×

Używamy ciasteczek, aby ulepszyć LingQ. Odwiedzając stronę wyrażasz zgodę na nasze polityka Cookie.

image

HET LATE LEVEN [part 1], Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 6

Op Addy's verlangen - dat van het gymnaziastje - werd de toenadering van Van Naghel aangenomen, en Constance schreef een briefje, de visite werd gemaakt, de handdruk werd gegeven. Van der Welcke zelve haalde er de schouders om op, maar Addy was tevreden, was weêr met Frans gaan wandelen, had op het gymnazium weêr met Karel gesproken, met wien hij intusschen niet sympathizeerde. Twee dagen daarna kwam Marianne op een middag, dat de regen neêrkletste. Constance zat thuis. Het jonge meisje bleef op den drempel der kamer staan.

- Mag ik binnenkomen, tante...

- Zeker, Marianne...

- Ik ben wel een beetje nat, ik ben eigenlijk verlegen.

- Wel neen, kom maar binnen.

En het meisje, plotseling, kwam nader, wierp zich op haar knieën bij Constance, bijna met een kreet.

- Ik ben zoo blij...! riep zij uit. Ik ben zoo blij...!

- Waarom?

- Dat oom aan papa heeft geschreven... Dat papa en mama hier gekomen zijn... Dat alles weêr in orde is... Het was zoo verschrikkelijk, ik kon er niet van slapen... Ik dacht er den heelen tijd aan... Het was me een cauchemar, een obsessie... Tante, lieve tante... is alles nu in orde?

- Maar zeker, kind!

- Heusch in orde?... Komt u nu ook weêr bij ons... en mag ik weêr bij u komen... en kom ik weêr gauw eens bij u eten? Is alles in orde, is alles in orde?

Zij maakte zich liefjes, deed klein en koozend als een kind, aan Constance's knieën, streelde hare handen.

- Tante, zeg... vraagt u me gauw weêr eens... Ik vind het zoo prettig bij u te komen, zoo heerlijk... Ik zoû het zoo gemist hebben... zoo gemist... ik kan u niet zeggen hoe...

En zij snikte het in eens uit, tegen Constance aan, zóó nerveus, dat het Constance trof, dat het haar bijna onnatuurlijk, overdreven toescheen.

- Ik had bijna bij u willen komen, vóór papa en mama hier geweest waren... Maar ik dorst niet... Ik was bang, dat papa boos zoû zijn... Nu mag ik weêr komen, nu kan het...

- Ja, nu kan het...

Zij kuste Marianne. Maar de deur ging open, en Van der Welcke kwam binnen.

- Dag oom...

Hij voelde het altijd vreemd, als Marianne hem natuurlijkweg oom noemde.

- Zoo, dag Marianne... Constance, heb ik hier ook mijn Figaro laten liggen?

- De Figaro?... Neen...

Hij zocht even naar zijn courant, zette zich toen. - Oom, zeide Marianne; ik zeg juist aan tante... ik ben zoo blij... Ik ben zoo blij, dat alles in orde is.

- Ik ook, Marianne...

Buiten viel de regen razend neer, opgejaagd door een huilenden wind. Een gezelligheid was binnen, nu Constance thee schonk. Zij vertelde van Nice, en Marianne vertelde van Emilie en Van Raven, en dat het niet erg goed ging, en van Otto en Francis, die ook al zoo kibbelden, en dat mama zich dat alles zoo aantrok en er gebukt onder ging.

- Ik trouw niet, zeide zij. Ik zie om me heen niets dan ongelukkige huwelijken... Ik trouw niet.

Toen schrikte zij. Zij kon dikwijls onhandig zijn, geen tact hebben, iets zeggen, dat zij niet zeggen moest. Van der Welcke, glimlachend, zag haar aan. Om hare tacteloosheid goed te maken, verdubbelde zij in liefkoozende woorden tegen Constance.

- O, tante, wat ben ik altijd blij bij u te zijn... Door den regen moet ik straks weg... Ik zoû hier wel willen blijven...

- Maar blijf dan dineeren, zei Van der Welcke.

Constance aarzelde: zij zag, dat Marianne gaarne bleef, en zij wist niet wat te doen, niet willende onhartelijk zijn, en toch...

- Wil je blijven eten? vroeg zij.

Marianne straalde van geluk.

- O, gaarne, tante... Mama weet, dat ik naar u tóe ben, ze zal het wel begrijpen...

Constance had berouw, dat zij het gevraagd had, en in zich werd zij er zenuwachtig om, maar zij wilde zich inhouden, natuurlijk en gewoon doen. Zij zag het duidelijk: zij hadden elkander te lief...!

Zij hadden elkander lief...! Zij had het al zoo lang, even, een oogenblik meenen te raden, aan hare kleine dinertjes, als zij hen samen zag... Het was om niets: om een stembuiging, om een aardigheid, om het aanbieden van een vrucht... dat zij het had meenen te raden, en de vage gedachte, die door haar heen was gegaan, als een wolkje, was zoo gauw weggetrokken, en had zelfs geen schemering nagelaten. Maar het wolkje was telkens en telkens weêr aangedreven... Om een gebaar, om een blik, om een begroeting bij het komen en gaan, om de afspraak voor een fietstocht... Dan waren altijd de broêrs meêgegaan en Addy, en er was nooit iets geweest, nooit iets, dat eigenlijk onpassend was, en op de dinertjes nooit zelfs een scherts, die te ver ging, een flirt, een zweem van hofmakerij... Daarom ook waren die vage gedachten als wolkjes weêr door Constance heen getrokken, en had zij gedacht: er is niets, er is niets... ik vergis me... ik verbeeld me dingen, die niet zijn... Nu had zij in twee maanden henbeiden niet samen gezien, en zij wist, had uit een woord hier en daar opgemaakt, dat Van der Welcke Marianne in die twee maanden, verloopen na dien Zondag-avond van brouille, niet gezien had... En nu, dadelijk, trof het haar: de schuchtere, bijna blijde aarzeling zooals het meisje op den drempel van hare kamer gestaan had; de sponta-ne vreugde, dat zij terug mocht komen in dit huis, de overdreven heerlijkheid, waarmeê ze gesnikt had aan Constance's knie - tot Van der Welcke was binnen gekomen, zeker den klank van haar stem in zijn rookkamertje hebbende gehoord, schijnbaar als een kind, onhandig, zoekende naar een courant... en nu dadelijk, trof het haar: de bijna onweêrhoudbare teederheid, waarmeê zij elkaâr hadden begroet, met iets glimlachends en glanzends, dat hun ontstraalde, onwillekeurig, onbedwingbaar, onbewust... Maar nog dacht Constance: ik vergis me... er is niets... en ik verbeeld me dingen, die niet zijn... En de gedachte trok weg, dat zij waarlijk elkaâr zouden liefhebben; alleen als nog nooit bleef dezen keer een weifeling, een twijfeling achter... En terwijl zij vertelde van Nice, trof het haar, dat Van der Welcke bleef... dat hij bleef in hare kamer, wat hij anders nooit deed, of er moest Paul zijn, of Gerrit... Hij bleef... niet veel zeggend... maar die glanzende glimlach was niet weg van zijn lippen... Maar nog dacht zij: ik vergis me... neen, verbeelding is het... en er is niets... hoogstens wat sympathie... en wat zoû dat voor kwaad... Maar wat er dan ook ware, zij, zoo ijverzuchtig waar het haar zoon aanging, voelde nu geen zweem van ijverzucht, door hare radende weifelingen heen... Ja, het was wel heen: alles wat er geweest was voor liefde, hartstocht, gevoel voor Henri... Het was wel dood... En nu hij zoo glimlachte, lette zij het op als met eene verrassing, hoe jong hij was. Hij is acht-en-dertig, dacht zij, en nòg jonger ziet hij er uit... Zoo als hij daar zat, kalm, met een glans van glimlach steeds, trof het haar, dat hij heel jong was, van een gezonde jeugdige frischheid, zonder een rimpel... zonder een grijs haar... zijn blauwe oogen bijna vol van een kinderlijkheid... Addy's oogen zelfs waren, hoewel als die van zijn vader, ernstiger, ouder van blik... En bij het zien van die jeugd... vond zij zichzelve oud, ook al toonde zij nu aan Marianne het mooie portret uit Nice... Ja, zij voelde zich oud, en het verwonderde haar nauwlijks - als het dan zoo was, als zij zich niet bedroog - die jeugd en mogelijke liefde in haar man voor dat jonge meisje... Marianne's jeugd scheen zijn jeugd te naderen... En soms was het zoo duidelijk, dat zij bijna niet twijfelde meer, en dat zij zich beloofde op te passen... Marianne niet meer aan te halen, te vragen...

Onbewust... was het hun onbewust? dacht Constance. Hadden zij ooit met elkaâr een teederder woord gewisseld... een handdruk... een blik... Hadden zij het elkaâr al bekend... en zichzelve...? En een fijn raadvermogen zeide haar: neen... ze hebben elkaâr niets bekend... neen, ze hebben zich zelfs niets bekend... Zij wisten het misschien geen van beiden nog... en dan, dan alleen wist Constance het. Zij zag naar Marianne: zij was heel jong, ook al was zij een meisje, dat al een paar jaren uitging. Zij had iets van het broze van Emilie, maar natuurlijker, spontaner, en dat natuurlijk spontane was in geheel hare uiting; zij scheen niet te denken, zich maar te laten meêslepen door impulsie, gevoel... Met haar glimlach zag zij naar den razenden regen uit, dook dieper in haar stoel, behagelijk als een katje, vloog in eens op, schonk Constance en zich een kopje thee, en toen Van der Welcke aan zijn vrouw permissie vroeg een cigarette te rooken, wipte zij weêr op, streek een lucifer af, hield hem het vlammetje voor, met een broze gratie van gebaar als een beeldje. Hare zachtbruine oogen, met iets van goudstof er over, waren als chryzoliet, en zij dweepten op, sloegen den blik weer neêr, nerveus onder de schaduw der pinkers. Zij was bleek, met die bleeke anemie van albast, van onze te veel uitgaande wereldmeisjes, en hare handen bewogen als koortsig, onrustig, als telkens de vingers zoekende naar een doel, voor hunne vlinderende bewegelijkheid...

Was het nu zoo... of verbeeldde Constance zich...? En, in hare radende weifelingen, kwam plotseling, indien het dan zoo ware, een ijverzucht - maar niet een ijverzucht op de liefde van haar man: een ijverzucht op zijn jeugd. Plotseling zag zij vijftien jaren terug en zij voelde zich oud geworden, zij voelde hem jong gebleven. Het léven... het ware leven... waarheen zij soms vaag zich smachtte, terwijl zij er zich toch te oud toe vond, na de versnippering harer dagen... het ware leven... hij, hij misschien zoû het nog leven kunnen, zoo hij het vond: hij was er niet te oud toe!

Een hevige spijt, een nijd was er om in hare ziel, en toen dacht zij weêr: neen... er is niets... en ik fantaizeer over wat niet is...

Addy kwam thuis, en, met het razende regenweêr buiten, was er binnen aan tafel, nu, een zachte gezelligheid. Constance was stil, maar de anderen waren vroolijk. En toen na het thee-uur de woede daar buiten bedaard scheen, stond Marianne op, bijna te loom om weg te gaan.

- Nu wordt het mijn tijd, tante...

- Zal Addy je thuis brengen?

- Neen, zei Van der Welcke. Addy werkt. Ik zal Marianne wel thuis brengen...

Constance zeide niets.

- O, tante, ik ben zoo blij, dat alles in orde is...!

Hartstochtelijk omhelsde zij Constance.

- Oom, is het u nu geen last zoo ver met me te gaan...

- Als ik maar een fiets voor je had... - Ja, hadden we onze tandem maar hier.

- Het regent niet meer... we kunnen wel loopen.

Zij gingen, Constance bleef alleen. Haar blik had hen gaarne op straat willen volgen. Zij kon zich niet inhouden, opende zachtjes een venster, keek naar buiten in den vochtigen winternacht. Zij zag hen gaan de richting van de Bankastraat. Zij liepen naast elkaâr op een gewonen afstand. Zij spiedde hen na een paar minuten, tot zij omsloegen.

- Neen, dacht zij; er is niets... O,... het zoû te verschrikkelijk zijn!

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 6 Chapter Chapitre 6 Chapter 6

Op Addy's verlangen - dat van het gymnaziastje - werd de toenadering van Van Naghel aangenomen, en Constance schreef een briefje, de visite werd gemaakt, de handdruk werd gegeven. |||||||||Annäherung||||||||||||||||| At|Addy's|request|that|of|the|little gymnasium student|was|the|approach|of|Van|Naghel|accepted|and|Constance|wrote|a|note|the|visit|was|made|the|handshake|was|given At Addy's request - that of the young gymnasium student - the approach from Van Naghel was accepted, and Constance wrote a note, the visit was made, the handshake was given. Van der Welcke zelve haalde er de schouders om op, maar Addy was tevreden, was weêr met Frans gaan wandelen, had op       het gymnazium weêr met Karel gesproken, met wien hij intusschen niet sympathizeerde. from|the|Welcke|himself|shrugged|it|the|shoulders|about|up|but|Addy|was|satisfied|was|again|with|Frans|to go|walking|had|at|the|gymnasium|again|with|Karel|spoken|with|whom|he|in the meantime|not|sympathized Van der Welcke himself shrugged it off, but Addy was satisfied, had gone for a walk with Frans again, had spoken with Karel at the gymnasium again, with whom he did not sympathize in the meantime. Twee dagen daarna kwam Marianne op een middag, dat de regen neêrkletste. |||||||||||niederprasselte Two|days|later|came|Marianne|on|a|afternoon|when|the|rain|poured down Two days later, Marianne came one afternoon when the rain was pouring down. Constance zat thuis. Constance|sat|at home Constance was at home. Het jonge meisje bleef op den drempel der kamer staan. The|young|girl|stayed|on|the|threshold|of the|room|standing The young girl stood at the threshold of the room.

- Mag ik binnenkomen, tante... May|I|come in|aunt - May I come in, aunt...

- Zeker, Marianne... Sure|Marianne - Certainly, Marianne...

- Ik ben wel een beetje nat, ik ben eigenlijk verlegen. I|am|indeed|a|little|wet|I|am|actually|shy - I'm a bit wet, I'm actually shy.

- Wel neen, kom maar binnen. Well|no|come|but|inside - Oh no, just come in.

En het meisje, plotseling, kwam nader, wierp zich op haar knieën bij Constance, bijna met een kreet. And|the|girl|suddenly|came|closer|threw|herself|on|her|knees|by|Constance|almost|with|a|cry And the girl, suddenly, came closer, threw herself on her knees by Constance, almost with a cry.

- Ik ben zoo blij...! I|am|so|happy - I am so happy...! riep zij uit. shouted|she|out she exclaimed. Ik ben zoo blij...! I|am|so|happy I am so happy...!

- Waarom? Why - Why?

- Dat oom aan papa heeft geschreven... Dat papa en mama hier gekomen zijn... Dat alles weêr in orde is... Het was zoo verschrikkelijk, ik kon er niet van slapen... Ik dacht er den heelen tijd aan... Het was me een cauchemar, een obsessie... Tante, lieve tante... is alles nu in orde? ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||Albtraum|||||||||| That|uncle|to|dad|has|written|That|dad|and|mom|here|come|are|That|everything|again|in|order|is|It|was|so|terrible|I|could|it|not|from|sleep|I|thought|about|the|whole|time|to|It|was|me|a|nightmare|an|obsession|Aunt|dear|aunt|is|everything|now|in|order - That uncle wrote to dad... That dad and mom came here... That everything is alright again... It was so terrible, I couldn't sleep... I thought about it the whole time... It was a nightmare for me, an obsession... Aunt, dear aunt... is everything alright now?

- Maar zeker, kind! But|certainly|child - But of course, dear!

- Heusch in orde?... Heusch in Ordnung?|| Are you kidding|in|order - Really alright?... Komt u nu ook weêr bij ons... en mag ik weêr bij u komen... en       kom ik weêr gauw eens bij u eten? Comes|you|now|also|again|at|us|and|may|I|again|at|you|come|and|I come|I|again|soon|once|at|you|eat Are you coming back to us now... and may I come to you again... and will I come to eat with you again soon? Is alles in orde, is alles in orde? Is|everything|in|order|is|everything|in|order Is everything alright, is everything alright?

Zij maakte zich liefjes, deed klein en koozend als een kind, aan Constance's knieën, streelde hare handen. |||liebevoll||||kindlich||||||||| She|made|herself|sweetly|acted|small|and|cuddly|like|a|child|at|Constance's|knees|stroked|her|hands She made herself sweet, acted small and cuddly like a child, at Constance's knees, stroking her hands.

- Tante, zeg... vraagt u me gauw weêr eens... Ik vind het zoo prettig bij u te komen, zoo heerlijk... Ik zoû het zoo gemist hebben... zoo gemist... ik kan u niet zeggen hoe... Aunt|say|asks|you|me|soon|again|once|I|find|it|so|pleasant|at|you|to|come|so|delightful|I|would|it|so|missed|have|so|missed|I|can|you|not|tell|how - Aunt, say... will you invite me again soon... I find it so nice to come to you, so delightful... I would have missed it so much... so missed... I can't tell you how...

En zij snikte het in eens uit, tegen Constance aan, zóó nerveus, dat het Constance trof, dat het haar bijna onnatuurlijk, overdreven toescheen. ||||||||||||||||||||||übertrieben erschien And|she|sobbed|it|in|suddenly|out|against|Constance|at|so|nervous|that|it|Constance|struck|that|it|her|almost|unnatural|exaggerated|seemed And she suddenly sobbed it out, against Constance, so nervous that it struck Constance, that it seemed almost unnatural, exaggerated to her.

- Ik had bijna bij u willen komen, vóór papa en mama hier geweest waren... Maar ik dorst niet... Ik was bang, dat papa boos zoû zijn... Nu mag ik weêr komen, nu kan het... ||||||||||||||||wagte||||||||||||||||| I|had|almost|at|you|to|come|before|dad|and|mom|here|been|were|But|I|dared|not|I|was|afraid|that|dad|angry|would|be|Now|may|I|again|come|now|can|it - I almost wanted to come to you, before dad and mom were here... But I didn't dare... I was afraid dad would be angry... Now I can come again, now it can...

- Ja, nu kan het... Yes|now|can|it - Yes, now it can...

Zij kuste Marianne. She|kissed|Marianne She kissed Marianne. Maar de deur ging open, en Van der Welcke kwam binnen. But|the|door|went|open|and|Van|the|Welcke|came|inside But the door opened, and Van der Welcke came in.

- Dag oom... Hello|uncle - Hello uncle...

Hij voelde het altijd vreemd, als Marianne hem natuurlijkweg oom noemde. He|felt|it|always|strange|when|Marianne|him|naturally|uncle|called He always felt it strange when Marianne naturally called him uncle.

- Zoo, dag Marianne... Constance, heb ik hier ook mijn Figaro laten liggen? |||||||||Figaro|| So|day|Marianne|Constance|have|I|here|also|my|Figaro|left|lying - So, hello Marianne... Constance, did I leave my Figaro here as well?

- De Figaro?... The|Figaro - The Figaro?... Neen... No No...

Hij zocht even naar zijn courant, zette zich toen. |||||Zeitung||| He|searched|briefly|for|his|newspaper|sat|himself|then He searched for his newspaper for a moment, then sat down. - Oom, zeide Marianne; ik zeg juist aan tante... ik ben zoo blij... Ik ben zoo blij, dat alles in orde is. Uncle|said|Marianne|I|say|just|to|aunt|I|am|so|happy|I|am|so|happy|that|everything|in|order|is - Uncle, said Marianne; I'm just telling aunt... I'm so happy... I'm so happy that everything is in order.

- Ik ook, Marianne... I|also|Marianne - Me too, Marianne...

Buiten viel de regen razend neer, opgejaagd door een huilenden wind. |||||||||heulenden| Outside|fell|the|rain|fiercely|down|driven|by|a|howling|wind Outside, the rain fell fiercely, driven by a howling wind. Een gezelligheid was binnen, nu Constance thee schonk. A|coziness|was|inside|now|Constance|tea| There was a coziness inside, now that Constance was serving tea. Zij vertelde van Nice, en Marianne vertelde van Emilie en Van Raven, en dat het niet erg goed ging, en van Otto en Francis, die ook al zoo kibbelden, en dat mama zich dat alles zoo aantrok en er gebukt onder ging. ||||||||||||||||||||||||||||zankten||||||||||||| She|told|about|Nice|and|Marianne|told|about|Emilie|and|Van|Raven|and|that|it|not|very|well|was going|and|about|Otto|and|Francis|who|also|already|so|bickered|and|that|mom|herself|that|everything|so|took to heart|and|it|bent|under|went She talked about Nice, and Marianne spoke about Emilie and Van Raven, and how things were not going very well, and about Otto and Francis, who were also bickering, and how mother was taking all of this to heart and was burdened by it.

- Ik trouw niet, zeide zij. I|marry|not|said|she - I will not marry, she said. Ik zie om me heen niets dan ongelukkige huwelijken... Ik trouw niet. ||||||||Ehen||| I|see|around|me|around|nothing|than|unhappy|marriages|I|marry|not I see nothing around me but unhappy marriages... I will not marry.

Toen schrikte zij. Then|startled|she Then she was startled. Zij kon dikwijls onhandig zijn, geen tact hebben, iets zeggen, dat zij niet zeggen moest. |||ungeschickt||||||||||| She|could|often|clumsy|be|no|tact|have|something|to say|that|she|not|say|should She could often be clumsy, have no tact, say something that she shouldn't have said. Van der Welcke, glimlachend, zag haar aan. From|the|Welcke|smiling|saw|her|at Van der Welcke, smiling, looked at her. Om hare tacteloosheid goed te maken, verdubbelde zij in liefkoozende woorden tegen Constance. ||Taktlosigkeit|||||||liebkosenden||| To|her|tactlessness|well|to|make|doubled|she|in|affectionate|words|towards|Constance To make up for her tactlessness, she doubled her affectionate words towards Constance.

- O, tante, wat ben ik altijd blij bij u te zijn... Door den regen moet ik straks weg... Ik zoû hier wel willen blijven... O|aunt|how|am|I|always|happy|with|you|to|be|Through|the|rain|must|I|soon|leave|I|would|here|well|want|stay - Oh, aunt, how happy I always am to be with you... I have to leave soon because of the rain... I would like to stay here...

- Maar blijf dan dineeren, zei Van der Welcke. But|stay|then|dining|said|Van|the|Welcke - But then keep dining, said Van der Welcke.

Constance aarzelde: zij zag, dat Marianne       gaarne bleef, en zij wist niet wat te doen, niet willende onhartelijk zijn, en toch... |zögerte||||||||||||||||unhöflich||| Constance|hesitated|she|saw|that|Marianne|gladly|stayed|and|she|knew|not|what|to|do|not|wanting to|unkind|be|and|yet Constance hesitated: she saw that Marianne was happy to stay, and she didn't know what to do, not wanting to be unkind, and yet...

- Wil je blijven eten? Do|you|stay|eat - Do you want to stay for dinner? vroeg zij. asked|she she asked.

Marianne straalde van geluk. Marianne|radiated|of|happiness Marianne beamed with happiness.

- O, gaarne, tante... Mama weet, dat ik naar u tóe ben, ze zal het wel begrijpen... |||||||||zu|||||| Oh|gladly|aunt|Mom|knows|that|I|to|you|towards|am|she|will|it|surely|understand - Oh, gladly, aunt... Mama knows that I am going to you, she will understand it...

Constance had berouw, dat zij het gevraagd had, en in zich werd zij er zenuwachtig om, maar zij wilde zich inhouden, natuurlijk en gewoon doen. ||Reue||||||||||||nervös|||||||||| Constance|had|regret|that|she|it|asked|had|and|in|herself|became|she|it|nervous|about|but|she|wanted|herself|to hold back|naturally|and|normal|to act Constance regretted having asked it, and she became nervous about it, but she wanted to hold herself back, to act naturally and normally. Zij zag het duidelijk: zij hadden elkander te lief...! She|saw|it|clearly|they|had|each other|too|dear She saw it clearly: they loved each other too much...!

Zij hadden elkander lief...! They|had|each other|love They loved each other...! Zij had het al zoo lang, even, een oogenblik meenen te raden, aan hare kleine dinertjes, als zij hen samen zag... Het was om niets: om een stembuiging, om een aardigheid, om het aanbieden van een vrucht... dat zij het had meenen te raden, en de vage gedachte, die door haar heen was gegaan, als een wolkje, was zoo gauw weggetrokken, en had zelfs geen schemering nagelaten. |||||||||||||||||||||||||||Stimmbeugung|||||||||||||||||||||||||||||Wölkchen||||weggezogen|||||| She|had|it|already|so|long|just|a|moment|to mean|to|guess|at|her|small|dinner parties|when|she|them|together|saw|It|was|for|nothing|for|a|tone inflection|for|a|joke|for|the|offering|of|a|fruit|that|she|it|had|to mean|to|guess|and|the|vague|thought|that|through|her|in|was|gone|like|a|little cloud|was|so||pulled away|and|had|even|no|twilight|left behind She had felt it for so long, just for a moment thinking to guess, at her little dinners, when she saw them together... It was for nothing: for a tone of voice, for a little joke, for offering a fruit... that she had thought to guess it, and the vague thought that had crossed her mind, like a little cloud, had disappeared so quickly, and had not even left a twilight behind. Maar het wolkje was telkens en telkens weêr aangedreven... Om een gebaar, om een blik, om een begroeting bij het komen en gaan, om de afspraak voor een fietstocht... Dan waren altijd de broêrs meêgegaan en Addy, en er was nooit iets geweest, nooit iets, dat eigenlijk onpassend was, en op de       dinertjes nooit zelfs een scherts, die te ver ging, een flirt, een zweem van hofmakerij... Daarom ook waren die vage gedachten als wolkjes weêr door Constance heen getrokken, en had zij gedacht: er is niets, er is niets... ik vergis me... ik verbeeld me dingen, die niet zijn... Nu had zij in twee maanden henbeiden niet samen gezien, en zij wist, had uit een woord hier en daar opgemaakt, dat Van der Welcke Marianne in die twee maanden, verloopen na dien Zondag-avond van brouille, niet gezien had... En nu, dadelijk, trof het haar: de schuchtere, bijna blijde aarzeling zooals het meisje op den drempel van hare kamer gestaan had; de sponta-ne vreugde, dat zij terug mocht komen in dit huis, de overdreven heerlijkheid, waarmeê ze gesnikt had aan Constance's knie - tot Van der Welcke was binnen gekomen, zeker den klank van haar stem in zijn rookkamertje hebbende gehoord, schijnbaar als een kind, onhandig, zoekende naar een courant... en nu dadelijk, trof het haar: de bijna onweêrhoudbare teederheid, waarmeê zij elkaâr hadden begroet, met iets glimlachends en glanzends, dat hun ontstraalde, onwillekeurig, onbedwingbaar, onbewust... Maar nog dacht Constance: ik vergis me...       er is niets... en ik verbeeld me dingen, die niet zijn... En de gedachte trok weg, dat zij waarlijk elkaâr zouden liefhebben; alleen als nog nooit bleef dezen keer een weifeling, een twijfeling achter... En terwijl zij vertelde van Nice, trof het haar, dat Van der Welcke bleef... dat hij bleef in hare kamer, wat hij anders nooit deed, of er moest Paul zijn, of Gerrit... Hij bleef... niet veel zeggend... maar die glanzende glimlach was niet weg van zijn lippen... Maar nog dacht zij: ik vergis me... neen, verbeelding is het... en er is niets... hoogstens wat sympathie... en wat zoû dat voor kwaad... Maar wat er dan ook ware, zij, zoo ijverzuchtig waar het haar zoon aanging, voelde nu geen zweem van ijverzucht, door hare radende weifelingen heen... Ja, het was wel heen: alles wat er geweest was voor liefde, hartstocht, gevoel voor Henri... Het was wel dood... En nu hij zoo glimlachte, lette zij het op als met eene verrassing, hoe jong hij was. ||||||||angetrieben|||Gestus||||||Begrüßung|||||||||||||||||mitgegangen|||||||||||||unangemessen|||||||||||||||Flirt||Hauch, Anflug||||||||||Wölkchen|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||schüchterne||freudige||||||||||||||spontane|nein|Freude||||||||||||||schluchzte|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||lächelnd||glänzend|||entglänzte||unwiderstehlich|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||Zweifel||Zweifel||||||||||||||||||||||||||||||||||||||sagend||||||||||||||||||||||||||||||||||schlecht|||||||||||||||||||||||schüchterne Zweifel|Zweifel|||||||||||||||||||||||||||||||||||||| But|the|little cloud|was|repeatedly|and|repeatedly|again|driven away|For|a|gesture|for|a|glance|for|a|greeting|upon|the|coming|and|going|for|the|appointment|for|a|bike ride|Then|were|always|the|brothers|gone along|and|Addy|and|there|was|never|anything|been|never|anything|that|actually|inappropriate|was|and|at|the|dinners|never|even|a|joke|that|too|far|went|a|flirt|a|hint|of|courtship|Therefore|also|were|those|vague|thoughts|like||again|through|Constance|along|drawn|and|had|she|thought|there|is|nothing|there|is|nothing|I|am mistaken|myself|I|imagine|myself|things|that|not|are|Now|had|she|in|two|months|both of them|not|together|seen|and|she|knew|had|from|a|word|here|and|there|inferred|that|Van|der|Welcke|Marianne|in|those|two|months||after|that|||of|quarrel|not|seen|had|And|now|immediately|struck|it|her|the|shy|almost|happy|hesitation||the|girl|on|the|threshold|of|her|room|had stood|had|the|||joy|that|she|back|was allowed|to come|in|this|house|the|exaggerated|delight|with which|she|had sobbed|had|at|Constance's|knee|until|Van|der|Welcke|was|inside|come|surely|the|sound|of|her|voice|in|his|smoking room|having|heard|seemingly|like|a|child|awkwardly|searching|for|a|newspaper|and|now|immediately||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| But the little cloud was driven again and again... For a gesture, for a glance, for a greeting upon coming and going, for the arrangement of a bike ride... Then the brothers always went along with Addy, and there had never been anything, never anything, that was actually inappropriate, and at the dinners not even a jest that went too far, a flirt, a hint of courtship... Therefore, those vague thoughts had again drifted through Constance, and she had thought: there is nothing, there is nothing... I am mistaken... I am imagining things that are not... Now she had not seen them both together in two months, and she knew, had gathered from a word here and there, that Van der Welcke had not seen Marianne in those two months, after that Sunday evening of quarrel... And now, immediately, it struck her: the shy, almost joyful hesitation as the girl had stood on the threshold of her room; the spontaneous joy that she was allowed to return to this house, the exaggerated delight with which she had sobbed at Constance's knee - until Van der Welcke had come in, surely having heard the sound of her voice in his smoking room, seemingly like a child, awkward, searching for a newspaper... and now immediately, it struck her: the almost irresistible tenderness with which they had greeted each other, with something smiling and shining that radiated from them, involuntarily, uncontrollably, unconsciously... But still Constance thought: I am mistaken... there is nothing... and I am imagining things that are not... And the thought faded away that they would truly love each other; only this time, as never before, a hesitation, a doubt lingered behind... And while she spoke of Nice, it struck her that Van der Welcke stayed... that he stayed in her room, which he never did otherwise, unless Paul or Gerrit was there... He stayed... not saying much... but that shining smile was not gone from his lips... But still she thought: I am mistaken... no, it is imagination... and there is nothing... at most some sympathy... and what harm would that do... But whatever it was, she, so jealous where her son was concerned, felt no hint of jealousy now, through her wandering hesitations... Yes, it was indeed gone: everything that had been love, passion, feeling for Henri... It was indeed dead... And now that he smiled so, she noticed with surprise how young he was. Hij is acht-en-dertig, dacht zij, en nòg jonger ziet hij er uit... Zoo als hij daar zat, kalm, met een glans van glimlach steeds, trof het haar, dat hij heel jong was, van een gezonde jeugdige frischheid, zonder een rimpel... zonder een grijs haar... zijn blauwe       oogen bijna vol van een kinderlijkheid... Addy's oogen zelfs waren, hoewel als die van zijn vader, ernstiger, ouder van blik... En bij het zien van die jeugd... vond zij zichzelve oud, ook al toonde zij nu aan Marianne het mooie portret uit Nice... Ja, zij voelde zich oud, en het verwonderde haar nauwlijks - als het dan zoo was, als zij zich niet bedroog - die jeugd en mogelijke liefde in haar man voor dat jonge meisje... Marianne's jeugd scheen zijn jeugd te naderen... En soms was het zoo duidelijk, dat zij bijna niet twijfelde meer, en dat zij zich beloofde op te passen... Marianne niet meer aan te halen, te vragen... |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||Falte|||||||||||||||||||||||ernster||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| He|is||and|||she|and|||||||so|if||||||||||||it||that||||||||||||||||||||almost|||||||||||||||||||and||||||||she||||||||to||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||to||||||||||||||||||||to|||||||||ask He is thirty-eight, she thought, and he looks even younger... As he sat there, calm, with a constant shine of smile, it struck her that he was very young, with a healthy youthful freshness, without a wrinkle... without a gray hair... his blue eyes almost full of childlike innocence... Addy's eyes were even, although like his father's, more serious, older in expression... And seeing that youth... she found herself old, even though she now showed Marianne the beautiful portrait from Nice... Yes, she felt old, and it hardly surprised her - if that was the case, if she was not deceiving herself - that youth and possible love in her husband for that young girl... Marianne's youth seemed to approach his youth... And sometimes it was so clear that she almost no longer doubted, and that she promised herself to be careful... not to bring up Marianne anymore, not to ask...

Onbewust... was het hun onbewust? Unconsciously|was|it|their|unconsciously Unconsciously... was it unconsciously for them? dacht Constance. thought|Constance thought Constance. Hadden zij ooit met elkaâr een teederder woord gewisseld... een handdruk... een blik... Hadden zij het elkaâr al bekend... en zichzelve...? Had|they|ever|with|each other|a|more tender|word|exchanged|a|handshake|a|glance|Had|they|it|each other|already|confessed|and|themselves Had they ever exchanged a more tender word... a handshake... a glance... Had they confessed it to each other... and to themselves...? En een fijn raadvermogen zeide haar: neen... ze hebben elkaâr niets bekend... neen, ze hebben zich zelfs niets bekend... Zij wisten het misschien geen van beiden nog... en dan, dan alleen wist Constance het. |||Ratsamkeit|||||||||||||||||||||||||||||| And|a|fine|power of judgment|said|her|no|they|have|each other|nothing|confessed|no|they|have|themselves|even|nothing|confessed|They|knew|it|perhaps|no|of|both|yet|and|then||only|knew|Constance|it And a fine intuition told her: no... they have not revealed anything to each other... no, they have not even revealed anything to each other... Perhaps neither of them knew it yet... and then, only then did Constance know. Zij zag naar Marianne: zij was heel jong, ook al was zij een meisje, dat al een paar jaren uitging. She|looked|at|Marianne|she|was|very|young|also|already|was|she|a|girl|who|already|a|few|years|went out She looked at Marianne: she was very young, even though she was a girl who had been going out for a few years. Zij had iets van het broze van Emilie, maar natuurlijker, spontaner,       en dat natuurlijk spontane was in geheel hare uiting; zij scheen niet te denken, zich maar te laten meêslepen door impulsie, gevoel... Met haar glimlach zag zij naar den razenden regen uit, dook dieper in haar stoel, behagelijk als een katje, vloog in eens op, schonk Constance en zich een kopje thee, en toen Van der Welcke aan zijn vrouw permissie vroeg een cigarette te rooken, wipte zij weêr op, streek een lucifer af, hield hem het vlammetje voor, met een broze gratie van gebaar als een beeldje. ||||||||||spontaner|||||||||Äußerung||||||||||sich mitreißen lassen||||||||||||||||||||||Kätzchen||||||||||||||||||||Erlaubnis||||||wippte|||||||||||||||||||||Figur She|had|something|of|the|fragile|of|Emilie|but|more natural|more spontaneous|and|that|naturally|spontaneous|was|in|entirely|her|expression|she|seemed|not|to|think|herself|but|to|let|be carried away|by|impulse|feeling|With|her|smile|saw|she|at|the|raging|rain|out|dove|deeper|into|her|chair|comfortably|like|a|kitten|flew|in|once|up|poured|Constance|and|herself|a|cup|tea|and|then|Van|der|Welcke|to|his|wife|permission|asked|a|cigarette|to|smoke|bounced|she|again|up|struck|a|match|against|held|it|the|flame|in front of|with|a|fragile|grace|of|gesture|like|a|figurine She had something of the fragility of Emilie, but more natural, more spontaneous, and that natural spontaneity was evident in her entire expression; she seemed not to think, just letting herself be swept away by impulse, feeling... With her smile, she looked out at the raging rain, sank deeper into her chair, comfortable like a kitten, suddenly jumped up, poured Constance and herself a cup of tea, and when Van der Welcke asked his wife for permission to smoke a cigarette, she bounced up again, struck a match, held the flame to it, with a fragile grace of gesture like a little statue. Hare zachtbruine oogen, met iets van goudstof er over, waren als chryzoliet, en zij dweepten op, sloegen den blik weer neêr, nerveus onder de schaduw der pinkers. |sanftbraun|||||Goldstaub|||||Chrysolith|||schimmerten||||||||||||pinkers Her|soft brown|eyes|with|something|of|gold dust|there|over|were|like|chrysolite|and|they|were infatuated|up|cast|the|glance|again|down|nervously|under|the|shadow|of the|pinkies Her soft brown eyes, with a hint of gold dust over them, were like chrysolite, and they fluttered up, cast their gaze down again, nervous under the shadow of the pinkers. Zij was bleek, met die bleeke anemie van albast, van onze te veel uitgaande wereldmeisjes, en hare handen bewogen als koortsig, onrustig, als telkens de vingers zoekende naar een doel, voor hunne vlinderende bewegelijkheid... ||||||||Alabaster|||||ausgehende|Weltmädchen||||||||||||||||||schmetternde| She|was|pale|with|that|pale|anemia|of|alabaster|of|our|too|many|outgoing|world girls|and|her|hands|moved|like|feverish|restless|as|each time|the|fingers|searching|for|a|goal|for|their|fluttering|mobility She was pale, with that pale anemia of alabaster, of our too outgoing world girls, and her hands moved feverishly, restlessly, as if the fingers were always searching for a purpose, for their fluttering mobility...

Was het nu zoo... of verbeeldde Constance zich...? Was|it|now|so|or|imagined|Constance|herself Was it really like that... or was Constance imagining it...? En, in hare radende weifelingen, kwam plotseling, indien het dan zoo ware, een ijverzucht - maar niet een ijverzucht op de liefde van haar man: een ijverzucht op zijn jeugd. And|in|her|racing|hesitations|came|suddenly|if|it|then|so|were|a|jealousy|but|not|a|jealousy|on|the|love|of|her|husband|a|jealousy|on|his|youth And, in her anxious hesitations, suddenly, if it were so, a jealousy arose - but not a jealousy over her husband's love: a jealousy over his youth. Plotseling zag zij vijftien jaren terug en zij voelde zich oud geworden, zij voelde hem       jong gebleven. Suddenly|saw|she|fifteen|years|ago|and|she|felt|herself|old|become|she|felt|him|young|remained Suddenly she saw fifteen years back and she felt herself grown old, she felt him remaining young. Het léven... het ware leven... waarheen zij soms vaag zich smachtte, terwijl zij er zich toch te oud toe vond, na de versnippering harer dagen... het ware leven... hij, hij misschien zoû het nog leven kunnen, zoo hij het vond: hij was er niet te oud toe! ||||||||||||||||||||||Zerstreuung ihrer Tage|||||||||||||||||||||||| The|life|the|true|life|to where|she|sometimes|vaguely|herself|longed|while|she|it|herself|yet|too|old|to|found|after|the|fragmentation|her|days|the|true|life|he|he|perhaps|would|it|still|live|could|if|he|it|found|he|was|there|not|too|old|to The life... the true life... to which she sometimes vaguely longed, while she found herself too old for it, after the fragmentation of her days... the true life... he, he perhaps could still live it, if he found it: he was not too old for it!

Een hevige spijt, een nijd was er om in hare ziel, en toen dacht zij weêr: neen... er is niets... en ik fantaizeer over wat niet is... ||Bitteres Bedauern||||||||||||||||||||fantasize|||| A|deep|regret||jealousy|was|there|around|in|her|soul|and|then|thought|she|again|no|there|is|nothing|and|I|fantasize|about|what|not|is A fierce regret, a jealousy was there in her soul, and then she thought again: no... there is nothing... and I am fantasizing about what is not...

Addy kwam thuis, en, met het razende regenweêr buiten, was er binnen aan tafel, nu, een zachte gezelligheid. |||||||Regenwetter|||||||||| Addy|came|home|and|with|the|raging|rain weather|outside|was|there|inside|at|table|now|a|soft|coziness Addy came home, and, with the raging rain outside, there was now a soft coziness at the table inside. Constance was stil, maar de anderen waren vroolijk. Constance|was|quiet|but|the|others|were|cheerful Constance was quiet, but the others were cheerful. En toen na het thee-uur de woede daar buiten bedaard scheen, stond Marianne op, bijna te loom om weg te gaan. |||||||||||||||||zu träge|||| And|then|after|the|||the|anger|there|outside|calmed|seemed|stood|Marianne|up|almost|too|lethargic|to|away|to|go And then, after tea time, when the anger outside seemed to have calmed down, Marianne stood up, almost too lethargic to leave.

- Nu wordt het mijn tijd, tante... Now|becomes|it|my|time|aunt - Now it's my time, aunt...

- Zal Addy je thuis brengen? Will|Addy|you|home|drive - Will Addy take you home?

- Neen, zei Van der Welcke. No|said|Van|the|Welcke - No, said Van der Welcke. Addy werkt. Addy|works Addy is working. Ik zal Marianne wel thuis brengen... I|will|Marianne|surely|home|bring I will take Marianne home...

Constance zeide niets. Constance|said|nothing Constance said nothing.

- O, tante, ik ben zoo blij, dat alles in orde is...! Oh|aunt|I|am|so|happy|that|everything|in|order|is - Oh, aunt, I am so happy that everything is in order...!

Hartstochtelijk omhelsde zij Constance. Passionately|embraced|she|Constance She embraced Constance passionately.

- Oom, is het u nu geen last zoo ver met me te gaan... Uncle|is|it|you|now|no|trouble|so|far|with|me|to|go - Uncle, isn't it a burden for you to go this far with me...

- Als ik maar een fiets voor je had...       - Ja, hadden we onze tandem maar hier. ||||||||||||Zweirad|| If|I|only|a|bicycle|for|you|had|Yes|had|we|our|tandem|only|here - If only I had a bike for you... - Yes, if only we had our tandem here.

- Het regent niet meer... we kunnen wel loopen. It|rains|not|anymore|we|can|indeed|walk - It's not raining anymore... we can walk.

Zij gingen, Constance bleef alleen. They|went|Constance|stayed|alone They left, Constance was left alone. Haar blik had hen gaarne op straat willen volgen. Her|gaze|had|them|gladly|in|street|wanted to|follow Her gaze would have liked to follow them on the street. Zij kon zich niet inhouden, opende zachtjes een venster, keek naar buiten in den vochtigen winternacht. |||||||||||||||winternacht She|could|herself|not|restrain|opened|quietly|a|window|looked|at|outside|in|the|damp|winter night She couldn't hold back, gently opened a window, and looked outside into the damp winter night. Zij zag hen gaan de richting van de Bankastraat. She|saw|them|go|the|direction|of|the|Bankastraat She saw them heading towards Bankastraat. Zij liepen naast elkaâr op een gewonen afstand. They|walked|next to|each other|at|a|normal|distance They walked next to each other at a normal distance. Zij spiedde hen na een paar minuten, tot zij omsloegen. |spionierte||||||||abbogen She|spotted|them|after|a|few|minutes|until|they|turned She spied on them for a few minutes until they turned.

- Neen, dacht zij; er is niets... O,... het zoû te verschrikkelijk zijn! ||||||||||schrecklich| No|thought|she|there|is|nothing|O|it|would|too|terrible|be - No, she thought; there is nothing... Oh,... it would be too terrible!

SENT_CWT:AFkKFwvL=12.04 PAR_TRANS:gpt-4o-mini=5.47 en:AFkKFwvL openai.2025-01-22 ai_request(all=110 err=0.00%) translation(all=91 err=0.00%) cwt(all=1845 err=19.08%)