×

Mes naudojame slapukus, kad padėtume pagerinti LingQ. Apsilankę avetainėje Jūs sutinkate su mūsų slapukų politika.


image

Zielenschemering [part 1], Hoofdstuk 4 (1)

Hoofdstuk 4 (1)

Heel stilletjes, in den zwaar broeienden zomermorgen, zat aan het serre-raam de oude vrouw zachtjes te schreien. Zij schreide nu onophoudelijk al twee lange, lange dagen. Na haar eersten snik, in de armen van Constance, had zij gesnikt niet meer, maar sedert, altijd door, waren stilletjes de tranen blijven loopen, zilt bijtende over haar rimpelige wangen. Zij zat, de handen op den schoot gevouwen, en nu en dan knikte zij met het hoofd op en neêr, terwijl zij tuurde in den groenen tuin, waarover de onweêrslucht donkerde, zwaar hing als met looden drukking. Nu en dan klaarde zij haar stem, nu en dan zuchtte zij heel diep, en de zakdoek was telkens nat, van de tranen, die altijd vloeiden, stilletjes uit haar pijnlijke oogen. Een bittere trek groefde haar ouden mond langer, naar omlaag met twee lange treurige rimpels. O ja, het was wel heel zwaar! Verdriet... verdriet was er àltijd wel geweest... verdriet om Louis en Gertrude gestorven in Buitenzorg, arme kinderen; hoe geleden hadden zij niet aan koorts en aan cholera... verdriet om geld: een duur huishouden, en beperkte middelen... Toen verdriet om die lieve Constance... o wat een zwaar verdriet... verdriet om het lijden en den dood van haar man, gebroken onder Constance's schande... verdriet om Van Naghels dood... om Bertha, die zoo veranderd was... om heel dat huis, dat was uit elkaâr gespat... en nu verdriet, o hoe zwaar verdriet... om haar kind, haar arme kind, dat gek was! Ach, als het maar gebeurd was vroeger, toen zij jonger was... zij had het wel kunnen dragen, kunnen dragen als het overige... kunnen opnemen als haar menschelijk, haar moederlijk deel van verdriet... Maar zij was nu al zoo oud, en het scheen of zij voelde aankomen het groote Verdriet heel laat... te laat voor haar om met geduld en kracht het verdriet op te nemen... nu dat zij iederen dag ouder werd, en zwakker, en gaarne om zich heen was BLIJVEN zien het groote harmonische geluk van haar groote familie van kinderen, kleinkinderen, kindskinderen, waarin zij altijd geleefd had met dankbare vreugde om zoo veel zegen... Het was of een voorgevoel tot haar naderde van heel ver... van heel ver uit die drukkende en zware luchten... een voorgevoel, dat haar verfijnde zenuwen van ouderdom plotseling niet alleen voelden, maar zagen, als eene drei- ging aannaderen, - zooals oude menschen de waarheid, de toekomst plotseling duidelijk zien: tanende lamp, die plotseling hel opflikkert - vóor het dooven in duisternis... helle opflikkering, die plots zien laat de schaduwen der kamer door, en waarin de portretten opgrijnzen met sprekende gezichten... vóor de lamp uitdooft... voor alles verzinkt in het duistere zwart! O, het vreeslijke voorgevoel, dat haar plotseling naderde als spook uit de loodzware luchten, dat geheel het verschiet voor haar blik vulde met grauwe angsten; het voorgevoel, dat het Verdriet, het grootste, haar juist nu zoû treffen het meest, op haar ouden, ouden dag, nu zij geen kracht meer had het te dragen, nu zij in een zakken zoû onder de zwaarte... God, waarom nu, waarom nu, zoo zwaar en zoo erbarmingloos verpletterend? Waarom nu? Was het dan niet genoeg... dat een harer kinderen... GEK was... het vreeslijkste wat zijn kan immers? Was het dan niet genoeg... Wat dan nog meer zoû er dreigen, zoû er doemen... nu zij zoo zwak werd... Zie, beefden niet hare oude handen bij de gedachten alleen, trilde niet geheel haar hulpeloos lichaam, vloeiden niet de tranen, tot ze pijn deden in de voegen van haar rim- pels en haar zakdoek was als een natte lap! Wat dan nog meer zoû er komen... O God, niet meer, niet meer... bad zij werktuigelijk, wel geloovende in haar zwakke wanhoop aan het groote, oneindige, almachtige, dat zoo heel, heel ver van ons blijft... en dat zij, fatsoenlijk-weg, altijd vereerd had, eens in de week in de kerk... vroeger... toen zij nog uit ging... O God, o God... niet meer! Het was grooter, het oneindig almachtige, dan wat men vereerde in de kerk, het was vullende zoo ver en zoo wijd zij kon denken... en het verschrikte haar, ontzette haar... zij zag het dreigen van verre... en waarom, waarom nu... ach, waarom maar niet alles vroeger dan, toen zij flinker geweest zoû zijn... toen zij àlles gedragen zoû hebben als haar menschelijk en moederlijk deel van verdriet... Nu had zij zoo gaarne rustig heel oud willen worden, in het middenpunt van den wijden cirkel der kinderen, der kleinkinderen, der kindskinderen... Maar ach, er was zoo veel... en... misschien zoû er nog meer komen!? O God, niet meer... niet meer, smeekte zij; was het dan niet genoeg, dat een harer kinderen... GEK was... het vreeslijkste wat zijn kan immers!! Zij kreunde in hare gedachte... verlucht, nu de regen begon zwaar te tikken op de afwachtende bladeren, het weêrlicht hel wegsloeg, de donder rolde, de lucht scheurde uit een... Maar de tranen bleven vloeien in hare rezignatie, nu dat het eindelijk regende, - en om het onweêr in hare doovende ooren, om de tranen in haar stekende oogen, hoorde zij niet zachtjes de deur opengaan, iemand komen door den salon en naderen de serre, zag zij niet dadelijk het ranke figuurtje van het jonge vrouwtje, dat nu voor haar stond, voorzichtig, als om niet pijn te doen aan het leed van die weenende oude vrouw...

- Oma... sprak het jonge vrouwtje zacht.

De oude vrouw keek verwonderd op, knipte de oogen, poogde heen te zien door de vloeiende tranen, herkende niet wie haar oma noemde.

- Hè...? zeide zij klagend. Wie is dat...? En niet dadelijk antwoordde het jonge vrouwtje, omdat zij een schok had gekregen om die stille tranen, die zij maar vloeien zag over de wangen van die eenzame oude vrouw... Voorzichtig bleef zij staan; een mooi, bijna broos jong vrouwtje: als een poppetje van Saksiesch porcelein, maar als een geheel modern poppetje; - een silhouet, geteekend door een chique Fransche teekenaar; het, in veel gegolfd haar, puntige gezichtje onder den heel grooten hoed, waarvan de wrong van het stroo en de zwier van de veêren eene overdrijving in mode toonden, die dadelijk opviel in Holland, in deze deftige kamers - terwijl het wandeltoilet van licht home-spun te gekleed scheen voor een Haagschen zomermorgen - terwijl een tikje aan alles: parasol, tulle boa, de jonge vrouw aantoonde als niet Haagsch en niet Hollandsch meer - hoe kort zij ook dat alles ontvlucht was... De oude vrouw, hoe gevoelig ook voor al wat wereldsch was, bleef haar een beetje wantrouwig aanzien, niet herkennende, en dadelijk instinctmatig juist aan die tikjes: de groote hoed, de tulle boa, de overdrijving oplettende, die haar niet beviel.

- ...Wie is dat dan...? herhaalde de oude vrouw, wisschende de oogen om helder te kijken, en nu knielde het mooie poppetje neêr, en zei:

- Herkent u me dan niet meer, oma... Ik ben het... Emilie...

- Ach kind! riep de oude vrouw, opluikende, blij, verrukt. Emilietje... ben jij het?? En oma, die je niet herkende... Maar je hebt ook zoo een grooten hoed, kind. En Eduard... hoe gaat het met hem en waar is hij?

- Maar oma...!

Onder den arm, dien zij dadelijk geslagen had om het fijne kindje, dat daar naast haar neêrknielende was in een spontane beweging van liefheid, voelde de oude vrouw den schok, den schrik, maar zij begreep niet...

- Nu dan... waar is Eduard?

- Maar oma... riep Emilie. We zijn immers niet meer bij elkaâr!

De oude vrouw nu schokte en schrikte op haar beurt, en sloot de oogen, en bleef strak... Hoe was het nu? Werd zij dan oud als haar oude zusters, Christine, Dorine, die al de kinderen altijd verwarden, die nooit iets juist wisten van hun groote familie... Hoe was het nu? Raakte zij in de war, en was dat nu de eerste keer, dat zij zoo geheel alles en alles was vergeten... of was zij al meer zoo geweest... misschien, en had zij geradoteerd als een oude, oude vrouw...

Zij opende de oogen treurig, en hare tranen vloeiden over.

- Ach Emilietje... mijn kindje... mijn kindje... wees niet boos op oma! Ze wordt oud, mijn lieve kind... Ze was het voor een oogenblik kwijt... Ja ja, ze was het kwijt... Het is waar, mijn kind: jullie zijn niet meer samen... O, het is treurig, het is treurig... Je hadt het niet zoo gauw moeten doen... Je hadt nog geduld met hem moeten oefenen... Zie je, kind, een scheiding, dat is altijd innig treurig in een familie... Je weet, tante Constance... Nu, die had heel veel verdriet gehad... Jij ook, jij hadt heel veel verdriet... Hij sloeg je... ja, oma weet het wel... Maar je hadt dat niet zoo moeten aan de klok hangen, kind... Zeker, je hadt je niet moeten laten slaan... Maar je hadt hem met zachtheid... met waardigheid... moeten overtuituigen... dat hij verkeerd deed... Als een vrouw waardig is... slaat haar geen man, mijn kind. Maar je was driftig... je hebt gestampt... je hebt teruggescholden... scènes uitgelokt, kind... Ja, ja... oma weet het heel goed... Oma herinnert zich alles. Mama zei wel...: alles gaat goed... maar oma merkte het wel... merkte wel, dat het heelemaal niet goed ging... Als je waardig was geweest, mijn kind, had hij je nooit durven slaan... En, wie weet... dan hadt je langzaam-aan hem zachter gemaakt... gemaakt, dat hij je achtte... en nog een heel dragelijk leven gehad... Zie je, kind, er is altijd wat... in het huwelijk... Het is niet zoo, als de jonge meisjes denken... als ze verliefd zijn. Er is altijd moeilijkheid... wennen aan elkaâr... zich voegen naar elkaâr... Denk je, dat grootmama nooit wat gehad heeft met grootpapa... O zoo dikwijls... en later nog... na al jaren getrouwd te zijn geweest... Over arme tante Constance... o, wat zijn grootmama en grootpapa het dikwijls oneens geweest... En mama en papa... denk je, dat die nooit wat hebben gehad? Drift, Emilietje... dat is in onze familie... Maar dat is iets, dat je kalmeeren moet... Een vrouw moet waardig zijn tegen haar man... het is zoo jammer, het is zoo jammer geweest... Ach kind, en waar ben je nu tòch? Niet bij mama, in Baarn... Waar zeg je...?? In Parijs... woon je in Parijs... Met Henri...? Maar zie je... Henri ook... ja, oma suft nog niet heelemaal... Henri zoo weggegaan van Leiden... foei... waarom niet afgestudeerd... en naar Indië... En wat doen jullie daar nu? In Parijs? Het is heel aardig, dat jullie zoo zijn met elkaâr... maar het is overdreven, Emilietje... Ja, ik herinner het me nu: ze zeiden, je woonde in Parijs... Ik had het al wel gehoord... Maar wat is dat nu, voor een leven... Je beetje geld, wat je van armen papa hebt gekre- gen, daar nu opmaken, in Parijs... Wat moeten de menschen daar nu van zeggen... Foei... neen, grootmama is niet tevreden... Grootmama vindt het niet aardig van jullie... In plaats van rustig bij je man te blijven... in plaats, dat Henri rustig afstudeert! Wat beteekent dat alles, dat jullie gedaan hebben... Neen kind, zoen me maar niet: oma is bitter... oma wil niet gezoend worden... De familie is de familie niet meer. Het is een grandeur déchue, kind... heelemaal een grandeur déchue... Vroeger waren ze wat: de Van Lowe's... Geld is er nooit veel geweest, maar we hingen niet aan geld en het lukte wel altijd... Maar de familie telde meê... in Indië - in Den Haag... Wie van jullie maakt nu zoo een carrière als grootpapa heeft gemaakt, als papa heeft gemaakt...? Neen, een gouverneur-generaal ziet men niet meer in de familie... en een minister ook niet meer... Het is een grandeur déchue, een grandeur déchue... Ach kind, oma heeft te veel verdriet... te veel verdriet op haar ouden dag... De dood van papa heeft oma een ergen slag gegeven... mama is sedert zoo veranderd... zoo veranderd... En oma ziet mama niet meer... nooit meer... Otto en Francis een enkelen keer... en die lieve Louise... maar verder zijn jullie allen verspreid... er is geen samenhang meer in jullie... Ach, het is zoo lief bij elkaâr te blijven... een groote familie, samen... Waarom moest mama nu naar Baarn gaan... Daar zijn niets dan rijke kooplui... dat is zoo niet ons genre... En nu... weetje het, kindje... arme oom Ernst... ja... kind... Het is zoo... het is waar... is het niet treurig, arme jongen... en heeft oma nu niet TE veel verdriet op haar ouden dag!! Lieve tante Constance brengt hem vandaag naar Nunspeet... ach, zonder tante Constance, wat zouden we hebben gedaan...? Een troost voor oma... dat is Addy... DAT is een lieve, knappe jongen - en die werkt goed... later gaat hij in de diplomatie... dat is de hoop van de familie... Want, nu ja... Frans is goed gelukt... Maar Henri... Emilietje... die mislukt... daar in Parijs... met jou samen... Neen, kind, zoen oma maar niet... oma is bitter... En Karel past niet goed op... zei oom Van Naghel... Ze zeggen het dan niet altijd aan oma... maar oma merkt het wel, als ze denken, dat ze doof is en het zachtjes zeggen onder elkaâr. Ach kind, oma moest maar sterven... Ze wordt te oud, kind, ze wordt te oud... Al dat verdriet had ze vroeger wel kunnen dragen... maar nu, kind... kan ze het niet meer... Nu kan ze het niet meer... Emilietje...

En zacht snikte de oude vrouw; de tranen liepen onophoudelijk... Zij liet zich nu maar omhelzen, hartstochtelijk, door Emilietje en zij hoorde al de lieve woordjes aan, waarmeê haar kleindochter haar overstelpte...

Constance kwam binnen en mama herkende haar dadelijk.

- Cony! Cony! Heb je hem gebracht...! En ben je terug!

Constance, verbaasd, omhelsde eerst Emilie: toen zeide ze:

- Ja, mama, ik heb Ernst gebracht... met dokter Van der Ouwe en met dokter Reeuws... Hij was heel kalm... Wij hadden een halven coupé afgehuurd en hij was heel rustig tusschen ons in... Hij was zelfs stil en hield mijn hand vast, den heelen tijd... Hij beklaagde me, ik weet niet waarom... Mama, huil niet: heusch, hij is kalm en hij is daar goed... Zijn kamer is lief, het uitzicht vroolijk... dokter Van Heuvel en zijn vrouw zijn hartelijke, eenvoudige menschen... Het zal zelfs geen izolatie-kuur zijn: hij eet met de andere patiënten aan tafel... Het treurige voor hem is, dat hij mist zijn boeken en antiquiteiten. Zijn boeken vooral, maar de dokter wil niet, dat hij leest... En hij moet wandelen...

- Maar wandelen, Cony, wandelen... Alleen? Hoe moet hij daar wandelen? Over die groote hei, alleen...! Hij zal verdwalen, hij is niet verantwoordelijk voor wat hij doet: hij zal verdrinken in een sloot!

- Neen, mama, we zullen goed op hem passen...

- Hoe meen je, kind...

- Het is gauw Addy's vacantie: ik ga met Addy naar Nunspeet en wij zullen met Ernst samen zijn...

- O, het is lief van je, Cony... Maar ik zal je missen!

- Ik kom u geregeld zien, mama... Nunspeet is niet ver!

- O, kind, kind, wat zoû ik doen zonder jou... O kind, dat je eindelijk tot ons bent teruggekeerd!... En je man, wat doet hij zonder zijn jongen...

- Hij zoû ons eens komen opzoeken... En hij zal op reis gaan met Vreeswijck... Ik ben alleen overgekomen om u te zeggen, dat alles goed is gegaan met Ernst. Van mid- dag ga ik naar Nunspeet terug... En van daar ga ik Bertha opzoeken in Baarn...

- Ik ga ook naar mama, zei zacht Emilie...

Toen zij zagen, dat de oude vrouw moê was, stonden Constance en Emilie op.

- Wij gaan, mama...

- Ja kind... Maar laat me niet lang alleen... Wanneer zie ik je weêr?

- Over drie dagen.

- Zoo lang...

- De anderen zullen bij u komen: tante Lot, Dorine, Adeline.

- Ja... maar ik ben toch veel alleen. Ik begrijp het niet: vroeger was ik nooit alleen... Ik hoû niet van alleen zijn. Ik ben het niet gewend... Waar zitten jullie toch allen...

- Als u Dorine in huis nam, mama...

- Neen neen... in huis niet. Niet in huis... Ieder moet vrij zijn.

Maar ze kunnen me toch wel eens opzoeken. Ik zie nooit de kinderen... van Adeline...

- Maar mama, ik weet toch, dat ze eergisteren hier zijn geweest.

- Neen, neen... het is langer, het is langer geleden... Ik zie ook nooit je jongen.

- Ik zal hem van middag zenden.

- Ja, doe dat... Waarom zijn we allen zoo uit elkaâr nu... Het is nooit geweest, het is vroeger nooit geweest... Nu, dag kind... Zend je Addy? Kom je zelf gauw?

- U moet een paar dagen geduld hebben.

- Ja, goed... blijf maar bij armen Ernst... Je doet een goed werk... En zeg ook aan Adeline, dat ze me verwaarloost en dat ik de kinderen NOOIT zie... Nooit...

Zij kusten beiden haar moeder, haar grootmoeder... Toen de oude vrouw alleen was, schudde zij het hoofd op en neêr... keek in den regen... en de tranen liepen over haar wangen... onophoudelijk... onophoudelijk...

Emilie had een rijtuig.

- Ik breng u thuis, tante...

Zij stegen in.

- In maanden hebben we je niet gezien, kind...

- Neen tante... Ik kom uit Parijs... Ik ga mama opzoeken in Baarn.

- En dan?

- Ik keer weêr terug, naar Parijs... Ik woon daar nu... Ik had gedacht u ook een visite te maken, tante...

- Kom dan binnen, kind, blijf bij ons lunchen.

- Dat wil ik wel, tante...

Zij stegen uit, voor de villa in de Kerkhof laan. Emilie zond het rijtuig weg. Bij Constance zette zij haar hoed af, deed-af de tulle boa, verloor zoo iets van haar te sterk geaccentueerde popperigheid...

- Emilie, zei Constance. Wij hebben nog éen uur. Kom bij me in mijn slaapkamer... Ik wil je spreken...

Zij ging naar boven: Constance sloot de deur.

- Zeg me... Emilie... Hoe leef je daar... in Parijs...

- Met Henri, tante...

- Met Henri... Maar waarom zoo, Emilie? Waarom je broêr af te houden van zijn werk...

- Tante, ik hoû hem niet af... Hij wil zoo niet meer werken... Hij wil vrij zijn... en ik ook...

- Vrij... in welk opzicht...

- Wij voelen ons niet geschikt... voor een Hollandsche maatschappij...

- Maar waarom niet...

- Weet ik het... Een exotiesch druppeltje in ons bloed, misschien... Tante, probeer het te begrijpen... U is ook veel in het buitenland geweest... Holland is eng... en ik... ik heb te veel in Holland geleden.

- Kind, ik heb geleden... buiten mijn land,

Hoofdstuk 4 (1) Chapter 4 (1)

Heel stilletjes, in den zwaar broeienden zomermorgen, zat aan het serre-raam de oude vrouw zachtjes te schreien. Very quietly, in the heavily sweltering summer morning, the old woman sat at the conservatory window crying softly. Zij schreide nu onophoudelijk al twee lange, lange dagen. She cried incessantly now for two long, long days. Na haar eersten snik, in de armen van Constance, had zij gesnikt niet meer, maar sedert, altijd door, waren stilletjes de tranen blijven loopen, zilt bijtende over haar rimpelige wangen. After her first sob, in Constance's arms, she had sobbed no more, but since then, always on, the tears had continued to run silently, salty biting down her wrinkled cheeks. Zij zat, de handen op den schoot gevouwen, en nu en dan knikte zij met het hoofd op en neêr, terwijl zij tuurde in den groenen tuin, waarover de onweêrslucht donkerde, zwaar hing als met looden drukking. She sat, hands folded on her lap, and now and then she would nod her head up and down, peering into the green garden, over which the thunderstorm sky darkened, hung heavily as if with leaden pressure. Nu en dan klaarde zij haar stem, nu en dan zuchtte zij heel diep, en de zakdoek was telkens nat, van de tranen, die altijd vloeiden, stilletjes uit haar pijnlijke oogen. Now and then she cleared her voice, now and then she sighed very deeply, and the handkerchief was wet each time, from the tears, which always flowed, silently from her aching eyes. Een bittere trek groefde haar ouden mond langer, naar omlaag met twee lange treurige rimpels. A bitter pull furrowed her aged mouth longer, downward with two long mournful wrinkles. O ja, het was wel heel zwaar! Oh yes, it was very tough though! Verdriet... verdriet was er àltijd wel geweest... verdriet om Louis en Gertrude gestorven in Buitenzorg, arme kinderen; hoe geleden hadden zij niet aan koorts en aan cholera... verdriet om geld: een duur huishouden, en beperkte middelen... Toen verdriet om die   lieve Constance... o wat een zwaar verdriet... verdriet om het lijden en den dood van haar man, gebroken onder Constance's schande... verdriet om Van Naghels dood... om Bertha, die zoo veranderd was... om heel dat huis, dat was uit elkaâr gespat... en nu verdriet, o hoe zwaar verdriet... om haar kind, haar arme kind, dat gek was! Sadness... grief there had always been... Sorrow for Louis and Gertrude who died in Buitenzorg, poor children; how they had not suffered from fever and cholera.... sorrow for money: an expensive household, and limited means.... Then grief for that dear Constance.... oh what heavy grief... grief for the suffering and den death of her husband, broken under Constance's disgrace.... sorrow for Van Naghel's death... for Bertha, who had changed so much... for all that house, that had burst apart.... and now sorrow, oh how heavy sorrow... for her child, her poor child, who was mad! Ach, als het maar gebeurd was vroeger, toen zij jonger was... zij had het wel kunnen dragen, kunnen dragen als het overige... kunnen opnemen als haar menschelijk, haar moederlijk deel van verdriet... Maar zij was nu al zoo oud, en het scheen of zij voelde aankomen het groote Verdriet heel laat... te laat voor haar om met geduld en kracht het verdriet op te nemen... nu dat zij iederen dag ouder werd, en zwakker, en gaarne om zich heen was BLIJVEN zien het groote harmonische geluk van haar groote familie van kinderen, kleinkinderen, kindskinderen, waarin zij altijd geleefd had met dankbare vreugde om zoo veel zegen... Het was of een voorgevoel tot haar naderde van heel ver... van heel ver uit die drukkende en zware luchten... een voorgevoel, dat haar verfijnde zenuwen van ouderdom plotseling niet alleen voelden, maar zagen, als eene drei-   ging aannaderen, - zooals oude menschen de waarheid, de toekomst plotseling duidelijk zien: tanende lamp, die plotseling hel opflikkert - vóor het dooven in duisternis... helle opflikkering, die plots zien laat de schaduwen der kamer door, en waarin de portretten opgrijnzen met sprekende gezichten... vóor de lamp uitdooft... voor alles verzinkt in het duistere zwart! Ah, if only it had happened earlier, when she was younger... she could have borne it, could have borne it like the rest taken it as her human, her maternal share of grief... But she was so old now, and it seemed she felt the great Sorrow coming very late too late for her to take it with patience and strength... now that she was growing older and weaker every day, and would have loved to have seen around her the great harmonious happiness of her large family of children, grandchildren and children's children, in which she had always lived with grateful joy for so many blessings... It was as if a premonition approached her from very far from afar from those oppressive and heavy skies... a premonition, which her refined nerves of old age suddenly not only felt, but saw, as a threat was approaching, - as old people suddenly see the truth, the future clearly: waning lamp, which suddenly flickers brightly - before it goes out in darkness... hell flickering, which suddenly shows the shadows of the room through, and in which the portraits grimace with speaking faces ... before the lamp goes out before everything sinks into dark blackness! O, het vreeslijke voorgevoel, dat haar plotseling naderde als spook uit de loodzware luchten, dat geheel het verschiet voor haar blik vulde met grauwe angsten; het voorgevoel, dat het Verdriet, het grootste, haar juist nu zoû treffen het meest, op haar ouden, ouden dag, nu zij geen kracht meer had het te dragen, nu zij in een zakken zoû onder de zwaarte... God, waarom nu, waarom nu, zoo zwaar en zoo erbarmingloos verpletterend? Oh, the dreadful premonition, that suddenly approached her like a ghost from the leaden skies, that filled the whole horizon before her gaze with gray fears; the premonition, that the Sorrow, the greatest, would strike her just now, the most, in her old, old age, now that she had no more strength to bear it, now that she would sink into a slump under the heaviness... God, why now, why now, so heavy and so mercilessly crushing? Waarom nu? Why now? Was het dan niet genoeg... dat een harer kinderen... GEK was... het vreeslijkste wat zijn kan immers? Was it not enough then that one of her children... was insane... the most dreadful thing could be after all? Was het dan niet genoeg... Wat dan nog meer zoû er dreigen, zoû er doemen... nu zij zoo zwak werd... Zie, beefden niet hare oude handen bij de gedachten alleen, trilde niet geheel haar hulpeloos lichaam, vloeiden niet de tranen, tot ze pijn deden in de voegen van haar rim-   pels en haar zakdoek was als een natte lap! Wasn't it enough then... What else might threaten, might loom... now that she became so weak... See, did not her old hands tremble at the mere thought, did not her whole helpless body tremble, did not the tears flow, until they ached at the seams of her rim- fur and her handkerchief was like a wet rag! Wat dan nog meer zoû er komen... O God, niet meer, niet meer... bad zij werktuigelijk, wel geloovende in haar zwakke wanhoop aan het groote, oneindige, almachtige, dat zoo heel, heel ver van ons blijft... en dat zij, fatsoenlijk-weg, altijd vereerd had, eens in de week in de kerk... vroeger... toen zij nog uit ging... O God, o God... niet meer! What else would come... Oh God, no more, no more... she prayed mechanically, believing in her weak despair in the great, infinite, almighty, that remains so very, very far from us... and which, decently-away, she had always worshipped, once a week in church before... when she still went out... O God, O God... no more! Het was grooter, het oneindig almachtige, dan wat men vereerde in de kerk, het was vullende zoo ver en zoo wijd zij kon denken... en het verschrikte haar, ontzette haar... zij zag het dreigen van verre... en waarom, waarom nu... ach, waarom maar niet alles vroeger dan, toen zij flinker geweest zoû zijn... toen zij àlles gedragen zoû hebben als haar menschelijk en moederlijk deel van verdriet... Nu had zij zoo gaarne rustig heel oud willen worden, in het middenpunt van den wijden cirkel der kinderen, der kleinkinderen, der kindskinderen... Maar ach, er was zoo veel... en... misschien zoû er nog meer komen!? It was greater, the infinitely omnipotent, than what one worshipped in church, it was filling as far and as wide she could think.... and it terrified her, horrified her.... she saw it threatening from afar... and why, why now... oh, why not everything before, when she would have been stronger... when she would have borne her human and maternal share of grief... Now she would have liked to grow old quietly, in the center of the wide circle of children, of grandchildren, of children's children... But oh, there was so much... and... perhaps there would be more to come! O God, niet meer... niet meer, smeekte zij; was het dan niet genoeg, dat een harer kinderen... GEK was... het vreeslijkste wat zijn kan immers!! O God, no more... no more, she begged; was it not enough, then, that one of her children was insane... the most dreadful thing could be after all!!! Zij kreunde in hare gedachte... verlucht, nu de regen begon zwaar te tikken op de afwachtende bladeren, het weêrlicht hel wegsloeg, de donder rolde, de lucht scheurde uit een... Maar de tranen bleven vloeien in hare rezignatie, nu dat het eindelijk regende, - en om het onweêr in hare doovende ooren, om de tranen in haar stekende oogen, hoorde zij niet zachtjes de deur opengaan, iemand komen door den salon en naderen de serre, zag zij niet dadelijk het ranke figuurtje van het jonge vrouwtje, dat nu voor haar stond, voorzichtig, als om niet pijn te doen aan het leed van die weenende oude vrouw... She groaned in her thought relieved, now that the rain was beginning to tap heavily on the waiting leaves, the weather light hell was beating away, the thunder was rolling, the sky was tearing apart.... But the tears continued to flow in her rezign, now that it was finally raining, - and because of the thunder in her quenching ears, because of the tears in her stinging eyes, she did not gently hear the door open, someone coming through the parlor and approaching the conservatory, did not immediately see the slender figure of the young female, now standing before her, cautious, as if not to hurt the suffering of that weeping old woman...

- Oma... sprak het jonge vrouwtje zacht. - Grandma... spoke the young female softly.

De oude vrouw keek verwonderd op, knipte de oogen, poogde heen te zien door de vloeiende tranen, herkende niet wie haar oma noemde. The old woman looked up in amazement, eyes blinking, trying to see through the flowing tears, not recognizing who her grandmother called her.

- Hè...? - Huh? zeide zij klagend. she said plaintively. Wie is dat...? Who is that...? En niet dadelijk antwoordde het jonge vrouwtje, omdat zij een schok had gekregen om die stille tranen, die zij maar vloeien zag over de wangen van die eenzame oude vrouw... Voorzichtig bleef zij staan; een mooi, bijna broos jong vrouwtje: als een poppetje van Saksiesch porcelein, maar als een geheel modern poppetje; - een silhouet, geteekend door een   chique Fransche teekenaar; het, in veel gegolfd haar, puntige gezichtje onder den heel grooten hoed, waarvan de wrong van het stroo en de zwier van de veêren eene overdrijving in mode toonden, die dadelijk opviel in Holland, in deze deftige kamers - terwijl het wandeltoilet van licht home-spun te gekleed scheen voor een Haagschen zomermorgen - terwijl een tikje aan alles: parasol, tulle boa, de jonge vrouw aantoonde als niet Haagsch en niet Hollandsch meer - hoe kort zij ook dat alles ontvlucht was... De oude vrouw, hoe gevoelig ook voor al wat wereldsch was, bleef haar een beetje wantrouwig aanzien, niet herkennende, en dadelijk instinctmatig juist aan die tikjes: de groote hoed, de tulle boa, de overdrijving oplettende, die haar niet beviel. And not immediately the young female answered, for she had received a shock at those silent tears, which she saw but flowing down the cheeks of that lonely old woman.... Carefully she remained standing; a beautiful, almost frail young female: like a little doll of Saxon porcelain, but like a completely modern doll; - a silhouette, drawn by a fancy French draughtsman; the, in much wavy hair, pointed face under the very large hat, of which the curl of the straw and the sway of the feathers showed an exaggeration in fashion, which was immediately noticeable in Holland, in these posh rooms - while the walking toilet of light home-spun seemed too dressed for a Hague summer morning - while a touch of everything: parasol, tulle boa, showed the young woman as no longer Haagsch and no longer Hollandish - however briefly she had escaped all that... The old woman, however sensitive to all that was worldly, continued to look at her a little suspiciously, not recognizing, and immediately instinctively paying attention to those very touches: the big hat, the tulle boa, the exaggeration that did not please her.

- ...Wie is dat dan...? - ...Who is that then...? herhaalde de oude vrouw, wisschende de oogen om helder te kijken, en nu knielde het mooie poppetje neêr, en zei: repeated the old woman, changing her eyes to look clearly, and now the pretty little doll knelt down, and said:

- Herkent u me dan niet meer, oma... Ik ben het... Emilie... - Don't you recognize me then, grandma.... It's me... Emilie...

- Ach kind! - Ah child! riep de oude vrouw, opluikende, blij, verrukt. cried the old woman, brightening, pleased, delighted. Emilietje... ben jij het?? Emilie... is it you? En oma, die je niet herkende... Maar je hebt ook zoo een grooten hoed, kind. And Grandma, who didn't recognize you.... But you also have such a great hat, child. En   Eduard... hoe gaat het met hem en waar is hij? And Eduard... how is he and where is he?

- Maar oma...! - But Grandma...!

Onder den arm, dien zij dadelijk geslagen had om het fijne kindje, dat daar naast haar neêrknielende was in een spontane beweging van liefheid, voelde de oude vrouw den schok, den schrik, maar zij begreep niet... Under the arm, which she immediately put around the delicate child, kneeling there beside her in a spontaneous movement of sweetness, the old woman felt the shock, the terror, but she did not understand...

- Nu dan... waar is Eduard? - Now then... where is Eduard?

- Maar oma... riep Emilie. - But Grandma! cried Emilie. We zijn immers niet meer bij elkaâr! After all, we are no longer with each other!

De oude vrouw nu schokte en schrikte op haar beurt, en sloot de oogen, en bleef strak... Hoe was het nu? The old woman now shocked and startled in turn, and closed the eyes, and remained stern.... What was it like now? Werd zij dan oud als haar oude zusters, Christine, Dorine, die al de kinderen altijd verwarden, die nooit iets juist wisten van hun groote familie... Hoe was het nu? Was she then getting old like her old sisters, Christine, Dorine, who always confused all the children, who never knew anything right about their big family.... What was it like now? Raakte zij in de war, en was dat nu de eerste keer, dat zij zoo geheel alles en alles was vergeten... of was zij al meer zoo geweest... misschien, en had zij geradoteerd als een oude, oude vrouw... Did she get confused, and was that now the first time, that she had so completely forgotten everything and anything or had she been like this before perhaps, and had she ranted like an old, old woman

Zij opende de oogen treurig, en hare tranen vloeiden over. She opened her eyes mournfully, and her tears overflowed.

- Ach Emilietje... mijn kindje... mijn kindje... wees niet boos op oma! - Ah Emilietje ... my baby... my baby... Don't be angry with grandma! Ze wordt oud, mijn lieve kind... Ze was het voor een oogenblik kwijt... Ja ja, ze was het kwijt...   Het is waar, mijn kind: jullie zijn niet meer samen... O, het is treurig, het is treurig... Je hadt het niet zoo gauw moeten doen... Je hadt nog geduld met hem moeten oefenen... Zie je, kind, een scheiding, dat is altijd innig treurig in een familie... Je weet, tante Constance... Nu, die had heel veel verdriet gehad... Jij ook, jij hadt heel veel verdriet... Hij sloeg je... ja, oma weet het wel... Maar je hadt dat niet zoo moeten aan de klok hangen, kind... Zeker, je hadt je niet moeten laten slaan... Maar je hadt hem met zachtheid... met waardigheid... moeten overtuituigen... dat hij verkeerd deed... Als een vrouw waardig is... slaat haar geen man, mijn kind. She's getting old, my dear child.... She lost it for a moment.... Yes yes, she lost it.... It's true, my child: you are no longer together.... Oh, it's sad, it's sad.... You shouldn't have done it so soon.... You should have been even more patient with him.... You see, child, a divorce, that's always deeply sad in a family... You know, Aunt Constance... Now, she had been very sad... You too, you had a lot of grief... He hit you... yes, grandma knows... But you shouldn't have blabbed like that, child... Sure, you shouldn't have let him hit you... But you should have hit him with gentleness... with dignity... convinced him... that he did wrong... When a woman is dignified does not beat her husband, my child. Maar je was driftig... je hebt gestampt... je hebt teruggescholden... scènes uitgelokt, kind... Ja, ja... oma weet het heel goed... Oma herinnert zich alles. But you were adrift... you stomped... you scolded back... scenes provoked, child... Yes, yes... grandma knows very well.... Grandma remembers everything. Mama zei wel...: alles gaat goed... maar oma merkte het wel... merkte wel, dat het heelemaal niet goed ging... Als je waardig was geweest, mijn kind, had hij je nooit durven slaan... En, wie weet... dan hadt je langzaam-aan hem zachter gemaakt... gemaakt, dat hij je achtte... en nog een heel dragelijk leven gehad... Zie je, kind, er is altijd wat... in het huwelijk... Het is niet   zoo, als de jonge meisjes denken... als ze verliefd zijn. Mama did say...: everything is going well.... but Grandma did notice did notice, that it wasn't all right at all... If you had been dignified, my child, he would never have dared to hit you.... And, who knows... you might have slowly softened him... made him respect you... and still had a very bearable life.... You see, child, there's always something... in marriage... It's not like the young girls think... when they're in love. Er is altijd moeilijkheid... wennen aan elkaâr... zich voegen naar elkaâr... Denk je, dat grootmama nooit wat gehad heeft met grootpapa... O zoo dikwijls... en later nog... na al jaren getrouwd te zijn geweest... Over arme tante Constance... o, wat zijn grootmama en grootpapa het dikwijls oneens geweest... En mama en papa... denk je, dat die nooit wat hebben gehad? There is always difficulty... getting used to each other... conforming to each other... Do you think grandmother never had anything with grandfather... Oh so many times... and later still... after being married for years... About poor Aunt Constance... oh, how grandmother and grandfather often disagreed... And mom and dad... do you think they never had a thing? Drift, Emilietje... dat is in onze familie... Maar dat is iets, dat je kalmeeren moet... Een vrouw moet waardig zijn tegen haar man... het is zoo jammer, het is zoo jammer geweest... Ach kind, en waar ben je nu tòch? Drift, Emilietje ... that's in our family... But that's something, you have to calm down.... A wife has to be dignified to her husband.... It's such a shame, it's been such a shame.... Oh child, and where are you now anyway? Niet bij mama, in Baarn... Waar zeg je...?? Not at mom's, in Baarn.... Where do you say...? In Parijs... woon je in Parijs... Met Henri...? In Paris ... you live in Paris... With Henri...? Maar zie je... Henri ook... ja, oma suft nog niet heelemaal... Henri zoo weggegaan van Leiden... foei... waarom niet afgestudeerd... en naar Indië... En wat doen jullie daar nu? But you see... Henri too... Yes, grandma is not completely asleep... Henri so gone from Leiden... Shame... why not graduate... and go to India... And what are you doing there now? In Parijs? In Paris? Het is heel aardig, dat jullie zoo zijn met elkaâr... maar het is overdreven, Emilietje... Ja, ik herinner het me nu: ze zeiden, je woonde in Parijs... Ik had het al wel gehoord... Maar wat is dat nu, voor een leven... Je beetje geld, wat je van armen papa hebt gekre-   gen, daar nu opmaken, in Parijs... Wat moeten de menschen daar nu van zeggen... Foei... neen, grootmama is niet tevreden... Grootmama vindt het niet aardig van jullie... In plaats van rustig bij je man te blijven... in plaats, dat Henri rustig afstudeert! It's very nice, you being like that with each other... but it's an exaggeration, Emilie... Yes, I remember now: they said, you lived in Paris.... I had already heard... But what is that now, for a life.... Spending your little money, what you got from poor daddy, there now, in Paris.... What will people say... Shame... No, grandmother is not satisfied... Grandmother doesn't like it from you.... Instead of quietly staying with your husband... Instead of Henri graduating quietly! Wat beteekent dat alles, dat jullie gedaan hebben... Neen kind, zoen me maar niet: oma is bitter... oma wil niet gezoend worden... De familie is de familie niet meer. What does all this mean that you have done... No child, don't kiss me: grandma is bitter.... Grandma doesn't want to be kissed... The family isn't the family anymore. Het is een grandeur déchue, kind... heelemaal een grandeur déchue... Vroeger waren ze wat: de Van Lowe's... Geld is er nooit veel geweest, maar we hingen niet aan geld en het lukte wel altijd... Maar de familie telde meê... in Indië - in Den Haag... Wie van jullie maakt nu zoo een carrière als grootpapa heeft gemaakt, als papa heeft gemaakt...? It's a grandeur déchue, child.... quite a grandeur déchue.... They used to be something: the Van Lowe's.... Money was never much, but we didn't hang on money and it always worked out.... But the family counted.... in India - in The Hague... Who among you will make such a career as grandpa made, as daddy made...? Neen, een gouverneur-generaal ziet men niet meer in de familie... en een minister ook niet meer... Het is een grandeur déchue, een grandeur déchue... Ach kind, oma heeft te veel verdriet... te veel verdriet op haar ouden dag... De dood van papa heeft oma een ergen slag gegeven... mama is sedert zoo veranderd... zoo veranderd... En oma ziet mama niet meer... nooit meer... Otto en Francis   een enkelen keer... en die lieve Louise... maar verder zijn jullie allen verspreid... er is geen samenhang meer in jullie... Ach, het is zoo lief bij elkaâr te blijven... een groote familie, samen... Waarom moest mama nu naar Baarn gaan... Daar zijn niets dan rijke kooplui... dat is zoo niet ons genre... En nu... weetje het, kindje... arme oom Ernst... ja... kind... Het is zoo... het is waar... is het niet treurig, arme jongen... en heeft oma nu niet TE veel verdriet op haar ouden dag!! Nay, a governor general is no longer seen in the family Nor a minister anymore... It's a grandeur déchue, a grandeur déchue.... Ah child, grandma has too much grief too much grief in her old age.... Papa's death has dealt an evil blow to grandma... mom has changed so much since then... so changed... And grandma doesn't see mom anymore... ever again... Otto and Francis once in a while... and dear Louise... but otherwise you are all scattered... there is no cohesion left in you... Ah, it's so sweet to stay together... one big family, together... Why did mama have to go to Baarn... There are nothing but rich merchants there. that's so not our genre... And now... you know, child. poor Uncle Ernst... yes... child... It's so... it's true... Isn't it sad, poor boy... And doesn't grandma have too much grief now in her old age!!! Lieve tante Constance brengt hem vandaag naar Nunspeet... ach, zonder tante Constance, wat zouden we hebben gedaan...? Dear Aunt Constance is taking him to Nunspeet today.... Ah, without Aunt Constance, what would we have done...? Een troost voor oma... dat is Addy... DAT is een lieve, knappe jongen - en die werkt goed... later gaat hij in de diplomatie... dat is de hoop van de familie... Want, nu ja... Frans is goed gelukt... Maar Henri... Emilietje... die mislukt... daar in Parijs... met jou samen... Neen, kind, zoen oma maar niet... oma is bitter... En Karel past niet goed op... zei oom Van Naghel... Ze zeggen het dan niet altijd aan oma... maar oma merkt het wel, als ze denken, dat ze doof is en het zachtjes zeggen onder elkaâr. One consolation for grandma... that's Addy... THAT is a sweet, handsome boy - and who works well.... later he goes into diplomacy.... that's the family's hope.... Because, now yes... French has turned out well... But Henri... Emilietje... who fails... there in Paris... with you... No, child, don't kiss Granny... grandma is bitter... And Karel doesn't take good care... Uncle Van Naghel said... They may not always tell grandma... But grandma does notice, when they think, that she is deaf and say it softly among each other. Ach kind, oma moest maar sterven... Ze wordt te oud, kind, ze wordt te   oud... Al dat verdriet had ze vroeger wel kunnen dragen... maar nu, kind... kan ze het niet meer... Nu kan ze het niet meer... Emilietje... Ah child, grandma just had to die.... She's getting too old, child, she's getting too old.... All that sorrow she could have borne before.... but now, child. she can't anymore... Now she can't... Emilie...

En zacht snikte de oude vrouw; de tranen liepen onophoudelijk... Zij liet zich nu maar omhelzen, hartstochtelijk, door Emilietje en zij hoorde al de lieve woordjes aan, waarmeê haar kleindochter haar overstelpte... And softly the old woman sobbed; the tears ran incessantly.... She now allowed herself to be embraced, passionately, by Emilie and she heard all the sweet words, with which her granddaughter overwhelmed her....

Constance kwam binnen en mama herkende haar dadelijk. Constance came in and Mom recognized her immediately.

- Cony! - Cony! Cony! Cony! Heb je hem gebracht...! Did you bring him...! En ben je terug! And are you back!

Constance, verbaasd, omhelsde eerst Emilie: toen zeide ze: Constance, amazed, first embraced Emilie: then she said:

- Ja, mama, ik heb Ernst gebracht... met dokter Van der Ouwe en met dokter Reeuws... Hij was heel kalm... Wij hadden een halven coupé afgehuurd en hij was heel rustig tusschen ons in... Hij was zelfs stil en hield mijn hand vast, den heelen tijd... Hij beklaagde me, ik weet niet waarom... Mama, huil niet: heusch, hij is kalm en hij is daar goed... Zijn kamer is lief, het uitzicht vroolijk... dokter Van Heuvel en zijn vrouw zijn hartelijke, eenvoudige menschen... Het zal zelfs geen izolatie-kuur zijn: hij eet met de andere patiënten   aan tafel... Het treurige voor hem is, dat hij mist zijn boeken en antiquiteiten. - Yes, Mama, I brought Ernst... with Dr. Van der Ouwe and with Dr. Reeuws.... He was very calm... We had rented a half compartment and he was very quiet between us.... He was even quiet and held my hand the whole time... He was complaining to me, I don't know why... Mom, don't cry: really, he's calm and he's good there... His room is sweet, the view cheerful.... Doctor Van Heuvel and his wife are cordial, simple people.... It won't even be an izolation cure: he eats with the other patients at the table.... The sad thing for him is, he misses his books and antiquities. Zijn boeken vooral, maar de dokter wil niet, dat hij leest... En hij moet wandelen... His books mostly, but the doctor doesn't want him to read.... And he has to walk...

- Maar wandelen, Cony, wandelen... Alleen? - But walking, Cony, walking ... Alone? Hoe moet hij daar wandelen? How should he walk there? Over die groote hei, alleen...! Over that great moor, alone! Hij zal verdwalen, hij is niet verantwoordelijk voor wat hij doet: hij zal verdrinken in een sloot! He will get lost, he is not responsible for what he does: he will drown in a ditch!

- Neen, mama, we zullen goed op hem passen... - Nay, mama, we will take good care of him....

- Hoe meen je, kind... - How serious, child...

- Het is gauw Addy's vacantie: ik ga met Addy naar Nunspeet en wij zullen met Ernst samen zijn... - It will soon be Addy's vacation: I will go to Nunspeet with Addy and we will be with Ernst....

- O, het is lief van je, Cony... Maar ik zal je missen! - Oh, it's sweet of you, Cony.... But I will miss you!

- Ik kom u geregeld zien, mama... Nunspeet is niet ver! - I come to see you regularly, mom.... Nunspeet is not far!

- O, kind, kind, wat zoû ik doen zonder jou... O kind, dat je eindelijk tot ons bent teruggekeerd!... - O child, child, what would I do without you.... O child, that at last you have returned to us!.... En je man, wat doet hij zonder zijn jongen... And your husband, what is he doing without his boy....

- Hij zoû ons eens komen opzoeken... En hij zal op reis gaan met Vreeswijck... Ik ben alleen overgekomen om u te zeggen, dat alles goed is gegaan met Ernst. - He will come to see us one day.... And he will travel with Vreeswijck... I only came over to tell you that everything went well with Ernst. Van mid-   dag ga ik naar Nunspeet terug... En van daar ga ik Bertha opzoeken in Baarn... From mid-day I'm going back to Nunspeet.... And from there I'm going to visit Bertha in Baarn....

- Ik ga ook naar mama, zei zacht Emilie... - I'm going to mama too, said softly Emilie....

Toen zij zagen, dat de oude vrouw moê was, stonden Constance en Emilie op. When they saw that the old woman was tired, Constance and Emilie stood up.

- Wij gaan, mama... - We go, mom...

- Ja kind... Maar laat me niet lang alleen... Wanneer zie ik je weêr? - Yes child... But don't leave me alone for long... When will I see you again?

- Over drie dagen. - In three days.

- Zoo lang... - So long...

- De anderen zullen bij u komen: tante Lot, Dorine, Adeline. - The others will join you: Aunt Lot, Dorine, Adeline.

- Ja... maar ik ben toch veel alleen. - Yes... but I'm alone a lot anyway. Ik begrijp het niet: vroeger was ik nooit alleen... Ik hoû niet van alleen zijn. I don't understand: I never used to be alone.... I don't like being alone. Ik ben het niet gewend... Waar zitten jullie toch allen... I'm not used to it... Where are you all anyway...

- Als u Dorine in huis nam, mama... - If you took Dorine into your home, Mom.

- Neen neen... in huis niet. - No no no... not in the house. Niet in huis... Ieder moet vrij zijn. Not in the house... Each should be free.

Maar ze kunnen me toch wel eens opzoeken. But they can look me up anyway. Ik zie nooit de kinderen... van Adeline... I never see the children Of Adeline...

- Maar mama, ik weet toch, dat ze eergisteren hier zijn geweest. - But Mom, I do know, they were here the day before yesterday.

- Neen, neen... het is langer, het is langer geleden... Ik zie ook nooit je jongen. - Nay, nay... it's longer, it's been longer ... I never see your boy either.

- Ik zal hem van middag zenden. - I will send it this afternoon.

- Ja, doe dat... Waarom zijn we allen   zoo uit elkaâr nu... Het is nooit geweest, het is vroeger nooit geweest... Nu, dag kind... Zend je Addy? - Yes, do that... Why are we all so apart now.... It never was, it never used to be.... Now, bye child... Are you sending Addy? Kom je zelf gauw? Are you coming yourself soon?

- U moet een paar dagen geduld hebben. - You must be patient for a few days.

- Ja, goed... blijf maar bij armen Ernst... Je doet een goed werk... En zeg ook aan Adeline, dat ze me verwaarloost en dat ik de kinderen NOOIT zie... Nooit... - Yes, well... just stay with poor Ernst... You're doing a good job... And also tell Adeline, that she neglects me and that I NEVER see the children.... Never...

Zij kusten beiden haar moeder, haar grootmoeder... Toen de oude vrouw alleen was, schudde zij het hoofd op en neêr... keek in den regen... en de tranen liepen over haar wangen... onophoudelijk... onophoudelijk... They both kissed her mother, her grandmother.... When the old woman was alone, she shook her head up and down looked into the rain... and the tears ran down her cheeks incessantly... incessantly...

Emilie had een rijtuig. Emilie had a carriage.

- Ik breng u thuis, tante... - I'll take you home, Auntie....

Zij stegen in. They rose in.

- In maanden hebben we je niet gezien, kind... - In months we haven't seen you, child....

- Neen tante... Ik kom uit Parijs... Ik ga mama opzoeken in Baarn. - No aunt... I'm from Paris... I'm going to visit mom in Baarn.

- En dan? - So what?

- Ik keer weêr terug, naar Parijs... Ik woon daar nu... Ik had gedacht u ook een visite te maken, tante... - I return again, to Paris... I live there now... I was thinking of paying you a visit, too, Auntie...

- Kom dan binnen, kind, blijf bij ons lunchen. - Then come in, child, stay with us for lunch.

- Dat wil ik wel, tante... - I want to, auntie...

Zij stegen uit, voor de villa in de Kerkhof   laan. They rose out, in front of the villa in Cemetery avenue. Emilie zond het rijtuig weg. Emilie sent the carriage away. Bij Constance zette zij haar hoed af, deed-af de tulle boa, verloor zoo iets van haar te sterk geaccentueerde popperigheid... At Constance's, she took off her hat, did-af the tulle boa, thus losing something of her overly accentuated dollishness....

- Emilie, zei Constance. - Emilie, said Constance. Wij hebben nog éen uur. We have one more hour. Kom bij me in mijn slaapkamer... Ik wil je spreken... Join me in my bedroom... I want to talk to you...

Zij ging naar boven: Constance sloot de deur. She went upstairs: Constance closed the door.

- Zeg me... Emilie... Hoe leef je daar... in Parijs... - Tell me... Emilie... How do you live there... in Paris...

- Met Henri, tante... - With Henri, Aunt...

- Met Henri... Maar waarom zoo, Emilie? - With Henri... But why so, Emilie? Waarom je broêr af te houden van zijn werk... Why keep your brother from his work....

- Tante, ik hoû hem niet af... Hij wil zoo niet meer werken... Hij wil vrij zijn... en ik ook... - Auntie, I don't huff him off.... He so no longer wants to work... He wants to be free... and so do I...

- Vrij... in welk opzicht... - Free... in what respect...

- Wij voelen ons niet geschikt... voor een Hollandsche maatschappij... - We do not feel we are suited for a Dutch society...

- Maar waarom niet... - But why not...

- Weet ik het... Een exotiesch druppeltje in ons bloed, misschien... Tante, probeer het te begrijpen... U is ook veel in het buitenland geweest... Holland is eng... en ik... ik heb te veel in Holland geleden. - I don't know... An exotic drop in our blood, perhaps.... Auntie, try to understand... You've been abroad a lot too.... Holland is scary... and me... I've suffered too much in Holland.

- Kind, ik heb geleden... buiten mijn land, - Child, I have suffered outside my country,