×

Używamy ciasteczek, aby ulepszyć LingQ. Odwiedzając stronę wyrażasz zgodę na nasze polityka Cookie.

image

Kruistocht in Spijkerbroek by Beckman Thea, 17 De samenzwering op het strand

17 De samenzwering op het strand

De samenzwering op het strand

Leonardo was met Hilde en Dom Thaddeus vertrokken naar de stad. Dolf zond Peter en Frank uit om de onderofficieren van de knokploegen bijeen te roepen. Ook Frieda, Maria, Mariecke moesten zich gereedhouden.

Spoedig bevond hij zich in een kring van zeker honderd stevige jongens en meisjes.

‘Luister kinderen,' sprak hij. ‘We moeten een vergadering houden maar dat kan niet hier, midden in het kamp. Laten we naar het strand gaan.' ‘Is er iets gebeurd?' vroeg Bertho verwonderd.

‘Er gaat iets gebeuren, en daarop moeten we voorbereid zijn.' Dolf leidde de groep naar een inham tussen de rotsen, waar ze niet konden worden afgeluisterd. De zon was al een tijdje onder, maar het was niet helemaal donker geworden. Het leek wel of de zee licht gaf, terwijl de maan boven de parasoldennen uitkwam en zilveren vonken uit het water sloeg. De kinderen, nieuwsgierig als aapjes, gingen rondom Dolf en Mariecke zitten en keken de grote leider vol verwachting aan. ‘Jullie weten dat Nicolaas zich in de tent heeft opgesloten om te vasten en te bidden. Hij bereidt zich voor op het wonder,' begon Dolf, die eigenlijk niet goed wist hoe hij zijn boodschap aan deze kinderen moest overbrengen. Ze knikten geestdriftig.

‘Want Nicolaas denkt,' vervolgde Dolf aarzelend (dit was nóg erger dan een spreekbeurt op school! ), ‘dat de zee voor hem zal terugwijken zodra... zodra hij de zee dat bevel geeft...' Weer knikten ze allemaal.

‘Geloven jullie dat dat zal gebeuren?' ‘Het is ons beloofd,' zei Frank rustig. ‘Ja... dat weet ik. Maar, zie je, er is één moeilijkheid.' Ze keken gespannen naar hem op.

‘Jeruzalem,' zei Dolf zwetend, ‘ligt niet aan de overkant van dit water. Jeruzalem ligt meer dan duizend mijlen oostwaarts van ons... dáár!' Hij wees met een brede armzwaai naar het binnenland.

‘Ik begrijp het niet,' zei Frieda met angstige stem. ‘Straks zul je het begrijpen,' beloofde Dolf. ‘Kinderen, ik weet toevallig hoe de wereld in elkaar zit. En waar de landen en steden liggen. Dat heb ik toevallig geleerd vroeger, van een wijze oude man. Luister: daar aan de overkant van de zee ligt Afrika. En daar wonen alleen maar heidenen.' ‘Afrika?' Het bleek dat ze die naam wel eens gehoord hadden.

‘Waar de leeuwen vandaan komen?' vroeg Peter ongelovig.

‘Ja. Afrika, het land van de negers en de wilde dieren, het land van de leeuwen, olifanten, en panters... Het is een land waar wij, christenen, beter niet naar toe kunnen gaan.' ‘Wij zijn niet bang voor de heidenen, we zullen ze op de vlucht jagen,' riep een grote jongen strijdlustig. ‘Je hebt gelijk, Carl, maar wij zouden optreden tegen de Turken in het Heilige Land - niet tegen de mohammedanen in Tunesië, op de kust van Noord-Afrika. Met hen hebben we niets te maken.' ‘Zijn dat dan niet dezelfden?' vroeg Frieda.

‘Nee, helemaal niet. Jullie weten nu toch wel dat de wereld verschrikkelijk groot is, nietwaar? Jullie hebben weken en nog eens weken moeten lopen om in Genua te komen. En Genua is nog niet halverwege Jeruzalem.' ‘Jeruzalem ligt aan de andere kant van de zee,' zei Peter koppig. ‘Nee Peter, om in Jeruzalem te komen moet je wel een zee oversteken, maar niet deze. Achter deze zee ligt Afrika. Daarom heb ik me al die weken lopen verbazen. Waarom brachten Nicolaas en Anselmus jullie naar Genua? Ik begreep het maar niet. Nu weet ik het.' ‘Dom Anselmus en Nicolaas hebben ons gezegd dat in Genua de zee zou wijken,' zei een sterke ordebewaker, wiens naam Dolf niet kende. ‘Want dat had God hun beloofd. Hoe kan jij nu iets anders beweren?' Dolf zette zich schrap. Nu moest het hoge woord er uit.

‘Dom Anselmus heeft gelogen.' Algemene ontsteltenis en een diep, verontwaardigd gegrom.

‘Want,' vervolgde Dolf snel, ‘Anselmus is geen echte priester, zelfs geen monnik. Hij is een avonturier, een rover, een zeeschuimer.' ‘Hij kan lézen!' riep Frieda.

‘Jawel, Anselmus heeft een goede opvoeding gehad en was voorbestemd om priester te worden. Maar hij ging het slechte pad op en werd weggejaagd uit de kloosterschool.' ‘Wil jij, Rudolf van Amstelveen, beweren dat Nicolaas geen heilige jongen is?' riep een dreigende stem achter uit de kring.

‘Nicolaas heeft de stemmen van de engelen gehoord en een brandend kruis gezien,' riep een ander kind. ‘Ja, dat weet ik en Nicolaas heeft niet gelogen. Nicolaas was heel eerlijk. Hij werd zelf bedrogen, net als wij allemaal.' ‘God bedriegt niemand,' riep Frank. ‘Luister, kinderen, ik zal jullie vertellen hoe het gebeurd is. Het brandende kruis dat Nicolaas zag, was een gewoon houten kruis dat door Anselmus was getimmerd en in brand gestoken en dat hij boven een heuveltje liet zweven. Nicolaas dacht dat het een visioen was. Hij wist niet dat een schurk hem zat te bedriegen.' De kinderen stonden paf.

‘En de stemmen van de engelen,' vervolgde Dolf, ‘waren ook bedrog. Anselmus had een herdersjongen nodig die voor heilige kon doorgaan. Nicolaas moest gelóven dat hij een uitverkorene was. Daarom fluisterde Anselmus hem 's nachts, als hij sliep, allerlei vrome dingen in het oor. Nicolaas dacht dat de engelen tot hem spraken.' ‘Hoe weet je dat allemaal?' vroegen een paar kinderen logisch.

‘Dat zal ik jullie straks vertellen. Ik ben nog niet klaar met mijn verhaal.' ‘Ik begrijp er niets van,' zei Mariecke opeens. ‘Jij zegt dat Anselmus Nicolaas heeft bedrogen. Ik houd helemaal niet van Anselmus en ik wil best geloven dat hij een schurk is. Maar waarom? Dat zal hij toch niet voor de grap uitgehaald hebben?' ‘Het was ook geen grap,' antwoordde Dolf warm. Die schattige Mariecke begon steeds verstandiger te worden! ‘Kijk, Anselmus is eigenlijk een Lombardijer en jullie weten dat de Lombardijers niet te vertrouwen zijn.' Inwendig schaamde hij zich voor dit argument, dat eigenlijk onzin was, maar hij moest de kinderen zover krijgen dat ze hem geloofden en daarom moest hij hun gevoelens bespelen. De slag aan de Oglio, toen meer dan dertig dappere kinderen sneuvelden, lag nog vers in hun geheugen. Hij zag de jongens en meisjes heftig knikken. ‘Schurken zijn het,' hoorde hij zeggen. ‘Luister dan goed. Anselmus had een mooi plan. Hij ging naar de Duitse landen om kinderen te ronselen voor de slavenmarkten van Noord-Afrika. Natuurlijk zou geen kind zo dom zijn om met de man mee te gaan naar de haven van Genua, als het van tevoren wist dat het op een schip zou worden gezet om naar Afrika te worden gebracht en daar aan de heidenen te worden verkocht. Daarom verzon Anselmus dit bedrog. Als de kinderen dachten dat ze naar Jeruzalem gingen, dan zouden ze hem wél willen volgen. Om het bedrog echt te doen lijken, had hij een herdersjongen nodig die zou denken dat hij een heilige missie had gekregen. Begrijpen jullie het nu?' Ze moesten er eerst over nadenken. Langzaamaan begon een hevige verontwaardiging zich van de kinderen meester te maken.

Maar vóórdat ze in woede konden uitbarsten, hief Dolf de handen op en sprak: ‘Luister. Anselmus wilde de kinderen naar Genua brengen, omdat hij hier vrienden heeft die op hem zouden wachten. Zes kaperkapiteins met lege schepen. Dat is niet genoeg om er zevenduizend kinderen in te vervoeren, ook niet als je ze dicht op elkaar stouwt. Maar dat kon Anselmus niet schelen. Hij zou de sterkste en mooiste kinderen uitzoeken en die zouden op de schepen mogen gaan. Wat er met de anderen gebeurt: de kleintjes, de zwakken - dat kan hem niet schelen. Die mogen achterblijven op het strand en wat hem betreft omkomen.' ‘Als de zee droogvalt, hebben we toch geen schepen nodig,' riep Carl. ‘Nee, dan niet. Maar zal de zee droogvallen? Nicolaas denkt van wel. Maar Anselmus weet beter. Hij wéét dat het niet zal gebeuren en dat jullie morgen diep teleurgesteld zullen worden. Want het was God niet die aan Nicolaas het wonder beloofde. Het waren twee valse monniken, twee boeven die duizenden kinderen in slavernij wilden voeren. Denken jullie dat God deze zee zal laten droogvallen, opdat jullie naar de slavenmarkten kunnen lópen? Want dat is het enige dat jullie aan de overkant wacht. Geen Heilig Land, dat ligt daar niet, geen Jeruzalem met angstige Saracenen - dat ligt niet daar! Alleen een dorre, hete kust met steden vol Arabieren, die veel zilver willen betalen voor kleine blonde slaven uit het Noorden.' ‘We hebben helemaal geen schepen gezien,' meende Frank. ‘Nee, die liggen in de haven. Luister. We hebben onderweg veel en lang oponthoud gehad en daardoor zijn we later in Genua aangekomen dan Anselmus berekend had. Herinner je je hoeveel haast hij altijd had! Hij was bang dat de kaperkapiteins niet zo lang zouden wachten. Ik ken zijn plannen, kinderen. Morgen, als de zee blijft zoals zij is en niet droogvalt voor de voeten van Nicolaas, zal Anselmus plotseling komen aanrennen en zeggen: Lieve kinderen, God heeft de gebeden van de Genuezen verhoord en de zee niet laten droogvallen, want Genua kan zonder de zee niet bestaan. Maar Hij heeft, in Zijn goedheid, een ander wonder doen geschieden. Hij heeft schepen gezonden die jullie naar het Heilige Land zullen brengen. Volg mij, de schepen wachten. En wat doen jullie dan? Dan laten jullie je juichend inschepen en jullie varen weg. Alleen niet naar Jeruzalem, maar naar de slavenmarkten van de heidenen. Jongens, het is nog niet te laat. Met ons allen kunnen we nog verhinderen dat het heilige kinderleger scheep gaat in Genua!' ‘Je liegt het, Rudolf van Amstelveen,' riep een grote jongen. ‘Morgen valt de zee droog. Nicolaas heeft het beloofd en Nicolaas heeft de waarheid gesproken.' ‘Beste jongen, ik wou dat het waar was,' antwoordde Dolf. ‘Ik zou dat wonder graag zien gebeuren. Maar ik zweer je, bij alles wat heilig is, dat het niet gebeurt - omdat Nicolaas bedrogen werd door Anselmus.' Om zijn woorden kracht bij te zetten haalde hij de hanger van de Heilige Maagd onder zijn trui vandaan en kuste het medaillon. Het gebaar maakte wel enige indruk.

‘Maar hoe weet je dat allemaal, Rudolf?' vroeg Mariecke ontzet.

‘En hoe lang weet je dit alles?' vroeg Peter snel.

‘Lieve kinderen, ik weet het pas sinds enkele uren. Want Anselmus was niet alleen toen hij Nicolaas met wondertjes en visioenen bestookte. Er was nog iemand bij, zijn vriend-in-het-kwade.' ‘Dom Johannis!' riep Frank ontzet.

‘Precies. Maar Johannis is lang niet zo'n duivelse schurk als Anselmus. In het begin deed Johannis mee met de boevenstreek - maar later kreeg hij spijt. Toen Carolus stierf, brak zijn hart. Vanmiddag vertelde hij mij alles, het hele complot. Jammer genoeg pas deze middag. Ik kon ook eerst mijn oren niet geloven. Maar Johannis bezwoer mij dat hij de waarheid sprak. Hij wil niet dat het duivelse plan doorgaat. Hij wil niet dat de duizenden kinderen voor wie we zo hard hebben gewerkt, in slavernij worden gevoerd om in handen te vallen van de heidenen. Daarom vertelde hij mij onder tranen vanmiddag het hele verhaal. Toen is hij naar Dom Thaddeus gegaan om alles op te biechten.' ‘Is Dom Thaddeus ook een bedrieger?' vroeg Frank geschrokken. ‘Nee. Dom Thaddeus wist even weinig van het smerige complot als wij allemaal.' ‘Waar zijn ze?' gromde een strijdlustig meisje. ‘Ik snij ze allemaal de keel af.' ‘Kalm, Martha, ze zijn weggegaan,' zei Dolf. ‘Zodra Dom Thaddeus van het duivelse plan hoorde, is hij vertrokken om de bisschop van Genua in te lichten. Leonardo is, met Hilde van Marburg, ook naar de stad gegaan. Ze zullen proberen gehoor te krijgen bij de hertog. En waar Anselmus is, weet ik ook. Anselmus is naar de haven gegaan om kaperkapiteins en slavenhalers bijeen te roepen en hun te vertellen dat er zevenduizend kinderen op het strand kamperen, die dénken dat ze op weg zijn naar het Heilige Land. Zevenduizend kleine slaven voor de heidenen! En of de heren kapiteins die kindertjes maar even naar de overkant willen varen, naar de grote slavenmarkten van Tunesië. Dát is Anselmus op het ogenblik aan het doen. Morgenmiddag zien we hem wel terugkomen, met een stel kapiteins achter zich aan, om jullie te vertellen dat je niet hoeft te wanhopen... Want hij rekent erop dat in het kinderleger niemand weet wat zijn duivelse plannen zijn. Hij weet niet dat Johannis berouw heeft gekregen en alles aan ons heeft verraden.' ‘Waar is Johannis?' vroeg Frieda schril.

‘We willen het verhaal uit zijn mond horen,' viel Frank bij. Peter sprong op. ‘Waar is hij?' ‘Ga hem halen, hij is ergens in het kamp,' zei Dolf. ‘Maar doe hem geen kwaad. Bedenk dat hij jullie heeft proberen te redden door op tijd het complot te verraden. Hij houdt veel van jullie.' ‘Evengoed heeft hij ervoor gezorgd dat we helemaal voor niets naar Genua zijn gegaan,' wierp Peter woedend tegen. ‘Honderden kinderen zijn onderweg omgekomen, maar Johannis zweeg. Hij liet ons lopen, steeds maar lopen, dwars door de bergen en hete vlakten. Al die tijd wist hij wat ons in Genua te wachten stond, maar hij zei niets.' ‘Vandaag heeft hij gesproken, Peter, nog juist op tijd.' De kinderen rumoerden. Onder elkaar bespraken ze de zaak; sommigen konden het nog altijd niet geloven dat ze zó waren bedrogen. Frieda, Frank en Peter liepen weg om Johannis te gaan zoeken. De kinderen bestookten Dolf intussen met vragen, waarop hij geduldig antwoord gaf. Op een kale rots tekende hij met schelpen en steentjes een soort landkaart, om hun te bewijzen dat Jeruzalem verder naar het Oosten lag en dat tegenover Genua alleen Afrika lag. Een half uur later kwamen de drie kinderen terug en trokken Johannis aan de hand mee. Toen de namaakmonnik ruim honderd kinderen om Dolf verzameld vond, kinderen met dreigende, boze gezichten, deinsde hij geschrokken terug.

‘Wees niet bang,' riep Dolf hem toe. ‘Ze zijn bereid naar je te luisteren, Johannis. Vertel hun wat je mij vanmiddag hebt verteld. Voor een berouwvolle zondaar hebben we eerbied.' Trillend van angst zette Johannis zich naast de jongen. Hij voelde zich allesbehalve veilig tussen de strijdbare kinderen die zacht zaten te grommen. Maar hij durfde niet weg te lopen, ze zouden hem meteen narennen en op de rug springen.

Aarzelend vertelde hij. Van zijn duistere verleden, zijn wanhoop, zijn zucht naar rijkdom. Hoe Nicolaas in de waan was gebracht dat hij een goddelijk visioen had gehad, van Anselmus' overwicht, maar ook van zijn eigen verdriet toen Carolus stierf. Hij sprak van zijn groeiende liefde voor de kinderen, van zijn toenemend berouw. De kinderen hingen aan zijn lippen. Deze man die zij zo vertrouwd hadden, was dus een schurk en een slavenhaler - en toch konden ze hem niet haten. Hij was altijd goed voor hen geweest. Hij had hun moed ingesproken, bijgestaan, geholpen. Bovendien: berouw, echt, diep berouw, laat nooit na vertedering te wekken. Dat hij het bedrog niet tot het einde toe had kunnen doorzetten, pleitte voor hem. De liefde had het kwaad in deze man overwonnen. En dat vooral was iets wat op de dertiende-eeuwse kinderen grote indruk maakte.

Na Johannis' gestamelde bekentenis waren ze eindelijk overtuigd. Instinctief wendden ze zich weer tot Dolf.

‘Geloven jullie het nu?' vroeg deze opgelucht. ‘Luister dan goed. Morgen wordt de beslissende dag. Nicolaas weet nog van niets, hij laat de tent bewaken en niemand kan tot hem doordringen. Hij zou ons ook niet geloven als wij hem zeiden dat hij bedrogen werd door Anselmus. Maar hij zal het zelf wel merken, morgen. De zee zal niet voor hem wijken. Maar wat zal er dan gebeuren? De kinderen zullen hevig teleurgesteld zijn. Misschien zullen ze Nicolaas willen vermoorden - en dat mogen we niet toelaten. Het is niet zijn schuld. De kinderen zullen misschien in opstand komen, we moeten proberen ze in de hand te houden. En in elk geval moeten we zorgen dat ze zich niet door Anselmus laten verleiden om zich in te schepen, want dan zijn ze verloren. We kunnen twee dingen doen: proberen de kinderen voor te bereiden op het mislukken van het wonder. Dat is jullie taak. En verder Nicolaas beschermen als hij faalt - wat zeker is. En als Anselmus zich vertoont en vertelt dat hij schepen voor ons heeft, moeten we hem onmiddellijk de mond snoeren.' Tot bijna middernacht bleven ze vergaderen. Eindelijk, de maan was alweer verdwenen, braken ze op om te gaan slapen. Ze waren moe, teleurgesteld, verbitterd zelfs. Schuw keken ze naar de witte tent waarin Nicolaas zich had opgesloten. Zwijgend rolden ze zich op naast de vuurtjes. Enkelen huilden. Dolf was bang. Hij sleep zijn mes en wenste in stilte dat Leonardo er was... Zou hij in staat zijn de woeste ordebewakers in de hand te houden, morgen? Zouden ze naar de bevelen van Rudolf van Amstelveen willen luisteren nu hun eigen commandant zich in de stad bevond? Hij wist het niet. Hij wist niet eens of de kinderen hem wel volledig vertrouwden. Nog altijd kleefde er iets van vreemdheid aan hem, iets geheimzinnigs dat ze niet begrepen, niet kónden begrijpen.

En het zou me niets verbazen, dacht hij plotseling, als Nicolaas morgen probeert mij de schuld te geven van het mislukte wonder en de hele ellende.

Vervuld van angst en zorgen sliep hij eindelijk in.

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

17 De samenzwering op het strand 17 Die Verschwörung am Strand 17 The conspiracy on the beach 17 La conspiración en la playa 17 La conspiration sur la plage 17 ビーチの陰謀 17 Заговор на пляже 17 Sahildeki komplo

De samenzwering op het strand |conspiracy on the beach|||

Leonardo was met Hilde en Dom Thaddeus vertrokken naar de stad. Leonardo had left for the city with Hilde and Dom Thaddeus. Dolf zond Peter en Frank uit om de onderofficieren van de knokploegen bijeen te roepen. |sandte|||||||Unteroffiziere|||||| ||||||||non-commissioned officers|||gangs|together|| Dolf sent Peter and Frank to gather the non-commissioned officers of the thugs. Ook Frieda, Maria, Mariecke moesten zich gereedhouden. ||||||bereit halten ||||||be ready Frieda, Maria, and Mariecke also had to be ready.

Spoedig bevond hij zich in een kring van zeker honderd stevige jongens en meisjes. ||||||||||sturdy||| Soon he found himself in a circle of about a hundred sturdy boys and girls.

‘Luister kinderen,' sprak hij. 'Listen children,' he said. ‘We moeten een vergadering houden maar dat kan niet hier, midden in het kamp. |||meeting|||||||||| 'We need to hold a meeting but we can't do it here, in the middle of the camp.' Laten we naar het strand gaan.' Let's go to the beach. ‘Is er iets gebeurd?' Did something happen? vroeg Bertho verwonderd. Bertho asked, surprised.

‘Er gaat iets gebeuren, en daarop moeten we voorbereid zijn.' ||||||||vorbereitet| ||||||||prepared| ‘Something is going to happen, and we need to be prepared for it.' Dolf leidde de groep naar een inham tussen de rotsen, waar ze niet konden worden afgeluisterd. ||||||Bucht|||||||||abgehört ||||||cove|||||||||eavesdropped on Dolf led the group to a cove between the rocks, where they could not be overheard. De zon was al een tijdje onder, maar het was niet helemaal donker geworden. ||||||unter||||||| The sun had already gone down for a while, but it wasn't completely dark yet. Het leek wel of de zee licht gaf, terwijl de maan boven de parasoldennen uitkwam en zilveren vonken uit het water sloeg. |||||||||||||Schirmkiefern|aufging||||||| ||||||||||moon|||umbrella pines|emerged|||sparks||||struck It was as if the sea was giving off light, while the moon rose above the parasol pines and struck silver sparks from the water. De kinderen, nieuwsgierig als aapjes, gingen rondom Dolf en Mariecke zitten en keken de grote leider vol verwachting aan. ||||Äffchen|||||||||||||Erwartungsvoll| ||||little monkeys||around|||||||||||expectation| The children, curious as little monkeys, sat around Dolf and Mariecke and looked at the great leader with anticipation. ‘Jullie weten dat Nicolaas zich in de tent heeft opgesloten om te vasten en te bidden. ‘You know that Nicolaas has locked himself in the tent to fast and pray. Hij bereidt zich voor op het wonder,' begon Dolf, die eigenlijk niet goed wist hoe hij zijn boodschap aan deze kinderen moest overbrengen. |bereitet||||||||||||||||||||| |prepares||||||||||||||||message||||| He is preparing for the miracle,' began Dolf, who actually didn't know how to convey his message to these children. Ze knikten geestdriftig. ||enthusiastically They nodded enthusiastically.

‘Want Nicolaas denkt,' vervolgde Dolf aarzelend (dit was nóg erger dan een spreekbeurt op school! ||||||||||||Referat in der Schule|| |||continued||hesitantly||||worse|||oral presentation|| ‘Denn Nicolaas denkt,' fuhr Dolf zögernd fort (das war noch schlimmer als ein Referat in der Schule! ‘Because Nicholas thinks,' Dolf continued hesitantly (this was even worse than giving a presentation at school! ), ‘dat de zee voor hem zal terugwijken zodra... zodra hij de zee dat bevel geeft...' ||||||recede||||||||gives ), ‘dass das Meer sich für ihn zurückziehen wird, sobald... sobald er dem Meer diesen Befehl gibt...' ), 'that the sea will retreat for him as soon as... as soon as he gives the sea that command...' Weer knikten ze allemaal. Wieder nickten sie alle. They all nodded again.

‘Geloven jullie dat dat zal gebeuren?' 'Do you believe that will happen?' ‘Het is ons beloofd,' zei Frank rustig. ‘It has been promised to us,' Frank said calmly. ‘Ja... dat weet ik. ‘Yes... I know that. Maar, zie je, er is één moeilijkheid.' But, you see, there is one difficulty.' Ze keken gespannen naar hem op. ||tensely||| They looked up at him tensely.

‘Jeruzalem,' zei Dolf zwetend, ‘ligt niet aan de overkant van dit water. |||schwitzend|||||||| |||sweating|||||||| ‘Jerusalem,’ said Dolf, sweating, ‘is not on the other side of this water. Jeruzalem ligt meer dan duizend mijlen oostwaarts van ons... ||||||östlich|| ||||||to the east|| Jerusalem lies more than a thousand miles east of us... dáár!' da there Hij wees met een brede armzwaai naar het binnenland. |||||Armbewegung|||Inland |||||wide arm swing|||interior He waved his arm broadly towards the inland.

‘Ik begrijp het niet,' zei Frieda met angstige stem. 'I don't understand,' Frieda said in a fearful voice. ‘Straks zul je het begrijpen,' beloofde Dolf. 'Soon you will understand,' Dolf promised. ‘Kinderen, ik weet toevallig hoe de wereld in elkaar zit. |||by chance|||||| ‚Kinder, ich weiß zufällig, wie die Welt funktioniert. Children, I happen to know how the world works. En waar de landen en steden liggen. Und wo die Länder und Städte liegen. And where the countries and cities are located. Dat heb ik toevallig geleerd vroeger, van een wijze oude man. Das habe ich zufällig früher von einem weisen alten Mann gelernt. I happened to learn that long ago, from a wise old man. Luister: daar aan de overkant van de zee ligt Afrika. Listen: over there across the sea lies Africa. En daar wonen alleen maar heidenen.' And there only pagans live. ‘Afrika?' 'Africa?' Het bleek dat ze die naam wel eens gehoord hadden. Es stellte sich heraus, dass sie diesen Namen schon einmal gehört hatten. It turned out that they had heard that name before.

‘Waar de leeuwen vandaan komen?' ||Löwen|| ||lions|| ‘Woher die Löwen kommen?‘ 'Where do the lions come from?' vroeg Peter ongelovig. fragte Peter ungläubig. Peter asked in disbelief.

‘Ja. Afrika, het land van de negers en de wilde dieren, het land van de leeuwen, olifanten, en panters... Het is een land waar wij, christenen, beter niet naar toe kunnen gaan.' |||||Neger||||||||||Elefanten||Panther||||||||||||| |||||black people||||||||||||panthers||||||||||||| Africa, the land of the blacks and wild animals, the land of lions, elephants, and panthers... It is a land where we, Christians, better not go. ‘Wij zijn niet bang voor de heidenen, we zullen ze op de vlucht jagen,' riep een grote jongen strijdlustig. ||||||||||||||||||kämpferisch ||||||||||||||||||war-like ‘We are not afraid of the heathens, we will chase them away,’ shouted a big boy belligerently. ‘Je hebt gelijk, Carl, maar wij zouden optreden tegen de Turken in het Heilige Land - niet tegen de mohammedanen in Tunesië, op de kust van Noord-Afrika. ||||||||||||||||||Mohammedaner|||||||| ||right|||||act|||||||||||Muslims|||||||| ‘You are right, Carl, but we would act against the Turks in the Holy Land - not against the Mohammedans in Tunisia, on the coast of North Africa. Met hen hebben we niets te maken.' We have nothing to do with them. ‘Zijn dat dan niet dezelfden?' Aren't they the same ones? vroeg Frieda. Frieda asked.

‘Nee, helemaal niet. Jullie weten nu toch wel dat de wereld verschrikkelijk groot is, nietwaar? |||after all|||||terribly|||right You know that the world is terribly large, don't you? Jullie hebben weken en nog eens weken moeten lopen om in Genua te komen. |||||again|||||||| You have had to walk for weeks and weeks to get to Genoa. En Genua is nog niet halverwege Jeruzalem.' And Genoa is not even halfway to Jerusalem. ‘Jeruzalem ligt aan de andere kant van de zee,' zei Peter koppig. 'Jerusalem is on the other side of the sea,' said Peter stubbornly. ‘Nee Peter, om in Jeruzalem te komen moet je wel een zee oversteken, maar niet deze. 'No Peter, to get to Jerusalem you do need to cross a sea, but not this one. Achter deze zee ligt Afrika. Behind this sea lies Africa. Daarom heb ik me al die weken lopen verbazen. ||||schon||Wochen|verrückt|verbauen ||||||||amazed Deshalb habe ich mich all die Wochen gewundert. That's why I have been amazed all those weeks. Waarom brachten Nicolaas en Anselmus jullie naar Genua? |brought|||||| Warum haben Nicolaas und Anselmus euch nach Genua gebracht? Why did Nicolaas and Anselmus take you to Genoa? Ik begreep het maar niet. Ich habe es einfach nicht begriffen. I just couldn't understand it. Nu weet ik het.' Now I know it.' ‘Dom Anselmus en Nicolaas hebben ons gezegd dat in Genua de zee zou wijken,' zei een sterke ordebewaker, wiens naam Dolf niet kende. 'Stupid Anselmus and Nicolaas told us that the sea would recede in Genoa,' said a strong order keeper, whose name Dolf did not know. ‘Want dat had God hun beloofd. 'For that is what God promised them. Hoe kan jij nu iets anders beweren?' How can you claim something else now? Dolf zette zich schrap. |setzte||machte sich bereit Dolf bereitete sich vor. Dolf braced himself. Nu moest het hoge woord er uit. |musste|das|hohe||| Nun musste das hohe Wort heraus. Now the high word had to come out.

‘Dom Anselmus heeft gelogen.' |||gelogen |||lied ‘Dummer Anselmus hat gelogen.' Algemene ontsteltenis en een diep, verontwaardigd gegrom. general|indignation|||||growl General agitation and a deep, indignant growl.

‘Want,' vervolgde Dolf snel, ‘Anselmus is geen echte priester, zelfs geen monnik. |continued|||||||||| 'Because,' Dolf quickly continued, 'Anselmus is not a real priest, not even a monk. Hij is een avonturier, een rover, een zeeschuimer.' |||Abenteurer||||Seeräuber |||adventurer||||sea pirate He is an adventurer, a robber, a sea scoundrel.' ‘Hij kan lézen!' ||lesen ||read 'He can read!' riep Frieda. Frieda shouted.

‘Jawel, Anselmus heeft een goede opvoeding gehad en was voorbestemd om priester te worden. |||||Erziehung|||||||| |||||upbringing||||predestined|||| 'Yes, Anselmus has had a good upbringing and was destined to become a priest. Maar hij ging het slechte pad op en werd weggejaagd uit de kloosterschool.' |||||||||weggejagt|||Klosterschule |||||||||chased away|||monastery school But he went down the wrong path and was chased away from the monastery school. ‘Wil jij, Rudolf van Amstelveen, beweren dat Nicolaas geen heilige jongen is?' 'Do you, Rudolf van Amstelveen, claim that Nicolaas is not a holy boy?' riep een dreigende stem achter uit de kring. ||threatening voice||||| a threatening voice called out from behind in the circle.

‘Nicolaas heeft de stemmen van de engelen gehoord en een brandend kruis gezien,' riep een ander kind. 'Nicolaas heard the voices of the angels and saw a burning cross,' shouted another child. ‘Ja, dat weet ik en Nicolaas heeft niet gelogen. ||||||||lied 'Yes, I know that and Nicolaas did not lie. Nicolaas was heel eerlijk. |||honest Nicolaas was very honest. Hij werd zelf bedrogen, net als wij allemaal.' ||||just||| He was deceived himself, just like all of us. ‘God bedriegt niemand,' riep Frank. |betrügt||| |deceives||| 'God deceives no one,' Frank shouted. ‘Luister, kinderen, ik zal jullie vertellen hoe het gebeurd is. 'Listen, children, I will tell you how it happened. Het brandende kruis dat Nicolaas zag, was een gewoon houten kruis dat door Anselmus was getimmerd en in brand gestoken en dat hij boven een heuveltje liet zweven. |||||||||||||||||||||||||Hügelchen||schweben lassen |||||||||||||||nailed||||||||||hillock||hover The burning cross that Nicolaas saw was an ordinary wooden cross that had been nailed together and set on fire by Anselmus, and which he let hover above a small hill. Nicolaas dacht dat het een visioen was. Nicolaas thought it was a vision. Hij wist niet dat een schurk hem zat te bedriegen.' He did not know that a scoundrel was deceiving him. De kinderen stonden paf. |||staunend |||astonished Die Kinder standen sprachlos. The children were stunned.

‘En de stemmen van de engelen,' vervolgde Dolf, ‘waren ook bedrog. ‘Und die Stimmen der Engel,' fuhr Dolf fort, ‘waren auch Betrug. 'And the voices of the angels,' Dolf continued, 'were also a deception. Anselmus had een herdersjongen nodig die voor heilige kon doorgaan. |||||||||durchgehen |||shepherd boy||||||pass Anselmus benötigte einen Hirtenjungen, der für heilig durchgehen konnte. Anselmus needed a shepherd boy who could pass for a saint. Nicolaas moest gelóven dat hij een uitverkorene was. Nicolaas had to believe that he was a chosen one. Daarom fluisterde Anselmus hem 's nachts, als hij sliep, allerlei vrome dingen in het oor. Therefore, Anselmus whispered all sorts of pious things in his ear at night while he slept. Nicolaas dacht dat de engelen tot hem spraken.' Nicolaas thought that the angels were speaking to him. ‘Hoe weet je dat allemaal?' ‘How do you know all that?' vroegen een paar kinderen logisch. fragten ein paar Kinder logisch. a few children asked logically.

‘Dat zal ik jullie straks vertellen. Das werde ich euch gleich erzählen. ‘I will tell you that later. Ik ben nog niet klaar met mijn verhaal.' |||||||story Ich bin noch nicht mit meiner Geschichte fertig. I am not done with my story yet. ‘Ik begrijp er niets van,' zei Mariecke opeens. 'I don't understand anything,' Mariecke suddenly said. ‘Jij zegt dat Anselmus Nicolaas heeft bedrogen. 'You say that Anselmus has deceived Nicolaas. Ik houd helemaal niet van Anselmus en ik wil best geloven dat hij een schurk is. I don't like Anselmus at all, and I am willing to believe that he is a scoundrel. Maar waarom? But why? Dat zal hij toch niet voor de grap uitgehaald hebben?' ||||||||gemacht| ||||||||pulled| Surely he didn't do it just for fun? ‘Het was ook geen grap,' antwoordde Dolf warm. ‘It wasn't a joke,' Dolf replied warmly. Die schattige Mariecke begon steeds verstandiger te worden! |süße||||vernünftiger|| |cute||||wiser|| Die schattige Mariecke begann immer vernünftiger zu werden! That cute Mariecke was becoming increasingly wise! ‘Kijk, Anselmus is eigenlijk een Lombardijer en jullie weten dat de Lombardijers niet te vertrouwen zijn.' |||||Lombardei|||||||||| |||||Lombardian|||||||||trustworthy| ‚Schaut, Anselmus ist eigentlich ein Lombardier und ihr wisst, dass die Lombardier nicht zuverlässig sind.' ‘Look, Anselmus is actually a Lombardian and you know that Lombards are not to be trusted.' Inwendig schaamde hij zich voor dit argument, dat eigenlijk onzin was, maar hij moest de kinderen zover krijgen dat ze hem geloofden en daarom moest hij hun gevoelens bespelen. Innerlich||||||||||||||||||||||||||||manipulieren ||||||||||||||||to that point||||||||||||manipulate Innerlich schämte er sich für dieses Argument, das eigentlich Unsinn war, aber er musste die Kinder dazu bringen, ihm zu glauben, und deshalb musste er mit ihren Gefühlen spielen. Internally, he felt ashamed of this argument, which was actually nonsense, but he had to get the children to believe him, and therefore he had to manipulate their feelings. De slag aan de Oglio, toen meer dan dertig dappere kinderen sneuvelden, lag nog vers in hun geheugen. ||||Oglio-Fluss|||||||fielen im Kampf|||frisch|||Gedächtnis |||||||||||fell in battle|||||| The battle at the Oglio, when more than thirty brave children fell, was still fresh in their memory. Hij zag de jongens en meisjes heftig knikken. |||||||nodding He saw the boys and girls nodding vigorously. ‘Schurken zijn het,' hoorde hij zeggen. 'They are villains,' he heard someone say. ‘Luister dan goed. 'So listen carefully. Anselmus had een mooi plan. Anselmus had a nice plan. Hij ging naar de Duitse landen om kinderen te ronselen voor de slavenmarkten van Noord-Afrika. |||||||||Kinder rekrutieren|||||| |||||||||recruit|||||| He went to the German lands to recruit children for the slave markets of North Africa. Natuurlijk zou geen kind zo dom zijn om met de man mee te gaan naar de haven van Genua, als het van tevoren wist dat het op een schip zou worden gezet om naar Afrika te worden gebracht en daar aan de heidenen te worden verkocht. Of course, no child would be so foolish as to go with the man to the port of Genoa if it knew in advance that it would be put on a ship to be taken to Africa and sold there to the heathens. Daarom verzon Anselmus dit bedrog. That is why Anselmus devised this deception. Als de kinderen dachten dat ze naar Jeruzalem gingen, dan zouden ze hem wél willen volgen. Wenn die Kinder dachten, dass sie nach Jerusalem gingen, würden sie ihm ja folgen wollen. If the children thought they were going to Jerusalem, then they would definitely want to follow him. Om het bedrog echt te doen lijken, had hij een herdersjongen nodig die zou denken dat hij een heilige missie had gekregen. |||||||||||||||||||||received Um den Betrug wirklich glaubhaft erscheinen zu lassen, benötigte er einen Hirtenjungen, der denken würde, dass er eine heilige Mission erhalten hatte. To make the deception seem real, he needed a shepherd boy who would think he had been given a holy mission. Begrijpen jullie het nu?' Versteht ihr es jetzt? Do you all understand it now? Ze moesten er eerst over nadenken. They first had to think about it. Langzaamaan begon een hevige verontwaardiging zich van de kinderen meester te maken. ||||Empörung||||||| |||intense|outrage||||||| Langsam begann eine heftige Empörung die Kinder zu ergreifen. Slowly, a strong indignation began to take hold of the children.

Maar vóórdat ze in woede konden uitbarsten, hief Dolf de handen op en sprak: ‘Luister. |bevor||||||||||||| |before||||||||||||| Aber bevor sie in Wut ausbrechen konnten, hob Dolf die Hände und sprach: 'Hört zu. But before they could burst out in anger, Dolf raised his hands and said, 'Listen. Anselmus wilde de kinderen naar Genua brengen, omdat hij hier vrienden heeft die op hem zouden wachten. Anselmus wollte die Kinder nach Genua bringen, weil er dort Freunde hat, die auf ihn warten würden. Anselmus wanted to take the children to Genoa because he has friends there who would be waiting for him. Zes kaperkapiteins met lege schepen. |Seeräuber-Kapitäne||| |privateer captains||| Six privateers captains with empty ships. Dat is niet genoeg om er zevenduizend kinderen in te vervoeren, ook niet als je ze dicht op elkaar stouwt. ||||||||||verzollen||||||eng|||hineinzwängt ||||||||||transport|||||||||packs That is not enough to transport seven thousand children, even if you pack them closely together. Maar dat kon Anselmus niet schelen. |||||care less But that didn't matter to Anselmus. Hij zou de sterkste en mooiste kinderen uitzoeken en die zouden op de schepen mogen gaan. |||||||choose|||||||| He would choose the strongest and most beautiful children, and those would be allowed to go on the ships. Wat er met de anderen gebeurt: de kleintjes, de zwakken - dat kan hem niet schelen. ||||||||||||||matter to him What happens to the others: the little ones, the weak - that doesn't concern him. Die mogen achterblijven op het strand en wat hem betreft omkomen.' |||||||||as for| They may stay behind on the beach and, as far as he's concerned, perish. ‘Als de zee droogvalt, hebben we toch geen schepen nodig,' riep Carl. |||trockenfällt|||||||| |||dries up|||||||| 'If the sea dries up, we won't need any ships anyway,' shouted Carl. ‘Nee, dan niet. 'No, not then. Maar zal de zee droogvallen? ||||dry up But will the sea dry up? Nicolaas denkt van wel. Nicolaas thinks so. Maar Anselmus weet beter. But Anselmus knows better. Hij wéét dat het niet zal gebeuren en dat jullie morgen diep teleurgesteld zullen worden. |weiß||||||||||||| |knows|||||||||||disappointed|| He knows that it will not happen and that you will be deeply disappointed tomorrow. Want het was God niet die aan Nicolaas het wonder beloofde. For it was not God who promised the miracle to Nicholas. Het waren twee valse monniken, twee boeven die duizenden kinderen in slavernij wilden voeren. ||||||Gauner||||||| ||||||crooks||||||| It was two false monks, two crooks who wanted to lead thousands of children into slavery. Denken jullie dat God deze zee zal laten droogvallen, opdat jullie naar de slavenmarkten kunnen lópen? |||||||||damit||||||laufen |||||||||||||||walk Do you think God will make this sea dry, so that you can walk to the slave markets? Want dat is het enige dat jullie aan de overkant wacht. |||||||||other side| For that is the only thing waiting for you on the other side. Geen Heilig Land, dat ligt daar niet, geen Jeruzalem met angstige Saracenen - dat ligt niet daar! No Holy Land, that is not there, no Jerusalem with fearful Saracens - that is not there! Alleen een dorre, hete kust met steden vol Arabieren, die veel zilver willen betalen voor kleine blonde slaven uit het Noorden.' ||barren|hot||||||||||||||slaves||| Only a dry, hot coast with cities full of Arabs, who are willing to pay a lot of silver for small blonde slaves from the North. ‘We hebben helemaal geen schepen gezien,' meende Frank. 'We haven't seen any ships at all,' Frank thought. ‘Nee, die liggen in de haven. |||||port 'No, they are in the harbor. Luister. We hebben onderweg veel en lang oponthoud gehad en daardoor zijn we later in Genua aangekomen dan Anselmus berekend had. ||||||||||||||||||berechnet| ||||||delay|||therefore|||||||||calculated| We encountered a lot of delays on the way and as a result, we arrived in Genoa later than Anselmus had calculated. Herinner je je hoeveel haast hij altijd had! ||||hurry||| Do you remember how much haste he always had! Hij was bang dat de kaperkapiteins niet zo lang zouden wachten. He was afraid that the privateers' captains would not wait that long. Ik ken zijn plannen, kinderen. |know||| I know his plans, children. Morgen, als de zee blijft zoals zij is en niet droogvalt voor de voeten van Nicolaas, zal Anselmus plotseling komen aanrennen en zeggen: Lieve kinderen, God heeft de gebeden van de Genuezen verhoord en de zee niet laten droogvallen, want Genua kan zonder de zee niet bestaan. ||||||||||||||||||||anrennen||||||||||||erhört||||||||||ohne||||bestehen ||||||||||dries up||||||||suddenly||running up|||Dear|||||||||heard||||||||||||||exist Tomorrow, if the sea remains as it is and does not dry up at the feet of Nicolaas, Anselmus will suddenly come running and say: Dear children, God has heard the prayers of the Genoese and has not let the sea dry up, for Genoa cannot exist without the sea. Maar Hij heeft, in Zijn goedheid, een ander wonder doen geschieden. ||||||||||geschehen lassen ||||||||||happen But He has, in His goodness, brought about another miracle. Hij heeft schepen gezonden die jullie naar het Heilige Land zullen brengen. He has sent ships that will take you to the Holy Land. Volg mij, de schepen wachten. folge|||| Follow|||| Follow me, the ships are waiting. En wat doen jullie dan? And what will you do then? Dan laten jullie je juichend inschepen en jullie varen weg. |||||einschiffen|||fahren| |||||board the ship|||sail away| Then you cheerfully board the ship and sail away. Alleen niet naar Jeruzalem, maar naar de slavenmarkten van de heidenen. nur||||sondern|||||| Only not to Jerusalem, but to the slave markets of the Gentiles. Jongens, het is nog niet te laat. Boys||||||late Boys, it's not too late yet. Met ons allen kunnen we nog verhinderen dat het heilige kinderleger scheep gaat in Genua!' Together we can still prevent the holy child army from setting sail in Genoa! ‘Je liegt het, Rudolf van Amstelveen,' riep een grote jongen. |lügst|||||||| |lie|||||||| 'You're lying, Rudolf from Amstelveen,' shouted a big boy. ‘Morgen valt de zee droog. 'Tomorrow the sea will run dry. Nicolaas heeft het beloofd en Nicolaas heeft de waarheid gesproken.' Nicolaas has promised it and Nicolaas has spoken the truth. ‘Beste jongen, ik wou dat het waar was,' antwoordde Dolf. |||wish|||||| ‘Dear boy, I wish it were true,' replied Dolf. ‘Ik zou dat wonder graag zien gebeuren. ‘I would love to see that miracle happen. Maar ik zweer je, bij alles wat heilig is, dat het niet gebeurt - omdat Nicolaas bedrogen werd door Anselmus.' ||swear|||||||||||||was deceived||| But I swear to you, by everything that is sacred, that it does not happen - because Nicolaas was deceived by Anselmus. Om zijn woorden kracht bij te zetten haalde hij de hanger van de Heilige Maagd onder zijn trui vandaan en kuste het medaillon. ||||||||||||||||||||||Medaillon |||||||took out||the|medallion|||||under||sweater|||||medallion To give weight to his words, he took the pendant of the Holy Virgin from under his sweater and kissed the medallion. Het gebaar maakte wel enige indruk. |gesture|||| The gesture did make quite an impression.

‘Maar hoe weet je dat allemaal, Rudolf?' 'But how do you know all that, Rudolf?' vroeg Mariecke ontzet. Mariecke asked in astonishment.

‘En hoe lang weet je dit alles?' 'And how long have you known all this?' vroeg Peter snel.

‘Lieve kinderen, ik weet het pas sinds enkele uren. ‘Dear children, I have only known it for a few hours. Want Anselmus was niet alleen toen hij Nicolaas met wondertjes en visioenen bestookte. |||||||||Wunderchen|||bestookte |||||||||little wonders|||bombarded Denn Anselmus war nicht allein, als er Nicolaas mit Wundern und Visionen bombardierte. For Anselmus was not alone when he bombarded Nicolaas with miracles and visions. Er was nog iemand bij, zijn vriend-in-het-kwade.' |||||||||Bösen |||||||||evil Es war noch jemand dabei, sein Freund-im-Bösen. There was someone else present, his friend-in-evil.' ‘Dom Johannis!' ‘Dumm Johannis!' riep Frank ontzet. ||in shock

‘Precies. Maar Johannis is lang niet zo'n duivelse schurk als Anselmus. |||||||scoundrel|| In het begin deed Johannis mee met de boevenstreek - maar later kreeg hij spijt. ||||||||Verbrecherstreiche|||||Reue ||||||||criminal activity|||||regret Am Anfang machte Johannis mit dem Gaunerstreich mit - aber später bereute er es. In the beginning, Johannis participated in the criminal activity - but later he regretted it. Toen Carolus stierf, brak zijn hart. |||broke|| Als Carolus starb, brach sein Herz. When Carolus died, his heart broke. Vanmiddag vertelde hij mij alles, het hele complot. |||||||plot Heute Nachmittag erzählte er mir alles, die ganze Verschwörung. This afternoon he told me everything, the whole plot. Jammer genoeg pas deze middag. Unfortunately, only this afternoon. Ik kon ook eerst mijn oren niet geloven. I could hardly believe my ears at first. Maar Johannis bezwoer mij dat hij de waarheid sprak. ||schwor|||||| ||swore|||||| But Johannis swore to me that he was telling the truth. Hij wil niet dat het duivelse plan doorgaat. |||||||continues He doesn't want the devilish plan to go through. Hij wil niet dat de duizenden kinderen voor wie we zo hard hebben gewerkt, in slavernij worden gevoerd om in handen te vallen van de heidenen. He does not want the thousands of children for whom we have worked so hard to be led into slavery to fall into the hands of the heathens. Daarom vertelde hij mij onder tranen vanmiddag het hele verhaal. |||||||||story That is why he told me the whole story this afternoon in tears. Toen is hij naar Dom Thaddeus gegaan om alles op te biechten.' |||||||||||beichten |||||||||||confess everything Dann ist er zu Dom Thaddeus gegangen, um alles zu beichten. Then he went to Dom Thaddeus to confess everything. ‘Is Dom Thaddeus ook een bedrieger?' |||||cheater Ist Dom Thaddeus auch ein Betrüger? 'Is Dom Thaddeus also a fraud?' vroeg Frank geschrokken. fragte Frank erschrocken. Frank asked, startled. ‘Nee. 'No. Dom Thaddeus wist even weinig van het smerige complot als wij allemaal.' |||||||schmutzigen|||| |||just||||dirty|||| Dom Thaddeus knew just as little about the filthy plot as all of us did. ‘Waar zijn ze?' ‘Where are they?’ gromde een strijdlustig meisje. growled a combative girl. ‘Ik snij ze allemaal de keel af.' |schneide||||| |cut||||throat| ‘I will cut all their throats.’ ‘Kalm, Martha, ze zijn weggegaan,' zei Dolf. |Martha|||weggegangen|| |Martha|||gone|| ‘Calm down, Martha, they have left,’ said Dolf. ‘Zodra Dom Thaddeus van het duivelse plan hoorde, is hij vertrokken om de bisschop van Genua in te lichten. ||||||||||||||||||informieren ||||||||||departed||||||||inform Sobald Dom Thaddeus von dem teuflischen Plan hörte, machte er sich auf den Weg, um den Bischof von Genua zu informieren. ‘As soon as Dom Thaddeus heard of the devilish plan, he left to inform the bishop of Genoa.’ Leonardo is, met Hilde van Marburg, ook naar de stad gegaan. Leonardo ist zusammen mit Hilde von Marburg ebenfalls in die Stadt gegangen. Leonardo has also gone to the city with Hilde van Marburg. Ze zullen proberen gehoor te krijgen bij de hertog. Sie werden versuchen, beim Herzog Gehör zu finden. They will try to get an audience with the duke. En waar Anselmus is, weet ik ook. And I also know where Anselmus is. Anselmus is naar de haven gegaan om kaperkapiteins en slavenhalers bijeen te roepen en hun te vertellen dat er zevenduizend kinderen op het strand kamperen, die dénken dat ze op weg zijn naar het Heilige Land. ||||||||||||||||||||||||||denken||||||||| |||||||||slave traders|together||||||||||||||||think||||||||| Anselmus has gone to the port to gather privateer captains and slavers and to tell them that there are seven thousand children camping on the beach, who think they are on their way to the Holy Land. Zevenduizend kleine slaven voor de heidenen! Seven thousand little slaves for the heathens! En of de heren kapiteins die kindertjes maar even naar de overkant willen varen, naar de grote slavenmarkten van Tunesië. ||||Kapitäne||||||||||||||| ||||captains|||||||||sail|||||| And if the gentlemen captains could just sail those little ones across to the big slave markets of Tunisia. Dát is Anselmus op het ogenblik aan het doen. |||||moment||| That is Anselmus doing at the moment. Morgenmiddag zien we hem wel terugkomen, met een stel kapiteins achter zich aan, om jullie te vertellen dat je niet hoeft te wanhopen... Want hij rekent erop dat in het kinderleger niemand weet wat zijn duivelse plannen zijn. morgenmittag|sehen|||||||||||||||||||muss||verzweifeln|||rechnet|darauf||||||||||| Tomorrow afternoon||||||||a group of|captains|||||||||||||despair|||counts|on it||||||||||| Tomorrow afternoon we will see him come back, with a bunch of captains behind him, to tell you that you don't have to despair... Because he relies on the fact that in the children's army no one knows what his devilish plans are. Hij weet niet dat Johannis berouw heeft gekregen en alles aan ons heeft verraden.' |||||Reue||||||||verraten |||||repentance||repented||||||betrayed He does not know that Johannis has repented and has betrayed everything to us. ‘Waar is Johannis?' vroeg Frieda schril. ||shrilly

‘We willen het verhaal uit zijn mond horen,' viel Frank bij. 'We want to hear the story from his mouth,' Frank interrupted. Peter sprong op. Peter jumped up. ‘Waar is hij?' 'Where is he?' ‘Ga hem halen, hij is ergens in het kamp,' zei Dolf. |||||somewhere||||| ‘Go get him, he is somewhere in the camp,' said Dolf. ‘Maar doe hem geen kwaad. ||||harm ‘But don't harm him. Bedenk dat hij jullie heeft proberen te redden door op tijd het complot te verraden. consider||||||||||||||to betray Remember that he tried to save you by revealing the plot in time. Hij houdt veel van jullie.' He loves you all very much. ‘Evengoed heeft hij ervoor gezorgd dat we helemaal voor niets naar Genua zijn gegaan,' wierp Peter woedend tegen. All the same||||||||||||||||| 'Just the same, he made sure we went to Genoa for nothing,' Peter exclaimed angrily. ‘Honderden kinderen zijn onderweg omgekomen, maar Johannis zweeg. ||||died||| 'Hundreds of children died on the way, but Johannis remained silent. Hij liet ons lopen, steeds maar lopen, dwars door de bergen en hete vlakten. |||||||||||||Ebenen |||||||across||||||plains He let us walk, just keep walking, through the mountains and hot plains. Al die tijd wist hij wat ons in Genua te wachten stond, maar hij zei niets.' All that time he knew what awaited us in Genoa, but he said nothing. ‘Vandaag heeft hij gesproken, Peter, nog juist op tijd.' ‘Today he spoke, Peter, just in time.' De kinderen rumoerden. ||rummelten ||were noisy Die Kinder murmelten. The children were rumbling. Onder elkaar bespraken ze de zaak; sommigen konden het nog altijd niet geloven dat ze zó waren bedrogen. ||discussed||||||||||||||| Untereinander besprachen sie die Angelegenheit; einige konnten immer noch nicht glauben, dass sie so betrogen worden waren. Among themselves, they discussed the matter; some still could not believe that they had been deceived like that. Frieda, Frank en Peter liepen weg om Johannis te gaan zoeken. Frieda, Frank und Peter gingen weg, um Johannis zu suchen. Frieda, Frank, and Peter walked away to go look for Johannis. De kinderen bestookten Dolf intussen met vragen, waarop hij geduldig antwoord gaf. |||||||||geduldig|| ||bombarded|||||||patiently|| Op een kale rots tekende hij met schelpen en steentjes een soort landkaart, om hun te bewijzen dat Jeruzalem verder naar het Oosten lag en dat tegenover Genua alleen Afrika lag. |||||||Muscheln|||||Landkarte|||||||||||||||||| ||bare|rock|drew|||shells|||||map|||||||||||||||||| On a bare rock, he drew a kind of map with shells and pebbles to prove to them that Jerusalem was further to the East and that only Africa lay opposite Genoa. Een half uur later kwamen de drie kinderen terug en trokken Johannis aan de hand mee. Half an hour later, the three children returned and took Johannis by the hand. Toen de namaakmonnik ruim honderd kinderen om Dolf verzameld vond, kinderen met dreigende, boze gezichten, deinsde hij geschrokken terug. ||falscher Mönch|||||||||||||wich zurück erschrocken||| ||fake monk||||||gathered||||threatening|angry||recoiled||in shock| When the fake monk found Dolf surrounded by more than a hundred children, children with threatening, angry faces, he recoiled in shock.

‘Wees niet bang,' riep Dolf hem toe. ‘Don't be afraid,' Dolf called out to him. ‘Ze zijn bereid naar je te luisteren, Johannis. ‘They are willing to listen to you, Johannis. Vertel hun wat je mij vanmiddag hebt verteld. Tell them what you told me this afternoon.' Voor een berouwvolle zondaar hebben we eerbied.' ||reumütigen|||| ||repentant|sinner|||respect For a penitent sinner, we have reverence. Trillend van angst zette Johannis zich naast de jongen. trembling|||||||| Trembling with fear, Johannis sat next to the boy. Hij voelde zich allesbehalve veilig tussen de strijdbare kinderen die zacht zaten te grommen. |||alles andere als||zwischen||kämpferischen|||sanft|||knurren |||anything but||||fighting||||||growling Er fühlte sich alles andere als sicher zwischen den kriegerischen Kindern, die leise grummelten. He felt anything but safe among the combative children who were quietly growling. Maar hij durfde niet weg te lopen, ze zouden hem meteen narennen en op de rug springen. |||||||||||verfolgen||||| |||||||||||chase him||||| Aber er traute sich nicht wegzulaufen, sie würden ihn sofort hinterherlaufen und ihm auf den Rücken springen. But he didn't dare to run away, they would immediately chase him and jump on his back.

Aarzelend vertelde hij. Zögernd erzählte er. Hesitantly, he told. Van zijn duistere verleden, zijn wanhoop, zijn zucht naar rijkdom. ||dark|past|||||| About his dark past, his despair, his longing for wealth. Hoe Nicolaas in de waan was gebracht dat hij een goddelijk visioen had gehad, van Anselmus' overwicht, maar ook van zijn eigen verdriet toen Carolus stierf. ||||||||||göttlich||||||Überlegenheit||||||||| ||||belief||||||divine||||||||||||||| How Nicholas had been led to believe he had had a divine vision, of Anselm's ascendancy, but also of his own grief when Carolus died. Hij sprak van zijn groeiende liefde voor de kinderen, van zijn toenemend berouw. |||||||||||zunehmend| |||||||||||increasing| He spoke of his growing love for the children, of his increasing remorse. De kinderen hingen aan zijn lippen. |||||lips The children hung on his every word. Deze man die zij zo vertrouwd hadden, was dus een schurk en een slavenhaler - en toch konden ze hem niet haten. |||||||||||||Sklavenhändler|||||||hassen |||||trusted|||||scoundrel|||slave trader|||||||hate This man whom they had trusted so much was therefore a scoundrel and a slave trader - and yet they could not hate him. Hij was altijd goed voor hen geweest. He had always been good to them. Hij had hun moed ingesproken, bijgestaan, geholpen. ||||eingesprochen|| ||||inspired|aided| He had encouraged them, supported them, helped them. Bovendien: berouw, echt, diep berouw, laat nooit na vertedering te wekken. ||||||||Rührung hervorzurufen|| ||||||||tenderness|| Außerdem: Reue, echte, tiefe Reue, lässt niemals nach, Rührung zu wecken. Moreover: remorse, true, deep remorse, never fails to evoke tenderness. Dat hij het bedrog niet tot het einde toe had kunnen doorzetten, pleitte voor hem. ||||||||||||sprach für ihn|| |||deception||||||||carry through|pleaded|| Dass er den Betrug nicht bis zum Ende durchziehen konnte, sprach für ihn. That he had not been able to carry through the deception to the end pleaded for him. De liefde had het kwaad in deze man overwonnen. Die Liebe hatte das Böse in diesem Mann besiegt. Love had overcome the evil in this man. En dat vooral was iets wat op de dertiende-eeuwse kinderen grote indruk maakte. And that especially made a great impression on the thirteenth-century children.

Na Johannis' gestamelde bekentenis waren ze eindelijk overtuigd. ||gestammelten|Geständnis|||| ||stammered|confession||||convinced After Johannis' stammered confession, they were finally convinced. Instinctief wendden ze zich weer tot Dolf. |wendeten||||| |turned|||||

‘Geloven jullie het nu?' 'Do you believe it now?' vroeg deze opgelucht. ||relieved this one asked relieved. ‘Luister dan goed. 'Then listen carefully. Morgen wordt de beslissende dag. |||entscheidende| |||decisive| Nicolaas weet nog van niets, hij laat de tent bewaken en niemand kan tot hem doordringen. Nicolaas knows nothing yet, he has the tent watched over and no one can reach him. Hij zou ons ook niet geloven als wij hem zeiden dat hij bedrogen werd door Anselmus. ||||||||||||deceived||| He wouldn't believe us if we told him that he was being deceived by Anselmus. Maar hij zal het zelf wel merken, morgen. But he will notice it himself, tomorrow. De zee zal niet voor hem wijken. ||||||yield The sea will not yield for him. Maar wat zal er dan gebeuren? But what will happen then? De kinderen zullen hevig teleurgesteld zijn. |||very|| The children will be deeply disappointed. Misschien zullen ze Nicolaas willen vermoorden - en dat mogen we niet toelaten. |||||||||||allow Maybe they will want to kill Nicolaas - and we must not allow that. Het is niet zijn schuld. It's not his fault. De kinderen zullen misschien in opstand komen, we moeten proberen ze in de hand te houden. |||||rebellion|||||||||| The children may rebel, we must try to keep them under control. En in elk geval moeten we zorgen dat ze zich niet door Anselmus laten verleiden om zich in te schepen, want dan zijn ze verloren. ||||||||||||||seduce|||||||||| And in any case, we must ensure that they do not let themselves be tempted by Anselmus to embark, because then they are lost. We kunnen twee dingen doen: proberen de kinderen voor te bereiden op het mislukken van het wonder. |||||||||||||Scheitern||| ||||||||||prepare|||failure||| We can do two things: try to prepare the children for the failure of the miracle. Dat is jullie taak. That is your task. En verder Nicolaas beschermen als hij faalt - wat zeker is. And further to protect Nicolaas when he fails - which is certain. En als Anselmus zich vertoont en vertelt dat hij schepen voor ons heeft, moeten we hem onmiddellijk de mond snoeren.' ||||zeigt sich||||||||||||||| ||||appears||||||||||||||| And when Anselmus appears and says that he has ships for us, we must immediately silence him. Tot bijna middernacht bleven ze vergaderen. ||Mitternacht||| ||midnight|||meeting They continued to meet until almost midnight. Eindelijk, de maan was alweer verdwenen, braken ze op om te gaan slapen. ||||||brachen|||||| ||||again|gone||||||| Endlich, der Mond war wieder verschwunden, brachen sie auf, um zu schlafen. Finally, the moon had disappeared again, they broke up to go to sleep. Ze waren moe, teleurgesteld, verbitterd zelfs. |||||even Sie waren müde, enttäuscht, sogar verbittert. They were tired, disappointed, even bitter. Schuw keken ze naar de witte tent waarin Nicolaas zich had opgesloten. Scheu||||||||||| Scheu schauten sie auf das weiße Zelt, in dem sich Nikolaus eingeschlossen hatte. They looked shyly at the white tent where Nicolaas had locked himself up. Zwijgend rolden ze zich op naast de vuurtjes. |sich zusammenrollen|||||| |||||||fires Silently they rolled up next to the fires. Enkelen huilden. Some cried. Dolf was bang. Dolf was afraid. Hij sleep zijn mes en wenste in stilte dat Leonardo er was... Zou hij in staat zijn de woeste ordebewakers in de hand te houden, morgen? |schleifte|||||||||||würde||||||wilden||||||| |drew||||wished||silence|||||||||||fierce||||||| Er zog sein Messer und wünschte still, dass Leonardo hier wäre... Würde er in der Lage sein, die wütenden Ordnungshüter morgen in Schach zu halten? He dragged his knife and quietly wished that Leonardo was there... Would he be able to keep the fierce order keepers in check tomorrow? Zouden ze naar de bevelen van Rudolf van Amstelveen willen luisteren nu hun eigen commandant zich in de stad bevond? ||||orders||||||||||||||| Würden sie jetzt, wo ihr eigener Kommandant in der Stadt war, auf die Befehle von Rudolf von Amstelveen hören? Would they be willing to listen to the orders of Rudolf van Amstelveen now that their own commander was in the city? Hij wist het niet. Er wusste es nicht. He did not know. Hij wist niet eens of de kinderen hem wel volledig vertrouwden. |||even||||||| He didn't even know if the children fully trusted him. Nog altijd kleefde er iets van vreemdheid aan hem, iets geheimzinnigs dat ze niet begrepen, niet kónden begrijpen. ||haftete an||||Fremdheit||||||||||konnte| ||clung||||strangeness||||||||||could| Er hing noch immer etwas Eigenartiges um ihn, etwas Geheimnisvolles, das sie nicht verstanden, nicht verstehen konnten. There was still something strange about him, something mysterious that they did not understand, could not understand.

En het zou me niets verbazen, dacht hij plotseling, als Nicolaas morgen probeert mij de schuld te geven van het mislukte wonder en de hele ellende. |||||surprise|||||||||||||||||||| Und es würde mich nicht überraschen, dachte er plötzlich, wenn Nicolaas morgen versucht, mir die Schuld an dem gescheiterten Wunder und dem ganzen Elend zu geben. And it wouldn't surprise me at all, he suddenly thought, if Nicholas tries to blame me for the failed miracle and the whole misery tomorrow.

Vervuld van angst en zorgen sliep hij eindelijk in. Erfüllt||||||er|| filled|||||||| Erfüllt von Angst und Sorgen schlief er schließlich ein. Filled with fear and worries, he finally fell asleep.