Adjectives

Bijvoeglijke naamwoorden

In het Nederlands worden bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden op vergelijkbare wijze gebruikt. Bijvoeglijke naamwoorden in een bijzin komen na het artikel en moeten in de meeste gevallen vóór het zelfstandig naamwoord komen:

De groene vissen

De andere vorm van bijvoeglijke naamwoorden plaatst het bijvoeglijk naamwoord na het zelfstandig naamwoord:

De vissen zijn groen

Attributieve bijvoeglijke naamwoorden

Afhankelijk van het soort variant omvatten attributieve adjectieven een verbuiging. Veel attributieve bijvoeglijke naamwoorden worden verbogen door het achtervoegsel -e toe te voegen, afhankelijk van het soort artikel of zelfstandig naamwoord dat ze beschrijven. Alle attributieve bijvoeglijke naamwoorden die achter een bepaald artikel staan, ongeacht of ze samengaan met mannelijke, vrouwelijke, onzijdige of meervoudige zelfstandige naamwoorden, worden verbogen door -e toe te voegen

De succesvolle slager (mannelijk)
De moeilijke opleiding (vrouwelijk)
Het mooie monument (onzijdig)
De hoge sterren (meervoud)

Alle attributieve bijvoeglijke naamwoorden die volgen op een onbepaald artikel hebben een verbuiging die -e toevoegt als ze samengaan met mannelijke, vrouwelijke of meervoudige zelfstandige naamwoorden. Er is een uitzondering voor onzijdige zelfstandige naamwoorden:

Een succesvolle slager (mannelijk)
Een moeilijke opleiding (vouwelijk)
Hoge sterren (meervoud)
Een mooi monument (onzijdig)

Sommige bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -e of -en bevatten geen extra verbuigingen (bijv. De dronken man ; een ijzeren buis ).

Predicatieve bijvoeglijke naamwoorden

Een predicatief bijvoeglijk naamwoord staat meestal in zinnen na een koppelingswerkwoord; het is dan het nominale deel van het predikaat:

Het jongetje is blij
De sporters zijn linkshandig
De huizen waren geverfd

Het predicatief wordt ook gebruikt als het bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt als een appositie:

Dronken was mijn zus thuisgekomen
Sommige predicatieve bijvoeglijke naamwoorden kunnen alleen in de predicatieve vorm worden gebruikt:
Het licht is uit

De partitieve vorm van bijvoeglijke naamwoorden wordt gebruikt in zinnen na een onbepaald voornaamwoord. Partitieve bijvoeglijke naamwoorden worden verbogen met het achtervoegsel -s :

Er is veel leuks te doen
Ik heb niets nieuws gezien
De jongens hebben iets geks gedaan

Het bijvoeglijke naamwoord wordt onafhankelijk gebruikt wanneer naar een bekend concept wordt verwezen:

Ik ben meegereden met de roekelozen
Ik heb altijd geluisterd naar de wijzen

In veel gevallen kunnen verbogen bijvoeglijke naamwoorden worden beschouwd als zelfstandige naamwoorden:

Wij keken naar de rode

Predicatieve bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden

Er is geen groot onderscheid tussen bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden in het Nederlands. Bijvoeglijke naamwoorden die zonder verbuigingen worden gebruikt, kunnen zowel als bijvoeglijk naamwoord als als bijwoord worden beschouwd:

De auto rijdt snel
Het tijdschrift verschijnt wekelijks

Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden

Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden worden gebruikt met de toevoeging van een achtervoegsel, in de meeste gevallen wordt -er toegevoegd. Voor bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -r wordt -der toegevoegd:

Leuk → Leuker; Deze activiteit is leuker dan de vorige
Slim → Slimmer; De mensen uit die groep zijn slimmer
Raar → Raarder; De nieuwe huizen zijn raarder
Stoer → Stoerder; De jongens waren stoerder dan de meisjes

Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden die voor een zelfstandig naamwoord staan, hebben in de meeste gevallen een extra -e:

Dit zijn leukere activiteiten
De raardere huizen

Superlatieve bijvoeglijke naamwoorden

De overtreffende trap van de bijvoeglijke naamwoorden wordt gevormd door -st en mogelijk een extra -e toe te voegen als ze voor het zelfstandig naamwoord staan:

Leuk → Leukst; Deze activiteit is het leukst
Raar → Raarste; Het raarste huis