×

Używamy ciasteczek, aby ulepszyć LingQ. Odwiedzając stronę wyrażasz zgodę na nasze polityka Cookie.


image

HET LATE LEVEN [part 1], Hoofdstuk 16

Hoofdstuk 16

- Je humanizeert Brauws waarachtig, zei Van der Welcke tot Constance, toen Brauws had aangenomen om weêr te komen dineeren. En nog wel met anderen er bij... Het is ongelooflijk...

Zij hield er van menschen, die haar sympathiek waren, aan hare tafel te zien; en zij had er pleizier in haar huis gezellig te maken ook voor anderen. Addy zoû nu aan tafel zitten. Adeline ging weêr uit voor eerst, Gerrit kwam graag, gevoelig voor een goed diner; zij had alleen gemeend, dat Van Vreeswijck het dezen keer te veel ‘onder ons' zoû vinden...

- Zeg mij ronduit, komt u liever niet? vroeg zij Van Vreeswijck.

Maar hij kreeg bijna een kleur, zeide:

- Maar ik kom heel gaarne, mevrouw.

Zij had den laatsten tijd opgemerkt, dat hij heel druk met Marianne was, en bijna was zij hier blij om.

Het was aan tafel heel vroolijk, en Brauws, zich natuurlijk voelende, vertelde van Amerika, hoe hij, vóor op een electrischen tram, had gestaan in weêr en wind, als wattman...

- Constance, zei Paul. Alle sociale elemen- ten zijn van avond vereenigd aan je tafel.!. Heb je het expres zoo uitgekozen? Van Vreeswijck vertegenwoordigt de hofaristocratie; je man, we zullen maar zeggen, de plattelands-aristocratie, ik kan voor hem niets anders vinden; Gerrit het militairisme, Brauws de werkmansstand, ik de bourgeois en kapitalist pur sang, en je jongen, de toekomst, het mysterie! De dames zijn minder geschakeerd: een volgenden keer schakeer je de dames...

- En meneer Brauws, vroeg Marianne op eens; waarom is u nu geen wattman meer?

- Freule, om u dat te vertellen, zoû ik u een paar uur over mijzelf moeten bezig houden, en u zoû mijn explicatie niet interessant vinden...

- Jawel! zei Marianne, moedwillig. Als u wattman gebleven was, zoû uw leven mij niet interesseeren. Nu u afstand heeft gedaan van uw werkmansstand, en met ons pâté eet en champagne drinkt, interesseert het me wel. Want nu stel ik juist belang in die evolutie...

- Marianne! waarschuwde Paul. Niet zoo ‘fast' kindje, je bent een jong meisje, en over die kwestie mag je niet meêspreken. En je zoû maken, dat meneer Brauws geen hap meer durfde nemen... Brauws was zichtbaar ontstemd, en Constance fluisterde:

- Marianne... spreek zoo niet...

- Maar tante...

- Neen kind, doe het niet: spreek zoo niet...

- Zeg ik dan àltijd tactlooze dingen?

- Neen, neen, maar... als je op die punten aandringt, zal je heusch maken, dat Brauws nooit meer zal willen komen aan huis bij menschen als wij.

- Die pâté eten...

- Stil, Marianne!

- Oom...

- Wat is er?

- Vindt u het niet dol? Werkman te worden en er meê uit te scheiden... waarom, ja waarom. Als je het worden wil, blijf het dan! Heeft u sympathie voor zulke ideeën, die tot niets leiden?

- Ik heb voor hem veel vriendschap, Marianne.

- Maar voor zijn ideeën?

- Neen, hij is maniak. Hij is gek op dat punt. Geweest.

- Juist, geweest.

- Marianne, ben je altijd zóó onverzoenlijk!

De klokjes... - Neen, ik ben niet onverzoenlijk... Eigenlijk heeft Paul gelijk, mag ik zoo niet praten. Ik flap er maar alles uit... Zoû Brauws boos zijn...

- Op jou! Neen.

- Zeg oom, gelooft u, dat het iets helpt, altijd te denken over die sociale verbetering... Laten wij goed doen, waar wij kunnen, en verder gelukkig pogen te zijn voor ons eigen. Dat is alles.

Van der Welcke lachte.

- Wat een gemakkelijke oplossing, Marianne!

- Zeg mij eens, oom: doet u veel goed?...

- Neen.

- Is u gelukkig?

- Soms...

- Niet altijd... Ik ook, ik doe geen goed, niet veel. Ik ben gelukkig... soms. U ziet, volgens mijn eigen oppervlakkige beschouwing, kom ik zelfs al niet ver... Oom, zouden wij erg onbeduidend zijn?

- Wie, kind?

- U... en ik! Veel onbeduidender dan Brauws?

- Ik denk van wel.

- Zijn wij klein?

- Klein? - Ja, zijn wij kleine zielen... en hij... is hij een groote?

- Misschien wel, Marianne.

- Ja, ik wel, ik ben een kleine. En u... ook, geloof ik. Hij niet. Hij is een groote ziel... ook al eet hij nu pâté. Maar ik, kleine, zal altijd veel meer houden van kleine zielen. Ik hoû meer van u... dan van hem.

- En hij is toch interessanter dan ik, en veel groote zielen kom je niet tegen.

- Neen... maar ik hoû meer van u. Ik durf niet meer met hem praten. Ik zoû dadelijk met hem gaan kibbelen. Oogenblikkelijk. En met u... zoû ik nooit kunnen kibbelen. Dat is sympathie van kleine ziel... tot kleine ziel. Zeg mij, gaat uw onbeduidendheid ook toe naar de mijne...

- Misschien, Marianne.

- U zegt op alles misschien. Zeg ja.

- Nu dan: ja.

- Zijn wij beiden klein?

- Ja.

- Beiden?

- Ja.

- In sympathie?

- Ja.

De klokjes... - ‘Ja-ja-ja!' lachte zij, en de klokjes klingelden vroolijk hoog uit, als schelle zilveren belletjes. Oompje, ik drink er op.

- Waarop?

- Op onze kleine... sympathie.

- Op de onze...

Hun kelken stootten elkaâr, een kristallijnen klankje. Zij dronken.

- Waarop drinken jullie? vroeg Paul.

Zij legde de vingers tegen haar kleine mondje. Zij zag er stralende uit, zoodat zij heel mooi was, met haar opgewonden oogen. Zij voelde, dat Brauws naar haar keek, en zij voelde dat Brauws nog boos was. En coquet in haar geluk, tegen Brauws, tegen Paul, tegen Van der Welcke, murmelde zij met een ondeugende gratie:

- Dat is ONS GEHEIM ... Van oom en mij...

- Een geheim? vroeg Van Vreeswijck.

Zij lachte, de klokjes klingelden vroolijk hoog.

- En u, zei ze tegen Van Vreeswijck moedwillig; u mag het geheim heelemaàl niet weten...

Hoofdstuk 16 Κεφάλαιο 16 Chapter 16

- Je humanizeert Brauws waarachtig, zei Van der Welcke tot Constance, toen Brauws had aangenomen om weêr te komen dineeren. - You truly humanize Brauws, Van der Welcke said to Constance, when Brauws had accepted to come to dinner again. En nog wel met anderen er bij... Het is ongelooflijk... And still with others there... It's incredible....

Zij hield er van menschen, die haar sympathiek waren, aan hare tafel te zien; en zij had er pleizier in haar huis gezellig te maken ook voor anderen. She loved seeing people who were sympathetic to her at her table; and she took pleasure in making her home cozy also for others. Addy zoû nu aan tafel zitten. Addy zoû now sit at the table. Adeline ging weêr uit voor eerst, Gerrit kwam graag, gevoelig voor een goed diner; zij had alleen gemeend, dat Van Vreeswijck het dezen keer te veel ‘onder ons' zoû vinden... Adeline went out again for first, Gerrit liked to come, sensitive to a good dinner; she had only thought, that this time Van Vreeswijck would find it too much 'among us'...

- Zeg mij ronduit, komt u liever niet? - Tell me bluntly, would you rather not come? vroeg zij Van Vreeswijck. she asked Van Vreeswijck.

Maar hij kreeg bijna een kleur, zeide: But he almost got a color, said:

- Maar ik kom heel gaarne, mevrouw. - But I come very gladly, ma'am.

Zij had den laatsten tijd opgemerkt, dat hij heel druk met Marianne was, en bijna was zij hier blij om. She had noticed lately that he was very busy with Marianne, and she was almost glad about this.

Het was aan tafel heel vroolijk, en Brauws, zich natuurlijk voelende, vertelde van Amerika, hoe hij, vóor op een electrischen tram, had gestaan in weêr en wind, als wattman... It was very cheerful at the table, and Brauws, feeling natural, told of America, how he, front on an electric streetcar, had stood in weather and wind, as a wattman....

- Constance, zei Paul. - Constance, Paul said. Alle sociale elemen-       ten zijn van avond vereenigd aan je tafel.!. All the social elemen- ts are united at your table this evening!!! Heb je het expres zoo uitgekozen? Did you choose it zoo on purpose? Van Vreeswijck vertegenwoordigt de hofaristocratie; je man, we zullen maar zeggen, de plattelands-aristocratie, ik kan voor hem niets anders vinden; Gerrit het militairisme, Brauws de werkmansstand, ik de bourgeois en kapitalist pur sang, en je jongen, de toekomst, het mysterie! Van Vreeswijck represents the court aristocracy; your husband, we will say, the rural aristocracy, I can't find anything else for him; Gerrit the militaryism, Brauws the workman's class, I the bourgeois and capitalist pur sang, and your boy, the future, the mystery! De dames zijn minder geschakeerd: een volgenden keer schakeer je de dames... The ladies are less shaded: a next time you shade the ladies ...

- En meneer Brauws, vroeg Marianne op eens; waarom is u nu geen wattman meer? - And Mr. Brauws, Marianne asked once; why are you no longer a wattman now?

- Freule, om u dat te vertellen, zoû ik u een paar uur over mijzelf moeten bezig houden, en u zoû mijn explicatie niet interessant vinden... - Freule, to tell you that, I would have to occupy you for a few hours about myself, and you would not find my explication interesting....

- Jawel! - Yep! zei Marianne, moedwillig. Marianne said, wantonly. Als u wattman gebleven was, zoû uw leven mij niet interesseeren. If you had remained wattman, your life would not interest me. Nu u afstand heeft gedaan van uw werkmansstand, en met ons pâté eet en champagne drinkt, interesseert het me wel. Now that you have renounced your workmanlike position, and are eating pâté and drinking champagne with us, it does interest me. Want nu stel ik juist belang in die evolutie... Because now I am precisely putting interest in that evolution....

- Marianne! - Marianne! waarschuwde Paul. Paul warned. Niet zoo ‘fast' kindje, je bent een jong meisje, en over die kwestie mag je niet meêspreken. Not so 'fast' child, you are a young girl, and on that issue you should not speak. En je zoû maken, dat meneer Brauws geen hap meer durfde nemen...       Brauws was zichtbaar ontstemd, en Constance fluisterde: And you would make Mr. Brauws dare not take another bite... Brauws was visibly displeased, and Constance whispered:

- Marianne... spreek zoo niet... - Marianne ... do not speak so ...

- Maar tante... - But Auntie...

- Neen kind, doe het niet: spreek zoo niet... - Nay child, do not do it: do not speak like that....

- Zeg ik dan àltijd tactlooze dingen? - Do I always say tactless things?

- Neen, neen, maar... als je op die punten aandringt, zal je heusch maken, dat Brauws nooit meer zal willen komen aan huis bij menschen als wij. - No, no, but ... if you insist on those points, you will really make, that Brauws will never again want to come to the home of people like us.

- Die pâté eten... - Eating that pâté...

- Stil, Marianne! - Quiet, Marianne!

- Oom... - Uncle...

- Wat is er? - What is it?

- Vindt u het niet dol? - Don't you find it fond? Werkman te worden en er meê uit te scheiden... waarom, ja waarom. Becoming a workman and parting with it ... why, yes why. Als je het worden wil, blijf het dan! If you want to become it, stay it! Heeft u sympathie voor zulke ideeën, die tot niets leiden? Do you have sympathy for such ideas, which lead to nothing?

- Ik heb voor hem veel vriendschap, Marianne. - I have a lot of friendship for him, Marianne.

- Maar voor zijn ideeën? - But for his ideas?

- Neen, hij is maniak. - Nay, he is maniac. Hij is gek op dat punt. He is crazy about that point. Geweest. Been there.

- Juist, geweest. - Right, been there.

- Marianne, ben je altijd zóó onverzoenlijk! - Marianne, are you always so unforgiving!

De klokjes...       - Neen, ik ben niet onverzoenlijk... Eigenlijk heeft Paul gelijk, mag ik zoo niet praten. The bells... - No, I'm not irreconcilable... Actually Paul is right, I shouldn't talk like that. Ik flap er maar alles uit... Zoû Brauws boos zijn... I just blurt everything out-soû Brauws angry....

- Op jou! - Here's to you! Neen. No.

- Zeg oom, gelooft u, dat het iets helpt, altijd te denken over die sociale verbetering... Laten wij goed doen, waar wij kunnen, en verder gelukkig pogen te zijn voor ons eigen. - Say uncle, do you believe it helps anything, always thinking about that social improvement... Let us do good, where we can, and otherwise try to be happy for our own. Dat is alles. That's all.

Van der Welcke lachte. Van der Welcke laughed.

- Wat een gemakkelijke oplossing, Marianne! - What an easy solution, Marianne!

- Zeg mij eens, oom: doet u veel goed?... - Tell me, uncle: do you do much good?....

- Neen. - No.

- Is u gelukkig? - Are you happy?

- Soms... - Sometimes...

- Niet altijd... Ik ook, ik doe geen goed, niet veel. - Not always... Me too, I don't do any good, not much. Ik ben gelukkig... soms. I am happy ... sometimes. U ziet, volgens mijn eigen oppervlakkige beschouwing, kom ik zelfs al niet ver... Oom, zouden wij erg onbeduidend zijn? You see, according to my own superficial reflection, I don't even get very far... Uncle, would we be very insignificant?

- Wie, kind? - Who, child?

- U... en ik! - You ... and me! Veel onbeduidender dan Brauws? Much more insignificant than Brauws?

- Ik denk van wel. - I think so.

- Zijn wij klein? - Are we small?

- Klein? - Small? - Ja, zijn wij kleine zielen... en hij... is hij een groote? - Yes, are we little souls ... and he ... is he a big one?

- Misschien wel, Marianne. - Maybe so, Marianne.

- Ja, ik wel, ik ben een kleine. - Yes, I do, I'm a little one. En u... ook, geloof ik. And you ... too, I believe. Hij niet. He didn't. Hij is een groote ziel... ook al eet hij nu pâté. He is a great soul ... even though he eats pâté now. Maar ik, kleine, zal altijd veel meer houden van kleine zielen. But I, little one, will always love little souls much more. Ik hoû meer van u... dan van hem. I hoû more of you ... than of him.

- En hij is toch interessanter dan ik, en veel groote zielen kom je niet tegen. - And he's more interesting than me anyway, and you don't meet many great souls.

- Neen... maar ik hoû meer van u. Ik durf niet meer met hem praten. - No... but I hoû more from you; I don't dare talk to him anymore. Ik zoû dadelijk met hem gaan kibbelen. I would immediately start arguing with him. Oogenblikkelijk. Immediately. En met u... zoû ik nooit kunnen kibbelen. And with you... I could never argue. Dat is sympathie van kleine ziel... tot kleine ziel. That's sympathy from little soul ... to little soul. Zeg mij, gaat uw onbeduidendheid ook toe naar de mijne... Tell me, does your insignificance also go toward mine....

- Misschien, Marianne. - Maybe, Marianne.

- U zegt op alles misschien. - You say on everything maybe. Zeg ja. Say yes.

- Nu dan: ja. - Now then: yes.

- Zijn wij beiden klein? - Are we both small?

- Ja. - Yes.

- Beiden? - Both?

- Ja. - Yes.

- In sympathie? - In sympathy?

- Ja. - Yes.

De klokjes...       - ‘Ja-ja-ja!' The bells... - "Yay-yay! lachte zij, en de klokjes klingelden vroolijk hoog uit, als schelle zilveren belletjes. she laughed, and the bells chimed merrily high, like shrill silver bells. Oompje, ik drink er op. Uncle, I'll drink to that.

- Waarop? - On what?

- Op onze kleine... sympathie. - To our little ... sympathy.

- Op de onze... - On our...

Hun kelken stootten elkaâr, een kristallijnen klankje. Their chalices bumped each other, a crystalline sound. Zij dronken. They drank.

- Waarop drinken jullie? - What do you drink to? vroeg Paul. Paul asked.

Zij legde de vingers tegen haar kleine mondje. She put the fingers against her little mouth. Zij zag er stralende uit, zoodat zij heel mooi was, met haar opgewonden oogen. She looked radiant, so that she was very beautiful, with her excited eyes. Zij voelde, dat Brauws naar haar keek, en zij voelde dat Brauws nog boos was. She felt, Brauws was looking at her, and she felt Brauws was still angry. En coquet in haar geluk, tegen Brauws, tegen Paul, tegen Van der Welcke, murmelde zij met een ondeugende gratie: And coquet in her happiness, against Brauws, against Paul, against Van der Welcke, she murmured with mischievous grace:

- Dat is ONS GEHEIM ... Van oom en mij... - That is OUR SECRET ... From uncle and me....

- Een geheim? - A secret? vroeg Van Vreeswijck. Van Vreeswijck asked.

Zij lachte, de klokjes klingelden vroolijk hoog. She laughed, the bells jingling happily high.

- En u, zei ze tegen Van Vreeswijck moedwillig; u mag het geheim heelemaàl niet weten... - And you, she said to Van Vreeswijck wantonly; you must not know the secret at all....