×

Używamy ciasteczek, aby ulepszyć LingQ. Odwiedzając stronę wyrażasz zgodę na nasze polityka Cookie.

image

Don Quichot van La Mancha, Don Quichot XX - HET AVONTUUR MET HET HOUTEN PAARD

Don Quichot XX - HET AVONTUUR MET HET HOUTEN PAARD

HOOFDSTUK XX.

HET AVONTUUR MET HET HOUTEN PAARD.

Eenige dagen verliepen, zonder dat met onze beide helden iets bijzonders was voorgevallen. Op de vraag van de hertogin aan den schildknaap, of hij met het werk zijner zelfkastijding al begonnen was, antwoordde Sancho toestemmend.

"En waarmee hebt gij uzelf de slagen toegedeeld?" vroeg zij verder.

"Wel, hier met mijn hand," antwoordde hij. "Ei," sprak de hertogin, "dan zijn de slagen zeker wat heel zacht uitgevallen, en ik twijfel zeer, of de gestrenge heer Montesinos daar wel mee zal tevreden zijn. Gij moet eene stevige geeselroede of een dik touw met knoopen nemen, daar voor de verlossing van eene zoo uitstekende en schoone dame wel wat pijn mag worden geleden." "Nu, als 't knijpt en weer knijpt, mevrouw, geef mij dan eene roe, zooals 't hoort, en dan wil ik mijzelf daarmee kwispelen, als 't niet te erg zeer doet. Maar uwe doorluchtigheid mag vrij gelooven--schoon 'k maar een boer ben, zoo is mijn huid toch even gevoelig als 't vel van den besten edelman, en mijzelf erg te pijnigen is volstrekt mijn plan niet." "Goed, goed!" zei de dame lachend; "ge zult morgen eene roe hebben, die net voor je past en je de teêre huid niet al te erg zal havenen." Met deze toezegging stelde Sancho zich tevreden.

Eenige dagen daarna zaten de hertog en de hertogin na afgeloopen maaltijd met hunne beide gasten in den tuin en spraken over beroemde ridders van vroeger en later dagen, toen men op eens den schellen, gillende toon van eene fluit en het dof gerommel van eene oude trom vernam. Geen van allen wist eerst, wat van deze vreemde en onwelluidende muziek te denken, en Don Quichot werd zoo onrustig, dat hij op zijn stoel heen en weer schoof en van verlangen brandde, om te weten, welk nieuw avontuur hier voor hem aanstaande was. Sancho zat, als gewoonlijk, weer zoo in angst, dat hij zich zoo dicht mogelijk bij de hertogin hield en gaarne onder de plooien van haar lang sleepkleed zou zijn weggekropen.

Terwijl zij met gespannen verwachting naar de treurige en zwaarmoedige tonen van die muziek luisteren, traden aan het andere eind van den tuin twee mannen in rouwkleederen binnen, welke laatste zoo lang waren, dat zij ruischend op den grond nasleepten. Die mannen sloegen op trommen, die insgelijks met zwart rouwfloers behangen waren. Aan hunne zijde stapte een pijper, en dicht achter hen volgde een reusachtig lang man, van top tot teen in het zwart gekleed en met een sleep, die ter breedte van wel ruim tien el het stof van den grond wegveegde. Over zijn kleed droeg hij aan een gordel van zwart leder een verbazend groot zwaard met zwarten greep en zwarte scheede, en zijn gezicht was met een zwarten sluier bedekt, door welken een dichte, lange, sneeuwwitte baard heenschemerde. Met deftig afgemeten passen trad hij nader en zette de voeten telkens naar de maat der trommen neer. Zijne reusachtige figuur, zijne vreemde kleedij en fiere houding brachten allen in de grootste verbazing.

Na den tuin doorgegaan te zijn, trad hij regelrecht op den hertog toe, die hem met de overigen staande opwachtte, wierp zich aan diens voeten neer en wilde met zijne toespraak beginnen, toen de hertog hem beduidde, dat hij geen woord aanhooren zou, indien hij niet dadelijk weer opstond. De reus rees dus weder overeind, sloeg zijn sluier op en vertoonde zijn gezicht, dat met den diksten, langsten en witsten baard versierd was, dien ooit een menschelijk oog had aanschouwd.

"Doorluchtigste heer en hooge gebieder," begon hij met eene stem, die zwaar en diep als het rollen van den verren donder uit zijne breede borst kwam, "mijn naam is Trifaldin met den witten baard, en ik ben stalmeester van de gravin Trifaldi, die met anderen naam ook Dueña Dolorida genoemd wordt. Op last van haar verschijn ik, om uwe hoogheid een genadig gehoor te verzoeken, en om te vernemen, of zich hier op het slot ook de dappere en nooit overwonnen ridder Don Quichot van La Mancha ophoudt, om wiens wille mijne meesteres uit haar koninkrijk Candaya hierheen is gekomen. Zij wacht aan de poort van dit slot en verlangt slechts uwe vergunning, om binnen te komen en u haar ongehoord ongeluk mee te deelen." "Mijn waarde stalmeester Trifaldin met den witten baard," antwoordde de hertog, "wij kennen sinds lang al het ongeluk van uwe meesteres, de gravin Trifaldi, die alleen door de kunstenarijen van snoode toovenaars Dueña Dolorida genoemd wordt. Meld haar, dat wij haar wachten, en dat zij hier ook den dapperen en vermaarden ridder van La Mancha zal vinden, van wiens grootmoedige gezindheid zij veilig alle bescherming en bijstand mag hopen." Bij het vernemen dier blijde tijding boog de stalmeester Trifaldin tot afscheid de knie, wenkte trommelaars en pijper en verwijderde zich met dezen, even deftig en plechtstatig, als hij gekomen was. Korten tijd daarna verschenen twaalf in 't zwart gekleede dames in den tuin en naderden twee aan twee op de maat van de muziek. Achter haar ging de gravin Trifaldi aan den arm haars stalmeesters. Een zwart kleed golfde om hare leden en drie edelknapen volgden haar, die haar den sleep nadroegen.

In de nabijheid van het hertogelijk paar gekomen, schaarden de twaalf dames zich in twee rijen, tusschen welke de gravin doorging, om zich den hertog te voet te werpen, wat deze natuurlijk wist te verhinderen. Hierop sprak zij met eene eer grove en mannelijke dan fijne vrouwenstem de volgende woorden:

"Doorluchtige heer, eene ongelukkige nadert u, om uwe bescherming in te roepen, die zij meer dan iemand anders ter wereld noodig heeft. Voordat ik u echter mijn ongeluk vertel, zou ik gaarne weten, of de wereldvermaarde en dappere leeuwenridder hier is en zijn getrouwen schildknaap Sancho Panza bij zich heeft." "Hier is Sancho Panza," riep deze, nu weer moedig voor den dag springend, "en hier is ook mijn heer, de vreeselijkste en dapperste ridder, die ooit op twee beenen stond. Zeg, wat gij begeert, betreurenswaardige jonkvrouwe Dolorida. Wij zijn steeds bereid, ongelukkigen te helpen en verongelijkten recht te verschaffen." Voordat de dame hierop antwoorden kon, trad Don Quichot toe en zeide:

"Indien uw leed zich van den arm en de kracht eens dolenden ridders eenige hoop op verzachting durft beloven, dan staat hier Don Quichot van La Mancha, over wien gij vrij beschikken kunt, zoo gij zijne diensten verlangt. Laat mij dus zonder verwijl de geschiedenis van uw ongeluk vernemen." De dame wilde den dapperen ridder de knieën omhelzen; doch hij liet dat niet toe, maar verzocht haar bij herhaling, de oorzaak van haar leed mee te deelen.

Zoo vernam hij dan, dat een schandelijke reus en toovenaar, Malambruno geheeten, haar van hare heerlijkheid beroofd en haar zelve met al hare hofdames op de afschuwelijkste wijze misvormd had door hare gladde blanke gezichten met ruige borstels te bedekken.

Op een wenk der gravin sloegen hare gezellinnen hare sluiers op en lieten tronies zien, die dusdanig met dichte baardharen begroeid waren, dat Don Quichot een kreet van verbazing uitstiet en zelfs de hertog en de hertogin zich verschrikt afwendden.

"Zie, heer ridder," sprak gravin Trifaldi, "zóó heeft die kwaadaardige booswicht Malambruno ons toegetakeld. 't Was ons allen veel liever geweest, als hij ons terstond gedood had en het hoofd afgehouwen. Maar om nu tot de hoofdzaak te komen, moet ik u zeggen, dat niemand buiten u mij helpen kan, daar nergens op aarde meer een ridder van uwe dapperheid gevonden wordt." "Nu, aan mijn goeden wil zal het niet ontbreken," antwoordde Don Quichot. "Beveel, wat ik verrichten moet, en uwe wenschen zullen oogenblikkelijk vervuld worden!" "Het eenige bezwaar, dat ons in den weg staat," sprak de gravin, "is de omstandigheid, dat mijn koninkrijk over de vijfduizend mijlen van hier verwijderd ligt. Zoo gij echter, waaraan ik niet twijfel, moed genoeg bezit, om van eene reisgelegenheid gebruik te maken, die mij ieder oogenblik ten dienste staat, ben ik in een ommezien geholpen. Ik bezit namelijk het houten paard, waarop de dappere Pierres de schoone Magalona ontvoerde. Het wordt bestuurd door een kruk, die voor op den kop en ten volle de diensten van een teugel doet, en daarbij vliegt het met eene lichtheid en snelheid door de lucht, alsof de duivel zelf het medevoerde. Dit paard is, volgens echte oorkonden, door den grootmeester van alle toovenaars, den grooten Merlin, vervaardigd, die het aan zijn vriend, den dapperen Pierres ten geschenke gaf. Na dien held heeft niemand het meer bestegen, wijl ieder vreest er de lucht mee in te gaan. Evenwel is het het makste en beste dier van de wereld. In een ommezien brengt het zijn berijder in de verst verwijderde werelddeelen, en heeft daarbij het voordeel, dat het noch eet, noch drinkt, noch slaapt, noch ook zijne hoefijzers afslijt. Voor 't overige heeft het zulk een aangenamen en lichten gang, dat men, terwijl men door de lucht vliegt, een boordevolle kom water in de hand kan houden, zonder een droppel te morsen. Dit was de reden, waarom de schoone Magalona het ook zoo gaarne bereed." "Nu, wat een zacht en rustig draven aangaat," zei Sancho, "heb ik zelf een grauwtje, dat het tegen alle telgangers van de wereld opneemt. Zijn eenige fout is maar, dat hij niet door de lucht kan vliegen." Allen lachten over Sancho Panza's dwaze aanmerking, en de gravin ging voort:

"Zoo gij bereid zijt, heer ridder, mijne wenschen te vervullen en u aan dat wonderdadig ros toe te vertrouwen, dan zal het zich op mijn wenk een half uur voor den donker in ons midden bevinden." "Hoeveel menschen nemen dan plaats op dat paardje?" vroeg Sancho.

"Niet meer dan twee," antwoordde jonkvrouwe Dolorida, ook gravinne Trifaldi geheeten: "Één in den zadel en de ander achterop." "Ik ben benieuwd, wat naam dat beest heeft," vroeg Sancho Panza. "Weet gij mij dat ook te zeggen?" "Zijn naam is niet zoo hoogdravend als Pegasus of Bucephalus, of Orelia, maar 't is een doodeenvoudige, schoon bijzonder passende naam. Het heet Krukhout de Gevleugelde, omdat het van hout is, omdat het door een kruk bestuurd wordt en omdat het in vlugheid door geen schepsel ter wereld wordt overtroffen." "Ei, die naam is zoo kwaad niet en bevalt mij bijzonder goed," verklaarde Sancho. "Maar waar is de toom of halster, waardoor 't geregeerd wordt?" "Ik heb al gezegd, dat die kruk zijn teugel is," antwoordde de gravin Trifaldi. "Al naarmate de ridder, die het berijdt, die kruk draait, gaat het paard hoog in de lucht op of daalt weer naar de aarde neer, houdt rechts of links, of rechtuit." "Dat moet dan al een bijzonder knap dier wezen en 'k ben verlangend, het eens te zien," zei Sancho. "Als men zich evenwel verbeeldt, dat ik daar achterop zal kruipen, dan slaat men den bal glad mis en verwacht peren van den olijfboom. Dat zou me wat moois wezen! Ik, die mij pas op den zadel van mijn grauwtje kan houden, die toch goed gevuld en zoo week als een kussen is, zou op de harde houten bonken van een beest gaan zitten, dat met mij de lucht ingaat, zonder dat ik weet, of het ooit weer op aarde te land zal komen! Neen, neen, voor zoo'n reisje bedank ik!" "Weest gerust, mijne heeren en dames!" zeide Don Quichot, die elk woord van zijn schildknaap verstaan had. "Ik vertrouw zeker, dat Sancho mij in alles gehoorzamen zal. Had ik den reus nu maar hier! Waarachtig, ik zou hem den kop van den romp houwen, voordat hij drie kon tellen." "Geduld, edele ridder, nog korten tijd," zeide de gravin Trifaldi. "Zoodra de avond komt, zal ook het ros verschijnen, en gij kunt het dan terstond bestijgen. Dan zal ook mijne ellende haar einde nabij zijn; mijn baard met al de baarden mijner dames zullen spoorloos verdwijnen, en wij allen zullen u, heer ridder, eeuwige erkentelijkheid verschuldigd zijn." Zeer spoedig kwam de avond en dus ook de tijd, dat het vliegend paard moest verschijnen. Don Quichot wachtte het met levendig ongeduld en wilde daaraan reeds in woorden lucht geven, toen op eens vier wilde, met groen klimop in plaats van met kleederen bedekte mannen in den tuin traden en een plomp houten paard op hunne schouders droegen. Zij zetten dat in de nabijheid van den ridder behoedzaam op den grond, en een hunner sprak met machtige stem: "Wie moed voelt, die bestijge den Gevleugelden Krukhout." "Nu, ik voor mijn part heb geen moed, en zal hem dus niet bestijgen," verklaarde Sancho op stelligen toon. "Wanneer de ridder, die dit ros bestijgt," ging de met klimop bekleede man voort, "een schildknaap in zijn gevolg heeft, dan moet deze achterop stijgen en zijn meester vergezellen. Hij kan daarbij zonder vrees zijn, want hem zal in het minst geen kwaad overkomen. De ridder heeft niets te doen, dan aan de kruk te draaien, die aan den hals van het paard is aangebracht, en dan zal hij zonder verwijl naar de plaats worden gedragen, waar Malambruno hem wacht. Opdat echter de ontzettende hoogte, waartoe het paard opstijgen zal, de ruiters niet duizelig make, moeten zij zich de oogen laten blinddoeken en mogen zij dien doek niet afdoen, voordat het paard luid begint te brieschen. Dit is het teeken, dat de tocht volbracht is en de ruiters hun doel hebben bereikt." Na deze woorden bogen zich de mannen in klimop en verwijderden zich met haastigen tred. Dolorida of gravin Trifaldi echter keerde zich met tranen in de oogen tot den ridder en sprak:

"Daar, dapperste aller ridders, is nu Krukhout de Gevleugelde, en niets ontbreekt meer om mij gelukkig te maken, dan dat gij met uw schildknaap opstijgt en met vroolijk harte den tocht onderneemt." "Dat zal geschieden, edele vrouwe," antwoordde Don Quichot, "dat zal geschieden met vroolijk harte en met den besten wil, om uw wreker te worden en u uwe vroegere schoonheid terug te verschaffen." "Dan wensch ik u goede reis en behouden overtocht, edele heer," zeide Sancho Panza. "Ik voor mij zal wel oppassen, dat ik mij niet in zulk een gevaar begeef, en bedank er voor, daar achter op dat harde hout te zitten. Ik blijf, waar ik ben, of als ik meega, wil ik de reis op mijn eigen grauwtje doen." "Sancho Panza," sprak hierop de hertog op bestraffende toon, "zoo gij uw heer in de ure des gevaars in den steek laat, reken dan niet, dat gij ooit eene stadhoudersplaats van mij krijgt. Vergezelt gij hem echter, gelijk dat een rechtschapen schildknaap betaamt, dan zal het stadhouderschap van mijn eiland Barataria uw loon zijn en kunt gij verzekerd wezen van mijne voortdurende gunst en goedwilligheid. Twijfel niet aan de waarheid dezer verzekering, maar wees overtuigd, dat wat ik zeg ernstig gemeend is." "Goed, goed, doorluchtige heer," zeide Sancho, op wien het beloofde stadhouderschap dadelijk krachtig werkte. "Ik ben een arme schildknaap en kan anders niet, dan voor uwe genade dankbaar zijn en uwe bevelen gehoorzamen. Laat mijn meester opstijgen, laat mij een doek voor de oogen binden, en zeg mij, of ik op onze gevaarvolle reis den hemel en de hertogin aanroepen en hun krachtigen bijstand vragen mag." "Gerust, gerust moogt gij dat doen, vriend Sancho," sprak Trifaldin, de stalmeester. "'t Is niet aan de tooverkracht des duivels en der helsche geesten, waaraan gij u toevertrouwt, maar 't is eene eerlijke en behoorlijke tooverij, waartegen de goede geesten niets inbrengen kunnen." "Nu welaan, dan ben ik bereid," zeide Sancho, niet zonder eene zachte trilling in zijne stem. "Waarlijk," sprak Don Quichot, "ik kan mij niet herinneren, mijn schildknaap, behalve bij dat gedenkwaardig avontuur met de molens, ooit zoo vreesachtig te hebben gezien, als heden, en indien ik maar wat bijgeloovig was, zou ik dien angst voor een slecht voorteeken houden. Maar kom eens hier, Sancho! Ik heb u een paar woorden onder vier oogen te zeggen." Sancho kwam bij hem, en beiden gingen een weinig bezijden af in een boschje. Hier vatte de ridder zijn schildknaap bij beide handen en sprak:

"Waarde vriend Sancho, wij hebben, zooals gij weet, een verren tocht te doen en het is onzeker, hoe lang wij uitblijven zullen. Daarom wensch ik zeer, dat gij terstond in uwe kamer gaat en u daar vóór ons vertrek nog een vijfhonderd of duizend slagen van de drie duizend en drie honderd toedient, die tot onttoovering van mijne gebiederes Dulcinea van Toboso noodig zijn. Wat gedaan is, is gedaan, en gij zult er mij bijzonder door verplichten. Frisch aan het werk dus, mijn vriend, want uitstel leidt tot afstel en uw woord houden moet gij toch." "Zoo waar ik leef, heer, 't is een onverstandig ding, dat gij daar van mij vergt," antwoordde Sancho. "Hoe kunt gij verlangen, dat ik mijne krachten ga verzwakken op een tijd, nu ik die zoo bijzonder hoog noodig zal hebben! Waarachtig, 't is, alsof ge niet goed bij uw hoofd zijt. Laat ons eerst de gevaarlijke reis volbrengen, en wees dan verzekerd, dat ik mijn uiterste best zal doen, om den tijd der betoovering voor u af te korten. Ik zal mij dan zoo vlug en handig van mijne verplichting zoeken te kwijten, dat gij in de hoogste mate tevreden zult wezen." "Nu goed, vriend Sancho, ik wil op uwe belofte vertrouwen," antwoordde Don Quichot. "Ik ben van uwe waarheidsliefde zoo volkomen overtuigd, dat ik niet aan uwe woorden twijfelen wil. Kom dan weer mee bij de overigen, en wij willen ons gereedmaken tot ons vertrek." Zij keerden terug, en nu zou het vliegend paard terstond bestegen worden.

"Bind u nu een doek voor de oogen, Sancho," zeide Don Quichot. "Wij moeten stiptelijk volbrengen, wat men van ons verlangt." "Ja, ja, maar doe gij dat maar eerst," sprak de schildknaap, "Als ik achter zal zitten, dient gij natuurlijk eerst op te stijgen, en dus heb ik tijd tot gij zelf klaar zijt." Don Quichot zag het gegronde dezer aanmerking in, haalde zijn zakdoek te voorschijn en verzocht de gravin Trifaldi, hem dien voor de oogen te binden. Zij deed dat zonder tegenspraak, en nu werd de ridder op den houten rug van het tooverpaard getild. Toen hij vast zat, onderzocht hij de kruk aan den hals en bevond, dat die zich uiterst gemakkelijk liet omdraaien en bewegen. Daar de ridder geen stijgbeugels had, hingen zijne magere beenen steil naar beneden en had hij veel van de figuur, welke men wel soms op oude behangsels ziet en die een Romeinschen triumphator moet voorstellen.

Sancho volgde langzaam en met kennelijken tegenzin het voorbeeld zijns meesters en zocht het zich op het achterdeel van het paard zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Hij vond dat evenwel zoo hard, dat hij den hertog bad, hem toch een sprei of kussen te doen brengen, daar hij de bezwaarlijke reis anders onmogelijk zou kunnen uithouden. De gravin Trifaldi antwoordde, dat aan dit verzoek op geene wijze kon voldaan worden, omdat het in Krukhouts aard lag, dat hij niet de minste bedekking kon verdragen. Om meer gemak te hebben, moest hij dan maar zoo gaan zitten, als vrouwen doen, wat hem zeker wel eenige verlichting zou aanbrengen.

Sancho Panza volgde dezen raad, nam afscheid van de omstanders en bond zich den doek voor de oogen. Terstond daarna maakte hij dien echter nog eens weer los, keek met tranen in de oogen rond en verzocht al de achterblijvenden, dat zij toch om hem zouden denken en zijn grauwtje goed verzorgen.

"Lafhartige kerel!" riep Don Quichot hem hierop toe, "staat gij dan al onder de galg of ligt gij op uw uiterste, dat gij de menschen hier met zulke vragen lastig valt? Bind gauw den doek weer vast en leuter niet van gevaar, zoolang gij u in mijne tegenwoordigheid bevindt." Brommend en pruttelend bond Sancho Panza zich nogmaals den doek voor, en toen Don Quichot merkte, dat alles in orde was, greep hij naar de kruk en draaide die rond op de wijze, die hem was opgegeven. Op 'tzelfde oogenblik verhieven de omstanders hunne stemmen en riepen hem na: "God geleide u, dapperste aller ridders, met u, onverschrokken schildknaap! Ha, wat vliegen zij! Dat snort als een pijl door de lucht! Een mensch wordt duizelig alleen van 't gezicht! Houd u vast, Sancho, en pas op, dat ge niet valt, want ge zoudt in duizend stukken op den grond komen." Sancho verstond elk woord, dat hem werd toegeroepen, en klemde zich vol zielsangst vast, waartoe hij beide armen om zijn heer sloeg.

"Hoe zou het toch wel zoo wezen, heer," vroeg hij, "dat wij alles verstaan, wat die daar beneden ons toeschreeuwen, ofschoon wij nu toch al zoo hoog in de lucht vliegen? 't Is net, alsof ze nog dicht om ons toe stonden." "Breek daar uw hoofd niet mee," antwoordde de ridder. "Daar deze luchtvaart zoo geheel buiten het bereik der gewone dingen ligt, zoo moet gij op duizend mijlen afstands kunnen hooren en zien, wat ge maar verkiest. Maar pak mij niet zoo vast, of ge zult mij nog van het paard trekken. Wat zijt ge toch bang en flauwhartig! Ik begrijp volstrekt niet, hoe ge u zoo angstig maakt, daar ik zeggen moet, nog nooit een dier bereden te hebben, dat zachter gang heeft. 't Is waarlijk, of we heel niet van de plaats kwamen. Onderdruk uwe vrees dus, mijn vriend, en vertrouw, dat alles goed af zal loopen. De wind is ons gunstig en blaast ons frisch in den rug." "Ja, dat is zoo," erkende Sancho; "ik voel zoo'n koelte in mijn zij, alsof 'k den wind uit duizend blaasbalgen kreeg." Sancho Panza had het rechte woord getroffen, want inderdaad waren 't een paar groote blaasbalgen, die hem van frissche lucht in overvloed voorzagen. De hertog had alles zoo goed ingericht, dat zelfs de elementen meewerken moesten om de luchtreizigers in hun waan te versterken.

Don Quichot, die ook zijn deel van de aanblazing gehad had, nam na eene poos het woord weer en zeide tegen Sancho: "wij moeten nu spoedig de tweede luchtlaag bereiken, waar de donders rollen en de bliksems als vurige slangen heen en weer schieten, en eindelijk, als wij al hooger en hooger klimmen, komen wij in het luchtgebied van het vuur. 't Is leelijk, dat ik niet weet, hoe de kruk te draaien om ons zoo ver van dat gebied te houden, dat wij niet verbranden." Terstond wenkte de hertog nu eenige dienaren, en men warmde de gezichten der luchtreizigers door middel van eenige bossen vlas, die, aan stokken gebonden, licht vuur vatten en ontvlamden, en ook even gemakkelijk waren uit te dooven.

"Ik laat mij villen," zei Sancho, toen hij die hitte op zijn lichaam bespeurde, "als wij niet al midden in dat vuurgebied of er althans heel dicht bij zijn. Mijn gezicht gloeit als vuur en 't zou wel goed wezen, dat ik mijn blinddoek eens afnam, om te zien, op wat hoogte we eigenlijk zijn." "Doe dat vooral niet!" waarschuwde Don Quichot. "Denk aan de historie, die eens met zekeren pastoor Torralva is voorgevallen. De duivels voerden hem op een bezemstok door de lucht mee en hij moest, als wij, zijne oogen toehouden. Binnen de twaalf uren kwam hij naar Rome en werd in de straat Torre de Nona neergezet, zag het tumult eener belegering, en was den volgenden morgen al weer in Madrid, waar hij alles vertelde, wat hij gezien had. Onder weg, zoo verklapte hij, hadden de duivels hem bevolen, de oogen te openen, en toen was hij zoo dicht bij de maan geweest, dat hij haar wel met de hand betasten kon. Maar naar de aarde had hij niet durven kijken, uit vrees van duizelig te worden en naar beneden te tuimelen; en daarom, Sancho, mogen ook wij onze blinddoeken niet afnemen. Misschien komen wij zoetjes aan wel zoo hoog, dat wij plotseling op het koninkrijk Candaya neervallen kunnen, als een valk op zijn prooi. In allen gevalle is Krukhouts vlucht van verbazende snelheid, en ofschoon wij nog pas een half uur uit den tuin weg zijn, kunt gij er staat op maken, dat wij reeds honderden mijlen achter den rug hebben." "Hoe het daarmee is, weet ik niet," bromde Sancho Panza; "maar wel weet ik, dat jonkvrouw Magalona, als ze 't hier op mijne plaats kon uithouden, zeker vrij grof van huid en van ledematen is geweest." Al deze woorden werden door het gezelschap in den tuin duidelijk verstaan, en men vermaakte zich er natuurlijk niet weinig mee. Om echter aan de klucht een einde te maken en heel het vreemde, kunstig aangelegde avontuur met een luisterrijk slot te kronen, werd thans aan Krukhouts staart eene brandende lont vastgemaakt. Daar spatte nu de gansche buik van het holle paard met schrikbarend geknetter en gekraak uiteen en deed den dapperen held en zijn schildknaap half verzengd en geheel bedwelmd en verbijsterd op den grond tuimelen. Van dit oogenblik maakten de gravin Trifaldi en hare medebaarddraagsters, de twaalf dames, met de meeste verdere toeschouwers haastig gebruik om zich uit de voeten te maken, zoodat zij uit den tuin verdwenen waren, voordat de gefopten weer uit hunne bedwelming ontwaakten. De overigen wierpen zich op den grond en hielden zich, alsof zij ook in onmacht lagen.

Toen Don Quichot en Sancho na eenigen tijd weer bijkwamen en zich vrij wat gekneusd en gehavend van den grond oprichtten, keken zij vol bevreemding naar alle kanten rond, daar zij bemerkten, dat zij zich in denzelfden tuin bevonden, waaruit zij waren opgestegen, en hunne verbazing klom nog, toen zij eenige personen als dood op den grond zagen liggen. Eindelijk zag Don Quichot aan het eind van den tuin eene lange lans staan, waaraan, met zijden snoeren vastgemaakt, een groot blad wit perkament hing. Hij ging daarop toe en ontdekte op het perkament een opschrift in gouden letters, van den volgenden inhoud:

"De groote en wereldberoemde ridder Don Quichot van La Mancha heeft het gevaarvolle avontuur ter gunste van de gravin Trifaldi bestaan alleen reeds door de bedoeling, om het te volbrengen. De gravin en hare dames zijn van hare baarden bevrijd, Malambruno is dood, en de heerschappij over het koninkrijk is aan de rechte handen teruggegeven. Zoodra de schildknaap Sancho Panza zijne zelfkastijding volbracht heeft, zal ook de schoone Dulcinea hare vroegere gedaante weder aannemen en in de armen van haren dapperen ridder en bevrijder snellen. Aldus spreekt Martino, de machtigste aller toovenaars." Na het lezen van dit opschrift was Don Quichot zeer verheugd, met zoo gering gevaar eene zoo roemvolle daad verricht te hebben, en zijn hart klopte hoorbaar bij de gedachte, dat hij zijne verhevene Dulcinea thans wellicht spoedig onttooverd zou zien. Evenwel herstelde hij zich spoedig, bedwong zijne verrukking en trad op den hertog en de hertogin toe, die schijnbaar nog altijd in diepe onmacht op een groen grasperk lagen uitgestrekt.

"Op, op, doorluchtige heer!" riep hij, de rechterhand des hertogs grijpend en duchtig schuddend. "Op, heer, en wees goedsmoeds! Het avontuur is gelukkig volbracht, zonder iemand schade gedaan te hebben, gelijk gij uit dat getuigschrift daar aan die lans met eigen oogen zien kunt." De hertog richtte zich langzaam op en nam den schijn aan, alsof hij uit een diepen slaap ontwaakte. Evenzoo deden de hertogin en de overigen, en allen hielden zich zoo verbaasd, alsof zij van al het voorgevallene geen sikkepitje wisten. Met nog half gesloten oogen las de hertog het gouden opschrift, dat hij zelf had opgesteld, en viel toen Don Quichot om den hals, hem met gelukwenschingen overstelpend en hem wel honderdmaal verzekerend, dat hij de beste ridder was, dien het aardrijk nog ooit had gedragen.

Sancho Panza vroeg intusschen naar de gravin Trifaldi en haar gevolg, en hoorde tot zijne verwondering, dat de geheele schaar verdwenen was op 't zelfde oogenblik, toen het vliegend luchtpaard kwam aansuizen en brandend op de aarde was neergevallen. De hertogin vroeg den schildknaap, wat hem op zijne luchtreis al zoo was overgekomen.

"Dat wil ik u van stukje tot beetje vertellen, doorluchtige mevrouw," antwoordde Sancho. "Toen ik voelde, dat wij door de vuurstreek vlogen, vroeg ik mijn meester, of ik den blinddoek niet wat los mocht maken; maar die verbood mij dat. Daar ik evenwel zoo erg nieuwsgierig was, lichtte ik den doek toch zoo'n beetje op en keek door de opening bij mijn neus langs naar de aarde. Van de ontzettende hoogte, waar wij met de snelheid van den razendsten stormwind voortdreven en waar de bliksemstralen ons maar zoo om de ooren sisten, leek zij mij niet veel grooter dan een mosterdkorrel toe en de menschen, die er op omkrabbelden, leken mij pas zoo groot als een walnoot. Daaruit kunt gij opmaken, tot wat hoogte wij 't al gebracht hadden." "Maar, vriend Sancho," zei de hertogin met een ernstig gezicht, schoon zij moeite had om haar lachen te verbijten, "als de aarde u maar zoo groot als een mosterdkorrel toescheen, maar de menschen zoo groot als een walnoot, dan moest immers één mensch de geheele aarde bedekt hebben?" "Dat zou men wel haast zoo zeggen," antwoordde Sancho; "maar toch stak er een tipje van uit, en ik zag haar heelemaal." "Sancho, dat is niet mogelijk," verklaarde de hertogin. "Als men maar een tipje ziet, kan men onmogelijk het geheel zien." "Och, ik kan met eene zoo verstandige en voorname dame niet redetwisten," antwoordde de schildknaap; "maar bij dit alles moet gij toch in aanmerking nemen, dat hier overal tooverij bij in 't spel kwam, dat wij met tooverij door de lucht vlogen, en dat ik door tooverij de heele aarde zien kon, van wat plaats ik ook uitkeek. Indien gij evenwel dit niet gelooft, dan gelooft gij misschien ook niet, wat mij nog later is overkomen. Kijk, uwe doorluchtigheid, toen ik de oogen opsloeg, streken wij al zoo dicht bij den hemel langs, dat ik hem haast met de handen aanraken kon. Hij is ontzettend groot, als men hem zoo van nabij ziet. Verder wou 't geval, dat wij in de buurt van het zevengesternte kwamen, en daar ik in mijne jeugd geitenherder ben geweest, kreeg ik lust, om eens eventjes die zeven geitjes toe te spreken. 't Hing er maar van af, of ik kans zou zien, om van Krukhout te komen. Wat doe ik eindelijk? Ik draai de kruk om, zonder dat mijn heer er iets van merkt; ons paard staat doodstil; ik wip er af, en houd met de geitjes een praatje van wel drie kwartier en sprong toen weer achter mijn heer op, zonder dat Krukhout in al dien tusschentijd een poot verzet had." "Maar wat deed Don Quichot zoolang? Zeg, edele heer, hoe hebt gij u den tijd gekort?" vroeg de hertog.

"Daar ik van al de dingen, die Sancho Panza gezien wil hebben, niets merkte, kan ik er ook niets van zeggen. Ik heb mijn doek geen oogenblik verschoven en dus hemel noch aarde, zee noch land gezien. Wel bemerkte ik, dat wij de streek der winden door en nabij de streek des vuurs kwamen; maar dat wij het veel verder gebracht hebben, kan ik bezwaarlijk gelooven. In aanmerking nemende, dat wij niet zonder tot asch te verbranden tot in den hemel, waar de Zeven Geitjes zijn, konden komen, moet ik zelfs denken, dat Sancho Panza òf gedroomd òf, wat nog veel erger is, schandelijk gelogen heeft." "Daar kan men licht de proef van nemen," zeide Sancho Panza met onverzettelijke onbeschaamdheid. "Men heeft mij maar te vragen, hoe de geitjes er hebben uitgezien. Geef ik onvoldoende antwoorden, maak mij dan maar voor een droomer en een leugenaar uit." "Kom, beschrijf ons die geiten dan eens; we zijn nieuwsgierig," zeide de hertogin. "Goed," antwoordde Sancho. "Twee er van zijn groen, twee rozerood, twee hemelsblauw en een is bontgevlekt." "Ei, dat moeten dan wel vreemde geiten zijn," zeide de hertogin. "Bij ons te lande komen ze zoo niet voor en heb ik althans ze nooit in die kleuren gezien." "Ik voor mijn part vind het heel natuurlijk, dat tusschen de geiten des hemels en de geiten der aarde een beetje onderscheid bestaat," meende Sancho. "Maar zeg eens, Sancho, hebt gij onder die geiten ook een bok gezien?" vroeg de hertogin.

"Neen, mevrouw, en dat zou mij ook verwonderd hebben, want dan liep hij gevaar van met zijne horens aan de horens van de maan vast te raken." Met dit antwoord had men van de stoute leugens van den braven schildknaap vooreerst genoeg. De hertog had zich met het gansche avontuur kostelijk vermaakt en het had in hem den lust opgewekt om de klucht nog wat verder te laten voortspelen. Voortaan had hij het hoofdzakelijk op Sancho Panza gemunt, die toch eindelijk zijn gehoopt stadhouderschap moest aanvaarden.

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Don Quichot XX - HET AVONTUUR MET HET HOUTEN PAARD Δον Κιχώτης XX - Ο ΑΒΟΝΟΥΡΟΣ ΜΕ ΤΟ ΞΥΛΙΝΟ ΑΛΟΓΟ Don Quixote XX - THE ADVENTURE WITH THE WOOD HORSE

HOOFDSTUK XX. CHAPTER XX.

HET AVONTUUR MET HET HOUTEN PAARD. THE ADVENTURE WITH THE WOODEN HORSE.

Eenige dagen verliepen, zonder dat met onze beide helden iets bijzonders was voorgevallen. Several days passed without anything special happening to either of our heroes. Op de vraag van de hertogin aan den schildknaap, of hij met het werk zijner zelfkastijding al begonnen was, antwoordde Sancho toestemmend. When the duchess asked the squire if he had already begun the work of his self-flagellation, Sancho replied in agreement.

"En waarmee hebt gij uzelf de slagen toegedeeld?" "And with what have ye dealt yourselves the blows?" vroeg zij verder. she asked further.

"Wel, hier met mijn hand," antwoordde hij. "Well, here with my hand," he replied. "Ei," sprak de hertogin, "dan zijn de slagen zeker wat heel zacht uitgevallen, en ik twijfel zeer, of de gestrenge heer Montesinos daar wel mee zal tevreden zijn. "Ei," spoke the duchess, "then the blows have certainly been somewhat very soft, and I doubt very much whether the stern Mr. Montesinos will be satisfied with that. Gij moet eene stevige geeselroede of een dik touw met knoopen nemen, daar voor de verlossing van eene zoo uitstekende en schoone dame wel wat pijn mag worden geleden." Thou must take a stout scourging rod or a thick rope with knots, since for the deliverance of such an excellent and beautiful lady some pain may be suffered." "Nu, als 't knijpt en weer knijpt, mevrouw, geef mij dan eene roe, zooals 't hoort, en dan wil ik mijzelf daarmee kwispelen, als 't niet te erg zeer doet. "Now, if it pinches and pinches again, ma'am, give me an oar, as it should be, and then I want to wag myself with it, if it doesn't hurt too badly. Maar uwe doorluchtigheid mag vrij gelooven--schoon 'k maar een boer ben, zoo is mijn huid toch even gevoelig als 't vel van den besten edelman, en mijzelf erg te pijnigen is volstrekt mijn plan niet." But Your Excellency may freely believe--though I am only a peasant, yet my skin is as sensitive as the skin of the best nobleman, and to hurt myself badly is by no means my plan." "Goed, goed!" "Good, good!" zei de dame lachend; "ge zult morgen eene roe hebben, die net voor je past en je de teêre huid niet al te erg zal havenen." said the lady smiling; "you'll have a roe tomorrow that will just fit you and won't harbor the tarry skin too badly." Met deze toezegging stelde Sancho zich tevreden. With this commitment, Sancho contented himself.

Eenige dagen daarna zaten de hertog en de hertogin na afgeloopen maaltijd met hunne beide gasten in den tuin en spraken over beroemde ridders van vroeger en later dagen, toen men op eens den schellen, gillende toon van eene fluit en het dof gerommel van eene oude trom vernam. Some days after that, the duke and duchess were sitting in the garden with their two guests after the finished meal, talking about famous knights from earlier and later days, when suddenly one heard the shrill, screaming tone of a flute and the dull rumble of an old drum. Geen van allen wist eerst, wat van deze vreemde en onwelluidende muziek te denken, en Don Quichot werd zoo onrustig, dat hij op zijn stoel heen en weer schoof en van verlangen brandde, om te weten, welk nieuw avontuur hier voor hem aanstaande was. None of them knew at first what to make of this strange and unwholesome music, and Don Quixote became so restless that he shifted back and forth on his chair and burned with desire to know what new adventure was about to take him here. Sancho zat, als gewoonlijk, weer zoo in angst, dat hij zich zoo dicht mogelijk bij de hertogin hield en gaarne onder de plooien van haar lang sleepkleed zou zijn weggekropen. Sancho, as usual, was again so in anguish that he kept as close to the duchess as possible and would have gladly crawled under the folds of her long trailing robe.

Terwijl zij met gespannen verwachting naar de treurige en zwaarmoedige tonen van die muziek luisteren, traden aan het andere eind van den tuin twee mannen in rouwkleederen binnen, welke laatste zoo lang waren, dat zij ruischend op den grond nasleepten. While they listened with tense anticipation to the sad and melancholy tones of that music, at the other end of the garden, two men in mourning robes entered, the latter of which were so tall that they trailed after them rustling on the ground. Die mannen sloegen op trommen, die insgelijks met zwart rouwfloers behangen waren. Those men were beating drums, which were similarly covered with black mourning florins. Aan hunne zijde stapte een pijper, en dicht achter hen volgde een reusachtig lang man, van top tot teen in het zwart gekleed en met een sleep, die ter breedte van wel ruim tien el het stof van den grond wegveegde. At their side stepped a piper, and close behind them followed a huge tall man, dressed from head to toe in black and with a tow, the width of which was more than ten cubits sweeping the dust off the ground. Over zijn kleed droeg hij aan een gordel van zwart leder een verbazend groot zwaard met zwarten greep en zwarte scheede, en zijn gezicht was met een zwarten sluier bedekt, door welken een dichte, lange, sneeuwwitte baard heenschemerde. Over his robe he wore on a belt of black leather an amazingly large sword with black grip and black scabbard, and his face was covered with a black veil, through which shone a dense, long, snow-white beard. Met deftig afgemeten passen trad hij nader en zette de voeten telkens naar de maat der trommen neer. With measured steps, he approached, setting his feet to the beat of the drums. Zijne reusachtige figuur, zijne vreemde kleedij en fiere houding brachten allen in de grootste verbazing. His huge figure, his strange attire and proud demeanor brought all in the greatest amazement.

Na den tuin doorgegaan te zijn, trad hij regelrecht op den hertog toe, die hem met de overigen staande opwachtte, wierp zich aan diens voeten neer en wilde met zijne toespraak beginnen, toen de hertog hem beduidde, dat hij geen woord aanhooren zou, indien hij niet dadelijk weer opstond. After passing through the garden, he went straight up to the Duke, who was waiting for him with the others, threw himself at his feet and was about to begin his speech, when the Duke told him that he would not hear a word if he did not get up immediately. De reus rees dus weder overeind, sloeg zijn sluier op en vertoonde zijn gezicht, dat met den diksten, langsten en witsten baard versierd was, dien ooit een menschelijk oog had aanschouwd. So the giant rose again, lifted his veil and showed his face, which was adorned with the thickest, longest and whitest beard that any human eye had ever beheld.

"Doorluchtigste heer en hooge gebieder," begon hij met eene stem, die zwaar en diep als het rollen van den verren donder uit zijne breede borst kwam, "mijn naam is Trifaldin met den witten baard, en ik ben stalmeester van de gravin Trifaldi, die met anderen naam ook Dueña Dolorida genoemd wordt. "Most august lord and high commander," he began in a voice, which came from his broad chest heavy and deep as the rolling of distant thunder, "my name is Trifaldin with the white beard, and I am stable master of the Countess Trifaldi, who is also called Dueña Dolorida by another name. Op last van haar verschijn ik, om uwe hoogheid een genadig gehoor te verzoeken, en om te vernemen, of zich hier op het slot ook de dappere en nooit overwonnen ridder Don Quichot van La Mancha ophoudt, om wiens wille mijne meesteres uit haar koninkrijk Candaya hierheen is gekomen. By order of her I appear, to ask your highness a gracious hearing, and to find out, whether the brave and never conquered knight Don Quixote of La Mancha is here at the castle, for whose sake my mistress has come here from her kingdom of Candaya. Zij wacht aan de poort van dit slot en verlangt slechts uwe vergunning, om binnen te komen en u haar ongehoord ongeluk mee te deelen." She waits at the gate of this castle and only desires your permission, to enter and inform you of her unprecedented misfortune." "Mijn waarde stalmeester Trifaldin met den witten baard," antwoordde de hertog, "wij kennen sinds lang al het ongeluk van uwe meesteres, de gravin Trifaldi, die alleen door de kunstenarijen van snoode toovenaars Dueña Dolorida genoemd wordt. "My dear stable master Trifaldin with the white beard," replied the duke, "we have long known the misfortune of your mistress, the Countess Trifaldi, who is called Dueña Dolorida only through the arts of snoozing magicians. Meld haar, dat wij haar wachten, en dat zij hier ook den dapperen en vermaarden ridder van La Mancha zal vinden, van wiens grootmoedige gezindheid zij veilig alle bescherming en bijstand mag hopen." Inform her that we are waiting for her, and that she will also find here the brave and renowned knight of La Mancha, from whose generous disposition she may safely hope for all protection and assistance." Bij het vernemen dier blijde tijding boog de stalmeester Trifaldin tot afscheid de knie, wenkte trommelaars en pijper en verwijderde zich met dezen, even deftig en plechtstatig, als hij gekomen was. On hearing this glad tidings, the stable master Trifaldin bowed his knee in farewell, beckoned drummers and pipers and left with them, as stately and solemn as he had come. Korten tijd daarna verschenen twaalf in 't zwart gekleede dames in den tuin en naderden twee aan twee op de maat van de muziek. Shortly thereafter, twelve ladies dressed in black appeared in the garden and approached two by two to the beat of the music. Achter haar ging de gravin Trifaldi aan den arm haars stalmeesters. Behind her went the Countess Trifaldi on the arm of her stable masters. Een zwart kleed golfde om hare leden en drie edelknapen volgden haar, die haar den sleep nadroegen. A black robe undulated around her members and three noblemen followed her, carrying the train after her.

In de nabijheid van het hertogelijk paar gekomen, schaarden de twaalf dames zich in twee rijen, tusschen welke de gravin doorging, om zich den hertog te voet te werpen, wat deze natuurlijk wist te verhinderen. Coming near the ducal couple, the twelve ladies arranged themselves in two rows, between which the countess passed, to throw herself at the duke's feet, which of course the latter managed to prevent. Hierop sprak zij met eene eer grove en mannelijke dan fijne vrouwenstem de volgende woorden: At this she spoke the following words in an honor coarse and masculine than fine female voice:

"Doorluchtige heer, eene ongelukkige nadert u, om uwe bescherming in te roepen, die zij meer dan iemand anders ter wereld noodig heeft. "Serene Lord, an unfortunate one approaches you to invoke your protection, which she needs more than anyone else in the world. Voordat ik u echter mijn ongeluk vertel, zou ik gaarne weten, of de wereldvermaarde en dappere leeuwenridder hier is en zijn getrouwen schildknaap Sancho Panza bij zich heeft." Before I tell you my misfortune, however, I would like to know, if the world-renowned and brave lion knight is here and has his faithful squire Sancho Panza with him." "Hier is Sancho Panza," riep deze, nu weer moedig voor den dag springend, "en hier is ook mijn heer, de vreeselijkste en dapperste ridder, die ooit op twee beenen stond. "Here is Sancho Panza," cried this one, now springing boldly forward again, "and here is also my lord, the most fearsome and brave knight who ever stood on two legs. Zeg, wat gij begeert, betreurenswaardige jonkvrouwe Dolorida. Say, what thou desirest, deplorable damsel Dolorida. Wij zijn steeds bereid, ongelukkigen te helpen en verongelijkten recht te verschaffen." We are always ready to help the unfortunate and provide justice to the wronged." Voordat de dame hierop antwoorden kon, trad Don Quichot toe en zeide: Before the lady could answer this, Don Quixote stepped up and said:

"Indien uw leed zich van den arm en de kracht eens dolenden ridders eenige hoop op verzachting durft beloven, dan staat hier Don Quichot van La Mancha, over wien gij vrij beschikken kunt, zoo gij zijne diensten verlangt. "If your distress dares to promise any hope of relief from the arm and strength of a wandering knight, here stands Don Quixote of La Mancha, over whom you can freely dispose, if you desire his services. Laat mij dus zonder verwijl de geschiedenis van uw ongeluk vernemen." So let me hear the history of your misfortune without delay." De dame wilde den dapperen ridder de knieën omhelzen; doch hij liet dat niet toe, maar verzocht haar bij herhaling, de oorzaak van haar leed mee te deelen. The lady wanted to hug the brave knight's knees; but he did not allow it, but repeatedly requested her to communicate the cause of her distress.

Zoo vernam hij dan, dat een schandelijke reus en toovenaar, Malambruno geheeten, haar van hare heerlijkheid beroofd en haar zelve met al hare hofdames op de afschuwelijkste wijze misvormd had door hare gladde blanke gezichten met ruige borstels te bedekken. So then he learned that a shameful giant and magician named Malambruno had robbed her of her glory and disfigured her herself and all her ladies-in-waiting in the most horrible way by covering her smooth white faces with rough brushes.

Op een wenk der gravin sloegen hare gezellinnen hare sluiers op en lieten tronies zien, die dusdanig met dichte baardharen begroeid waren, dat Don Quichot een kreet van verbazing uitstiet en zelfs de hertog en de hertogin zich verschrikt afwendden. At the Countess' prompting, her companions lifted their veils and showed tronies so covered with dense beard hairs that Don Quixote let out a cry of astonishment and even the Duke and Duchess turned away startled.

"Zie, heer ridder," sprak gravin Trifaldi, "zóó heeft die kwaadaardige booswicht Malambruno ons toegetakeld. "Behold, lord knight," spoke Countess Trifaldi, "that is how that evil malevolent Malambruno has struck us. 't Was ons allen veel liever geweest, als hij ons terstond gedood had en het hoofd afgehouwen. 'T would have been much better for all of us, if he had killed us at once and cut off our heads. Maar om nu tot de hoofdzaak te komen, moet ik u zeggen, dat niemand buiten u mij helpen kan, daar nergens op aarde meer een ridder van uwe dapperheid gevonden wordt." But now to come to the main point, I must tell you that no one but you can help me, since nowhere on earth is a knight of your prowess found anymore." "Nu, aan mijn goeden wil zal het niet ontbreken," antwoordde Don Quichot. "Now, my good will will not be lacking," Don Quixote replied. "Beveel, wat ik verrichten moet, en uwe wenschen zullen oogenblikkelijk vervuld worden!" "Command, what I must perform, and your wishes will be fulfilled at once!" "Het eenige bezwaar, dat ons in den weg staat," sprak de gravin, "is de omstandigheid, dat mijn koninkrijk over de vijfduizend mijlen van hier verwijderd ligt. "The only objection that stands in our way," spoke the countess, "is the circumstance that my kingdom is over five thousand miles from here. Zoo gij echter, waaraan ik niet twijfel, moed genoeg bezit, om van eene reisgelegenheid gebruik te maken, die mij ieder oogenblik ten dienste staat, ben ik in een ommezien geholpen. However, if you have the courage, which I do not doubt, to take advantage of a travel opportunity that is available to me at any time, I will be helped in no time. Ik bezit namelijk het houten paard, waarop de dappere Pierres de schoone Magalona ontvoerde. For I own the wooden horse, on which the brave Pierres kidnapped the beautiful Magalona. Het wordt bestuurd door een kruk, die voor op den kop en ten volle de diensten van een teugel doet, en daarbij vliegt het met eene lichtheid en snelheid door de lucht, alsof de duivel zelf het medevoerde. It is steered by a crutch, which does the services of a rein in front of the head and to the fullest, and in doing so it flies through the air with a lightness and speed, as if the devil himself were co-leading it. Dit paard is, volgens echte oorkonden, door den grootmeester van alle toovenaars, den grooten Merlin, vervaardigd, die het aan zijn vriend, den dapperen Pierres ten geschenke gaf. This horse, according to genuine records, was made by the grand master of all magicians, the great Merlin, who gave it as a gift to his friend, the brave Pierres. Na dien held heeft niemand het meer bestegen, wijl ieder vreest er de lucht mee in te gaan. After that hero, no one climbed it, as everyone feared to take to the air with it. Evenwel is het het makste en beste dier van de wereld. Nevertheless, it is the gentlest and best animal in the world. In een ommezien brengt het zijn berijder in de verst verwijderde werelddeelen, en heeft daarbij het voordeel, dat het noch eet, noch drinkt, noch slaapt, noch ook zijne hoefijzers afslijt. In the blink of an eye, it takes its rider to the farthest parts of the world, and has the advantage that it neither eats, nor drinks, nor sleeps, nor wears down its horseshoes. Voor 't overige heeft het zulk een aangenamen en lichten gang, dat men, terwijl men door de lucht vliegt, een boordevolle kom water in de hand kan houden, zonder een droppel te morsen. For the rest, it has such a pleasant and light gait that, while flying through the air, one can hold a brimming bowl of water in one's hand without spilling a drop. Dit was de reden, waarom de schoone Magalona het ook zoo gaarne bereed." This was the reason why the beautiful Magalona also rode it so eagerly." "Nu, wat een zacht en rustig draven aangaat," zei Sancho, "heb ik zelf een grauwtje, dat het tegen alle telgangers van de wereld opneemt. "Now, as for a gentle and quiet trotting," Sancho said, "I have a snarl of my own, going up against all the counters of the world. Zijn eenige fout is maar, dat hij niet door de lucht kan vliegen." His only fault is only that he cannot fly through the air." Allen lachten over Sancho Panza’s dwaze aanmerking, en de gravin ging voort: All laughed at Sancho Panza's foolish remark, and the Countess continued:

"Zoo gij bereid zijt, heer ridder, mijne wenschen te vervullen en u aan dat wonderdadig ros toe te vertrouwen, dan zal het zich op mijn wenk een half uur voor den donker in ons midden bevinden." "If you are willing, lord knight, to fulfill my wishes and entrust yourself to that wondrous steed, it will be in our midst at my beck and call half an hour before dark." "Hoeveel menschen nemen dan plaats op dat paardje?" "So how many people will take a seat on that little horse?" vroeg Sancho. Sancho asked.

"Niet meer dan twee," antwoordde jonkvrouwe Dolorida, ook gravinne Trifaldi geheeten: "Één in den zadel en de ander achterop." "No more than two," replied damsel Dolorida, also called Countess Trifaldi: "One in the saddle and the other behind." "Ik ben benieuwd, wat naam dat beest heeft," vroeg Sancho Panza. "I am curious, what name that beast has," Sancho Panza asked. "Weet gij mij dat ook te zeggen?" "Knowest thou to tell me the same?" "Zijn naam is niet zoo hoogdravend als Pegasus of Bucephalus, of Orelia, maar 't is een doodeenvoudige, schoon bijzonder passende naam. "His name is not as pompous as Pegasus or Bucephalus, or Orelia, but 'tis a dead simple, clean particularly fitting name. Het heet Krukhout de Gevleugelde, omdat het van hout is, omdat het door een kruk bestuurd wordt en omdat het in vlugheid door geen schepsel ter wereld wordt overtroffen." It is called Crutchwood the Winged, because it is made of wood, because it is steered by a crutch and because it is surpassed in swiftness by no creature in the world." "Ei, die naam is zoo kwaad niet en bevalt mij bijzonder goed," verklaarde Sancho. "Ei, that name is so evil and suits me particularly well," Sancho declared. "Maar waar is de toom of halster, waardoor 't geregeerd wordt?" "But where is the bridle or halter, by which 'tis ruled?" "Ik heb al gezegd, dat die kruk zijn teugel is," antwoordde de gravin Trifaldi. "I have already said, that crutch is his rein," replied the Countess Trifaldi. "Al naarmate de ridder, die het berijdt, die kruk draait, gaat het paard hoog in de lucht op of daalt weer naar de aarde neer, houdt rechts of links, of rechtuit." "All according to the knight, who rides it, turns that crutch, the horse goes up high in the air or descends back down to earth, keeps right or left, or straight." "Dat moet dan al een bijzonder knap dier wezen en 'k ben verlangend, het eens te zien," zei Sancho. "That must already be a particularly handsome animal then, and 'I am longing to see it one day," Sancho said. "Als men zich evenwel verbeeldt, dat ik daar achterop zal kruipen, dan slaat men den bal glad mis en verwacht peren van den olijfboom. "However, if one imagines that I will creep up behind that, then one misses the ball smoothly and expects pears from the olive tree. Dat zou me wat moois wezen! That would be something beautiful! Ik, die mij pas op den zadel van mijn grauwtje kan houden, die toch goed gevuld en zoo week als een kussen is, zou op de harde houten bonken van een beest gaan zitten, dat met mij de lucht ingaat, zonder dat ik weet, of het ooit weer op aarde te land zal komen! I, who can only hold myself up on the saddle of my grey, which is nevertheless well padded and as soft as a pillow, would sit on the hard wooden bones of a beast, which goes up into the air with me, without knowing, if it will ever land on earth again! Neen, neen, voor zoo’n reisje bedank ik!" Nay, nay, for such a trip I thank you!" "Weest gerust, mijne heeren en dames!" "Be at ease, my lords and ladies!" zeide Don Quichot, die elk woord van zijn schildknaap verstaan had. said Don Quixote, who had understood his squire's every word. "Ik vertrouw zeker, dat Sancho mij in alles gehoorzamen zal. "I certainly trust that Sancho will obey me in everything. Had ik den reus nu maar hier! If only I had den giant here now! Waarachtig, ik zou hem den kop van den romp houwen, voordat hij drie kon tellen." Truly, I would cut his head off before he could count three." "Geduld, edele ridder, nog korten tijd," zeide de gravin Trifaldi. "Patience, noble knight, still a short time," said the Countess Trifaldi. "Zoodra de avond komt, zal ook het ros verschijnen, en gij kunt het dan terstond bestijgen. "As soon as evening comes, the steed will also appear, and you can mount it right then. Dan zal ook mijne ellende haar einde nabij zijn; mijn baard met al de baarden mijner dames zullen spoorloos verdwijnen, en wij allen zullen u, heer ridder, eeuwige erkentelijkheid verschuldigd zijn." Then my misery too will have its end; my beard with all the beards of my ladies will disappear without a trace, and we shall all owe you, lord knight, eternal gratitude." Zeer spoedig kwam de avond en dus ook de tijd, dat het vliegend paard moest verschijnen. Very soon evening came and so did the time, when the flying horse had to appear. Don Quichot wachtte het met levendig ongeduld en wilde daaraan reeds in woorden lucht geven, toen op eens vier wilde, met groen klimop in plaats van met kleederen bedekte mannen in den tuin traden en een plomp houten paard op hunne schouders droegen. Don Quixote awaited it with lively impatience and was about to give vent to it in words, when suddenly four wild men, covered with green ivy instead of clothes, stepped into the garden and carried a lumpy wooden horse on their shoulders. Zij zetten dat in de nabijheid van den ridder behoedzaam op den grond, en een hunner sprak met machtige stem: "Wie moed voelt, die bestijge den Gevleugelden Krukhout." They placed it cautiously on the ground near the knight, and one of them spoke in a mighty voice: "Whoever feels courage, mount the Winged Stoolwood." "Nu, ik voor mijn part heb geen moed, en zal hem dus niet bestijgen," verklaarde Sancho op stelligen toon. "Now, I for my part have no courage, and therefore will not mount him," Sancho declared in a stern tone. "Wanneer de ridder, die dit ros bestijgt," ging de met klimop bekleede man voort, "een schildknaap in zijn gevolg heeft, dan moet deze achterop stijgen en zijn meester vergezellen. "If the knight who mounts this steed," the ivy-clad man continued, "has a squire in his retinue, he must mount behind and accompany his master. Hij kan daarbij zonder vrees zijn, want hem zal in het minst geen kwaad overkomen. In this he can be without fear, for no harm will befall him in the least. De ridder heeft niets te doen, dan aan de kruk te draaien, die aan den hals van het paard is aangebracht, en dan zal hij zonder verwijl naar de plaats worden gedragen, waar Malambruno hem wacht. The knight has nothing to do, but turn the crutch, which is attached to the horse's neck, and then he will be carried without delay to the place, where Malambruno is waiting for him. Opdat echter de ontzettende hoogte, waartoe het paard opstijgen zal, de ruiters niet duizelig make, moeten zij zich de oogen laten blinddoeken en mogen zij dien doek niet afdoen, voordat het paard luid begint te brieschen. However, in order not to get dizzy from the staggering height to which the horse will ascend, the riders must have their eyes blindfolded and must not remove the cloth until the horse starts to roar loudly. Dit is het teeken, dat de tocht volbracht is en de ruiters hun doel hebben bereikt." This is the sign, that the march is accomplished and the horsemen have reached their goal." Na deze woorden bogen zich de mannen in klimop en verwijderden zich met haastigen tred. After these words, the men bowed in ivy and removed with haste. Dolorida of gravin Trifaldi echter keerde zich met tranen in de oogen tot den ridder en sprak: Dolorida or Countess Trifaldi, however, turned to the knight with tears in her eyes and spoke:

"Daar, dapperste aller ridders, is nu Krukhout de Gevleugelde, en niets ontbreekt meer om mij gelukkig te maken, dan dat gij met uw schildknaap opstijgt en met vroolijk harte den tocht onderneemt." "There, bravest of all knights, is now Krukhout the Winged, and nothing more lacking to make me happy, than that thou shouldst mount with thy squire and undertake the march with cheerful heart." "Dat zal geschieden, edele vrouwe," antwoordde Don Quichot, "dat zal geschieden met vroolijk harte en met den besten wil, om uw wreker te worden en u uwe vroegere schoonheid terug te verschaffen." "That will be done, noble lady," replied Don Quixote, "that will be done with merry heart and with the best will, to become your avenger and restore to you your former beauty." "Dan wensch ik u goede reis en behouden overtocht, edele heer," zeide Sancho Panza. "Then I wish you good journey and safe passage, noble sir," Sancho Panza said. "Ik voor mij zal wel oppassen, dat ik mij niet in zulk een gevaar begeef, en bedank er voor, daar achter op dat harde hout te zitten. "I for me will be careful not to put myself in such danger, and thank you for sitting back there on that hard wood. Ik blijf, waar ik ben, of als ik meega, wil ik de reis op mijn eigen grauwtje doen." I'll stay where I am, or if I go with you, I want to do the trip on my own gray." "Sancho Panza," sprak hierop de hertog op bestraffende toon, "zoo gij uw heer in de ure des gevaars in den steek laat, reken dan niet, dat gij ooit eene stadhoudersplaats van mij krijgt. "Sancho Panza," on this the duke spoke in a chastising tone, "if you abandon your lord in the hour of danger, do not count on ever receiving a place of stadtholder from me. Vergezelt gij hem echter, gelijk dat een rechtschapen schildknaap betaamt, dan zal het stadhouderschap van mijn eiland Barataria uw loon zijn en kunt gij verzekerd wezen van mijne voortdurende gunst en goedwilligheid. Accompany him, however, as befits a righteous squire, then the governorship of my island of Barataria will be your reward, and you can be assured of my continued favor and goodwill. Twijfel niet aan de waarheid dezer verzekering, maar wees overtuigd, dat wat ik zeg ernstig gemeend is." Do not doubt the truth of this assurance, but be convinced that what I say is earnestly meant." "Goed, goed, doorluchtige heer," zeide Sancho, op wien het beloofde stadhouderschap dadelijk krachtig werkte. "Good, good, august gentleman," said Sancho, on whom the promised stadthood immediately worked powerfully. "Ik ben een arme schildknaap en kan anders niet, dan voor uwe genade dankbaar zijn en uwe bevelen gehoorzamen. "I am a poor squire and cannot but be grateful for your mercy and obey your orders. Laat mijn meester opstijgen, laat mij een doek voor de oogen binden, en zeg mij, of ik op onze gevaarvolle reis den hemel en de hertogin aanroepen en hun krachtigen bijstand vragen mag." Let my master ascend, let me tie a cloth before my eyes, and tell me, whether on our perilous journey I may call upon Heaven and the Duchess and ask their powerful assistance." "Gerust, gerust moogt gij dat doen, vriend Sancho," sprak Trifaldin, de stalmeester. "Rest assured, rest assured ye may do so, friend Sancho," spoke Trifaldin, the stable master. "'t Is niet aan de tooverkracht des duivels en der helsche geesten, waaraan gij u toevertrouwt, maar 't is eene eerlijke en behoorlijke tooverij, waartegen de goede geesten niets inbrengen kunnen." "'Tis not to the magic power of devils and infernal spirits, to which you entrust yourselves, but 'tis an honest and proper magic, against which the good spirits can do nothing." "Nu welaan, dan ben ik bereid," zeide Sancho, niet zonder eene zachte trilling in zijne stem. "Now well then, I am prepared," Sancho said, not without a soft tremor in his voice. "Waarlijk," sprak Don Quichot, "ik kan mij niet herinneren, mijn schildknaap, behalve bij dat gedenkwaardig avontuur met de molens, ooit zoo vreesachtig te hebben gezien, als heden, en indien ik maar wat bijgeloovig was, zou ik dien angst voor een slecht voorteeken houden. "Truly," spoke Don Quixote, "I cannot remember ever having seen my squire, except on that memorable adventure with the mills, so fearful as he is today, and if I were only a little superstitious I would take that fear for a bad omen. Maar kom eens hier, Sancho! But come here, Sancho! Ik heb u een paar woorden onder vier oogen te zeggen." I have a few words to say to you in private." Sancho kwam bij hem, en beiden gingen een weinig bezijden af in een boschje. Sancho joined him, and both went off a little wayside into a grove. Hier vatte de ridder zijn schildknaap bij beide handen en sprak: Here the knight caught his squire by both hands and spoke:

"Waarde vriend Sancho, wij hebben, zooals gij weet, een verren tocht te doen en het is onzeker, hoe lang wij uitblijven zullen. "Dear friend Sancho, we have, as you know, a distant journey to make and it is uncertain, how long we will be out. Daarom wensch ik zeer, dat gij terstond in uwe kamer gaat en u daar vóór ons vertrek nog een vijfhonderd of duizend slagen van de drie duizend en drie honderd toedient, die tot onttoovering van mijne gebiederes Dulcinea van Toboso noodig zijn. Therefore I wish you to go immediately into your room and, before our departure, to give yourself a five hundred or a thousand strokes of the three thousand and three hundred that are necessary to get rid of my bidder Dulcinea of Toboso. Wat gedaan is, is gedaan, en gij zult er mij bijzonder door verplichten. What is done is done, and thou shalt oblige me particularly by it. Frisch aan het werk dus, mijn vriend, want uitstel leidt tot afstel en uw woord houden moet gij toch." Frisch to work therefore, my friend, for delay leads to procrastination, and thy word thou must keep anyway." "Zoo waar ik leef, heer, 't is een onverstandig ding, dat gij daar van mij vergt," antwoordde Sancho. "As where I live, sir, 'tis an unwise thing, that thou requirest of me there," Sancho replied. "Hoe kunt gij verlangen, dat ik mijne krachten ga verzwakken op een tijd, nu ik die zoo bijzonder hoog noodig zal hebben! "How can you desire me to weaken my strength at a time when I will need it so particularly highly! Waarachtig, 't is, alsof ge niet goed bij uw hoofd zijt. True, 'tis, as if you were not right in the head. Laat ons eerst de gevaarlijke reis volbrengen, en wees dan verzekerd, dat ik mijn uiterste best zal doen, om den tijd der betoovering voor u af te korten. Let us first complete the dangerous journey, and then be assured, that I will do my utmost, to shorten the time of enchantment for you. Ik zal mij dan zoo vlug en handig van mijne verplichting zoeken te kwijten, dat gij in de hoogste mate tevreden zult wezen." I will then seek to discharge my obligation so quickly and adroitly that you will be satisfied in the highest degree." "Nu goed, vriend Sancho, ik wil op uwe belofte vertrouwen," antwoordde Don Quichot. "Now well, friend Sancho, I want to trust your promise," Don Quixote replied. "Ik ben van uwe waarheidsliefde zoo volkomen overtuigd, dat ik niet aan uwe woorden twijfelen wil. "I am so completely convinced of your love of truth that I do not want to doubt your words. Kom dan weer mee bij de overigen, en wij willen ons gereedmaken tot ons vertrek." Then join the others again, and we want to get ready for our departure." Zij keerden terug, en nu zou het vliegend paard terstond bestegen worden. They returned, and now the flying horse would be mounted at once.

"Bind u nu een doek voor de oogen, Sancho," zeide Don Quichot. "Now tie a cloth to your eyes, Sancho," Don Quixote said. "Wij moeten stiptelijk volbrengen, wat men van ons verlangt." "We must punctually accomplish what is required of us." "Ja, ja, maar doe gij dat maar eerst," sprak de schildknaap, "Als ik achter zal zitten, dient gij natuurlijk eerst op te stijgen, en dus heb ik tijd tot gij zelf klaar zijt." "Yes, yes, but do thou first," spoke the squire, "If I shall be behind, thou must of course ascend first, and so I have time until thyself be ready." Don Quichot zag het gegronde dezer aanmerking in, haalde zijn zakdoek te voorschijn en verzocht de gravin Trifaldi, hem dien voor de oogen te binden. Don Quixote saw the validity of this remark, took out his handkerchief and asked the Countess Trifaldi to tie it in front of his eyes. Zij deed dat zonder tegenspraak, en nu werd de ridder op den houten rug van het tooverpaard getild. She did so without contradiction, and now the knight was lifted onto the wooden back of the magic horse. Toen hij vast zat, onderzocht hij de kruk aan den hals en bevond, dat die zich uiterst gemakkelijk liet omdraaien en bewegen. When he was stuck, he examined the crutch at the neck and found that it was extremely easy to turn and move. Daar de ridder geen stijgbeugels had, hingen zijne magere beenen steil naar beneden en had hij veel van de figuur, welke men wel soms op oude behangsels ziet en die een Romeinschen triumphator moet voorstellen. Since the knight had no stirrups, his lean legs hung down steeply and he had much of the figure, which one sometimes sees on old wallpapers and which must represent a Roman triumphator.

Sancho volgde langzaam en met kennelijken tegenzin het voorbeeld zijns meesters en zocht het zich op het achterdeel van het paard zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Sancho slowly and with apparent reluctance followed the example of his masters and sought to make himself as comfortable as possible on the horse's hindquarters. Hij vond dat evenwel zoo hard, dat hij den hertog bad, hem toch een sprei of kussen te doen brengen, daar hij de bezwaarlijke reis anders onmogelijk zou kunnen uithouden. He found this so hard, however, that he begged the duke to have a bedspread or pillow brought to him, since otherwise he would find it impossible to endure the arduous journey. De gravin Trifaldi antwoordde, dat aan dit verzoek op geene wijze kon voldaan worden, omdat het in Krukhouts aard lag, dat hij niet de minste bedekking kon verdragen. The Countess Trifaldi replied that this request could not be fulfilled in any way, because it was in Krukhout's nature that he could not tolerate the slightest covering. Om meer gemak te hebben, moest hij dan maar zoo gaan zitten, als vrouwen doen, wat hem zeker wel eenige verlichting zou aanbrengen. To be more comfortable, he had to sit down like women do, which would certainly bring him some relief.

Sancho Panza volgde dezen raad, nam afscheid van de omstanders en bond zich den doek voor de oogen. Sancho Panza followed this advice, said goodbye to the bystanders and tied the cloth to his eyes. Terstond daarna maakte hij dien echter nog eens weer los, keek met tranen in de oogen rond en verzocht al de achterblijvenden, dat zij toch om hem zouden denken en zijn grauwtje goed verzorgen. Immediately afterwards, however, he untied it again, looked around with tears in his eyes and begged all those who stayed behind to think about him and take good care of his little grey.

"Lafhartige kerel!" "Cowardly fellow!" riep Don Quichot hem hierop toe, "staat gij dan al onder de galg of ligt gij op uw uiterste, dat gij de menschen hier met zulke vragen lastig valt? Don Quixote called out to him at this, "are you already under the gallows or are you at your extremity, that you bother the people here with such questions? Bind gauw den doek weer vast en leuter niet van gevaar, zoolang gij u in mijne tegenwoordigheid bevindt." Quickly tie back the cloth and do not lech from danger as long as you are in my presence." Brommend en pruttelend bond Sancho Panza zich nogmaals den doek voor, en toen Don Quichot merkte, dat alles in orde was, greep hij naar de kruk en draaide die rond op de wijze, die hem was opgegeven. Grunting and bubbling, Sancho Panza once more bounded the cloth before him, and when Don Quixote noticed that everything was in order, he reached for the stool and turned it around in the manner specified. Op 'tzelfde oogenblik verhieven de omstanders hunne stemmen en riepen hem na: At the same moment, the bystanders raised their voices and called after him: "God geleide u, dapperste aller ridders, met u, onverschrokken schildknaap! "God guided thee, bravest of all knights, with thee, fearless squire! Ha, wat vliegen zij! Ha, what are they flying! Dat snort als een pijl door de lucht! That snorts through the air like an arrow! Een mensch wordt duizelig alleen van 't gezicht! A person gets dizzy just from the face! Houd u vast, Sancho, en pas op, dat ge niet valt, want ge zoudt in duizend stukken op den grond komen." Hold on tight, Sancho, and be careful not to fall, for you would fall to the ground in a thousand pieces." Sancho verstond elk woord, dat hem werd toegeroepen, en klemde zich vol zielsangst vast, waartoe hij beide armen om zijn heer sloeg. Sancho understood every word that was called to him, and clasped himself full of anguish, to which he put both arms around his lord.

"Hoe zou het toch wel zoo wezen, heer," vroeg hij, "dat wij alles verstaan, wat die daar beneden ons toeschreeuwen, ofschoon wij nu toch al zoo hoog in de lucht vliegen? "How can it be, sir," he asked, "that we understand everything that those below us are shouting at us, even though we are already flying so high in the sky? 't Is net, alsof ze nog dicht om ons toe stonden." 'Tis just as if they were still close around us." "Breek daar uw hoofd niet mee," antwoordde de ridder. "Don't break your head with that," the knight replied. "Daar deze luchtvaart zoo geheel buiten het bereik der gewone dingen ligt, zoo moet gij op duizend mijlen afstands kunnen hooren en zien, wat ge maar verkiest. "Since this aviation is so completely beyond the reach of ordinary things, so you must be able to hear and see a thousand miles away, whatever you choose. Maar pak mij niet zoo vast, of ge zult mij nog van het paard trekken. But don't grab me like that, or you'll still pull me off the horse. Wat zijt ge toch bang en flauwhartig! How frightened and faint-hearted you are! Ik begrijp volstrekt niet, hoe ge u zoo angstig maakt, daar ik zeggen moet, nog nooit een dier bereden te hebben, dat zachter gang heeft. I don't understand at all how you are so anxious, because I must say that I have never ridden an animal with a softer gait. 't Is waarlijk, of we heel niet van de plaats kwamen. 'Tis truly, if we came very not from the place. Onderdruk uwe vrees dus, mijn vriend, en vertrouw, dat alles goed af zal loopen. So suppress your fears, my friend, and trust that everything will turn out well. De wind is ons gunstig en blaast ons frisch in den rug." The wind is favoring us and blowing us frantically at our backs." "Ja, dat is zoo," erkende Sancho; "ik voel zoo’n koelte in mijn zij, alsof 'k den wind uit duizend blaasbalgen kreeg." "Yes, that's so," Sancho acknowledged; "I feel such a coolness in my side, as if 'k got the wind from a thousand bellows." Sancho Panza had het rechte woord getroffen, want inderdaad waren 't een paar groote blaasbalgen, die hem van frissche lucht in overvloed voorzagen. Sancho Panza had hit the right word, for indeed 't were a pair of large bellows, providing him with fresh air in abundance. De hertog had alles zoo goed ingericht, dat zelfs de elementen meewerken moesten om de luchtreizigers in hun waan te versterken. The duke had arranged everything so well that even the elements had to cooperate to strengthen the air travelers in their delusion.

Don Quichot, die ook zijn deel van de aanblazing gehad had, nam na eene poos het woord weer en zeide tegen Sancho: "wij moeten nu spoedig de tweede luchtlaag bereiken, waar de donders rollen en de bliksems als vurige slangen heen en weer schieten, en eindelijk, als wij al hooger en hooger klimmen, komen wij in het luchtgebied van het vuur. Don Quixote, who had also had his share of blows, took the floor again after a while and said to Sancho: "We must now soon reach the second layer of sky, where the thunder rolls and the lightning shoots back and forth like fiery snakes, and finally, as we climb higher and higher, we will reach the sky of fire. 't Is leelijk, dat ik niet weet, hoe de kruk te draaien om ons zoo ver van dat gebied te houden, dat wij niet verbranden." 'Tis ugly I don't know how to turn the crutch to keep us so far from that area that we don't burn." Terstond wenkte de hertog nu eenige dienaren, en men warmde de gezichten der luchtreizigers door middel van eenige bossen vlas, die, aan stokken gebonden, licht vuur vatten en ontvlamden, en ook even gemakkelijk waren uit te dooven. Immediately the duke now summoned some servants, and the faces of the air travelers were warmed by means of a few bunches of flax, which, tied to sticks, caught fire and ignited slightly, and were also equally easy to extinguish.

"Ik laat mij villen," zei Sancho, toen hij die hitte op zijn lichaam bespeurde, "als wij niet al midden in dat vuurgebied of er althans heel dicht bij zijn. "I let myself be skinned," Sancho said, sensing that heat on his body, "if we are not already in the middle of that fire area or at least very close to it. Mijn gezicht gloeit als vuur en 't zou wel goed wezen, dat ik mijn blinddoek eens afnam, om te zien, op wat hoogte we eigenlijk zijn." My face glows like fire, and 't would be good if I took off my blindfold sometime, to see, at what altitude we actually are." "Doe dat vooral niet!" "Above all, don't do that!" waarschuwde Don Quichot. warned Don Quixote. "Denk aan de historie, die eens met zekeren pastoor Torralva is voorgevallen. "Remember the history that once happened to a certain Pastor Torralva. De duivels voerden hem op een bezemstok door de lucht mee en hij moest, als wij, zijne oogen toehouden. The devils carried him through the air on a broom stick, and he, like us, had to keep his eyes closed. Binnen de twaalf uren kwam hij naar Rome en werd in de straat Torre de Nona neergezet, zag het tumult eener belegering, en was den volgenden morgen al weer in Madrid, waar hij alles vertelde, wat hij gezien had. Within twelve hours he came to Rome and was deposited in the street Torre de Nona, saw the tumult of a siege, and was already in Madrid the next morning, where he told everything he had seen. Onder weg, zoo verklapte hij, hadden de duivels hem bevolen, de oogen te openen, en toen was hij zoo dicht bij de maan geweest, dat hij haar wel met de hand betasten kon. On the way, he explained, the devils had ordered him to open his eyes, and then he had been so close to the moon that he could touch her with his hand. Maar naar de aarde had hij niet durven kijken, uit vrees van duizelig te worden en naar beneden te tuimelen; en daarom, Sancho, mogen ook wij onze blinddoeken niet afnemen. But to the earth he had not dared to look, for fear of getting dizzy and tumbling down; and therefore, Sancho, we too must not take off our blindfolds. Misschien komen wij zoetjes aan wel zoo hoog, dat wij plotseling op het koninkrijk Candaya neervallen kunnen, als een valk op zijn prooi. Perhaps we are getting so high that we can suddenly fall down on the kingdom of Candaya like a falcon on its prey. In allen gevalle is Krukhouts vlucht van verbazende snelheid, en ofschoon wij nog pas een half uur uit den tuin weg zijn, kunt gij er staat op maken, dat wij reeds honderden mijlen achter den rug hebben." In any case, Krukhout's flight is of amazing speed, and although we have only been away from the garden for half an hour, you may insist that we are already hundreds of miles behind." "Hoe het daarmee is, weet ik niet," bromde Sancho Panza; "maar wel weet ik, dat jonkvrouw Magalona, als ze 't hier op mijne plaats kon uithouden, zeker vrij grof van huid en van ledematen is geweest." "How it is with that, I don't know," Sancho Panza hummed; "but I do know, that damsel Magalona, if she could hold out here at my place, was certainly quite coarse of skin and of limbs." Al deze woorden werden door het gezelschap in den tuin duidelijk verstaan, en men vermaakte zich er natuurlijk niet weinig mee. All these words were clearly understood by the company in the garden, and of course they were not little amused. Om echter aan de klucht een einde te maken en heel het vreemde, kunstig aangelegde avontuur met een luisterrijk slot te kronen, werd thans aan Krukhouts staart eene brandende lont vastgemaakt. However, in order to put an end to the farce and crown the whole strange, artfully constructed adventure with a glorious conclusion, a burning fuse was now attached to Krukhout's tail. Daar spatte nu de gansche buik van het holle paard met schrikbarend geknetter en gekraak uiteen en deed den dapperen held en zijn schildknaap half verzengd en geheel bedwelmd en verbijsterd op den grond tuimelen. There now the entire belly of the hollow horse exploded with frightful crackling and creaking and sent the brave hero and his squire tumbling on the ground half scorched and completely intoxicated and bewildered. Van dit oogenblik maakten de gravin Trifaldi en hare medebaarddraagsters, de twaalf dames, met de meeste verdere toeschouwers haastig gebruik om zich uit de voeten te maken, zoodat zij uit den tuin verdwenen waren, voordat de gefopten weer uit hunne bedwelming ontwaakten. From this moment the Countess Trifaldi and her co-bearers, the twelve ladies, along with most of the other spectators, hurried to get away, so that they disappeared from the garden before the fools awoke from their intoxication. De overigen wierpen zich op den grond en hielden zich, alsof zij ook in onmacht lagen. The others threw themselves on the ground and held on, as if they too were lying in helplessness.

Toen Don Quichot en Sancho na eenigen tijd weer bijkwamen en zich vrij wat gekneusd en gehavend van den grond oprichtten, keken zij vol bevreemding naar alle kanten rond, daar zij bemerkten, dat zij zich in denzelfden tuin bevonden, waaruit zij waren opgestegen, en hunne verbazing klom nog, toen zij eenige personen als dood op den grond zagen liggen. When Don Quixote and Sancho regained consciousness after a while and raised themselves up from the ground quite bruised and battered, they looked around in all directions in amazement, since they noticed that they were in the same garden from which they had ascended, and their amazement increased when they saw some persons lying dead on the ground. Eindelijk zag Don Quichot aan het eind van den tuin eene lange lans staan, waaraan, met zijden snoeren vastgemaakt, een groot blad wit perkament hing. At last Don Quixote saw at the end of the garden a long lance, from which, attached with silken cords, hung a large sheet of white parchment. Hij ging daarop toe en ontdekte op het perkament een opschrift in gouden letters, van den volgenden inhoud: He went to that and discovered on the parchment an inscription in gold letters, of the following content:

"De groote en wereldberoemde ridder Don Quichot van La Mancha heeft het gevaarvolle avontuur ter gunste van de gravin Trifaldi bestaan alleen reeds door de bedoeling, om het te volbrengen. "The great and world-famous knight Don Quixote of La Mancha has the perilous adventure in favor of the Countess Trifaldi existed only by the very intention, to accomplish it. De gravin en hare dames zijn van hare baarden bevrijd, Malambruno is dood, en de heerschappij over het koninkrijk is aan de rechte handen teruggegeven. The Countess and her ladies have been freed of their beards, Malambruno is dead, and the rule of the kingdom has been returned to right hands. Zoodra de schildknaap Sancho Panza zijne zelfkastijding volbracht heeft, zal ook de schoone Dulcinea hare vroegere gedaante weder aannemen en in de armen van haren dapperen ridder en bevrijder snellen. As soon as the squire Sancho Panza completes his self-flagellation, the beautiful Dulcinea will also assume her former form and rush into the arms of her brave knight and liberator. Aldus spreekt Martino, de machtigste aller toovenaars." Thus speaks Martino, the mightiest of all magicians." Na het lezen van dit opschrift was Don Quichot zeer verheugd, met zoo gering gevaar eene zoo roemvolle daad verricht te hebben, en zijn hart klopte hoorbaar bij de gedachte, dat hij zijne verhevene Dulcinea thans wellicht spoedig onttooverd zou zien. After reading this inscription, Don Quixote was delighted to have performed such a glorious deed with so little danger, and his heart was beating audibly at the thought that he might now soon see his exalted Dulcinea unveiled. Evenwel herstelde hij zich spoedig, bedwong zijne verrukking en trad op den hertog en de hertogin toe, die schijnbaar nog altijd in diepe onmacht op een groen grasperk lagen uitgestrekt. However, he soon recovered, contained his rapture and approached the duke and duchess, who seemingly still lay sprawled in deep helplessness on a green lawn.

"Op, op, doorluchtige heer!" "Up, up, august gentleman!" riep hij, de rechterhand des hertogs grijpend en duchtig schuddend. he cried, grabbing the duke's right hand and shaking it vigorously. "Op, heer, en wees goedsmoeds! "Up, sir, and be of good cheer! Het avontuur is gelukkig volbracht, zonder iemand schade gedaan te hebben, gelijk gij uit dat getuigschrift daar aan die lans met eigen oogen zien kunt." The adventure was happily accomplished, without harming anyone, as you can see with your own eyes from that certificate there at that lance." De hertog richtte zich langzaam op en nam den schijn aan, alsof hij uit een diepen slaap ontwaakte. The duke slowly rose to his feet and took on the appearance of waking from a deep sleep. Evenzoo deden de hertogin en de overigen, en allen hielden zich zoo verbaasd, alsof zij van al het voorgevallene geen sikkepitje wisten. Likewise did the Duchess and the others, and all behaved so puzzled, as if they knew nothing of all that had happened. Met nog half gesloten oogen las de hertog het gouden opschrift, dat hij zelf had opgesteld, en viel toen Don Quichot om den hals, hem met gelukwenschingen overstelpend en hem wel honderdmaal verzekerend, dat hij de beste ridder was, dien het aardrijk nog ooit had gedragen. With his eyes still half closed, the duke read the golden inscription he had drawn up himself, and then fell on Don Quixote, overwhelming him with congratulations and assuring him a hundred times that he was the best knight the empire had ever borne.

Sancho Panza vroeg intusschen naar de gravin Trifaldi en haar gevolg, en hoorde tot zijne verwondering, dat de geheele schaar verdwenen was op 't zelfde oogenblik, toen het vliegend luchtpaard kwam aansuizen en brandend op de aarde was neergevallen. Sancho Panza, meanwhile, asked about the Countess Trifaldi and her entourage, and was amazed to learn that the entire scissors had disappeared at the very moment when the flying air horse came whizzing by and fell burning to the earth. De hertogin vroeg den schildknaap, wat hem op zijne luchtreis al zoo was overgekomen. The duchess asked the squire what had already happened to him this way on his air trip.

"Dat wil ik u van stukje tot beetje vertellen, doorluchtige mevrouw," antwoordde Sancho. "I want to tell you that from piece to piece, august madam," Sancho replied. "Toen ik voelde, dat wij door de vuurstreek vlogen, vroeg ik mijn meester, of ik den blinddoek niet wat los mocht maken; maar die verbood mij dat. "When I felt we were flying through the region of fire, I asked my master if I could not loosen the blindfold a little; but he forbade me. Daar ik evenwel zoo erg nieuwsgierig was, lichtte ik den doek toch zoo’n beetje op en keek door de opening bij mijn neus langs naar de aarde. Since I was so very curious, however, I lifted the cloth a little and looked through the opening at my nose to the earth. Van de ontzettende hoogte, waar wij met de snelheid van den razendsten stormwind voortdreven en waar de bliksemstralen ons maar zoo om de ooren sisten, leek zij mij niet veel grooter dan een mosterdkorrel toe en de menschen, die er op omkrabbelden, leken mij pas zoo groot als een walnoot. From the staggering height at which we were riding at the speed of the strongest gale and where the lightning beams were hissing around our ears, it seemed to me not much bigger than a grain of mustard and the people who were scrambling over it seemed only as big as a walnut. Daaruit kunt gij opmaken, tot wat hoogte wij 't al gebracht hadden." From that thou canst see, to what height we had already brought it." "Maar, vriend Sancho," zei de hertogin met een ernstig gezicht, schoon zij moeite had om haar lachen te verbijten, "als de aarde u maar zoo groot als een mosterdkorrel toescheen, maar de menschen zoo groot als een walnoot, dan moest immers één mensch de geheele aarde bedekt hebben?" "But, friend Sancho," said the duchess with a serious face, though she struggled to contain her laughter, "if the earth seemed to you as big as a grain of mustard, but the people as big as a walnut, then surely one man must have covered the whole earth?" "Dat zou men wel haast zoo zeggen," antwoordde Sancho; "maar toch stak er een tipje van uit, en ik zag haar heelemaal." "One would almost say so," Sancho replied; "yet a tip of it stuck out, and I saw her whole." "Sancho, dat is niet mogelijk," verklaarde de hertogin. "Sancho, that's not possible," the duchess declared. "Als men maar een tipje ziet, kan men onmogelijk het geheel zien." "If one sees only a tip, it is impossible to see the whole." "Och, ik kan met eene zoo verstandige en voorname dame niet redetwisten," antwoordde de schildknaap; "maar bij dit alles moet gij toch in aanmerking nemen, dat hier overal tooverij bij in 't spel kwam, dat wij met tooverij door de lucht vlogen, en dat ik door tooverij de heele aarde zien kon, van wat plaats ik ook uitkeek. "Oh, I cannot argue with such a wise and distinguished lady," replied the squire; "but in all this you must consider that magic was involved everywhere, that we flew through the air with magic, and that by magic I could see the whole earth from whatever place I looked out. Indien gij evenwel dit niet gelooft, dan gelooft gij misschien ook niet, wat mij nog later is overkomen. However, if ye believe not this, then perhaps ye also do not believe what happened to me even later. Kijk, uwe doorluchtigheid, toen ik de oogen opsloeg, streken wij al zoo dicht bij den hemel langs, dat ik hem haast met de handen aanraken kon. Look, Your Excellency, when I raised my eyes, we were already so close to the sky that I could almost touch it with my hands. Hij is ontzettend groot, als men hem zoo van nabij ziet. He is incredibly large, when one sees him so closely. Verder wou 't geval, dat wij in de buurt van het zevengesternte kwamen, en daar ik in mijne jeugd geitenherder ben geweest, kreeg ik lust, om eens eventjes die zeven geitjes toe te spreken. It also happened that we were near the Seven Sisters, and since I had been a goat herder in my youth, I felt like talking to the seven kids. 't Hing er maar van af, of ik kans zou zien, om van Krukhout te komen. It just depended on whether I would have a chance to get off Krukhout. Wat doe ik eindelijk? Finally, what am I doing? Ik draai de kruk om, zonder dat mijn heer er iets van merkt; ons paard staat doodstil; ik wip er af, en houd met de geitjes een praatje van wel drie kwartier en sprong toen weer achter mijn heer op, zonder dat Krukhout in al dien tusschentijd een poot verzet had." I turn the stool over, without my lord noticing; our horse stands dead still; I hop off, and have a talk with the goats of up to three quarters of an hour, and then jumped up behind my lord again, without Krukhout having moved a leg in all that interval." "Maar wat deed Don Quichot zoolang? "But what was Don Quixote doing for so long? Zeg, edele heer, hoe hebt gij u den tijd gekort?" Say, noble sir, how hast thou cut thy time?" vroeg de hertog. The duke asked.

"Daar ik van al de dingen, die Sancho Panza gezien wil hebben, niets merkte, kan ik er ook niets van zeggen. "Since I did not notice anything of all the things that Sancho Panza wants to have seen, I cannot say anything about them either. Ik heb mijn doek geen oogenblik verschoven en dus hemel noch aarde, zee noch land gezien. I did not shift my canvas for an instant and thus saw neither heaven nor earth, sea nor land. Wel bemerkte ik, dat wij de streek der winden door en nabij de streek des vuurs kwamen; maar dat wij het veel verder gebracht hebben, kan ik bezwaarlijk gelooven. I did notice that we were passing through the region of the winds and near the region of the fire; but I find it hard to believe that we made it much further. In aanmerking nemende, dat wij niet zonder tot asch te verbranden tot in den hemel, waar de Zeven Geitjes zijn, konden komen, moet ik zelfs denken, dat Sancho Panza òf gedroomd òf, wat nog veel erger is, schandelijk gelogen heeft." Considering that we could not get to heaven, where the Seven Goats are, without burning to ashes, I even have to think that Sancho Panza either dreamed or, what is much worse, outrageously lied." "Daar kan men licht de proef van nemen," zeide Sancho Panza met onverzettelijke onbeschaamdheid. "One can lightly sample that," Sancho Panza said with unyielding insolence. "Men heeft mij maar te vragen, hoe de geitjes er hebben uitgezien. "One has but to ask me, what the goats looked like. Geef ik onvoldoende antwoorden, maak mij dan maar voor een droomer en een leugenaar uit." If I give insufficient answers, make me out to be a dreamer and a liar." "Kom, beschrijf ons die geiten dan eens; we zijn nieuwsgierig," zeide de hertogin. "Come, describe those goats to us then; we are curious," the duchess said. "Goed," antwoordde Sancho. "Good," Sancho replied. "Twee er van zijn groen, twee rozerood, twee hemelsblauw en een is bontgevlekt." "Two of them are green, two pinkish red, two sky blue and one is spotted in fur." "Ei, dat moeten dan wel vreemde geiten zijn," zeide de hertogin. "Ei, they must be strange goats then," the duchess said. "Bij ons te lande komen ze zoo niet voor en heb ik althans ze nooit in die kleuren gezien." "In our country they do not occur like that and at least I have never seen them in those colors." "Ik voor mijn part vind het heel natuurlijk, dat tusschen de geiten des hemels en de geiten der aarde een beetje onderscheid bestaat," meende Sancho. "I for my part find it quite natural that between the goats of heaven and the goats of earth there is a little distinction," Sancho mused. "Maar zeg eens, Sancho, hebt gij onder die geiten ook een bok gezien?" "But tell me, Sancho, among those goats, did ye see a buck?" vroeg de hertogin. the duchess asked.

"Neen, mevrouw, en dat zou mij ook verwonderd hebben, want dan liep hij gevaar van met zijne horens aan de horens van de maan vast te raken." "No, ma'am, and that would have surprised me too, because then he was in danger of getting caught with his horns on the horns of the moon." Met dit antwoord had men van de stoute leugens van den braven schildknaap vooreerst genoeg. With this answer, they had had enough of the brave squire's naughty lies for the time being. De hertog had zich met het gansche avontuur kostelijk vermaakt en het had in hem den lust opgewekt om de klucht nog wat verder te laten voortspelen. The duke had been amused by the whole adventure and it had awakened in him the desire to continue the farce some more. Voortaan had hij het hoofdzakelijk op Sancho Panza gemunt, die toch eindelijk zijn gehoopt stadhouderschap moest aanvaarden. Henceforth, he was primarily concerned with Sancho Panza, who was yet to finally accept his hoped-for stadthood.