×

Мы используем cookie-файлы, чтобы сделать работу LingQ лучше. Находясь на нашем сайте, вы соглашаетесь на наши правила обработки файлов «cookie».


image

Don Quichot van La Mancha, Don Quichot X - HOE DON QUICHOT EENIGE ONGELUKKIGEN IN VRIJHEID STELT EN WAT HEM

Don Quichot X - HOE DON QUICHOT EENIGE ONGELUKKIGEN IN VRIJHEID STELT EN WAT HEM

HOOFDSTUK X.

HOE DON QUICHOT EENIGE ONGELUKKIGEN IN VRIJHEID STELT EN WAT HEM VERDER OVERKOMT.

Ongeveer een uur waren onze beide helden, in vertrouwelijke gesprekken verdiept, huns weegs getrokken, toen Don Quichot toevallig zijne oogen opsloeg en van verre twaalf menschen zag aankomen, die aan handen en voeten met ijzeren kettingen geboeid schenen. Twee mannen met geweer en twee anderen met pieken en sabels gewapend gingen te voet bij hen aan. Hij maakte daar Sancho opmerkzaam op, en deze zeide: "Het is een koppel galeislaven, die tot dwangdienst voor den koning naar de haven worden geleid." "Wat, tot dwangdienst?" riep Don Quichot verontwaardigd uit. "Doet de koning zelf zijnen onderdanen dwang en geweld aan?" "Dat zeg ik niet," sprak Sancho. "Die menschen zijn boosdoeners, die tot straf voor hunne misdaden tot de galeien veroordeeld zijn." "In allen gevalle gaan zij dus niet uit vrije verkiezing, maar gedwongen daarheen?" "Ja, zoo is het," zeide Sancho. "Welaan, ik zal mijn plicht doen en den ongelukkigen hulp en bijstand verleenen," sprak Don Quichot. "Maar in 's hemels naam, bedenk toch, edele heer, dat de gerechtigheid, en dus in zeker opzicht de koning zelf, die menschen tot hunne straf heeft veroordeeld," riep Sancho angstig. Don Quichot luisterde niet naar deze verstandige voorstelling, en de koppel galeiboeven kwam nader. De ridder wendde zich tot de wachters en verzocht die in beleefde bewoordingen wel zoo goed te willen zijn, de redenen op te geven, waarom zij die arme menschen geboeid meesleepten. Een der wachters antwoordde kortaf, dat het schelmen en gauwdieven waren, die naar de haven werden gebracht, en dat hij daar verder zijn nieuwsgierigen neus niet in had te steken.

Dit onheusche antwoord verdroot den dolenden held in hooge mate; maar toch hield hij zich nog in en vroeg beleefd: "Niettegenstaande dat wensch ik van ieder dezer menschen in het bijzonder de oorzaak van zijn ongeluk te vernemen, en ik hoop en vertrouw, dat gij, heeren, mij daarin niet hinderlijk zult zijn." Lachend werd hem de gevraagde vergunning gegeven, en Don Quichot vroeg den eersten den besten van den troep, hoe hij in zijn ongelukkigen toestand was geraakt.

"Dat moogt gij gerust weten," antwoordde de kerel. "Kijk, ik was op een mand met schoon linnen verliefd geraakt en hield die zoo stevig gepakt, dat ik haar eerst losliet, toen de strenge hand van de politie mij daartoe dwong. Zij hielden mij vast, gaven mij een goed getelde honderd op den rug en nu brengen ze mij naar de galeien, om mij daar drie jaren lang vrij kost en logies te geven." "En waarom zijt gij geboeid, vriend?" vroeg Don Quichot aan den tweeden uit den troep.

"Omdat ik een paar schapen heb gestolen en stom genoeg was schuld te bekennen. Dat was ezelachtig dom van mij; want ik had evengoed Neen kunnen zeggen." "Dat is waar," zeide Don Quichot en vroeg den derden naar zijn vergrijp. "Ik moet naar de galeien, omdat mij tien dukaten te kort kwamen, juist toen ik die noodig had," antwoordde de schelm. Don Quichot vroeg verder, tot hij bij den laatsten van het edele gezelschap kwam. Dit was een kloek, knap man van om de dertig jaren, die geen ander gebrek had, dan dat hij wat heel erg scheel zag. Zijne boeien waren veel zwaarder dan die der overigen, en op zijne navraag vernam de ridder, dat hij wegens vele en zware misdaden tot levenslange galeistraf was veroordeeld. Hij heette Gines van Pasamonte en stond als de ergste en sluwste gauwdief van geheel Spanje te boek.

Nadat de edele ridder zoo van alles, wat hij weten wou, nauwkeurig onderricht was, wendde hij zich weer tot de wachters en zeide:

"Mijne heeren, ik bid u uiterst beleefd deze arme menschen zonder verwijl van hunne boeien te ontdoen en hen vrij en ongehinderd te laten gaan, waarheen 't hun goeddunkt. Zij hebben zich wel aan eenige kleine verkeerdheden schuldig gemaakt, maar daarom kunnen zij nog altijd goede en brave menschen zijn. Laat hen goedwillig los, zeg ik, of reken er op, dat ik u daar met deze lans en dit zwaard toe zal dwingen." De wachters lachten hardop.

"Ge schijnt mij een rare snaak toe!" riep hun aanvoerder. "Maak, dat je wegkomt, zet je scheerbekken terecht en bemoei je voortaan niet met dingen, die je geen zier aangaan!" "Gij vlegel, gij onbeschaamde rekel!" schreeuwde Don Quichot vol woede, en rende met zooveel geweld op den wachter in, dat deze geen tijd vond, om zich te weer te stellen, maar terstond op den grond lag. De lans was hem bijna midden door het lichaam gegaan. Een oogenblik stonden de overige wachters door deze koene daad als verbijsterd; maar toen rukten zij hunne zwaarden uit de scheeden, tastten naar hunne verdere wapens en keerden zich tegen Don Quichot, die hun aanval met veel koelbloedigheid afwachtte. Niettegenstaande dit zou het slecht met hem zijn afgeloopen, zoo niet de gevangenen zich dit plotseling ontstaan tumult hadden ten nutte gemaakt om hunne boeien te verbreken en zich in vrijheid te stellen. Het gevolg was, dat de wachters niet recht wisten, waarheen zij zich het eerst wenden moesten, en zich dus deels tegen Don Quichot verweerden, deels op de vluchtende gevangenen wierpen, en zoo met verdeelde krachten weinig konden uitrichten. Sancho maakte onderwijl de zware ketens van Gines van Pasamonte los. Zoodra deze handen en voeten vrij had, greep hij sabel en buks van den gevallen wachter op, welke laatste hij, zonder vuur te geven, nu op dezen dan op genen aanlegde. De dreigende houding van het geweer boezemde den wachters meer schrik in, dan al Don Quichots vechtkunst. Toen nu eindelijk de ontboeide gevangenen hen met een hagelbui van steenen begonnen te overstelpen, wisten zij geen raad meer en zochten hun eenige en laatste heil in de vlucht.

Hoe blij ook, dat zij hunne piek schuurden, kon Sancho Panza toch niet zonder bezorgdheid aan de mogelijke gevolgen van dit avontuur denken. Hij zocht zijn heer aan het verstand te brengen, dat de wachters ongetwijfeld dadelijk alarm maken, versterking halen en alsdan de misdadigers vervolgen zouden, waarom het maar het best zou zijn, dat zij beiden zich stilletjes uit de voeten maakten en de wijk naar het nabijgelegen gebergte namen.

"Zwijg stil!" voegde Don Quichot hem barsch toe. "Ik weet best, wat mij in dit roemrijk geval te doen staat." Hij riep de galeiboeven in zijne nabijheid, deed hen een kring sluiten, hield eene lange toespraak en verlangde van hen, dat zij zich naar Toboso begeven en zijne schoone Dulcinea van hunne bevrijding bericht brengen zouden.

"Hoor, uwe edelheid," gaf Gines van Pasamonte in naam der overigen tot antwoord, "daar is geen denken aan, want als wij ons niet schielijk naar al de windstreken verstrooiden, zou men ons al gauw weer bij de lurven hebben gepakt. Heb overigens dank voor de ons bewezen goede diensten, en wees hiermee vriendelijk gegroet." "Hoe is dat, ondankbare snoodaard?" vroeg Don Quichot ten hoogste verontwaardigd. "Zoo weigert gij dus den heiligen plicht der dankbaarheid te vervullen? Wacht, man, dan zal ik je toonen, met wien gij te doen hebt." Gines van Pasamonte, die al van den beginne had gemerkt, dat het met het verstand van den edelen ridder niet recht in den haak moest wezen, wenkte zijne kameraden hem te volgen, en bracht hen een eind ver achteruit. Van daar, op veiligen afstand, deden de schelmen nu zulk een dichten regen van steenen op den grootmoedigen ridder en zijn schildknaap neerkletteren, dat de eerste zich moeielijk met zijn schild konde dekken, terwijl de laatste in aller ijl achter zijn ezel wegkroop. De bui duurde voort, tot eenige keisteenen den armen Don Quichot zoo gevoelig raakten, dat hij in den zadel waggelde en in zijne kletterende wapenrusting ter aarde stortte. Pas lag hij daar weerloos, of Gines van Pasamonte was bij hem, rukte hem het scheerbekken van het hoofd, bracht hem een paar moorddadige houwen toe en sloeg den zoogenaamden helm bijna in stukken. De overigen trokken hem den wapenrok, dien hij over het harnas droeg, uit en zouden hem ook zijn broek hebben ontstolen, indien de stevig vastgegespte dijplaten zijner rusting hun dat niet hadden belet. Sancho Panza moest insgelijks zijn bovenkleed afstaan en mocht blij zijn, dat men hem zijn wambuis liet, waarna de dievenbende zich links en rechts verstrooide, om niet weer opnieuw in de klauwen der straffende gerechtigheid te geraken.

Don Quichot en Rocinante benevens Sancho en zijn grauwtje bleven alleen op het slagveld achter. De ezel stond daar als in droefgeestig gepeins en schudde van tijd tot tijd zijne ooren, alsof 't hem verwonderde, dat de hagelbui, die ook hem niet weinig pijnlijk getroffen had, nu toch voorbij was. Rocinante lag bij zijn heer op den grond en stak al zijne vier pooten in de lucht. Sancho Panza beefde van angst en woede, en de edele ridder van La Mancha smeekte de wraak des hemels af over de schelmen en gauwdieven, die hem zoo schandelijk en verregaand ondankbaar behandeld hadden.


Don Quichot X - HOE DON QUICHOT EENIGE ONGELUKKIGEN IN VRIJHEID STELT EN WAT HEM Don Quijote X - WIE DON QUICHOT ALLES IN FREIHEIT BEFREIT UND WAS IHM Don Quixote X - HOW DON QUICHOT SET ANOTHER UNIDENTIFIED PERSON IN FREEDOM AND WHAT HIM

HOOFDSTUK X. CHAPTER X.

HOE DON QUICHOT EENIGE ONGELUKKIGEN IN VRIJHEID STELT EN WAT HEM VERDER OVERKOMT. HOW DON QUICHOT RELEASES SOME UNFORTUNATES AND WHAT ELSE HAPPENS TO HIM.

Ongeveer een uur waren onze beide helden, in vertrouwelijke gesprekken verdiept, huns weegs getrokken, toen Don Quichot toevallig zijne oogen opsloeg en van verre twaalf menschen zag aankomen, die aan handen en voeten met ijzeren kettingen geboeid schenen. About an hour our two heroes, engrossed in confidential conversations, had gone their way, when Don Quixote happened to raise his eyes and saw from afar twelve men approaching, who seemed to be handcuffed to hands and feet with iron chains. Twee mannen met geweer en twee anderen met pieken en sabels gewapend gingen te voet bij hen aan. Two men with rifles and two others armed with pikes and sabers joined them on foot. Hij maakte daar Sancho opmerkzaam op, en deze zeide: "Het is een koppel galeislaven, die tot dwangdienst voor den koning naar de haven worden geleid." He drew Sancho's attention to this, and the latter said, "It is a pair of galley slaves, who are led to the port for forced service for the king." "Wat, tot dwangdienst?" "What, to forced service?" riep Don Quichot verontwaardigd uit. exclaimed Don Quixote indignantly. "Doet de koning zelf zijnen onderdanen dwang en geweld aan?" "Does the king himself do coercion and violence to his subjects?" "Dat zeg ik niet," sprak Sancho. "I'm not saying that," Sancho spoke up. "Die menschen zijn boosdoeners, die tot straf voor hunne misdaden tot de galeien veroordeeld zijn." "Those people are evildoers, sentenced to the galleys as punishment for their crimes." "In allen gevalle gaan zij dus niet uit vrije verkiezing, maar gedwongen daarheen?" "In all cases, then, they do not go there by free election, but forced there?" "Ja, zoo is het," zeide Sancho. "Yes, so it is," Sancho said. "Welaan, ik zal mijn plicht doen en den ongelukkigen hulp en bijstand verleenen," sprak Don Quichot. "Well, I will do my duty and give aid and assistance to the unfortunate," Don Quixote spoke. "Maar in 's hemels naam, bedenk toch, edele heer, dat de gerechtigheid, en dus in zeker opzicht de koning zelf, die menschen tot hunne straf heeft veroordeeld," riep Sancho angstig. "But in heaven's name, remember, noble sir, that justice, and therefore in some respect the king himself, has condemned those men to their punishment," cried Sancho anxiously. Don Quichot luisterde niet naar deze verstandige voorstelling, en de koppel galeiboeven kwam nader. Don Quixote did not listen to this sensible performance, and the flock of galleys approached. De ridder wendde zich tot de wachters en verzocht die in beleefde bewoordingen wel zoo goed te willen zijn, de redenen op te geven, waarom zij die arme menschen geboeid meesleepten. The knight turned to the guards and politely asked them to be good enough to give the reasons why they were dragging the poor people in chains. Een der wachters antwoordde kortaf, dat het schelmen en gauwdieven waren, die naar de haven werden gebracht, en dat hij daar verder zijn nieuwsgierigen neus niet in had te steken. One of the guards replied gruffly, that they were crooks and swift thieves being taken to the harbor, and that he had no further business sticking his nosy nose in there.

Dit onheusche antwoord verdroot den dolenden held in hooge mate; maar toch hield hij zich nog in en vroeg beleefd: "Niettegenstaande dat wensch ik van ieder dezer menschen in het bijzonder de oorzaak van zijn ongeluk te vernemen, en ik hoop en vertrouw, dat gij, heeren, mij daarin niet hinderlijk zult zijn." This unsympathetic answer greatly enraged the wandering hero; yet he still restrained himself and asked politely, "Notwithstanding that, I wish to learn from each of these people in particular the cause of his misfortune, and I hope and trust that you gentlemen will not hinder me in this." Lachend werd hem de gevraagde vergunning gegeven, en Don Quichot vroeg den eersten den besten van den troep, hoe hij in zijn ongelukkigen toestand was geraakt. Laughing, he was given the requested authorization, and Don Quixote asked the first best of the troop how he had gotten into his unfortunate condition.

"Dat moogt gij gerust weten," antwoordde de kerel. "That thou mayest safely know," replied the fellow. "Kijk, ik was op een mand met schoon linnen verliefd geraakt en hield die zoo stevig gepakt, dat ik haar eerst losliet, toen de strenge hand van de politie mij daartoe dwong. "Look, I had fallen in love with a basket of clean linen and held it so tightly that I first let go of it when the stern hand of the police forced me to do so. Zij hielden mij vast, gaven mij een goed getelde honderd op den rug en nu brengen ze mij naar de galeien, om mij daar drie jaren lang vrij kost en logies te geven." They held me, gave me a good counted hundred on the back, and now they are taking me to the galleys, to give me free board and lodging there for three years." "En waarom zijt gij geboeid, vriend?" "And why art thou handcuffed, friend?" vroeg Don Quichot aan den tweeden uit den troep. Don Quixote asked the second from the troop.

"Omdat ik een paar schapen heb gestolen en stom genoeg was schuld te bekennen. "Because I stole some sheep and was stupid enough to admit guilt. Dat was ezelachtig dom van mij; want ik had evengoed Neen kunnen zeggen." That was donkey stupid of me; for I might as well have said No." "Dat is waar," zeide Don Quichot en vroeg den derden naar zijn vergrijp. "That is true," said Don Quixote, asking the third about his offense. "Ik moet naar de galeien, omdat mij tien dukaten te kort kwamen, juist toen ik die noodig had," antwoordde de schelm. "I have to go to the galleys because I was short ten ducats just when I needed them," the knave replied. Don Quichot vroeg verder, tot hij bij den laatsten van het edele gezelschap kwam. Don Quixote asked further, until he came to the last of the noble company. Dit was een kloek, knap man van om de dertig jaren, die geen ander gebrek had, dan dat hij wat heel erg scheel zag. This was a stout, handsome man of about thirty years, who had no other defect than that he was somewhat very squinty. Zijne boeien waren veel zwaarder dan die der overigen, en op zijne navraag vernam de ridder, dat hij wegens vele en zware misdaden tot levenslange galeistraf was veroordeeld. His shackles were much heavier than those of the others, and upon inquiry the knight learned that he had been sentenced to life in galleys for many and serious crimes. Hij heette Gines van Pasamonte en stond als de ergste en sluwste gauwdief van geheel Spanje te boek. His name was Gines of Pasamonte and he was reputed to be the worst and most cunning swift thief in all of Spain.

Nadat de edele ridder zoo van alles, wat hij weten wou, nauwkeurig onderricht was, wendde hij zich weer tot de wachters en zeide: After the noble knight was thus accurately informed of everything he wanted to know, he turned again to the guards and said:

"Mijne heeren, ik bid u uiterst beleefd deze arme menschen zonder verwijl van hunne boeien te ontdoen en hen vrij en ongehinderd te laten gaan, waarheen 't hun goeddunkt. "My lords, I pray you most politely to remove these poor people from their shackles without delay and let them go freely and unhindered wherever 'tis convenient for them. Zij hebben zich wel aan eenige kleine verkeerdheden schuldig gemaakt, maar daarom kunnen zij nog altijd goede en brave menschen zijn. They may have been guilty of some minor wrongdoing, but that is why they can still be good and good people. Laat hen goedwillig los, zeg ik, of reken er op, dat ik u daar met deze lans en dit zwaard toe zal dwingen." Release them benevolently, I say, or count on me to force you to do so with this lance and this sword." De wachters lachten hardop. The guards laughed out loud.

"Ge schijnt mij een rare snaak toe!" "Ye seem to me a queer snake!" riep hun aanvoerder. cried their captain. "Maak, dat je wegkomt, zet je scheerbekken terecht en bemoei je voortaan niet met dingen, die je geen zier aangaan!" "Get out of here, put your shaving mouths right and from now on don't get involved in things that are none of your business!" "Gij vlegel, gij onbeschaamde rekel!" "Thou flail, thou insolent rack!" schreeuwde Don Quichot vol woede, en rende met zooveel geweld op den wachter in, dat deze geen tijd vond, om zich te weer te stellen, maar terstond op den grond lag. shouted Don Quixote full of rage, and ran with such violence into the guard that the latter did not find time to resist, but was immediately on the ground. De lans was hem bijna midden door het lichaam gegaan. The lance had gone almost through the middle of his body. Een oogenblik stonden de overige wachters door deze koene daad als verbijsterd; maar toen rukten zij hunne zwaarden uit de scheeden, tastten naar hunne verdere wapens en keerden zich tegen Don Quichot, die hun aanval met veel koelbloedigheid afwachtte. For a moment the other guards stood as if bewildered by this courageous act; but then they plucked their swords from their sheaths, groped for their further weapons and turned on Don Quixote, who awaited their attack with much cold-bloodedness. Niettegenstaande dit zou het slecht met hem zijn afgeloopen, zoo niet de gevangenen zich dit plotseling ontstaan tumult hadden ten nutte gemaakt om hunne boeien te verbreken en zich in vrijheid te stellen. Despite this, he would have fared badly if the prisoners had not taken advantage of this sudden uproar to break their shackles and free themselves. Het gevolg was, dat de wachters niet recht wisten, waarheen zij zich het eerst wenden moesten, en zich dus deels tegen Don Quichot verweerden, deels op de vluchtende gevangenen wierpen, en zoo met verdeelde krachten weinig konden uitrichten. The result was that the guards did not know where to turn first, and so partly defended themselves against Don Quixote, partly threw themselves on the fleeing prisoners, and thus with divided forces could do little. Sancho maakte onderwijl de zware ketens van Gines van Pasamonte los. Sancho, meanwhile, loosened the heavy chains of Gines of Pasamonte. Zoodra deze handen en voeten vrij had, greep hij sabel en buks van den gevallen wachter op, welke laatste hij, zonder vuur te geven, nu op dezen dan op genen aanlegde. As soon as he had his hands and feet free, he took up the fallen guard's saber and rifle, which, without firing, he pointed now at this one then at that one. De dreigende houding van het geweer boezemde den wachters meer schrik in, dan al Don Quichots vechtkunst. The gun's menacing stance frightened the guards more than all of Don Quixote's martial arts. Toen nu eindelijk de ontboeide gevangenen hen met een hagelbui van steenen begonnen te overstelpen, wisten zij geen raad meer en zochten hun eenige en laatste heil in de vlucht. Now, when at last the dismembered prisoners began to overwhelm them with a hail of stones, they knew no more and sought their sole and last salvation in flight.

Hoe blij ook, dat zij hunne piek schuurden, kon Sancho Panza toch niet zonder bezorgdheid aan de mogelijke gevolgen van dit avontuur denken. As happy as they were to be scouring their peak, Sancho Panza still could not think of the possible consequences of this adventure without concern. Hij zocht zijn heer aan het verstand te brengen, dat de wachters ongetwijfeld dadelijk alarm maken, versterking halen en alsdan de misdadigers vervolgen zouden, waarom het maar het best zou zijn, dat zij beiden zich stilletjes uit de voeten maakten en de wijk naar het nabijgelegen gebergte namen. He tried to make his lord understand that the guards would undoubtedly immediately raise the alarm, call for reinforcements and then pursue the criminals, why it would be best if the two of them quietly made their way to the nearby mountains.

"Zwijg stil!" "Shut up!" voegde Don Quichot hem barsch toe. Don Quixote added to him barbarically. "Ik weet best, wat mij in dit roemrijk geval te doen staat." "I know best, what to do in this glorious case." Hij riep de galeiboeven in zijne nabijheid, deed hen een kring sluiten, hield eene lange toespraak en verlangde van hen, dat zij zich naar Toboso begeven en zijne schoone Dulcinea van hunne bevrijding bericht brengen zouden. He called the galeibuves near him, made them form a circle, made a long speech and demanded that they go to Toboso and inform his beautiful Dulcinea of their deliverance.

"Hoor, uwe edelheid," gaf Gines van Pasamonte in naam der overigen tot antwoord, "daar is geen denken aan, want als wij ons niet schielijk naar al de windstreken verstrooiden, zou men ons al gauw weer bij de lurven hebben gepakt. "Hear, your nobility," Gines of Pasamonte replied in the name of the others, "there is no thought of that, for if we did not scatter hastily to all the winds, they would soon have seized us again by the lures. Heb overigens dank voor de ons bewezen goede diensten, en wees hiermee vriendelijk gegroet." By the way, have thanks for the good services rendered to us, and herewith be kindly greeted." "Hoe is dat, ondankbare snoodaard?" "How's that, ungrateful brat?" vroeg Don Quichot ten hoogste verontwaardigd. Don Quixote asked most indignantly. "Zoo weigert gij dus den heiligen plicht der dankbaarheid te vervullen? "So do you refuse to fulfill the sacred duty of gratitude? Wacht, man, dan zal ik je toonen, met wien gij te doen hebt." Wait, man, then I will show you, with whom you are dealing." Gines van Pasamonte, die al van den beginne had gemerkt, dat het met het verstand van den edelen ridder niet recht in den haak moest wezen, wenkte zijne kameraden hem te volgen, en bracht hen een eind ver achteruit. Gines of Pasamonte, who had noticed from the beginning that the noble knight's mind was not right, beckoned his comrades to follow him, and led them a long way back. Van daar, op veiligen afstand, deden de schelmen nu zulk een dichten regen van steenen op den grootmoedigen ridder en zijn schildknaap neerkletteren, dat de eerste zich moeielijk met zijn schild konde dekken, terwijl de laatste in aller ijl achter zijn ezel wegkroop. From there, at a safe distance, the ruffians rained down such a dense rain of stones on the magnanimous knight and his squire that the former struggled to cover himself with his shield, while the latter hurriedly crawled behind his donkey. De bui duurde voort, tot eenige keisteenen den armen Don Quichot zoo gevoelig raakten, dat hij in den zadel waggelde en in zijne kletterende wapenrusting ter aarde stortte. The squall continued, until a few boulders hit the poor Don Quixote so sensitively that he wobbled in the saddle and crashed to the ground in his clattering armor. Pas lag hij daar weerloos, of Gines van Pasamonte was bij hem, rukte hem het scheerbekken van het hoofd, bracht hem een paar moorddadige houwen toe en sloeg den zoogenaamden helm bijna in stukken. Not until he lay there defenseless, or Gines of Pasamonte was with him, tore the shaving jaws from his head, inflicted some murderous heels and almost smashed the so-called helmet to pieces. De overigen trokken hem den wapenrok, dien hij over het harnas droeg, uit en zouden hem ook zijn broek hebben ontstolen, indien de stevig vastgegespte dijplaten zijner rusting hun dat niet hadden belet. The others pulled off the gun skirt he wore over the armor and would have stolen his pants as well, if the firmly fastened thigh plates of his resting had not prevented them from doing so. Sancho Panza moest insgelijks zijn bovenkleed afstaan en mocht blij zijn, dat men hem zijn wambuis liet, waarna de dievenbende zich links en rechts verstrooide, om niet weer opnieuw in de klauwen der straffende gerechtigheid te geraken. Sancho Panza also had to give up his outer garment and was glad to be left his doublet, after which the gang of thieves scattered left and right, so as not to fall into the clutches of punishing justice again.

Don Quichot en Rocinante benevens Sancho en zijn grauwtje bleven alleen op het slagveld achter. Don Quixote and Rocinante in addition to Sancho and his snatch were left alone on the battlefield. De ezel stond daar als in droefgeestig gepeins en schudde van tijd tot tijd zijne ooren, alsof 't hem verwonderde, dat de hagelbui, die ook hem niet weinig pijnlijk getroffen had, nu toch voorbij was. The donkey stood there as if in melancholy contemplation, shaking his ears from time to time, as if he was surprised that the hailstorm, which had also hit him quite painfully, was now over. Rocinante lag bij zijn heer op den grond en stak al zijne vier pooten in de lucht. Rocinante lay on the ground by his lord and raised all four of his paws in the air. Sancho Panza beefde van angst en woede, en de edele ridder van La Mancha smeekte de wraak des hemels af over de schelmen en gauwdieven, die hem zoo schandelijk en verregaand ondankbaar behandeld hadden. Sancho Panza trembled with fear and rage, and the noble knight of La Mancha implored the vengeance of heaven over the ruffians and gauche thieves, who had treated him so disgracefully and distantly ungrateful.