

Zij boden hem de hand. |bot||| They offered him their hands. Voor Constance bleef Brauws staan, verlegen, onhandig. In front of Constance, Brauws remained standing, shy, awkward. Zij poogde hem een compliment te maken, dat niet al te banaal zoû klinken, en, tactvolle vrouw, slaagde zij. |versuchte||||||||||||||||schaffte| She tried to give him a compliment that would not sound too banal, and, tactful woman, she succeeded. Paul ook zei iets; zij liepen op: Van Vreeswijck grinnikte in stilte om Van der Welcke's opgewondenheid en om de onhandigheid van Brauws. |||||||||kicherte leise||||||||||||| Paul also said something; they walked up: Van Vreeswijck chuckled silently at Van der Welcke's agitation and at Brauws' clumsiness.

- En ga je nu heusch naar huis? - And are you really going home now? Ga je niet meê naar de Witte? Aren't you going with me to the White? drong Van der Welcke smeekende aan. urged Van der Welcke pleadingly.

- Beste Hans, wat moet ik nu in de Witte doen? - Dear Hans, what should I do now in the White?

- Dus je gaat naar huis. - So you go home. - Ja, ik ga naar huis, maar ik loop gaarne nog een eind meê. - Yes, I'm going home, but I'm happy to walk with you for a while.

En beleefd willende doen, boog hij vaag naar Constance, maar zeide niets meer. And wishing to be polite, he bowed vaguely to Constance, but said nothing more.

Het was een heerlijke winteravond, een fijne vorst, een hemel vol tintelsterren. ||||Winterabend|||||||Funkelsterne It was a lovely winter evening, a fine frost, a sky full of tingling stars.

- Ik vind het heerlijk te loopen, zei Constance. - I love to walk, Constance said. Als ik iets moois heb gehoord, muziek, een comedie, of een rede als van avond, loop ik veel liever, dan dat ik terugratel in een rijtuig. ||||||||Komödie||||||||||||||zurückredele||| When I have heard something beautiful, music, a comedy, or a speech like tonight, I would much rather walk, than rattle back in a carriage.

- Kerel! - Dude! riep Van der Welke, nog steeds enthouziast. ||||||enthusiast shouted Van der Welke, still enthouziastically. Je hebt me bekeerd! You have converted me! Ik geloof er aan... ik geloof er aan, aan je Vrede! I believe in it-I believe in it, in your Peace!

Brauws, in eens, schaterde. |||lachte luid Brauws, at once, scowled.

- Kijk, nu lacht de vent me weêr uit! - Look, now the guy is laughing at me again! zei Van der Welcke, beleedigd. Van der Welcke said, beleaguered.

- Nu, zei Brauws. - Now, Brauws said. Wil ik je dan morgen, om je te beloonen, afhalen in een automobiel? ||||||||belohnen|||| Then tomorrow, to reward you, would you like me to pick you up in an automobile?

Nu lachten zij allen. Now they were all laughing.

- Heb je er dan een? - Do you have one then? riep Van der Welcke verrukt. ||||verrückt cried Van der Welcke rapturously.

- Ik kan er een huren, zei Brauws. - I can rent one, Brauws said. En dan mag jij stoken. And then you get to poke.

- Kan je er een huren! - Can you rent one! Kan je er een huren!! Can you rent one!!! riep Van der Welcke, ontzet van verrukking. cried Van der Welcke, horrified with delight. En mag ik dan stoken? And am I allowed to fire then? En den Vrede vergetende, was hij weldra in een drukke opgewondenheid over moto-cars, moto-cycles... |||vergessend||||||||||Autos||Motorräder And forgetting the Peace, he was soon in a busy excitement about moto-cars, moto-cycles....

Op de Kerkhoflaan zei Constance: On Cemetery Avenue, Constance said:

- Komen de heeren nog binnen? - Are the gentlemen still coming in?

Van Vreeswijck en Paul zouden gaarne nog een glas wijn komen drinken, maar Brauws zeide: Van Vreeswijck and Paul would have gladly come for another glass of wine, but Brauws said:

- Mevrouw, het is al zoo laat... - Ma'am, it's so late...

- Voor ons niet. - Not for us.

- Kom nu, Max, zei Van der Welcke. - Come now, Max, said Van der Welcke.

Maar hij lachte zacht, met zijn vreemden lach, en zei: But he laughed softly, with his strange smile, and said:

- Maar wie heeft daar nu wat aan, of ik nog binnenkom... ||||||||||reinkomme - But who cares about that, whether I still get in....

En met een verlegen groet, maakte hij zich weg: zij lachten allen. And with a shy salute, he made his way: they all laughed.

- Die Brauws is toch een beetje te bar, zei Van Vreeswijck verontwaardigd. |||||||||||empört - Surely that Brauws is a bit too bar, Van Vreeswijck said indignantly.

- En hij vergeet me te zeggen hoe laat hij me morgen komt halen met zijn kachel... - And he forgets to tell me what time he is coming to pick me up tomorrow with his stove....

Maar den volgenden morgen, heel vroeg, in den mistigen wintermorgen, daar hotste de ‘kachel' poeffende en puffende en kanonknallende aan over de Kerkhoflaan, en hield stil voor Van der Welcke's deur, met nerveuze longschokken nazuchtende als om van vermoeienis op adem te komen, en dit vehikel       als van levend en ademend ijzer, in zijn essence-stank, die was de zure lucht van zijn zweet, verzamelde een groepje slagersjongens en sina's-appelen-joden rondom zich heen. |||||||||||heißes Gerät|||puffend und schnaufend||||kanonenschlagend|||||||||||||||Lungenstöße|nachseufzend|||||||||||das Fahrzeug|||||atmend|||||||||||||||||Metzgerjungen||Sina's Äpfel|Äpfel|Juden||| But the next morning, very early, in the foggy winter morning, there the "stove" puffed and puffed and cannonballed on across the Kerkhoflaan, and stopped at Van der Welcke's door, sighing with nervous lung jerks as if to catch its breath from fatigue, and this vehicle as of living and breathing iron, in its essence-smell, which was the sour smell of its sweat, gathered around it a group of butcher boys and sina's-apple Jews. Brauws was uitgestapt en daar Constance juist beneden kwam, ontving zij hem: ||ausgestiegen||||||||| Brauws had stepped out, and since Constance was just coming downstairs, she received him:

- Ik ben niet goed prezentabel, mevrouw; in zoo een ‘kachel', als Hans zegt, ben je dadelijk ontoonbaar. ||||präsentabel||||||||||||unvorstellbar - I am not well prezentable, madam; in such a "stove," as Hans says, you are immediately uninhabitable.

Hij was verlegen, zag naar buiten, naar de uit zijn ijzeren longen napoeffende automobiel, en lachte zacht om de samenscholing. |||||||||||Lungen|auspuffenden|||||||Ansammlung He was shy, looked outward, at the automobile humming from his iron lungs, and laughed softly at the gathering.

- Ik maak een heele opschudding voor uw deur. ||||Aufregung||| - I make a whole commotion at your door.

- Men is toch al gewend in Den Haag aan ‘kachels'. |||||||||Kaminöfen - People are used to "stoves" in The Hague anyway.

- Dat is een teekenend woord van Hans... |||zeichenhaft||| - That's a telling word from Hans....

Zij lachten beiden. They both laughed. Zij vond zijn lach innemend, en zij vond zijn stem zacht en rustig om naar te luisteren. ||||einnehmend|||||||||||| She found his smile engaging, and she found his voice soft and calm to listen to.

- Mevrouw, zei hij in eens, overwinnende zijn schuchterheid. |||||überwindend||Schüchternheit - Ma'am, he said at once, overcoming his timidity. U heeft toch niet kwalijk genomen, dat ik gisteren zoo weinig beminnelijk was? ||||held it against|||||||lovable| You didn't resent that I was so unlovable yesterday, did you?

- Maar u was niet onbeminnelijk. ||||nicht unliebenswert - But you were not unlovable.

- Jawel, ik was het heel erg... Maar wat zal ik u zeggen: ik heb verleerd... zoo te praten...       Zij glimlachte. ||||||||||||||verlernt||||| - Yes, I was very much ... But what shall I tell you: I've forgotten ... talking like that ... She smiled.

- Met dames... schertste zij. - With ladies ... she jested.

- Ja... zoo over niets... weet u... te praten... - Yes ... so about nothing ... you know ... to talk ....

- U hoeft u heusch niet te excuzeeren, meneer Brauws. |||wirklich||||| - You really don't have to apologize, Mr. Brauws. U had gisteren avond al zooveel heerlijks gezegd, dat ik mij best begrijp... ||||||herrliches Köstliches|||||| You had said so many wonderful things last night that I quite understand....

- Ja maar... van morgen heb ik niet gesproken, en... - Yes but... from tomorrow I haven't spoken, and....

- Zoû u ook niet weten... iets te zeggen, over niets. - Neither would you know... something to say, about nothing. Maar ik bid u, doe u dan geen geweld aan... en blijf rustig. But I pray you, do not do violence to you then ... and remain calm. Henri komt oogenblikkelijk; hij is heel nerveus, dat hij niet klaar is. Henri comes at once; he is very nervous that he is not ready.

Inderdaad hoorden zij boven Van der Welcke, zenuwachtig, in zijn kamer zich kleeden: hij liep driftig rond, en hij riep: Indeed they heard above Van der Welcke, nervously, in his room getting dressed: he was running around adrift, calling out:

- Addy... Addy... Zoek eens een das voor me! - Addy... Addy... Find me a tie! Vlug dan, jongen... Quickly then, boy...

En Constance, opstaande, wilde gaan. And Constance, getting up, wanted to go.

Brauws hield haar tegen. Brauws stopped her.

- Mevrouw, zeide hij haastig. - Ma'am, he said hastily. Hans heeft me ten eten gevraagd. Hans asked me to dinner.

- En u woû niet... - And you woû not...

- Ja maar, ik ben zoo een beer. ||||||Bär - Yes but, I am such a bear. Wees niet boos, en laat Hans ook niet boos zijn, en laat mij maar eens komen eten. Don't be angry, and don't let Hans be angry either, and let me come to dinner. - U inviteert dus uzelven. |einladen||sich selbst - So you are inviting yourself.

- Ja... - Yes...

- Heel goed: wij zullen het heel gezellig vinden u aan onze tafel te zien. - Very good: we will be very happy to see you at our table. Wanneer wilt u? When do you want?

- Wanneer u wilt. - Whenever you want.

- Morgen. - Tomorrow.

- Heel graag. - Very much so.

- Wilt u alleen komen, of wil ik Van Vreeswijck er bij vragen. - Do you want to come alone, or do I want to ask Van Vreeswijck to join us.

- Ja, zeker... Van Vreeswijck. - Yes, definitely ... Van Vreeswijck.

- En verder niemand. - And no one else.

- Neen, niemand... Maar ik schrijf u de wet niet voor. |||||||Gesetz|| - No, no one... But I am not prescribing the law to you.

- Maar waarom niet, in dit geval... - But why not, in this case....

Van der Welcke stormde de trappen af: Addy volgde. |||stürmte||||| Van der Welcke stormed down the stairs: Addy followed.

- Dat is aardig van je, Max! - That's nice of you, Max! En laat eens de kachel zien... Dat is een goeie! |||||||||gute And let's see the stove-that's a good one! En dat is mijn jongen... Addy, eet gauw een boterham, dan stoken wij je naar hok! |||||||||||stoken||||Zelt And that's my boy... Addy, eat a sandwich soon, then we'll fire you to loft!

Addy lachte; staande at hij zijn boterham rustig. Addy smiled; standing, he ate his sandwich quietly.

- Ik heb nog den tijd... - I still have the time...

- Des te beter... dan stoken wij je eerst wat om... Vlug, vlug, neem je boterham maar meê. - All the better... then we'll burn you first... Quickly, quickly, take your sandwich with you. Hij liep als een dolle door kamer en vestibule, zocht zijn hoed, vond hem niet, holde naar boven, deed Truitje het heele huis door naar zijn handschoenen zoeken; veroorzaakte een waaienden tocht door het heele huis. ||||||||||||||||||||||||||||verursachte||||||| He ran like a madman through room and hallway, looked for his hat, didn't find it, ran upstairs, made Truitje look all over the house for his gloves; caused a windy trip through the whole house. Eindelijk was hij klaar. Finally, he was ready.

- Als ik maar met je kachel terecht kan... Doek-doek-doek-doek... doek-doek-doek-doek... Dag Constance... - If only I can get by with your stove... Cloth-cloth-cloth-cloth... Cloth-cloth-cloth... Bye Constance....

Hij duwde Addy voort, deed hem de "kachel" beklimmen, zette zich. He pushed Addy forward, made him climb the "stove," set.

- Vooruit dan, Brauws! - Onward then, Brauws!

- Adieu mevrouw, dus tot morgen! - Adieu madame, so until tomorrow!

Hij haastte zich naar buiten. He rushed outside. Constance zag uit het raam: zij stookten weg, Addy tusschen hen in, die haar toewuifde terwijl Brauws aan Van der Welcke, te vlug, te woest, te dol, het systeem van de ‘kachel' wees, en hem klaarduidelijk vroeg wat voorzichtig te zijn... ||||||heizten||||||||winkte||||||||||wild heftig ungestüm|||||||||||ganz deutlich||||| Constance looked out the window: they were stoking away, Addy between them, waving at her while Brauws pointed out to Van der Welcke, too quick, too ferocious, too fond, the system of the "stove," asking him plainly to be a little careful....