×

We gebruiken cookies om LingQ beter te maken. Als u de website bezoekt, gaat u akkoord met onze cookiebeleid.

image

Dutchies to be, Common Dutch verbs #1 - Learn how to conjugate Dutch verbs with many example sentences!! (1)

Common Dutch verbs #1 - Learn how to conjugate Dutch verbs with many example sentences!! (1)

Hoe vaak douch jij?

Ga jij op vakantie?

Welke taal leer jij?

Ja, ik stel steeds ook vragen aan jullie (of aan jou). En als je wilt mag je straks in de reacties antwoord geven op die vragen.

Hallo allemaal, Dutchies to be!

Welkom bij deze video over "frequent Dutch verbs" deel 1.

Ja, veelvoorkomende Nederlandse werkwoorden.

Maar niet allemaal; een selectie. En daarom is dit deel 1.

In dit eerste deel laat ik jullie 20 veelvoorkomende (of frequente) Nederlandse werkwoorden zien.

En we gaan dan kijken naar een paar dingen die heel belangrijk zijn.

Nummer 1 is natuurlijk wat ze betekenen.

Dus we kijken in de context naar de betekenis van de werkwoorden.

Ten tweede kijken we hoe we de werkwoorden vervoegen.

Dus hoe maak je de juiste vorm van het werkwoord?

Nummer drie is dat we ook kort kijken naar wat er gebeurt met de spelling als je ze schrijft.

En als laatste kijken we ook naar de zinsstructuur.

De werkwoorden komen van de lijst die bij de "Dutch for beginners course" hoort.

Ja, hier zie je de lijst en ik heb een selectie gemaakt van werkwoorden van B tot en met M.

Ik ga sommige werkwoorden niet in deze video bespreken omdat ik soms al een aparte video heb gemaakt over sommige werkwoorden

- zoals HEBBEN en ZIJN, of BEDOELEN, BEGRIJPEN en BETEKENEN -

en andere werkwoorden heb ik nu ook overgeslagen omdat die iets moeilijker zijn

en die komen dan in de tweede of de derde video van deze "frequent Dutch verbs" serie.

Maar je kan natuurlijk ook alvast naar de "Dutch for beginners course" gaan

en hier Nederlands met mij leren en alvast oefenen met alle andere werkwoorden.

Nou, laten we dan beginnen!

Maar voordat we daarmee beginnen, wil ik kort de basisregels nog een keer herhalen hoe je een werkwoord in de tegenwoordige tijd kunt vervoegen.

Nou, in het Nederlands hebben wij soms het onderwerp (of het subject) van de zin in het enkelvoud: dat is één persoon (of ding/dier).

En soms in het meervoud: en dat zijn twee of meer personen of dingen of dieren.

Alles wat meervoud is, dus bijvoorbeeld JULLIE, WIJ en ZIJ (alles wat dus meer is dan één)

dat is altijd gewoon de infinitief van het werkwoord, dus het hele werkwoord.

Maar als het onderwerp één persoon is, of één ding/dier (dus enkelvoud), dan moeten we het werkwoord vervoegen.

Als het onderwerp IK is, dan krijgen we de "ik-vorm" (de stam)

en dat is bijna altijd de infinitief - EN.

Dat is de basisregel, want alle andere vormen in het enkelvoud - dus JIJ en JE, U, HIJ, ZIJ/ZE en HET

of bijvoorbeeld "het boek", "de kat"... bla bla bla bla bla...

Alles wat één is, dat krijgt altijd de ik-vorm + T.

Behalve als JIJ of JE achter het werkwoord komt, dan krijg je ook de ik-vorm.

Nou dat zijn de basisregels en nu gaan we kijken hoe dat dan is met deze 20 werkwoorden in zinnen.

Ja, ik wil beginnen met het werkwoord BEGINNEN.

Alle meervoudsvormen zijn gewoon het hele werkwoord, dus bijvoorbeeld:

"Wij beginnen vandaag om 9.00 uur met werken."

"En jullie? Hoe laat beginnen jullie met werken?"

Ja, ik stel steeds ook vragen aan jullie (of aan jou).

En als je wilt, mag je straks in de reacties antwoord geven op die vragen.

Oké, nu gaan we kijken naar IK:

"Ik begin vandaag om 7.00 uur met werken."

Ja, "ik begin".

Dus BEGINNEN min -EN maar ook min een extra N.

We eindigen nooit een woord met twee dezelfde letters!

Dus: "Ik begin om 13.00 uur met werken."

En dan: "Jij begint om 10.00 uur met werken."

Dat is stam + T.

"Begin jij om 10.00 uur met werken?"

Ja, dus als je hebt: "Jij begint om 10.00 uur",

dan heb je dus BEGINT met een T.

Maar als je een vraag maakt, dan gaan JIJ en BEGINT zo,

en BEGINT verliest nu de T, en dan krijg je dus:

"Begin jij vandaag om 10.00 uur met werken?"

Ja! Of bijvoorbeeld: "Hoe laat begin jij met werken?"

Ja, kijk ook geen T. "Hoe laat begin jij?"

Want JIJ of JE staat achter het werkwoord en dan heb je ook geen T!

Maar wel als je zegt U:

"Hoe laat begint u met werken?"

"Begint u om 10.00 uur met werken?"

U is de formele (beleefde) vorm van JIJ en JE.

En daar kun je meer over leren in deze video.

Werkwoord 2 is BESTELLEN.

"Ik zit in een café en ik bestel een kopje koffie."

Hier zie je ook weer: BESTELLEN heeft 2 LL, ja.

Dus voor de meervoudsvorm zeggen we:

"Wij bestellen een pizza."

"Die mensen, zij bestellen pasta."

"Wat bestellen jullie"

Ja, maar: "Ik bestel een kopje koffie."

Met 1 L, want we hebben nooit twee keer dezelfde letter.

"Wat bestelt u?" en "Wat bestel jij?"

"Bestel jij een kopje koffie?"

"Nee, jij bestelt een espresso."

"Bestelt u een kopje koffie?"

"U bestelt een espresso."

Ja en: "Max bestelt ook een espresso."

Werkwoord 3 is BETALEN. Ja, met geld betalen.

Nou het meervoud is weer BETALEN:

"Wij betalen voor de koffie."

Maar dan: "Ik betaal ook voor mijn koffie."

En kijk: de infinitief van BETALEN is met 1 A.

Maar nu voor de spelling voor IK is het met 2 AA: "ik betaal".

Waarom dat is, dat kun je zien in deze video.

Nu moet je het onthouden.

Het is een lange klank: "AA" (niet "A").

Dus niet: "Ik betal" (=fout).

Als je 1 A schrijft, krijg je: BETAL:

"Ik betal voor de koffie." (=fout) Nee!

Het is een lange klank, dus je schrijft 2 AA:

"Ik betaal voor de koffie."

"Jij betaalt voor de koffie."

En: "Eva betaalt voor de pizza."

"Betaal jij voor de koffie?"

"Betaalt Eva voor de pizza?"

Dat was BETALEN.

Dan gaan we nu naar BLIJVEN.

BLIJVEN.

"Ik blijf vandaag thuis."

Ik ga niet weg! Nee: "Ik blijf hier, ik blijf thuis."

Blijf....????

De infinitief (BLIJVEN) is met een V, maar waarom heeft nu de ik-vorm een F?

Dat is ook een spellingsregel, die kun je ook leren in deze video.

Ja, een V wordt vaak aan het eind van een woord een F.

We schrijven geen woorden met een V aan het einde.

Dus: "Mijn katten blijven binnen."

"Veggie blijft binnen."

"Blijf jij ook thuis vandaag?"

"Jij blijft thuis vandaag, toch?"

Kijk, je kan soms een vraag maken van een statement:

"Jij blijft thuis vandaag, toch?" met het woordje TOCH.

Dus zo stel je een vraag: "Jij blijft thuis vandaag, toch?"

Oké, dan DANSEN.

Ja DANSEN!

Nou, "Ik dans twee keer per week salsa en bachata."

"Dans jij ook?"

"Dansen jullie ook?"

"Elise danst ook salsa en bachata."

Ja!

Oké heel kort: je kan soms ook beginnen met iets anders op plek 1 en dat kan zijn de tijd.

Dus ik zei: "Ik dans twee keer per week salsa en bachata."

"Twee keer per week dans ik salsa en bachata."

Kijk, de tijd kan op de eerste plek en dan blijft het werkwoord altijd op de tweede plek.

Dit is ook heel belangrijk voor het Nederlands!

Dus net als wanneer je een vraag maakt zoals:

"Hoe vaak dans jij salsa en bachata?"

Wij zeggen dus nooit: "Hoe vaak jij danst salsa en bachata?" (=fout!)

DANS of DANST kan niet op plek 3, die moeten op plek 2!

Ik kan ook niet zeggen:

"Twee keer per week ik dans bachata en salsa" (=fout!)

Nee! Belangrijk is dat het vervoegde werkwoord op plek 2 blijft

en daar kun je meer over leren in deze video.

Dan het werkwoord DENKEN.

"Ik denk de hele dag aan jou."

Ja het is "denken AAN".

"Denk jij ook aan mij?"

En: "Mark denkt aan zijn vriendin."

Dan een leuke: DOUCHEN.

Klinkt grappig in het Engels, een beetje zoals "douche".

Want ik kan zeggen: "Ik douch elke dag."

Klinkt grappig toch? "Ik douch elke dag."

"Hoe vaak douch jij?"

"Jij doucht ook elke dag, toch?"

"Alex doucht maar vier keer per week."

MAAR betekent hier "only": "He only showers four times a week."

"Mijn katten douchen nooit."

Nee, die vinden water niet zo lekker, niet zo leuk!

Dan DRINKEN: "Ik drink een glas water."

"Het meisje drinkt limonade."

"En wat drink jij?" Of: "Wat drinkt u?"

"En wat drinken jullie?"

En naast DRINKEN heb je ook ETEN.

"Ik eet elke ochtend cruesli."

Oké, hier zie je weer: ETEN in de infinitief heeft 1 E:

"Wat eten jullie?" Met 1 E.

"Ik eet cruesli."

Dus niet: "Ik et cruesli." (=fout!) Het is een lange klank, dus 2 EE:

"Ik eet cruesli."

"Wat eet jij?"

"Marjan eet 's ochtends niets."

Hier zie je dat je steeds dezelfde vorm hebt voor IK en voor JIJ - voor of na het werkwoord - en voor "Marjan"

want EET eindigt op al een T en je krijgt dus geen extra T.

Dan GAAN.

GAAN is een werkwoord dat niet eindigt op -EN.

Eén van de weinige werkwoorden.

Dus dan haal je de laatste N - en hier een extra A - van het werkwoord af, als je de ik-vorm maakt.

Dus: "Ik ga volgende week op vakantie."

Dus met 1 A.

Maar voor de andere vormen is het weer met 2 AA:

"Veronica gaat naar haar werk" met 2 AA.

"Jij gaat op vakantie" of "Jij gaat naar jouw werk."

"Ga jij op vakantie?"

Ja!

Of: "Gaan jullie op vakantie?"

"Mijn vrienden gaan dit jaar naar België."

Dan HELPEN. "Ik help mijn broertje met zijn huiswerk."

"Help jij soms ook iemand met zijn of haar huiswerk?"

"Mijn ouders helpen mijn broertje ook vaak met zijn huiswerk."

HETEN.

"Hoi, ik heet Kim."

"Hoe heet jij?"

"Mijn katten heten Nala en Veggie."

Hier zie je weer: HETEN met 1 E, maar in het enkelvoud met 2 EE!

Dan HUREN.

"Ik huur een appartement."

"Wat voor woning huur jij?"

"Jij huurt een grote studio, toch?"

"Ingrid huurt een eengezinswoning."

"Wat voor huis huren jullie?"

HUREN is niet hetzelfde als KOPEN.

Dus bijvoorbeeld KOPEN: "Sommige mensen kopen een appartement."

"Ik huur een appartement, ik koop geen appartement."

Dus KOPEN is bijvoorbeeld:

"Ik koop een nieuwe broek."

"Sandra koopt twee jurkjes."

En jij? "Wat koop jij?"

"Wat koopt u?"

"Wat kopen jullie?"

Dan KOKEN:

"Ik kook niet elke avond."

"Anne kookt wel elke avond."

En jullie? "Koken jullie elke avond?"

Oké, dus net hadden we KOPEN:

"Ik koop een broek."

"Hoeveel kost die broek?"

"Die broek kost 89 euro."

Wow!

"En de jurkjes kosten 70 euro per stuk."

Ja, dus dat is KOSTEN.

"Hoeveel geld kost het?"

LEREN: "Ik leer Spaans."

"Anil leert Nederlands."

"Welke taal leer jij?"

"Welke taal leert u?"

"Welke taal leren jullie?"

Ja, nog 3, nog 3 werkwoorden.

We hebben dus LEREN. LEREN is een soort van STUDEREN.

En we hebben LEZEN. En LEZEN is een boek lezen.

"Ik lees een goed boek."

En hier zie je: LEZEN heeft een Z in de infinitief.

Dus: "Wat lezen jullie?"

Of: "Welk boek lezen jullie?" met een Z.

Maar we eindigen woorden nooit op een Z, dus voor de ik-vorm is het LEES met een S:

"Ik lees Honderd jaar eenzaamheid."

"Frank leest de krant", ook met ST.

Want het is de ik-vorm: LEES + T.

"En wat lees jij?",

of "Wat lezen jullie?",

of "Wat leest u?"

Dan LOPEN.

LOPEN.

"Ik loop naar het park."

"Elise loopt met de hond naar het park."

"En veel andere mensen lopen ook in het park."

Ja, oké. En de laatste is MISSEN.

"Ik mis soms mijn overleden opa."

Mijn opa leeft niet meer (hij is overleden/dood).

"Ik mis soms mijn overleden opa."

"En mijn oma mist ook mijn overleden opa, want dat was haar man."

"Mis jij ook iemand?", of "Mist u ook iemand?"

"Missen jullie iemand?"

Oké, nou dit waren 20 werkwoorden en dit was een lange video!

En als je dus een beginner bent en meer Nederlands wilt leren, dan kun je je aanmelden voor de "Dutch for beginners course".

En ik zal snel ook deel 2 maken met andere werkwoorden van de lijst, en die zijn dan van N tot Z, of die zijn iets moeilijker.

Voor nu, als je wilt, geef dus antwoord op de vragen die ik heb gesteld.

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Common Dutch verbs #1 - Learn how to conjugate Dutch verbs with many example sentences!! (1) افعال|||||||||||| Common|Dutch|werkwoorden|Learn|how|to|verb conjugation|Dutch|verbs|with|many|example sentences|zinnen Comunes|holandés||||||||||| ||||||спряжение глаголов||||много|| Gebräuchliche niederländische Verben #1 - Lernen Sie, wie man niederländische Verben konjugiert, mit vielen Beispielsätzen!!! (1) Common Dutch verbs #1 - Learn how to conjugate Dutch verbs with many example sentences!!! (1) Verbos comunes en neerlandés #1 - ¡¡¡Aprenda a conjugar verbos en neerlandés con muchas frases de ejemplo!!! (1) Verbi olandesi comuni #1 - Impara a coniugare i verbi olandesi con molte frasi di esempio!!! (1) Общие голландские глаголы #1 - Узнайте, как спрягать голландские глаголы с большим количеством примеров!!! (1) Yaygın Hollandaca fiiller #1 - Birçok örnek cümle ile Hollandaca fiillerin nasıl çekileceğini öğrenin!!! (1)

Hoe vaak douch jij? |often|shower| cuán|a menudo|| How often do you shower? Как часто ты душишься?

Ga jij op vakantie? are||| Do you go on vacation? Ты едешь в отпуск?

Welke taal leer jij? which||learn| Which language are you learning? Какой язык ты учишь?

Ja, ik stel steeds ook vragen aan jullie (of aan jou). En als je wilt mag je straks in de reacties antwoord geven op die vragen. ||||||||или||||||||||||||||| yes||ask|always||questions||||||||||may||later|||comments section|answer|give|||questions Yes, I will repeatedly ask questions to you all (or to you). And if you want, you can answer those questions in the comments later. Да, я всегда задаю вопросы вам (или тебе). И если хочешь, ты можешь позже в комментариях ответить на эти вопросы.

Hallo allemaal, Dutchies to be! ||Dutch people||to be Hello all, Dutchies to be! Здравствуйте всем, будущие голландцы!

Welkom bij deze video over "frequent Dutch verbs" deel 1. |||||часто||| welcome|||||frequent verbs||| |||||فراوان||| Welcome to this video about "frequent Dutch verbs" part 1. Добро пожаловать в это видео о "частых голландских глаголах" часть 1.

Ja, veelvoorkomende Nederlandse werkwoorden. |распространенные|| |common||verbs Yes, common Dutch verbs. Да, распространенные нидерландские глаголы.

Maar niet allemaal; een selectie. En daarom is dit deel 1. but||all||selection|||||part But not all; a selection. And that's why this is part 1. Но не все; это выбор. Поэтому это часть 1.

In dit eerste deel laat ik jullie 20 veelvoorkomende (of frequente) Nederlandse werkwoorden zien. ||||show|||common||frequent||| In this first part, I'll show you 20 common (or frequent) Dutch verbs. В этой первой части я покажу вам 20 распространенных (или частых) нидерландских глаголов.

En we gaan dan kijken naar een paar dingen die heel belangrijk zijn. |||||||||||important| And we're going to look at a few things that are really important. И мы тогда посмотрим на несколько вещей, которые очень важны.

Nummer 1 is natuurlijk wat ze betekenen. |||||значить |||||mean Number 1 is of course what they mean. Номер 1, конечно, это то, что они означают.

Dus we kijken in de context naar de betekenis van de werkwoorden. |||||контексте|||||| |||||context|||meaning||| So we look at the meaning of the verbs in context. Итак, мы смотрим в контексте на значение глаголов.

Ten tweede kijken we hoe we de werkwoorden vervoegen. ||||||||спрягать in the|second|||||||conjugate Second, we look at how we conjugate the verbs. Во-вторых, мы смотрим, как склоняются глаголы.

Dus hoe maak je de juiste vorm van het werkwoord? |||||correct|form||| So how do you make the correct form of the verb? Итак, как создать правильную форму глагола?

Nummer drie is dat we ook kort kijken naar wat er gebeurt met de spelling als je ze schrijft. ||||||||||||||||||пишешь ||||||briefly|||||happens|||spelling|||| Number three is that we also briefly look at what happens to the spelling when you write them. Третье — это то, что мы также кратко смотрим на то, что происходит со словописанием, когда ты их пишешь.

En als laatste kijken we ook naar de zinsstructuur. ||||||||структура предложений ||||||||sentence structure Finally, we also look at sentence structure. И наконец, мы также посмотрим на структуру предложения.

De werkwoorden komen van de lijst die bij de "Dutch for beginners course" hoort. ||||||||||для начинающих||| |||||list||to|||||| The verbs are from the list that belongs to the "Dutch for beginners course". Глаголы взяты из списка, который соответствует курсу "Голландский для начинающих".

Ja, hier zie je de lijst en ik heb een selectie gemaakt van werkwoorden van B tot en met M. ||||||||||||||от|||||М Yes, here's the list and I've made a selection of verbs from B to M. Да, вот список, и я сделал выборку глаголов от B до M.

Ik ga sommige werkwoorden niet in deze video bespreken omdat ik soms al een aparte video heb gemaakt over sommige werkwoorden ||||||||обсуждать|||||||||||| ||||||||discuss||||||separate|||||| I'm not going to discuss some verbs in this video because sometimes I've already made a separate video about some verbs Я не буду обсуждать некоторые глаголы в этом видео, потому что иногда я уже делал отдельное видео о некоторых глаголах

- zoals HEBBEN en ZIJN, of BEDOELEN, BEGRIJPEN en BETEKENEN - |||||mean||| |||||mieć na myśli|rozumieć||znaczyć - like HEBBEN and ZIJN, or BEDOELEN, BEGRIJPEN and BETEKENEN - - таких как ИМЕТЬ и БЫТЬ, или ОЗНАЧАТЬ, ПОНИМАТЬ и ЗНАЧИТЬ -

en andere werkwoorden heb ik nu ook overgeslagen omdat die iets moeilijker zijn |||||||пропустил||||| |||||||skipped||||more difficult| |||||||pominąłem||||| and other verbs I have now skipped as they are a bit more difficult и другие глаголы я сейчас тоже пропустил, потому что они немного сложнее

en die komen dan in de tweede of de derde video van deze "frequent Dutch verbs" serie. ||||||||||||||||серия ||||||second|||||||frequent|||series and they come up in the second or third video of this "frequent Dutch verbs" series. и они появятся во втором или третьем видео этой серии "часто используемые голландские глаголы".

Maar je kan natuurlijk ook alvast naar de "Dutch for beginners course" gaan |||||уже сейчас||||||| |||||already||||||| But of course you can also go to the "Dutch for beginners course" Но ты, конечно, можешь также сразу перейти на курс "Голландский для начинающих".

en hier Nederlands met mij leren en alvast oefenen met alle andere werkwoorden. |||||||уже||||| |||||||już||||| and learn Dutch with me and practice with all the other verbs. и здесь учить голландский со мной и сразу тренироваться со всеми другими глаголами.

Nou, laten we dan beginnen! |zaczniemy||| Well, let's get started then! Ну, давайте тогда начнем!

Maar voordat we daarmee beginnen, wil ik kort de basisregels nog een keer herhalen hoe je een werkwoord in de tegenwoordige tijd kunt vervoegen. |before||with that||||||basic rules||||repeat|||||||present|||conjugate |||||||||||||||||||||||çekmek |zanim||tym||||||||||||||||||||odmieniać But before we get into that, let me briefly reiterate the basic rules of how to conjugate a verb in the present tense. Но прежде чем мы начнем, я хочу кратко повторить основные правила, как спрягать глаголы в настоящем времени.

Nou, in het Nederlands hebben wij soms het onderwerp (of het subject) van de zin in het enkelvoud: dat is één persoon (of ding/dier). ||||||||||||||||||||||||животное ||||have|||||||||||||singular||||person||thing|animal |||||||||||||||||tekil||||||şey| ||||||||podmiot|||||||||||||||| Well, in Dutch we sometimes have the subject of the sentence in the singular form: that is one person (or thing/animal). Что ж, в нидерландском языке у нас иногда есть подлежащее (или субъект) в единственном числе: это один человек (или вещь/животное). Şey, Hollandaca'da bazen cümlenin öznesini (veya konusunu) tekil halde buluruz: yani bu bir kişidir (veya nesne/hayvan).

En soms in het meervoud: en dat zijn twee of meer personen of dingen of dieren. ||||множественное число||||||||||| ||||plural|||||||people|||| And sometimes in the plural form: and that is two or more persons or things or animals. И иногда во множественном числе: а это два или более человека, вещи или животные. Ve bazen çoğul halde: yani iki veya daha fazla kişi, nesne veya hayvan vardır.

Alles wat meervoud is, dus bijvoorbeeld JULLIE, WIJ en ZIJ (alles wat dus meer is dan één) ||множественное число|||||||||||||| ||plural||||YOU|we||||||||| Everything that is plural, so for example JULLIE (you all), WIJ (we) and ZIJ (they) (so, everything that is more than one) Все, что во множественном числе, например, ВЫ, МЫ и OНИ (всё, что больше одного) Çoğul olan her şey, dolayısıyla örneğin SİZLER, BİZ ve ONLAR (yani yani birden fazla olan her şey)

dat is altijd gewoon de infinitief van het werkwoord, dus het hele werkwoord. |||just||infinitive||||||whole| |||sadece||||||||| that is always just the infinitive of the verb, so the whole verb. это всегда просто инфинитив глагола, то есть целый глагол. bu her zaman fiilin mastarıdır, yani tam fiil.

Maar als het onderwerp één persoon is, of één ding/dier (dus enkelvoud), dan moeten we het werkwoord vervoegen. ||||||||||||singular||||||conjugate But if the subject is one person, or one thing/animal (so singular), then we have to conjugate the verb. Но если подлежащее - это один человек или одно вещи/животное (то есть в единственном числе), то мы должны спрягать глагол. Ama eğer özne bir kişi ya da bir şey/hayvan (yani tekil) ise, o zaman fiili çekimlememiz gerekir.

Als het onderwerp IK is, dan krijgen we de "ik-vorm" (de stam) ||||||krijgen||||||stem ||||||||||||kök If the subject is IK (I), then we get the "ik-vorm", "de stam" (the root) Если подлежащее - это Я, то мы получаем "я-форму" (основу) Eğer özne BEN ise, o zaman "ben-hali" (kök) alırız.

en dat is bijna altijd de infinitief - EN. and that's almost always the infinitive - EN. и это почти всегда инфинитив - И. ve bu neredeyse her zaman mastar - EN.

Dat is de basisregel, want alle andere vormen in het enkelvoud - dus JIJ en JE, U, HIJ, ZIJ/ZE en HET |||основное правило||||||||||||||||| |||basic rule||||||||||||||||| |||temel kural||||||||||||||||| That's the basic rule, because all other singular forms - so JIJ ​​and JE (you informal), U (you formal), HIJ (he), ZIJ/ZE (she) and HET (it) Это основное правило, ведь все другие формы в единственном числе - то есть ТЫ и ТЫ, ВЫ, ОН, ОНА и ОНО Bu temel kuraldır, çünkü tekil olan diğer tüm formlar - yani SEN ve SEN, SİZ, O, O ve O

of bijvoorbeeld "het boek", "de kat"... bla bla bla bla bla... ||||||и так далее|||| ||||||etc.|||| ||||||vb||||bla or for example "het boek" (the book), "de kat" (the cat)... blah blah blah blah... или, например, "книга", "кот"... бла бла бла бла бла... ve örneğin "kitap", "kedi"... la la la la la...

Alles wat één is, dat krijgt altijd de ik-vorm + T. |||||gets||||| Everything that is one always gets the "ik-vorm" + T. Все, что одно, всегда получает форму я + Т. Bir olan her şey her zaman ben-dilini + T alır.

Behalve als JIJ of JE achter het werkwoord komt, dan krijg je ook de ik-vorm. except||||||||||||||| Unless JIJ or JE comes after the verb, then you also get the "ik-vorm". Кроме того, если ТЫ или ТВОИ стоят после глагола, то ты получаешь также форму для я. Eğer CİM ya da SEN fiilden sonra gelirse, o zaman da ben-dilini alırsın.

Nou dat zijn de basisregels en nu gaan we kijken hoe dat dan is met deze 20 werkwoorden in zinnen. Well those are the basic rules and now we're going to see what it's like with these 20 verbs in sentences. Ну, это основные правила, а теперь мы посмотрим, как это обстоит с этими 20 глаголами в предложениях. Şimdi bu temel kurallar ve bu 20 fiil cümle içinde nasıl olacak ona bakalım.

Ja, ik wil beginnen met het werkwoord BEGINNEN. Yes, I want to start with the verb BEGINNEN (to begin/start). Да, я хочу начать с глагола НАЧИНАТЬ.

Alle meervoudsvormen zijn gewoon het hele werkwoord, dus bijvoorbeeld: |множественные формы||||||| |plural forms||||||| All plurals are just the whole verb, so for example, Все формы множественного числа - это просто целое глагольное слово, например:

"Wij beginnen vandaag om 9.00 uur met werken." "We start work today at 9:00 AM." "Мы начинаем сегодня в 9:00 работать."

"En jullie? Hoe laat beginnen jullie met werken?" "And you? What time do you start work?" "А вы? Во сколько вы начинаете работать?"

Ja, ik stel steeds ook vragen aan jullie (of aan jou). ||ask|always||||||| Yes, I will repeatedly ask questions to you all (or to you). Да, я всегда задаю вам (или тебе) вопросы.

En als je wilt, mag je straks in de reacties antwoord geven op die vragen. And if you want, you can answer those questions in the comments later. И если хочешь, можешь потом в комментариях ответить на эти вопросы.

Oké, nu gaan we kijken naar IK: Okay, now we're going to look at IK: Хорошо, теперь мы посмотрим на Я:

"Ik begin vandaag om 7.00 uur met werken." |start||||| "I start work today at 7:00 AM." "Я начинаю сегодня в 7:00 с работы."

Ja, "ik begin". Yes, "ik begin". Да, "я начинаю".

Dus BEGINNEN min -EN maar ook min een extra N. ||minus||||||| So BEGINNEN minus -EN but also minus an extra N. Итак, НАЧИНАЕМ мин -Е, но также мин одна дополнительная Н.

We eindigen nooit een woord met twee dezelfde letters! |заканчиваем|||||||буквы ||||||||letters We never end a word with two of the same letters! Мы никогда не заканчиваем слово двумя одинаковыми буквами!

Dus: "Ik begin om 13.00 uur met werken." So, "Ik begin om 13.00 uur met werken." Итак: "Я начинаю работать в 13:00."

En dan: "Jij begint om 10.00 uur met werken." And then: "You start work at 10 a.m.." А потом: "Ты начинаешь работать в 10:00."

Dat is stam + T. ||стем| That's: stam + T. Это основа + Т.

"Begin jij om 10.00 uur met werken?" "Do you start work at 10 a.m.?" "Ты начинаешь работать в 10:00?"

Ja, dus als je hebt: "Jij begint om 10.00 uur", Yeah, so if you have, "Jij begint om 10.00 uur", Да, так что если у тебя есть: "Ты начинаешь в 10:00",

dan heb je dus BEGINT met een T. then you get BEGIN with a T. значит, ты начинаешь с Т.

Maar als je een vraag maakt, dan gaan JIJ en BEGINT zo, But if you make a question, JIJ and BEGIN go like this, Но если ты задаешь вопрос, то ты и начинаешь так,

en BEGINT verliest nu de T, en dan krijg je dus: ||теряет|||||||| ||loses|||||||| ||traci|||||||| and BEGINT now loses the T, and so you get : и тогда начинаешь терять Т, и получается:

"Begin jij vandaag om 10.00 uur met werken?" "Begin jij vandaag om 10.00 uur met werken?" "Начинаешь ли ты сегодня в 10:00 работать?"

Ja! Of bijvoorbeeld: "Hoe laat begin jij met werken?" Yes! Or for example: "What time do you start working?" Да! Или, например: "Во сколько ты начинаешь работать?"

Ja, kijk ook geen T. "Hoe laat begin jij?" Yeah, see, here there isn't a T either. "Hoe laat begin jij?" Да, тоже не смотрю Т. "Во сколько ты начинаешь?"

Want JIJ of JE staat achter het werkwoord en dan heb je ook geen T! Because JIJ or JE are behind the verb and then you don't have a T either! Потому что ТЫ или ВЫ стоит после глагола, и тогда у тебя тоже нет Т!

Maar wel als je zegt U: But if you say to U Но только если вы говорите ВЫ:

"Hoe laat begint u met werken?" "Hoe laat begint u met werken?" "Во сколько вы начинаете работать?"

"Begint u om 10.00 uur met werken?" "Begint u om 10.00 uur met werken?"

U is de formele (beleefde) vorm van JIJ en JE. |||формальная|||||| |||formal|polite||||| U is the formal (polite) form of JIJ and JE. U является формальной (вежливой) формой JIJ и JE.

En daar kun je meer over leren in deze video. And you can learn more about that in this video. И об этом вы можете узнать больше в этом видео.

Werkwoord 2 is BESTELLEN. ||to order ||zamawiać Verb 2 is BESTELLEN (to order). Глагол 2 - ЗАКАЖИТЬ.

"Ik zit in een café en ik bestel een kopje koffie." |||||||||чашка| I||||café|||order||| "I'm in a cafe and I order a cup of coffee." "Я сижу в кафе и заказываю чашку кофе."

Hier zie je ook weer: BESTELLEN heeft 2 LL, ja. |||||||ЛЛ| |||||||LL(1)| Here you see again: BESTELLEN has 2 LL, yes. Здесь вы также видите: БРОНИРОВАТЬ имеет 2 Л, да.

Dus voor de meervoudsvorm zeggen we: |||множественная форма|| |||plural form|| So for the plural, we say, Итак, для множественного числа мы говорим:

"Wij bestellen een pizza." "We order a pizza." «Мы заказываем пиццу.»

"Die mensen, zij bestellen pasta." "Those people, they order pasta." «Эти люди, они заказывают пасту.»

"Wat bestellen jullie" "What do you order?" «Что вы заказываете?»

Ja, maar: "Ik bestel een kopje koffie." Yes, but: "I order a cup of coffee." Да, но: "Я заказываю чашку кофе."

Met 1 L, want we hebben nooit twee keer dezelfde letter. |L||||||||letter With 1 L, because we never have the same letter twice. С одной L, потому что у нас никогда не бывает две одинаковые буквы.

"Wat bestelt u?" en "Wat bestel jij?" |order||||| "What do you order?" (formal/polite) and "What do you order?" (informal) "Что вы заказываете?" и "Что ты заказываешь?"

"Bestel jij een kopje koffie?" "Are you ordering a cup of coffee?" (informal)

"Nee, jij bestelt een espresso." ||||эспрессо ||||espresso "No, you order an espresso." (informal)

"Bestelt u een kopje koffie?" "Are you ordering a cup of coffee?" (formal)

"U bestelt een espresso." "You order an espresso." (formal)

Ja en: "Max bestelt ook een espresso." ||Макс|||| ||Max(1)|||| Yes and: "Max orders an espresso too." Да и: "Макс тоже заказывает эспрессо."

Werkwoord 3 is BETALEN. Ja, met geld betalen. ||pay|||| Verb 3 is BETALEN (to pay). Yes, to pay with money. Глагол 3 - ПЛАТИТЬ. Да, платить деньгами.

Nou het meervoud is weer BETALEN: Well, the plural is again BETALEN: Ну, множественное число снова ПЛАТИТЬ:

"Wij betalen voor de koffie." "We pay for the coffee."

Maar dan: "Ik betaal ook voor mijn koffie." |||pay|||| But then: "I also pay for my coffee." Но потом: "Я тоже за свой кофе плачу."

En kijk: de infinitief van BETALEN is met 1 A. And look: the infinitive of BETALEN is with 1 A. И смотри: инфинитив от БЛАГОДАРИТЬ – с 1 А.

Maar nu voor de spelling voor IK is het met 2 AA: "ik betaal". ||||||||||бесплатно|| But now for the spelling for IK it is with 2 AA: "Ik betaal". Но теперь для написания для Я с 2 А: "я плачу".

Waarom dat is, dat kun je zien in deze video. You can see why in this video. Почему это так, вы можете увидеть в этом видео.

Nu moet je het onthouden. ||||remember Now you have to remember it. Теперь это нужно запомнить.

Het is een lange klank: "AA" (niet "A"). ||||звук||| |||long|||| It is a long sound: "AA" (not "A"). Это длинный звук: "АА" (не "А").

Dus niet: "Ik betal" (=fout). |||плачу| |||pay| So not: "Ik betal" (=incorrect). Итак, не: "Я плачу" (=ошибка).

Als je 1 A schrijft, krijg je: BETAL: ||||||ПЛАТИ |||writes||| If you write 1 A, you get: BETAL: Если ты пишешь 1 А, получаешь: ПЛАТИТЕ:

"Ik betal voor de koffie." (=fout) Nee! "Ik betal voor de koffie." (=incorrect) No! "Я плачу за кофе." (=ошибка) Нет!

Het is een lange klank, dus je schrijft 2 AA: ||||sound|||| It's a long sound, so you write 2 AA, Это длинный звук, так что ты пишешь 2 AA:

"Ik betaal voor de koffie." "Ik betaal voor de koffie." "Я плачу за кофе."

"Jij betaalt voor de koffie." "You pay for the coffee." "Ты платишь за кофе."

En: "Eva betaalt voor de pizza." And: "Eva pays for the pizza." Русский: "Ева платит за пиццу."

"Betaal jij voor de koffie?" "Do you pay for the coffee?" "Ты платишь за кофе?"

"Betaalt Eva voor de pizza?" "Is Eva paying for the pizza?" "Ева платит за пиццу?"

Dat was BETALEN. That was BETALEN. Это было ПЛАТИТЬ.

Dan gaan we nu naar BLIJVEN. |||||zostanie Now let's go to BLIJVEN (to stay). Теперь мы идем к ОСТАВАТЬСЯ.

BLIJVEN. BLIJVEN. ОСТАВАТЬСЯ.

"Ik blijf vandaag thuis." |stay|| "I'm staying home today." "Я остаюсь дома сегодня."

Ik ga niet weg! Nee: "Ik blijf hier, ik blijf thuis." |||leave||||||| I'm not leaving! No: "I stay here, I stay at home." Я не ухожу! Нет: "Я остаюсь здесь, я остаюсь дома."

Blijf....???? Blijf....???? Останьтесь....????

De infinitief (BLIJVEN) is met een V, maar waarom heeft nu de ik-vorm een F? The infinitive (BLIJVEN) is with a V, but why does the "ik-vorm" have an F? Инфинитив (BLIJVEN) с буквой V, но почему форма я теперь с буквой F?

Dat is ook een spellingsregel, die kun je ook leren in deze video. ||||правило написания|||||||| ||||spelling rule|||||||| That is also a spelling rule, which you can learn in this video. Это также правило правописания, которое вы можете изучить в этом видео.

Ja, een V wordt vaak aan het eind van een woord een F. Yes, a V often turns into an F at the end of a word. Да, буква V в конце слова часто становится F.

We schrijven geen woorden met een V aan het einde. |write|||||||| We don't write words with a V at the end. Мы не пишем слова на V в конце.

Dus: "Mijn katten blijven binnen." ||кошки|| ||cats||inside ||||w domu So, "My cats stay inside." Так что: "Мои кошки остаются внутри."

"Veggie blijft binnen." Овощной|| Veggie|stays|inside "Veggie stays inside." "Вегги остается внутри."

"Blijf jij ook thuis vandaag?" "Are you staying at home today too?" "Ты тоже остаёшься дома сегодня?"

"Jij blijft thuis vandaag, toch?" "You're staying home today, right?" "Ты остаёшься дома сегодня, да?"

Kijk, je kan soms een vraag maken van een statement: |||||||||утверждение |||||||||statement See, you can sometimes make a question out of a statement: Смотри, иногда из утверждения можно сделать вопрос:

"Jij blijft thuis vandaag, toch?" met het woordje TOCH. ||||jednak|||| "Jij blijft thuis vandaag, toch?" with the word TOCH ("right"). "Ты остаёшься дома сегодня, правда?" с словом ПРАВДА.

Dus zo stel je een vraag: "Jij blijft thuis vandaag, toch?" ||stel|||||||| So that's how you ask a question: "Jij blijft vandaag thuis, toch?" Так задаётся вопрос: "Ты остаёшься дома сегодня, правда?"

Oké, dan DANSEN. ||dance ||tańczyć Okay, then DANSEN (to dance). Хорошо, тогда ТАНЦУЕМ.

Ja DANSEN! Yes, DANSEN! Да, ТАНЦУЕМ!

Nou, "Ik dans twee keer per week salsa en bachata." |||||||||бача ||dance||||week|salsa||bachata Well, "I dance salsa and bachata twice a week." Ну, "Я танцую два раза в неделю сальсу и бачату."

"Dans jij ook?" "Do you dance too?" (sing, informal) "Ты тоже танцуешь?"

"Dansen jullie ook?" "Do you dance too?" (plural) "Вы тоже танцуете?"

"Elise danst ook salsa en bachata." |dances|||| "Elise also dances salsa and bachata." "Элиза тоже танцует сальсу и бачату."

Ja! Yes! Да!

Oké heel kort: je kan soms ook beginnen met iets anders op plek 1 en dat kan zijn de tijd. ||||||||||||place|||||| Okay, very briefly: sometimes you can also start with something else in place 1 and that can be time. Хорошо, очень коротко: иногда ты можешь начать с чего-то другого на первом месте, и это может быть время.

Dus ik zei: "Ik dans twee keer per week salsa en bachata." So I said, "Ik dans twee keer per week salsa en bachata." Поэтому я сказал: "Я танцую сальсу и бачату два раза в неделю."

"Twee keer per week dans ik salsa en bachata." "Twee keer per week dans ik salsa en bachata." "Два раза в неделю я танцую сальсу и бачату."

Kijk, de tijd kan op de eerste plek en dan blijft  het werkwoord altijd op de tweede plek. Look, the time can be in the first place and then the verb always stays in the second place. Смотри, время может быть на первом месте, а глагол всегда остается на втором месте.

Dit is ook heel belangrijk voor het Nederlands! This is also very important for Dutch! Это также очень важно для нидерландского языка!

Dus net als wanneer je een vraag maakt zoals: So just like when you ask a question like, Так что точно так же, как когда вы задаете вопрос, например:

"Hoe vaak dans jij salsa en bachata?" "How often do you dance salsa and bachata?" "Как часто ты танцуешь сальсу и бачату?"

Wij zeggen dus nooit: "Hoe vaak jij danst salsa en bachata?" (=fout!) So we never say: "Hoe vaak jij danst salsa en bachata?" (=wrong!) Мы никогда не говорим: "Как часто ты танцуешь сальсу и бачату?" (=ошибка!)

DANS of DANST kan niet op plek 3, die moeten op plek 2! DANS or DANST cannot be in place 3, they have to be in place 2! ТАНЦУЙ или ТАНЦУЕТ не могут быть на третьем месте, они должны быть на втором!

Ik kan ook niet zeggen: Nor can I say: Я тоже не могу сказать:

"Twee keer per week ik dans bachata en salsa" (=fout!) "Twee keer per week ik dans bachata en salsa" (=incorrect!) "Два раза в неделю я танцую бачату и сальсу" (=ошибка!)

Nee! Belangrijk is dat het vervoegde werkwoord op plek 2 blijft |||||согласованное|глагол||| |||||conjugated|||| No! It is important that the conjugated verb stays in position 2 Нет! Важно, чтобы глагол в спряжении оставался на втором месте

en daar kun je meer over leren in deze video. and you can learn more about that in this video. и там ты можешь узнать об этом больше в этом видео.

Dan het werkwoord DENKEN. |||think |||myśleć Then the verb DENKEN (to think). Затем глагол ДУМАТЬ.

"Ik denk de hele dag aan jou." "I think about you all day." "Я думаю о тебе весь день."

Ja het is "denken AAN". Yes it is "denken AAN". Да, это "думать о".

"Denk jij ook aan mij?" "Do you also think of me?" "Ты тоже думаешь обо мне?"

En: "Mark denkt aan zijn vriendin." ||thinks||| And: "Mark is thinking about his girlfriend." И: "Марк думает о своей девушке."

Dan een leuke: DOUCHEN. |||душевая процедура ||funny|shower |||prysznic Then a fun one: DOUCHEN (to shower). А вот и веселый: ДУШ.

Klinkt grappig in het Engels, een beetje zoals "douche". Звучит|||||||| |funny|||||||douche Sounds funny in English, kind of like "douche". Звучит забавно на английском, немного похоже на "душ".

Want ik kan zeggen: "Ik douch elke dag." |||||shower|| Because I can say, "I shower every day." Потому что я могу сказать: "Я принимаю душ каждый день."

Klinkt grappig toch? "Ik douch elke dag." Sounds funny right? "Ik douch elke dag." Звучит забавно, не так ли? "Я принимаю душ каждый день."

"Hoe vaak douch jij?" "How often do you shower?" "Как часто ты принимаешь душ?"

"Jij doucht ook elke dag, toch?" |shower|||| "You shower every day too, don't you?" "Ты тоже принимаешь душ каждый день, верно?"

"Alex doucht maar vier keer per week." Алекс|||||| Alex|shows|only|four|times|| "Alex only showers four times a week." "Алекс принимает душ только четыре раза в неделю."

MAAR betekent hier "only": "He only showers four times a week." |||||||четыре||| ||||||showers||times|| MAAR here means "only": "He only showers four times a week." НО означает здесь "только": "Он принимает душ только четыре раза в неделю."

"Mijn katten douchen nooit." "My cats never shower." "Мои коты никогда не принимают душ."

Nee, die vinden water niet zo lekker, niet zo leuk! |они||||||||весело |||||||||fun No, they don't like water very much! Нет, им вода не нравится, не так весело!

Dan DRINKEN: "Ik drink een glas water." |drink|||a|glass| |piję||||| Then DRINKEN (to drink): "I am drinking a glass of water." Тогда ПЬЮ: "Я пью стакан воды."

"Het meisje drinkt limonade." |||лимонад |girl||lemonade "The girl is drinking lemonade." "Девочка пьет лимонад."

"En wat drink jij?" Of: "Wat drinkt u?" "And what are you drinking?" (informal) Or, "What are you drinking?" (formal/polite) "И что ты пьешь?" Или: "Что вы пьете?"

"En wat drinken jullie?" "And what do you drink?" (plural) "А что вы пьете?"

En naast DRINKEN heb je ook ETEN. |besides||||| ||||||JEDZENIE And besides DRINKEN you also have ETEN (to eat). И кроме ПИТЬЯ у тебя есть еще ЕДА.

"Ik eet elke ochtend cruesli." ||||круассан |eat|||muesli "I eat granola every morning." "Я ем каждое утро гранолу."

Oké, hier zie je weer: ETEN in de infinitief heeft 1 E: Okay, here you see again: ETEN in the infinitive has 1 E: Хорошо, вот снова: ЕДА в инфинитиве имеет 1 Е:

"Wat eten jullie?" Met 1 E. "Wat eten jullie?" With 1 E. "Что вы едите?" С 1 Е.

"Ik eet cruesli." "Ik eet cruesli." "Я ем крюсли."

Dus niet: "Ik et cruesli." (=fout!) Het is een lange klank, dus 2 EE: |||ем||||||||| |||eat||||||||| So not: "I et cruesli." (=wrong!) It is a long sound, so 2 EE: Так что не: "Я ет крюсли." (=ошибка!) Это длинный звук, поэтому 2 EE:

"Ik eet cruesli." "Ik eet cruesli." "Я ем крюсли."

"Wat eet jij?" "Wat eet jij?" "Что ты ешь?"

"Marjan eet 's ochtends niets." ||||nothing "Marjan doesn't eat anything in the morning." "Марьян не ест ничего утром."

Hier zie je dat je steeds dezelfde vorm hebt voor IK en voor JIJ - voor of na het werkwoord - en voor "Marjan" |||||||||||||||||||||Marjan Here you see that you always have the same form for IK and for JIJ - before or after the verb - and for "Marjan" Здесь ты видишь, что у тебя всегда одна и та же форма для Я и для ТЫ - до или после глагола - и для "Марьян"

want EET eindigt op al een T en je krijgt dus geen extra T. ||ends||||||||||| because EET already ends in a T and you do not get an extra T. потому что EET заканчивается на T, и вы не получите дополнительную T.

Dan GAAN. |idzie Then GAAN (to go). Затем ИДЕМ.

GAAN is een werkwoord dat niet eindigt op -EN. ||||||ends|| GAAN is a verb that does not end in -EN. ИДЕМ - это глагол, который не заканчивается на -EN.

Eén van de weinige werkwoorden. Один|||немногие| |||few| One of the few verbs. Одно из немногих глаголов.

Dus dan haal je de laatste N - en hier een extra A - van het werkwoord af, als je de ik-vorm maakt. ||take||||||||||||||||||| So then you take the last N - and here an extra A - from the verb, when you make the "ik-vorm". Так что убираешь последние N - и здесь еще одну A - от глагола, когда ты образуешь форму я.

Dus: "Ik ga volgende week op vakantie." So, "I'm going on vacation next week." Так что: "Я уезжаю в отпуск на следующей неделе."

Dus met 1 A. So with 1 A. Так с 1 А.

Maar voor de andere vormen is het weer met 2 AA: But for the other shapes it's again with 2 AA: Но для других форм снова с 2 AA:

"Veronica gaat naar haar werk" met 2 AA. Вероника|||||| "Veronica goes to work" with 2 AA. "Вероника идет на работу" с 2 AA.

"Jij gaat op vakantie" of "Jij gaat naar jouw werk." you||||||||| "You're going on vacation" or "You're going to work." "Ты едешь в отпуск" или "Ты идешь на работу."

"Ga jij op vakantie?" "Do you go on vacation?" "Ты едешь в отпуск?"

Ja! Yes! Да!

Of: "Gaan jullie op vakantie?" Or: "Are you going on vacation?" От: "Вы едете в отпуск?"

"Mijn vrienden gaan dit jaar naar België." "My friends are going to Belgium this year." "Мои друзья в этом году едут в Бельгию."

Dan HELPEN. "Ik help mijn broertje met zijn huiswerk." |pomaga||||||| Then HELPEN (to help). "I help my brother with his homework." Тогда ПОМОГИТЕ. "Я помогаю своему братику с его домашним заданием."

"Help jij soms ook iemand met zijn of haar huiswerk?" "Do you sometimes help someone with his or her homework?" "Иногда ты помогаешь кому-то с его или её домашним заданием?"

"Mijn ouders helpen mijn broertje ook vaak met zijn huiswerk." |parents|||||||| "My parents often help my brother with his homework." "Мои родители также часто помогают моему младшему брату с его домашним заданием."

HETEN. называться nazywać HETEN ("to be named"). НАЗЫВАЮТ.

"Hoi, ik heet Kim." "Hi, my name is Kim/I am named Kim."

"Hoe heet jij?" "What's your name/What are you named?"

"Mijn katten heten Nala en Veggie." |||Нала|| |||Nala|| "My cats are called/named Nala and Veggie."

Hier zie je weer: HETEN met 1 E, maar in het enkelvoud met 2 EE! Here you see again: HETEN with 1 E, but in the singular with 2 EE!

Dan HUREN. |renting |HUREN Then HUREN (to rent).

"Ik huur een appartement." |rent|| "I'm renting an apartment."

"Wat voor woning huur jij?" ||house|do you rent| "What kind of house do you rent?"

"Jij huurt een grote studio, toch?" |rent|||| |rent|||studio| "You rent a big studio, right?" "Ты снимаешь большую студию, правда?"

"Ingrid huurt een eengezinswoning." Ingrid|||single-family home "Ingrid rents a single-family home." "Ingrid loue une maison individuelle. "Ингрид снимает дом для семьи."

"Wat voor huis huren jullie?" "What kind of house do you rent?" "Какой дом вы снимаете?"

HUREN is niet hetzelfde als KOPEN. |||||buying HUREN is not the same as KOPEN (to buy).

Dus bijvoorbeeld KOPEN: "Sommige mensen kopen een appartement." |for example|||||| ||KUPIĆ||||| So for example KOPEN: "Some people buy an apartment." Так, например, ПОКУПКА: "Некоторые люди покупают квартиру."

"Ik huur een appartement, ik koop geen appartement." "I'm renting an apartment, I'm not buying an apartment." "Я снимаю квартиру, я не покупаю квартиру."

Dus KOPEN is bijvoorbeeld: So KOPEN is, for example, Итак, ПОКУПКА, это, например:

"Ik koop een nieuwe broek." ||||pants "I'm buying new pants." "Я покупаю новые брюки."

"Sandra koopt twee jurkjes." Сандра||| Sandra|||dresses "Sandra buys two dresses." "Сандра покупает два платья."

En jij? "Wat koop jij?" And what about you? "What are you buying?" (informal) А ты? "Что ты купишь?"

"Wat koopt u?" "What do you buy?" (formal/polite)

"Wat kopen jullie?" "What do you buy?" (plural)

Dan KOKEN: |gotować Then KOKEN (to cook): Дэн ГОКЕН:

"Ik kook niet elke avond." |готовлю||| |cook|||evening "I don't cook every night." "Я не готовлю каждую ночь."

"Anne kookt wel elke avond." |готовит||| |cooks||every| "Anne does cook every night." "Анна готовит каждую ночь."

En jullie? "Koken jullie elke avond?" And what about you all? "Do you cook every night?" (plural)

Oké, dus net hadden we KOPEN: |||had|| ||właśnie||| Okay, so we just had KOPEN ("to buy"), Окей, так что только что мы КУПИЛИ:

"Ik koop een broek." "I'm buying pants." "Я покупаю брюки."

"Hoeveel kost die broek?" |costs|| "How much do those pants cost?" "Сколько стоят эти брюки?"

"Die broek kost 89 euro." "These pants cost 89 euros." "Эти брюки стоят 89 евро."

Wow! Вау wow! Ух ты!

"En de jurkjes kosten 70 euro per stuk." ||||||piece "And the dresses cost 70 euros each." "А платья стоят 70 евро за штуку."

Ja, dus dat is KOSTEN. Yes, so that's KOSTEN ("to cost").

"Hoeveel geld kost het?" "How much money does it cost?" "Сколько стоит?"

LEREN: "Ik leer Spaans." LEREN ("to learn"): "I'm learning Spanish." УЧЁБА: "Я учу испанский."

"Anil leert Nederlands." |учится| Anil|| "Anil learns Dutch." "Анил учит нидерландский."

"Welke taal leer jij?" "What language are you learning?" (informal)

"Welke taal leert u?" "What language are you learning?" (formal)

"Welke taal leren jullie?" "What language are you learning?" (plural)

Ja, nog 3, nog 3 werkwoorden. Yes, 3 more, 3 more verbs.

We hebben dus LEREN. LEREN is een soort van STUDEREN. |||||||||studying |||nauka||||||uczenie się So we have LEREN. And LEREN is a kind of STUDEREN ("to study").

En we hebben LEZEN. En LEZEN is een boek lezen. |||czytanie|||||| And we have LEZEN. And LEZEN is like reading a book.

"Ik lees een goed boek." "I'm reading a good book."

En hier zie je: LEZEN heeft een Z in de infinitief. |||||||З||| And here you see: LEZEN has a Z in the infinitive.

Dus: "Wat lezen jullie?" So, "What do you read?"

Of: "Welk boek lezen jullie?" met een Z. Or: "What book do you read?" with a Z.

Maar we eindigen woorden nooit op een Z, dus voor de ik-vorm is het LEES met een S: But we never end words with a Z, so for the "ik-vorm" it's LEES with an S:

"Ik lees Honderd jaar eenzaamheid." ||Сто|| ||one hundred||solitude ||||samotność "I read One Hundred Years of Solitude." "J'ai lu Cent ans de solitude".

"Frank leest de krant", ook met ST. Фрэнк|||||| |reads||newspaper|||ST(1) "Frank reads the newspaper", also with ST.

Want het is de ik-vorm: LEES + T. Because it is the "ik-vorm": LEES + T.

"En wat lees jij?", "And what do you read?", (informal) "И что ты читаешь?",

of "Wat lezen jullie?", or "What do you read?", (plural) или "Что вы читаете?",

of "Wat leest u?" or "What do you read?" (formal) или "Что вы читаете?"

Dan LOPEN. |run |biega Then LOPEN ("to walk").

LOPEN. RUNNING LOPEN.

"Ik loop naar het park." ||||park "I'm walking to the park."

"Elise loopt met de hond naar het park." ||||собака||| ||||dog||| "Elise is walking with the dog to the park." "Элиз проходит с собакой в парк."

"En veel andere mensen lopen ook in het park." "And a lot of other people are walking in the park too." "И многие другие люди тоже гуляют в парке."

Ja, oké. En de laatste is MISSEN. ||||||missing ||||||brak Yes, okay. And the last one is MISSEN (to miss). Да, хорошо. А последний - это ПРОПУСК.

"Ik mis soms mijn overleden opa." Я|||||дедушка |miss|||deceased|grandfather "Sometimes I miss my deceased grandfather." "Я иногда скучаю по своему покойному дедушке."

Mijn opa leeft niet meer (hij is overleden/dood). ||lives||||||dead My grandfather is no longer alive (he is deceased/dead). Мой дедушка больше не жив (он умер/покойный).

"Ik mis soms mijn overleden opa." ||sometimes|||grandfather "Sometimes I miss my deceased grandfather." "Я иногда скучаю по своему покойному дедушке."

"En mijn oma mist ook mijn overleden opa, want dat was haar man." ||бабушка|||||||||| |my|grandma|misses||||||||| "And my grandmother also misses my deceased grandfather, because that was her husband."

"Mis jij ook iemand?", of "Mist u ook iemand?" |||||misses||| "Do you miss someone too?" (informal), or "Do you miss someone too?" (formal) "Ты тоже скучаешь по кому-то?", или "Вы тоже скучаете по кому-то?"

"Missen jullie iemand?" "Do you miss someone?" (plural) "Вы скучаете по кому-то?"

Oké, nou dit waren 20 werkwoorden en dit was een lange video! Okay, well these were 20 verbs and this was a long video! Ок, ну это были 20 глаголов, и это было длинное видео!

En als je dus een beginner bent en meer Nederlands wilt leren, dan kun je je aanmelden voor de "Dutch for beginners course". ||||||||||||||||||||||курс |||||beginner|||||||||||register|||||| And if you are a beginner and want to learn more Dutch, you can sign up for the "Dutch for beginners course". И если ты новичок и хочешь изучать больше голландского, ты можешь записаться на курс "Голландский для новичков".

En ik zal snel ook deel 2 maken met andere werkwoorden van de lijst, en die zijn dan van N tot Z, of die zijn iets moeilijker. And I'll soon do part 2 with other verbs on the list, and those are from N to Z, or they're a little more difficult. И я скоро сделаю также часть 2 с другими глаголами из списка, и они будут от N до Z, или они будут немного сложнее.

Voor nu, als je wilt, geef dus antwoord op de vragen die ik heb gesteld. |||||дай|||||вопросы||||задал ||||||||||||||asked For now, if you want, answer the questions I have asked. На данный момент, если хочешь, ответь на вопросы, которые я задал.