Pronunciation and Spelling

Het alfabet

In het Pools zijn er klanken, letters en lettercombinaties die in andere talen niet voorkomen. Sommige daarvan lijken op Engelse klanken en kunnen gemakkelijk vergeleken worden. De dichtstbijzijnde tegenhangers staan in de laatste kolom van onderstaande tabel:

Poolse letterPools voorbeeld Vergelijkbaar met:
(meestal Engelse woorden)
POOLS ALFABET
aarbuzfather
ąkątbon (Frans woord)
bbramaben
ccenacats (wanneer snel uitgesproken)
pizza (in het Italiaans)
ććmacheese
ddomdog
eekranegg
ękęsfin (Frans woord)
ffilmface
ggnuguitar
hhakhome
iigloeat
jjakyellow
kktokick
llaslamp
łłanwidow
mmocmake
nnoganeck
ńkońoniop
piñata (Spaans woord)
ooknowalk
ólódblue
ppanpen
qQuo vadis?
(alleen in vreemde woorden)
queen
rrakperro (Spaans woord)
ssensnake
śśniegsheep
ttakten
uulblue
vvice versavan
xtaxi (alleen in vreemde woorden)taxi
ysyntin
zznakzebra
źźleAsia
żżonapleasure
LETTERCOMBINATIES:
czczarchop
ć=cićma, ci
(ć voor een medeklinker, ci voor een klinker)
cheese
szszafashop
ś=siśnieg
siny
(ś voor een medeklinker, si voor een klinker)
sheep
dzdzwonpads (wanneer snel uitgesproken)
unglajungle
dź=dziwig
dzień
(dź voor een medeklinker, dzi voor een klinker)
jeans
ń=nikończyć
niebo
(ń voor een medeklinker, ni voor een klinker)
onion
piñata (Spaans woord)
ź=ziźle
ziemia
(ź voor een medeklinker, zi voor een klinker)
Asia
h=chhak
chory
home
ż=rzżona rzeka pleasure
u=óulblue

Een belangrijke uitspraakregel betreft de klemtoon in een Pools woord. Deze valt meestal op de voorlaatste lettergreep, bijv.:

praw-do-po-do-bnie (prawdopodobnie - waarschijnlijk)
na-u-czy-ciel-ka (nauczycielka - een leraar)
te-le-wi-zor (telewizor - een tv-toestel)
kie-ro-wni-ca (kierownica - een stuurwiel)
dru-kar-ka (drukarka - een printer)
le-kar-ka (lekarka - een arts)
o-kno (okno - een venster)
ta-ta (tata - papa)
dom (dom - huis)

Dit betekent dat we altijd moeten 'tellen' vanaf het einde van het woord als er drie of meer lettergrepen zijn. Als het woord twee lettergrepen heeft, ligt de klemtoon op de eerste; als het een éénlettergrepig woord is, ligt de klemtoon uiteraard op de eerste.

Er zijn enkele uitzonderingen op de bovenstaande regel:

  • Franse woorden: me-’nu
  • Acroniemen: AGD [a-gie-’de]
  • Latijnse woorden: ma-te-’ma-ty-ka
  • Samengestelde getallen: ‘dzie-więć-set
  • Meervoud verleden tijd werkwoordsvormen: ku-’pi-liś-cie
  • Subjunctief: przy-’je-chał-by, po-je-’cha-li-byś-cie

Spellingregels

Het maakt niet uit of een medeklinker een 'streepje' erboven heeft (ć, ń, ś, ź) of gevolgd wordt door de klinker 'i', hij maakt dezelfde klank, alleen de spelling is anders (ć, ń, ś, ź voor medeklinkers; ci, ni, si, zi voor klinkers).

Wanneer medeklinkers aan het einde van het woord voorkomen, is er een klein verschil, bijv. koń - koni, nić - nici; in elk van de paren is de 'i'-klank veel langer in het tweede woord en kunnen we deze gemakkelijk horen omdat het een aparte klinker van het woord maakt (ko-ni, ni-ci).

Het is u misschien opgevallen dat er tussen sommige letters een gelijkteken staat. Dit betekent niet dat er geen verschil is tussen welke we gebruiken, hier is alleen de uitspraak identiek. Het komt niet vaak voor, maar soms kan het veranderen van de letter de betekenis veranderen, bijv. morze / może (zee / misschien), hart / chart (standvastigheid / hazewindhond), enz. In andere gevallen kan het moeilijk zijn om te onthouden welke letter gebruikt moet worden, maar er zijn ook enkele regels, bijv.:

h/ch:

  • We gebruiken 'ch' na de letter 's'.
  • We gebruiken 'ch' aan het einde van de woorden (uitzondering: druh).
  • We gebruiken 'ch' wanneer we in andere vormen van hetzelfde woord 'sz' hebben, bijvoorbeeld mucha-muszka.
  • We gebruiken 'h' wanneer in een andere vorm van hetzelfde woord of in een woord uit dezelfde familie 'g, ż, z, d' staat, bijv. druh - drużyna.

ż/rz:

  • We gebruiken 'rz' na b, p, d, t, g, k, ch, j, w, bijv. brzask, drzewo, trzask, grzać, krzak, chrzan, wrzeć (exceptions: pszczoła, pszenica, bukszpan; exceptions are also comparative and superlative adjectives: lepszy, najpiękniejszy, etc.).
  • We gebruiken 'rz' wanneer we in andere vormen van hetzelfde woord 'r' hebben, bijv. lekarz - lekarka, rower - rower, dworzec - dworca, enz.
  • We gebruiken 'rz' in sommige woorduitgangen: -arz, -erz, -mierz, -mistrz, bijv. piłkarz, szermierz, ciśnieniomierz, zegarmistrz, etc.
  • We gebruiken "ż" wanneer we in andere vormen van hetzelfde woord "g, dz, h, z, ź, s" hebben, bijv. każę - kazać, niżej - nisko.
  • We gebruiken "ż" na "l, ł, r, n" bijv. lżej, oranżada, etc.

ó/u:

  • We gebruiken 'u' aan het begin van woorden: ulica, ugryźć, usterka (uitzonderingen: ósmy, ówdzie).
  • We gebruiken 'u' in de volgende uitgangen: -un, -unek, -uchna, -uszka, -uszek, -uch, -us, -usia (bijv. opiekun, szacunek, fartuszek, córusia)
  • We gebruiken 'u' in werkwoorden die eindigen op -uję, -ujesz, etc., bijv. pracuję, kupują (de infinitieve vormen eindigen op -ować, bijv. kupować, pracować).
  • We gebruiken 'ó' wanneer we in andere vormen van hetzelfde woord 'o, e, a' hebben, bijvoorbeeld róg - rogi, wiózł - wiezie, powtórzyć - powtarzać.
  • We gebruiken 'ó' in woorden die eindigen op -ów, -ówka, -ówna, bijv. studentów, pocztówka, Nowakówna (uitzonderingen: skuwka, zasuwka).