Verbs
Werkwoorden
Goed nieuws: in het Vietnamees worden werkwoorden niet vervoegd. Elk werkwoord heeft slechts één vorm. Voor tijden wordt de tijd vaak aangegeven door context of specifieke tijdsmarkeringen. Laten we de werkwoorden "làm" (doen/maken/werken), "ăn" (eten), en "đi" (gaan) als voorbeelden nemen om te laten zien hoe zinnen in de tegenwoordige, verleden en toekomstige tijd gevormd worden.
Tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd vereist Vietnamees geen specifiek merkteken om de huidige actie aan te geven; het wordt vaak begrepen uit de context of de algemene tegenwoordige tijdsaanduidingen zoals "bây giờ" (nu), "hôm nay" (vandaag), of de afwezigheid van verleden- of toekomstmarkers.
- Ăn (eten): "Tôi ăn phở." (Ik eet pho.)
- Làm (doen/maken/werken): "Tôi đang làm bài tập." (Nu ben ik mijn huiswerk aan het maken.)
- Đi (gaan): "Hôm nay chúng tôi đi Sapa." (Vandaag gaan we naar Sapa.)
Verleden tijd
Voor de verleden tijd in het Vietnamees kunt u "đã" (deed) gebruiken om aan te geven dat een actie heeft plaatsgevonden. Echter, wordt het vaak weggelaten als de context de tijd al duidelijk maakt.
- Làm (doen/maken/werken): "Hôm qua tôi đã làm bài tập." (Gisteren heb ik het huiswerk gemaakt.)" %}
- Ăn (eten): "Tôi đã ăn phở sáng nay." (Ik heb vanmorgen pho gegeten.)
- Đi (gaan): "Tuần trước chúng tôi đã đi Sapa." (Vorige week zijn we naar Sapa gegaan.)
Toekomende tijd
Voor toekomstige acties wordt "sẽ" (zal) gebruikt om aan te geven dat iets gaat gebeuren.
- Làm (doen/maken/werken): Toekomst: "Tôi sẽ làm việc này vào ngày mai." (Ik zal dit werk morgen doen.)
- Ăn (eten): Toekomst: "Chúng tôi sẽ ăn sushi vào cuối tuần." (We zullen sushi eten in het weekend.)
- Đi (naar gaan): Toekomst: "Họ sẽ đi đến Hà Nội vào tháng tới." (Zij zullen volgende maand naar Hanoi gaan.)
Contextuele aanwijzingen en tijdmarkeringen
Vietnamees maakt vaak gebruik van de context en tijdsuitdrukkingen zoals "hôm qua" (gisteren), "tuần trước" (vorige week), "ngày mai" (morgen), en "tháng tới" (volgende maand) om aan te geven wanneer een actie plaatsvindt. Dit geldt vooral in gesproken taal, waar de temporale context typisch begrepen wordt door de deelnemers aan het gesprek.