×

Мы используем cookie-файлы, чтобы сделать работу LingQ лучше. Находясь на нашем сайте, вы соглашаетесь на наши правила обработки файлов «cookie».

image

Kruistocht in Spijkerbroek by Beckman Thea, 16-2 Eindelijk: de zee!

16-2 Eindelijk: de zee!

Eindelijk: de zee! deel 2

Eindelijk vond Dolf hem, een beetje terzijde van het kamp, in de schaduw van een bosje wilde struiken. De man zat weer op de knieën en leek wanhopig. Dolf ging naast hem zitten, schudde hem aan de arm.

‘Dom Johannis...' ‘Laat me met rust,' antwoordde de monnik verstikt. Hij trok de kap van zijn pij over zijn hoofd en verborg het gezicht in de handen.

‘Dom Johannis, bent u ziek?' ‘Ik ben bang...' ‘Waarvoor?' ‘Voor de zee...' Dolf dacht dat hij nu de zenuwachtigheid van Johannis wel begreep. Als morgen Nicolaas de zee zou willen bedwingen, en het lukte niet, dan zou er iets verschrikkelijks kunnen gebeuren. En de leiders van de kruistocht zouden moeten toegeven dat ze de kinderen hadden bedrogen.

‘Ook ik ben bang, Dom Johannis,' zei Dolf ernstig. ‘Ik ben, net als u, een twijfelaar. Ik geloof niet in het wonder.' De monnik hief het hoofd op en keek de jongen verbaasd aan.

‘Dat is het niet,' prevelde hij. ‘U gelooft dus wél dat het wonder zal gebeuren?' Johannis schudde het hoofd.

‘De schepen,' fluisterde hij, bijna onhoorbaar. ‘Ik moet er steeds aan denken wat er gebeurde met de kinderen die in Marseille scheep gingen.' Dolf begreep er nu niets meer van.

‘Welke kinderen?' ‘De Frankische kinderen... weken geleden.' Dolf stond nog steeds voor een raadsel.

‘Ze gingen scheep,' fluisterde de monnik, ‘nadat de zee geweigerd had voor hun voeten droog te vallen. Vijf schepen waren er, drie vergingen in de storm. De twee andere... Ze zeggen dat die goed zijn overgekomen, en dat de kinderen op de kust van Tunesië...' Hij zweeg, overmand door verdriet. ‘Dom Johannis, ik begrijp er niets van. Wat waren dat voor kinderen, en hoe kwamen ze aan schepen?' ‘De schepen lagen op hen te wachten, in de haven van Marseille.' ‘Ja, maar... wie had dat dan georganiseerd en...?' Opeens herinnerde Dolf zich dat hij Leonardo had horen praten over een andere Kinderkruistocht, in Frankrijk. Net zoiets als déze en ongeveer op dezelfde tijd vertrokken...

‘Dom Johannis, kunt u niet wat duidelijker zijn? Wat gebeurde met die kinderen, en hoe kwamen ze juist in Marseille?' ‘Dat was het plan. Twee mannen - en een herdersknaap -brachten hen daar. De kinderen wisten niet beter of ze waren op weg naar het Heilige Land. Stefan, de herdersjongen, zou de zee doen droogvallen, zodat ze te voet... Maar er gebeurde natuurlijk niets met de zee, en toen waren de kinderen wanhopig en diep teleurgesteld. Maar er lagen vijf schepen, die wachtten al een week. Die schepen, zeiden de leiders, zouden hen naar het Heilige Land brengen.' ‘Ja, maar wat moesten ze dan in Tunesië?' ‘Begrijp je dat niet, Rudolf? De schepen zetten regelrecht koers naar Noord-Afrika, naar de slavenmarkten. Dat was van begin af aan het plan.' ‘Wat!' Dolf moest dat eerst even verwerken. Heel langzaam drong de omvang van het schandaal tot hem door.

‘Dus... die kinderen waren voorbestemd om... Maar dat is toch verschrikkelijk! Dom Johannis, wilt u zeggen dat deze Duitse kinderen ook... Dat in de haven van Genua schepen liggen die ons naar Afrika zullen brengen, waar we als slaven verkocht zullen worden? Bedoelt u dat?' De man knikte en keek schuw rond.

‘Dus dáárom... dáárom moesten we naar Genua... Grote God, dat is...' Dom Johannis zuchtte diep.

‘... en drie schepen vergingen, alle opvarenden verdronken,' mompelde hij verdrietig. ‘Dat moet in dezelfde dagen gebeurd zijn toen wij het ook zo moeilijk hadden, met het slechte weer in de bergen.' ‘En... en... onze kinderen?' Dom Johannis zweeg beschaamd, met gebogen hoofd.

‘Bedoelt u,' fluisterde Dolf ontzet, ‘dat op ons ook schepen wachten, hier in Genua, om ons naar Afrika te brengen, terwijl de kinderen denken dat ze naar Palestina gaan?' De man knikte.

‘En dat... dat wilt u toelaten?' ‘Nee!' riep de monnik. ‘Ik kan het niet - niet meer! Ik heb Anselmus gesmeekt... maar hij wilde niet luisteren, hij wil doorzetten, hij wil zich de zakken zilver niet laten ontgaan.' ‘Afgesproken werk dus,' mompelde Dolf woedend. ‘Al die weken heb ik geweten dat de kinderen met dat mooie sprookje bedrogen werden, dat er iets achter stak, iets geheimzinnigs en gemeens... Dom Johannis, hoe lang weet u dit al?' De man antwoordde niet.

‘Wist u het, al die tijd... al vanaf Keulen?' vroeg Dolf ongelovig. Stilte.

‘U... u heeft dat plan zelf...?' ‘Nee. Niet ik... zelfs niet Anselmus. Maar wij voerden het uit.' ‘Wie heeft het bedacht? Wie is op dat godgeklaagd slechte idee gekomen om duizenden kinderen te ronselen en met een smoesje naar een haven te lokken om ze dan als slaven te verschepen? Wie?' Johannis haalde de schouders op.

‘Anselmus soms?' Zwijgen.

‘O toe, Dom Johannis, zeg toch iets. Wat gaat er gebeuren?' ‘Ik weet het niet,' fluisterde de man zielig. ‘We zijn te laat. God geve dat we véél te laat zijn gekomen en dat de schepen al zijn vertrokken.' ‘Te laat?' ‘We hadden hier omstreeks het midden van de hooimaand moeten zijn. Het is nu al ver in de oogstmaand.' ‘Ja... dat denk ik ook. Half augustus... Aha, dus dáárom had Anselmus altijd zo'n haast! Daarom joeg hij ons op en werd woedend over elk oponthoud!' Johannis knikte.

Dolf had nog altijd moeite om de zaak te verwerken. Het leek zo ongelooflijk dat volwassen mensen op de gedachte konden komen duizenden kinderen die van niets wisten, als slaven te verkopen naar de Noord-Afrikaanse landen.

‘Jeruzalem ligt niet in Noord-Afrika,' zei hij langzaam. ‘Dat weet ik, dat weet Anselmus ook - en jij weet het. Maar de kinderen vermoeden niets.' ‘En waarom?' vroeg Dolf wanhopig.

‘Er is ons veel geld beloofd. In Genua zouden we een denarie per kind krijgen, mits het gezond en sterk was.' ‘Dat is niet mis,' liet Dolf zich ontvallen, die intussen de waarde van het zilvergeld in de dertiende eeuw had leren kennen. ‘Zevenduizend denariën... dat is een fortuin!' Johannis knikte en huiverde toen.

‘Ik wil niet meer,' fluisterde hij. ‘Ik kán het niet... Al die kinderen, ze zijn zo argeloos, ze weten van niets, ze verlangen naar Jeruzalem... Ik hou zoveel van ze, Rudolf.' Dolf knikte. Maar zijn ontzetting nam toe. Mariecke op de slavenmarkt van Tunesië. De mooie, kordate Hilde. De blonde Frieda met haar kruidenkennis. De sterke Bertho, Peter, Frank, Carl... Het was ondenkbaar!

‘Dit mag niet gebeuren, Dom Johannis!' De man kromp ineen.

‘Noem mij geen Dom, ik ben die titel niet waard.' ‘U bent geen echte monnik?' ‘Nee. Niet meer... Ach Rudolf, eens was ik een goed mens, eens wilde ik een heilig man worden. Maar ik was het niet waard. Ik werd uit het klooster gejaagd, als een onwaardige... En toen kreeg ik het moeilijk. Ik had geen toekomst, geen beroep, ik werd een zwerver en moest leven van diefstal en roof. In Genua ontmoette ik Anselmus, hij was er even slecht aan toe als ik. Maar hij was veel slimmer dan ik, gewetenlozer ook. Hij kende vele mensen met een slechte reputatie: kaperkapiteins, smokkelaars... Anselmus kende een man die Boglio heette en die ons vroeg of we hem wilden helpen. Wie het plan om kinderen in de noordelijke landen te ronselen, heeft uitgedacht, weet ik niet. Maar Boglio vertelde ons van twee namaakmonniken die naar Frankrijk waren gegaan om daar verwaarloosde en rondzwervende kinderen bijeen te halen en naar Marseille te brengen. Hij vroeg ons of wij dat ook wilden doen, in de Duitse landen. En hij beloofde ons een vorstelijke beloning. Blonde sterke kinderen uit het Noorden brengen in Tunesië een hoge prijs op. De Arabieren kopen hen graag.' Dolf rilde van afkeer en trachtte zich te beheersen. Het liefst zou hij Johannis bij de keel hebben gegrepen en... Met veel moeite dwong hij zich tot kalmte.

‘En u ging erop in?' ‘Wat had ik anders moeten doen? Ik had geen keus... En ik zag er ook niet veel kwaad in.' ‘U vond het heel gewoon om kinderen te bedriegen en in slavernij te laten gaan?' vroeg Dolf verbijsterd.

Johannis boog weer het hoofd.

‘De Arabieren staan bekend als beschaafde meesters, hun slaven hebben niet zo'n slecht leven ais ze gewillig zijn. En wat waren het voor kinderen die wij zouden halen? Wezen en verschoppelingen, weggelopen kleine horigen, ongehoorzame luie wezentjes, die toch al leefden van bedrog en roof of van bedelarij, die nooit oud zouden worden omdat ze waren voorbestemd aan de galg te eindigen of ellendig om te komen in de volgende winter... Die kinderen verzamelen en verkopen leek bijna een weldaad, want ze zouden worden verscheept naar warme landen, naar een beschaafd en rijk volk, ze zouden een beter leven krijgen dan ze ooit hadden gehad...' ‘... maar als slaaf!' barstte Dolf uit.

‘Ja.' ‘Als slaven van de heidenen ook nog!' Johannis knikte beschaamd.

‘Maar waarom moesten die kinderen uit het Noorden komen.' ‘Blond en blank... daar houden de heidenen van. Bovendien, hier in het zuiden... De Lombardijse en Toscaanse ridders hebben nooit veel gevoeld voor kruistochten. De Italianen willen wél aan kruisvaarders verdienen, maar niet aan kruistochten deelnemen. In het Noorden is het bijna traditie geworden om op kruisvaart te gaan, daar leeft nog steeds heel sterk het verlangen om Jeruzalem te bevrijden. Vooral bij het lagere volk. De hoge heren hebben er niet veel zin meer in, maar kinderen kun je er wel geestdriftig voor maken. Anselmus en ik zijn Lombardijers, we spraken het Diets vloeiend en... nu ja, wij gingen naar de Duitse landen om te zien hoeveel kinderen we konden meelokken. Het bleken er ontstellend veel te zijn, veel meer dan we hadden verwacht. Veel te veel zelfs voor de zes schepen die in Genua op ons zouden wachten omstreeks het midden van de hooimaand.' ‘Jullie rekenden erop dat toch ten minste de helft onderweg zou uitvallen, omkomen of teruggaan?' Johannis zweeg.

‘Wat gemeen,' fluisterde Dolf. ‘Jullie hebben misbruik gemaakt van hun goedgelovigheid, van hun vroomheid... Jullie vertelden hun dat prachtige sprookje over de Witte Stad, en al die tijd, al die tijd wisten jullie dat... Hoe kon u zoiets doen, Johannis? Schaamt u zich niet? Die flinke, dappere kinderen, die zich met zoveel moed door de moeilijkheden heen sloegen, die... die nu weten wat vrijheid betekent, juist die wilde u verkopen, als slaven!' ‘Ik kán het niet,' prevelde de man verpletterd. ‘Ik hou te veel van ze. O, Rudolf, begrijp je het niet? Ik ken ze toch! Ik heb toch gezien hoe ze zich verdedigden tegen wilde dieren, tegen rovers, tegen het klimaat... hoe ze elkaar hielpen en moed inspraken en... Rudolf, help me. Ze mogen geen slaven worden, dit zijn geen waardeloze wezens, het zijn stuk voor stuk prachtige mensenkinderen die gered moeten worden.' ‘Ja, dat ben ik helemaal met u eens. Maar hoe?' Dolf verviel in nadenken. Dat het berouw van Johannis echt was, kon hij wel zien. Dat de man het gigantische bedrog niet had kunnen volhouden tot het einde toe, was iets waarover hij zich zou moeten verheugen. Maar zijn woede over het duivelse plan was te groot.

‘We moeten ze tegenhouden,' fluisterde Johannis die, opgelucht omdat hij zijn bezwaarde hart had kunnen luchten, nu wat meer moed kreeg. ‘We moeten ervoor zorgen dat ze zich niet laten verleiden scheep te gaan.' ‘Zijn de schepen er dan nog? Hebben ze werkelijk al die tijd gewacht?' vroeg Dolf geschrokken.

‘Ik weet het niet. Anselmus is vanmiddag naar de stad gegaan om te zien of hij Boglio kon vinden. Ik bid dat het te laat is. Maar ik weet het niet zeker...' Dolf kreeg een inval.

‘Nicolaas...' riep hij. ‘Weet Nicolaas waarom de kinderen naar Genua werden gebracht?' ‘Nee. Hij gelooft in de kruistocht.' ‘Hoe hebben jullie Nicolaas zo gek gekregen dat hij zich inbeeldde een heilige te zijn, voor wie de zee zou wijken?' ‘O, dat was niet zo moeilijk. Zodra de winter voorbij was, trokken Anselmus en ik over de bergen en gingen naar het Noorden. We keken rond en zochten een stevige herdersjongen uit - en hem bestookten we met wonderen. We wachtten tot de avond, staken een houten kruis in brand en lieten dat van achter een heuveltop verschijnen, natuurlijk zó dat Nicolaas ons niet kon zien, alleen dat vlammende kruis. Maar wij konden hem wel zien... Hij viel op de knieën en hief de handen ten hemel. Daarna lieten we het kruis snel dalen, we doofden het en toen hield Anselmus de handen voor de mond en riep met holle stem: “God roept je, mijn zoon.” Want we wisten toen zijn naam nog niet. Zo toverden we nog veel meer hocus-pocus voor hem. Later in de nacht, toen de jongen sliep - want hij sliep buiten, een huis had hij niet - kropen we naar hem toe en Anselmus begon hem van alles in te fluisteren. Hij vertelde hem dat hij de stemmen van engelen hoorde, die hem opriepen om met een heel kinderleger naar het Heilige Land te gaan - al dat soort zaken. De jongen werd half wakker, maar hij luisterde, stijf van verbazing en ontzetting - en je kunt het geloven of niet, maar hij twijfelde geen moment aan zijn uitverkiezing. We hadden eindelijk de goede knaap gevonden.' ‘Eindelijk?' ‘Ja. Hetzelfde kunstje hadden we al tweemaal eerder geprobeerd. De eerste jongen liep schreeuwend weg, kwam in een moeras terecht en verdronk. De tweede ging ook op de loop, regelrecht naar de pastoor van zijn dorp om te vertellen wat hij had gezien en gedroomd. Daaraan hadden we dus ook niets. Nicolaas geloofde meteen dat hij een uitverkorene was. Die jongen moet een hoogmoedig karakter hebben.' ‘Dat heeft hij zeker,' knikte Dolf. ‘En wat gebeurde er toen verder?' ‘Nadat we Nicolaas drie nachten achtereen hadden bewerkt met vuurkunstjes en onzichtbare stemmen en we merkten dat hij de kudde begon te verwaarlozen, omdat hij zich een uitverkorene des hemels voelde, naderden we hem open en bloot, midden op de dag - natuurlijk in onze monniksdracht. We knielden voor hem neer, huldigden hem en vertelden hem hoe ons in een visioen was geopenbaard dat hij was uitverkozen om een leger van onschuldige kinderen naar het Heilige Land te leiden. En dat wij hem daarbij moesten helpen.' ‘En hij geloofde jullie op slag?' ‘Ja. Met z'n drieën verlieten we de streek en trokken naar Keulen. Onderweg deden we niets dan preken en we kregen meteen al een flinke aanhang. Met honderden kinderen kwamen we toen in Keulen aan en daar werd Nicolaas nog eens zo ijverig. Op het grote Domplein voor de nieuwe kerk preekte hij dagen achtereen en de toeloop van kinderen werd steeds groter. Twee weken voor Pinksteren vertrokken we uit Keulen en nog steeds bleven de kinderen toestromen uit heel de wijde omgeving. Anselmus werd in Keulen door de aartsbisschop ontboden, samen met Nicolaas. Ik ben bij dat gesprek niet aanwezig geweest - hoe Anselmus en Nicolaas de aartsbisschop van hun heilige missie konden overtuigen, begrijp ik nóg niet. Maar Anselmus is slim... Het gevolg was dat we een ossenwagen, een span witte ossen en een tent kregen, en dat de aartsbisschop zelfs zijn nichtje Hilde en haar kleine beschermer Carolus met ons meezond. En daardoor kwam het dat er bij ons vertrek nog meer kinderen van edel bloed zich bij ons aansloten. Anselmus vond dat een beetje gevaarlijk. Geen mens zou zich er iets van aantrekken als ze over al die verschoppelingen en weeskinderen nooit meer iets hoorden, maar als ooit bekend zou worden dat baronskinderen als slaaf verkocht waren, dan zou dat wel eens op moeilijkheden kunnen uitdraaien.' ‘Bang voor de wraak van de vaders?' ‘Eigenlijk wel. Maar gelukkig kwamen er niet veel kinderen van edel bloed en degenen die er waren, werden met veel onderscheiding behandeld.' ‘Ja, dat heb ik gezien,' zei Dolf bitter. ‘Daarom was ik blij dat Fredo ons vóór de bergen al in de steek liet. Het kinderleger was trouwens veel te groot geworden - zo'n geweldige toeloop hadden we niet verwacht. We schoten niet op. En hoe moesten we al die kindertjes voeden en beschermen? Het zou ook niet mogelijk zijn om ze allemaal onder te brengen op de zes schepen die in Genua op ons zouden wachten. Maar Anselmus zei: “Hoe meer, hoe beter. Onderweg zullen er tallozen omkomen. Alleen de sterksten zullen de reis overleven en die brengen het meeste zilver op.”' Dolf huiverde van zoveel cynisme. Knarsetandend mompelde hij: ‘Zo'n duivel.'

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

16-2 Eindelijk: de zee! 16-2 Endlich: das Meer! 16-2 At last: the sea! 16-2 Por fin: ¡el mar! 16-2 Enfin la mer ! 16-2 W końcu: morze! 16-2 Sonunda: Deniz! 16-2 Нарешті море! 16-2 最后:大海!

Eindelijk: de zee! deel 2

Eindelijk vond Dolf hem, een beetje terzijde van het kamp, in de schaduw van een bosje wilde struiken. ||||||||||||||ein||| ||||||off to the side|||||||||bush|| Endlich fand Dolf ihn, ein wenig abseits des Lagers, im Schatten eines Gestrüpps aus wilden Sträuchern. Finally, Dolf found him, a little off to the side of the camp, in the shade of a thicket of wild bushes. De man zat weer op de knieën en leek wanhopig. |||||||||desperate Der Mann saß wieder auf den Knien und schien verzweifelt. The man was on his knees again and looked desperate. Dolf ging naast hem zitten, schudde hem aan de arm. |||||shook|||| Dolf setzte sich neben ihn und schüttelte ihn am Arm. Dolf sat down next to him and shook him by the arm.

‘Dom Johannis...' Lord|Lord John ‘Laat me met rust,' antwoordde de monnik verstikt. |||||||"erstickt" |||||||choked ‘Leave me alone,' replied the monk, choked. Hij trok de kap van zijn pij over zijn hoofd en verborg het gezicht in de handen. ||||||Kutte|||||||||| |||hood|||pipe|||||hid||face||| He pulled the hood of his robe over his head and hid his face in his hands.

‘Dom Johannis, bent u ziek?' ‘Foolish Johannis, are you sick?' ‘Ik ben bang...' 'I am afraid...' ‘Waarvoor?' What for 'Afraid of what?' ‘Voor de zee...' 'Of the sea...' Dolf dacht dat hij nu de zenuwachtigheid van Johannis wel begreep. ||||||Nervosität|||| ||||||nervousness|||| Dolf thought he now understood the nervousness of Johannis. Als morgen Nicolaas de zee zou willen bedwingen, en het lukte niet, dan zou er iets verschrikkelijks kunnen gebeuren. |||||||bezwingen|||gelänge||||||schreckliches||passieren |||||||conquer|||||||||terrible|| If Nicholas were to try to conquer the sea tomorrow and failed, something terrible could happen. En de leiders van de kruistocht zouden moeten toegeven dat ze de kinderen hadden bedrogen. |||||crusade|||admit||||||deceived And the leaders of the crusade would have to admit that they had deceived the children.

‘Ook ik ben bang, Dom Johannis,' zei Dolf ernstig. 'I am also afraid, Dom Johannis,' said Dolf seriously. ‘Ik ben, net als u, een twijfelaar. ||||||Zweifler ||||||doubter 'I am, just like you, a doubter. Ik geloof niet in het wonder.' I do not believe in the miracle.' De monnik hief het hoofd op en keek de jongen verbaasd aan. ||lifted||||||||| The monk lifted his head and looked at the boy in surprise.

‘Dat is het niet,' prevelde hij. ||||muttered| 'That's not it,' he murmured. ‘U gelooft dus wél dat het wonder zal gebeuren?' Sie glauben also, dass das Wunder geschehen wird? 'So you do believe that the miracle will happen?' Johannis schudde het hoofd. |shook|| Johannis schüttelte den Kopf. Johannis shook his head.

‘De schepen,' fluisterde hij, bijna onhoorbaar. |Die Schiffe||||unhörbar |the ship|whispered|||inaudible Die Schiffe", flüsterte er, fast unhörbar. 'The ships,' he whispered, almost inaudibly. ‘Ik moet er steeds aan denken wat er gebeurde met de kinderen die in Marseille scheep gingen.' ||||||||||||||Marseille|an Bord gingen| ||||||||||||||Marseille|boarded| Ich kann nicht aufhören, daran zu denken, was mit den Kindern geschah, die in Marseille an Bord gingen", sagte er. 'I must always remember what happened to the children who boarded the ship in Marseille.' Dolf begreep er nu niets meer van. Dolf no longer understood anything about it.

‘Welke kinderen?' 'Which children?' ‘De Frankische kinderen... weken geleden.' Die fränkischen Kinder... vor Wochen.' 'The Frankish children... weeks ago.' Dolf stond nog steeds voor een raadsel. ||||||puzzle Dolf was still facing a riddle.

‘Ze gingen scheep,' fluisterde de monnik, ‘nadat de zee geweigerd had voor hun voeten droog te vallen. ||aboard the ship|whispered|||after|||refused|||||dry|| Sie stachen in See", flüsterte der Mönch, "nachdem das Meer sich geweigert hatte, zu ihren Füßen trocken zu fallen. 'They went aboard,' whispered the monk, 'after the sea refused to dry up before their feet. Vijf schepen waren er, drie vergingen in de storm. |||||vergingen||| |||||were lost||| Fünf Schiffe waren dort, drei sind im Sturm untergegangen. There were five ships, three perished in the storm. De twee andere... Ze zeggen dat die goed zijn overgekomen, en dat de kinderen op de kust van Tunesië...' Hij zweeg, overmand door verdriet. |||||||||angekommen|||||||||Tunesien||||| |||||||||come across||||||||on|Tunisia||was silent|overcome|| Die anderen beiden... Man sagt, dass sie gut angekommen sind, und dass die Kinder an der tunesischen Küste... Er schwieg, überwältigt von Trauer. The two others... They say that they arrived well, and that the children on the coast of Tunisia... ' He fell silent, overcome by sorrow. ‘Dom Johannis, ik begrijp er niets van. 'Foolish Johannis, I understand nothing of it. Wat waren dat voor kinderen, en hoe kwamen ze aan schepen?' What kind of children were they, and how did they come by ships?' ‘De schepen lagen op hen te wachten, in de haven van Marseille.' |||||||||||Marseille |||||||||||Marseille The ships were waiting for them, in the port of Marseille. ‘Ja, maar... wie had dat dan georganiseerd en...?' Yes, but... who had organized that then and...? Opeens herinnerde Dolf zich dat hij Leonardo had horen praten over een andere Kinderkruistocht, in Frankrijk. Suddenly Dolf remembered that he had heard Leonardo talking about another Children's Crusade, in France. Net zoiets als déze en ongeveer op dezelfde tijd vertrokken... Just something like this and left around the same time...

‘Dom Johannis, kunt u niet wat duidelijker zijn? 'Silly Johannis, can't you be a bit clearer? Wat gebeurde met die kinderen, en hoe kwamen ze juist in Marseille?' |||||||||exactly||Marseille Was geschah mit diesen Kindern und wie kamen sie gerade nach Marseille? What happened to those children, and how did they end up in Marseille? ‘Dat was het plan. Das war der Plan. ‘That was the plan. Twee mannen - en een herdersknaap -brachten hen daar. ||||shepherd boy||| Zwei Männer - und ein Hirtenjunge - brachten sie dorthin. Two men - and a shepherd boy - brought them there. De kinderen wisten niet beter of ze waren op weg naar het Heilige Land. The children thought no differently than that they were on their way to the Holy Land. Stefan, de herdersjongen, zou de zee doen droogvallen, zodat ze te voet... Maar er gebeurde natuurlijk niets met de zee, en toen waren de kinderen wanhopig en diep teleurgesteld. Stefan||||||||||||||geschah|||||||||||verzweifelt|||enttäuscht Stefan||shepherd boy|||||dry up||||||||||||||||||desperate|||deeply disappointed Stefan, the shepherd boy, would make the sea dry up, so they could go on foot... But of course nothing happened to the sea, and then the children were desperate and deeply disappointed. Maar er lagen vijf schepen, die wachtten al een week. But there were five ships, which had been waiting for a week. Die schepen, zeiden de leiders, zouden hen naar het Heilige Land brengen.' Those ships, the leaders said, would take them to the Holy Land. ‘Ja, maar wat moesten ze dan in Tunesië?' |||||then||Tunisia ‘Yes, but what were they supposed to do in Tunisia?' ‘Begrijp je dat niet, Rudolf? ||||Rudolf ‘Don't you understand that, Rudolf? De schepen zetten regelrecht koers naar Noord-Afrika, naar de slavenmarkten. ||||Kurs||Nord|Afrika|||Sklavenmärkte ||||course||||||slave markets The ships headed straight for North Africa, to the slave markets. Dat was van begin af aan het plan.' That was the plan from the beginning. ‘Wat!' What! Dolf moest dat eerst even verwerken. |||||process it Dolf needed to process that for a moment. Heel langzaam drong de omvang van het schandaal tot hem door. |||||||Skandal||| ||sank in||magnitude|||scandal||| Very slowly, the extent of the scandal dawned on him.

‘Dus... die kinderen waren voorbestemd om... Maar dat is toch verschrikkelijk! ||||predestined to|||||| So... those children were destined to... But that's terrible! Dom Johannis, wilt u zeggen dat deze Duitse kinderen ook... Dat in de haven van Genua schepen liggen die ons naar Afrika zullen brengen, waar we als slaven verkocht zullen worden? ||||||||||||||||||||||||||||verkauft|| Foolish Johannis, do you mean to say that these German children also... That there are ships in the harbor of Genoa that will take us to Africa, where we will be sold as slaves? Bedoelt u dat?' meinen|| do you mean|| Do you mean that? De man knikte en keek schuw rond. ||nodded|||shyly| The man nodded and looked around shyly.

‘Dus dáárom... dáárom moesten we naar Genua... Grote God, dat is...' ||darum|||||||| |that's why|that's why|||||||| ‘So that’s why... that’s why we had to go to Genoa... Great God, that is...' Dom Johannis zuchtte diep. ||sighed| Dom Johannis sighed deeply.

‘... en drie schepen vergingen, alle opvarenden verdronken,' mompelde hij verdrietig. |||||Passagiere|||| ||ships||all|crew members||he murmured||sadly '... and three ships sank, all the crew drowned,' he murmured sadly. ‘Dat moet in dezelfde dagen gebeurd zijn toen wij het ook zo moeilijk hadden, met het slechte weer in de bergen.' 'That must have happened in the same days when we also had such a hard time, with the bad weather in the mountains.' ‘En... en... onze kinderen?' 'And... and... our children?' Dom Johannis zweeg beschaamd, met gebogen hoofd. ||was silent|ashamed||bowed| Stupid Johannis fell silent, ashamed, with his head bowed.

‘Bedoelt u,' fluisterde Dolf ontzet, ‘dat op ons ook schepen wachten, hier in Genua, om ons naar Afrika te brengen, terwijl de kinderen denken dat ze naar Palestina gaan?' means||||dismayed|||||||||||||||||||||||| 'Do you mean,' Dolf whispered in shock, 'that ships are waiting for us here in Genoa to take us to Africa, while the children think they're going to Palestine?' De man knikte.

‘En dat... dat wilt u toelaten?' |||||allow ‘And that... do you want to allow that?' ‘Nee!' ‘No!' riep de monnik. shouted the monk. ‘Ik kan het niet - niet meer! ‘I can't do it - not anymore! Ik heb Anselmus gesmeekt... maar hij wilde niet luisteren, hij wil doorzetten, hij wil zich de zakken zilver niet laten ontgaan.' ||||||||||||||||||||entgehen |||begged||||||||persist|||||bags||||miss out on I begged Anselmus... but he wouldn't listen, he wants to carry on, he doesn't want to miss out on the silver bags.' ‘Afgesproken werk dus,' mompelde Dolf woedend. |Arbeit|||| Agreed work||||| ‘Vereinbartes Werk also,' murmelte Dolf wütend. ‘So it's agreed work,' Dolf muttered angrily. ‘Al die weken heb ik geweten dat de kinderen met dat mooie sprookje bedrogen werden, dat er iets achter stak, iets geheimzinnigs en gemeens... Dom Johannis, hoe lang weet u dit al?' |||||||||||||||||||||Geheimnisvolles||gemeines|||||||| |||||||||||||||||||was behind||mysterious||mean|||||||| ‘Die ganzen Wochen habe ich gewusst, dass die Kinder mit diesem schönen Märchen getäuscht wurden, dass etwas dahintersteckte, etwas Geheimnisvolles und Gemeines... Dummer Johannis, wie lange wissen Sie das schon?' 'All those weeks I knew that the children were deceived by that beautiful fairy tale, that there was something behind it, something mysterious and vile... Foolish Johannis, how long have you known this already?' De man antwoordde niet. Der Mann antwortete nicht. The man did not answer.

‘Wist u het, al die tijd... al vanaf Keulen?' ||||||||Cologne 'Did you know it all this time... ever since Cologne?' vroeg Dolf ongelovig. ||incredulously Dolf asked unbelievingly. Stilte. Silence.

‘U... u heeft dat plan zelf...?' ‘You... you came up with that plan yourself...?' ‘Nee. Niet ik... zelfs niet Anselmus. Not I... not even Anselmus. Maar wij voerden het uit.' ||carried|| But we carried it out. ‘Wie heeft het bedacht? Who thought of it? Wie is op dat godgeklaagd slechte idee gekomen om duizenden kinderen te ronselen en met een smoesje naar een haven te lokken om ze dan als slaven te verschepen? ||||gottverdammt||||||||anwerben||||Vorwand||||||||||||verschiffen ||||godforsaken||||||||recruit||||excuse|||||lure|||||||ship Who came up with that damned bad idea to recruit thousands of children and lure them to a harbor with an excuse to then ship them off as slaves? Wie?' Who? Johannis haalde de schouders op. |shrugged||| Johannis shrugged his shoulders.

‘Anselmus soms?' 'Anselmus sometimes?' Zwijgen. Silence Silence.

‘O toe, Dom Johannis, zeg toch iets. 'Oh come on, Dom Johannis, do say something. Wat gaat er gebeuren?' What is going to happen? ‘Ik weet het niet,' fluisterde de man zielig. |||||||„Ich weiß es nicht“, flüsterte der Mann ____. ||||whispered|||pathetically ‘Ich weiß es nicht,' flüsterte der Mann betrübt. 'I don't know,' the man whispered sadly. ‘We zijn te laat. ‘Wir sind zu spät. 'We are too late. God geve dat we véél te laat zijn gekomen en dat de schepen al zijn vertrokken.' |gebe|||||||||||||| |may|||very||||||||||| Gott gebe, dass wir viel zu spät gekommen sind und dass die Schiffe bereits abgefahren sind.' God grant that we have arrived much too late and that the ships have already departed. ‘Te laat?' 'Too late?' ‘We hadden hier omstreeks het midden van de hooimaand moeten zijn. ||||||||Heumonat|| |||around|||||hay month|| ‘Wir hätten hier ungefähr zur Mitte des Heumonats sein sollen. 'We should have been here around the middle of the hay month. Het is nu al ver in de oogstmaand.' |||||||Erntemonat |||||||harvest month Es ist jetzt schon weit im Erntemonat.' It is already far into the harvest month. ‘Ja... dat denk ik ook. ‘Ja... das denke ich auch. Yes... I think so too. Half augustus... Aha, dus dáárom had Anselmus altijd zo'n haast! Mid-August... Aha, so that's why Anselmus was always in such a hurry! Daarom joeg hij ons op en werd woedend over elk oponthoud!' |urged|||||||||delay That is why he chased us and became furious about every delay! Johannis knikte. |nodded Johannis nodded.

Dolf had nog altijd moeite om de zaak te verwerken. Dolf still had trouble processing the situation. Het leek zo ongelooflijk dat volwassen mensen op de gedachte konden komen duizenden kinderen die van niets wisten, als slaven te verkopen naar de Noord-Afrikaanse landen. |||||||||||||||||||||||||afrikanischen|Länder |||incredible||||||thought||||||||||slaves||||||| It seemed so unbelievable that adult people could come up with the idea of selling thousands of children who knew nothing as slaves to the North African countries.

‘Jeruzalem ligt niet in Noord-Afrika,' zei hij langzaam. ‘Jerusalem is not in North Africa,' he said slowly. ‘Dat weet ik, dat weet Anselmus ook - en jij weet het. ‘I know that, Anselmus knows that too - and you know it.' Maar de kinderen vermoeden niets.' |||suspect nothing| But the children suspect nothing. ‘En waarom?' 'And why?' vroeg Dolf wanhopig. ||desperately Dolf asked desperately.

‘Er is ons veel geld beloofd. ‘We were promised a lot of money. In Genua zouden we een denarie per kind krijgen, mits het gezond en sterk was.' |||||||||vorausgesetzt||||| |||||denarius||||provided that||||| In Genua sollten wir einen Denar pro Kind bekommen, vorausgesetzt es war gesund und stark. In Genoa, we would receive a denarius per child, provided it was healthy and strong.' ‘Dat is niet mis,' liet Dolf zich ontvallen, die intussen de waarde van het zilvergeld in de dertiende eeuw had leren kennen. |||not bad|||||||||||||||||| „Das ist nicht schlecht“, ließ Dolf sich entlocken, der mittlerweile den Wert des Silbergeldes im dreizehnten Jahrhundert kennengelernt hatte. ‘That's not bad,' Dolf let slip, who in the meantime had learned the value of silver money in the thirteenth century. ‘Zevenduizend denariën... dat is een fortuin!' |||||Vermögen |||||fortune „Siebentausend Denare... das ist ein Vermögen!“ 'Seven thousand denarii... that is a fortune!' Johannis knikte en huiverde toen. |||zitterte| Johannis nodded and shivered then.

‘Ik wil niet meer,' fluisterde hij. 'I don't want to anymore,' he whispered. ‘Ik kán het niet... Al die kinderen, ze zijn zo argeloos, ze weten van niets, ze verlangen naar Jeruzalem... Ik hou zoveel van ze, Rudolf.' |kann|||||||||arglos||||||verlangen|||ich|liebe|||| |can|||||||||naive|||||||||||||| ‘Ich kann es nicht... All diese Kinder, sie sind so arglos, sie wissen von nichts, sie sehnen sich nach Jerusalem... Ich liebe sie so sehr, Rudolf.' I can't do it... All those children, they are so innocent, they know nothing, they long for Jerusalem... I love them so much, Rudolf. Dolf knikte. |nodded Dolf nickte. Dolf nodded. Maar zijn ontzetting nam toe. ||outrage grew|| Aber sein Entsetzen nahm zu. But his horror increased. Mariecke op de slavenmarkt van Tunesië. |||Sklavenmarkt|| |||slave market||Tunisia Mariecke at the slave market of Tunisia. De mooie, kordate Hilde. ||Die schöne, entschlossene Hilde.| ||decisive| Die schöne, entschlossene Hilde. The beautiful, decisive Hilde. De blonde Frieda met haar kruidenkennis. |||||Kräuterwissen |||||herb knowledge Die blonde Frieda mit ihrem Kräuterwissen. The blonde Frieda with her knowledge of herbs. De sterke Bertho, Peter, Frank, Carl... Het was ondenkbaar! ||||||||undenkbar ||||||||unthinkable Der starke Bertho, Peter, Frank, Carl... Es war unvorstellbar!

‘Dit mag niet gebeuren, Dom Johannis!' De man kromp ineen. |the man||into a ball

‘Noem mij geen Dom, ik ben die titel niet waard.' call|||||||title|| ‘Don't call me Dom, I'm not worthy of that title.' ‘U bent geen echte monnik?' ‘You are not a real monk?' ‘Nee. ‘No.' Niet meer... Ach Rudolf, eens was ik een goed mens, eens wilde ik een heilig man worden. No more... Oh Rudolf, once I was a good person, once I wanted to become a holy man. Maar ik was het niet waard. But I was not worthy. Ik werd uit het klooster gejaagd, als een onwaardige... En toen kreeg ik het moeilijk. ||||||||unwürdige|||||| ||||||||unworthy||||||hard Ich wurde aus dem Kloster gejagt, wie ein Unwürdiger... Und dann wurde es schwierig für mich. I was chased out of the monastery, like an unworthy... And then I had a hard time. Ik had geen toekomst, geen beroep, ik werd een zwerver en moest leven van diefstal en roof. |||||Beruf||||Landstreicher||||||| |||||||||wanderer|||||||robbery Ich hatte keine Zukunft, keinen Beruf, ich wurde ein Landstreicher und musste von Diebstahl und Raub leben. I had no future, no profession, I became a wanderer and had to live from theft and robbery. In Genua ontmoette ik Anselmus, hij was er even slecht aan toe als ik. ||||||||just||||| In Genua traf ich Anselmus, er war ebenso schlecht dran wie ich. In Genoa, I met Anselmus, he was just as badly off as I was. Maar hij was veel slimmer dan ik, gewetenlozer ook. |||||||gewissenlos| |||||||more ruthless| But he was much smarter than I, also more ruthless. Hij kende vele mensen met een slechte reputatie: kaperkapiteins, smokkelaars... Anselmus kende een man die Boglio heette en die ons vroeg of we hem wilden helpen. |||||||Reputation|Kaperkapitäne|Schmuggler||||||Boglio|||||||||| ||||||||privateers|smugglers||knew|||||||||||||| He knew many people with a bad reputation: privateer captains, smugglers... Anselmus knew a man named Boglio who asked us if we would help him. Wie het plan om kinderen in de noordelijke landen te ronselen, heeft uitgedacht, weet ik niet. ||||||||||anwerben||||| ||||||||||||thought up||| I do not know who devised the plan to recruit children in the northern countries. Maar Boglio vertelde ons van twee namaakmonniken die naar Frankrijk waren gegaan om daar verwaarloosde en rondzwervende kinderen bijeen te halen en naar Marseille te brengen. ||||||falsche Mönche||||||||||umherirrende||||||||| ||||||fake monks||||||||||wandering|||||||Marseille|| Aber Boglio erzählte uns von zwei falschen Mönchen, die nach Frankreich gegangen waren, um vernachlässigte und umsherirrende Kinder zu sammeln und nach Marseille zu bringen. But Boglio told us about two counterfeit monks who had gone to France to gather neglected and wandering children and bring them to Marseille. Hij vroeg ons of wij dat ook wilden doen, in de Duitse landen. Er fragte uns, ob wir das auch in den deutschen Ländern tun wollten. He asked us if we also wanted to do that in the German lands. En hij beloofde ons een vorstelijke beloning. |||||fürstliche| |||||royal| Und er versprach uns eine königliche Belohnung. And he promised us a princely reward. Blonde sterke kinderen uit het Noorden brengen in Tunesië een hoge prijs op. ||||||||Tunisia|||| Blonde strong children from the North fetch a high price in Tunisia. De Arabieren kopen hen graag.' The Arabs like to buy them. Dolf rilde van afkeer en trachtte zich te beheersen. |zitterte||Abneigung||||| |||disgust||tried||| Dolf shuddered with disgust and tried to control himself. Het liefst zou hij Johannis bij de keel hebben gegrepen en... Met veel moeite dwong hij zich tot kalmte. He would have preferred to grab Johannis by the throat and... With great effort, he forced himself to remain calm.

‘En u ging erop in?' ‘And you went along with it?' ‘Wat had ik anders moeten doen? ‘What else could I have done? Ik had geen keus... En ik zag er ook niet veel kwaad in.' I had no choice... And I didn't see much wrong with it.' ‘U vond het heel gewoon om kinderen te bedriegen en in slavernij te laten gaan?' ||||||||deceive|||slavery||| ‘Did you find it perfectly normal to deceive children and make them go into slavery?' vroeg Dolf verbijsterd. ||astonished asked Dolf, bewildered.

Johannis boog weer het hoofd. |bowed||| Johannis bowed his head again.

‘De Arabieren staan bekend als beschaafde meesters, hun slaven hebben niet zo'n slecht leven ais ze gewillig zijn. |||||zivilisierte|Meister||||||||als ob||willig sind| |||||civilized|masters||slaves||||||as||willing| ‘Die Araber sind bekannt als zivilisierte Herren, ihre Sklaven haben nicht so ein schlechtes Leben, wenn sie willig sind. ‘The Arabs are known as civilized masters, their slaves do not have such a bad life if they are willing.' En wat waren het voor kinderen die wij zouden halen? Und was für Kinder sollten wir holen? And what kind of children were we going to fetch? Wezen en verschoppelingen, weggelopen kleine horigen, ongehoorzame luie wezentjes, die toch al leefden van bedrog en roof of van bedelarij, die nooit oud zouden worden omdat ze waren voorbestemd aan de galg te eindigen of ellendig om te komen in de volgende winter... Die kinderen verzamelen en verkopen leek bijna een weldaad, want ze zouden worden verscheept naar warme landen, naar een beschaafd en rijk volk, ze zouden een beter leven krijgen dan ze ooit hadden gehad...' Wesen|||||||faul|Wesen||||||Betrug||Raub|||Betteln||nie|alt|||||||||Galg||enden|||||||||||||||Lauch|||Wohltat|||||verschoppelingen||||||zivilisiert||||||||||||jemals|| |||runaway|||||little creatures||||||deceit and theft|||||||||||||||||gallows||end||miserable||||||||||||||||blessing|||||shipped||||||civilized|||||||||||||| Waisen und Ausgestoßene, weggelaufene kleine Hörige, ungehorsame faule Wesen, die sowieso von Betrug und Raub oder von Betteln lebten, die niemals alt werden würden, weil sie dazu bestimmt waren, am Galgen zu enden oder elendig in den nächsten Winter zu kommen... Diese Kinder zu sammeln und zu verkaufen schien fast ein Wohltat zu sein, denn sie würden in warme Länder verschifft, zu einem zivilisierten und reichen Volk, sie würden ein besseres Leben bekommen als sie jemals hatten... Orphans and outcasts, runaway little serfs, disobedient lazy creatures, who already lived by deceit and robbery or by begging, who would never grow old because they were destined to end up on the gallows or to come to a miserable end in the next winter... Collecting and selling those children seemed almost a boon, for they would be shipped to warm countries, to a civilized and wealthy people, they would have a better life than they had ever had... ‘... maar als slaaf!' ||"... aber als Sklave!" '... but as a slave!' barstte Dolf uit. burst|| Dolf burst out.

‘Ja.' 'Yes.' ‘Als slaven van de heidenen ook nog!' ||||Heiden|| ||||the pagans|| 'As slaves of the heathens too!' Johannis knikte beschaamd. ||embarrassed Johannis nodded shamefully.

‘Maar waarom moesten die kinderen uit het Noorden komen.' 'But why did those children from the North have to come.' ‘Blond en blank... daar houden de heidenen van. blond||weiß||||| Blond and white||white||||heathens| 'Blonde and fair... that's what the heathens love. Bovendien, hier in het zuiden... De Lombardijse en Toscaanse ridders hebben nooit veel gevoeld voor kruistochten. ||||||Lombardische||toskanische|||||gefühlt|| ||||||Lombardian||Tuscan||||||| Außerdem, hier im Süden... Die lombardischen und toskanischen Ritter haben nie viel für Kreuzzüge empfunden. Moreover, here in the south... The Lombard and Tuscan knights have never been keen on crusades. De Italianen willen wél aan kruisvaarders verdienen, maar niet aan kruistochten deelnemen. |die Italiener|||||||||| |Italians|||||||||| Die Italiener wollen zwar an Kreuzfahrern verdienen, aber nicht an Kreuzzügen teilnehmen. The Italians do want to profit from crusaders, but do not want to participate in crusades. In het Noorden is het bijna traditie geworden om op kruisvaart te gaan, daar leeft nog steeds heel sterk het verlangen om Jeruzalem te bevrijden. ||||||||||Kreuzzug||||lebt|||||||||| ||||||tradition||||crusade|||||||||||||| Im Norden ist es fast zur Tradition geworden, auf Kreuzzug zu gehen; dort lebt nach wie vor sehr stark das Verlangen, Jerusalem zu befreien. In the North, it has almost become a tradition to go on a crusade; there is still a strong desire to liberate Jerusalem. Vooral bij het lagere volk. Especially among the lower classes. De hoge heren hebben er niet veel zin meer in, maar kinderen kun je er wel geestdriftig voor maken. |||||||||||||||schon|begeistert|| Die hohen Herren haben nicht mehr viel Lust darauf, aber Kinder kann man dafür begeistern. The nobles are not very interested in it anymore, but you can still get children enthusiastic about it. Anselmus en ik zijn Lombardijers, we spraken het Diets vloeiend en... nu ja, wij gingen naar de Duitse landen om te zien hoeveel kinderen we konden meelokken. ||||||||||||||||||||||||||meelokken ||||||||||||||||||||||||||lure Anselmus und ich sind Lombarden, wir sprachen fließend Niederländisch und... nun ja, wir gingen in die deutschen Länder, um zu sehen, wie viele Kinder wir anlocken konnten. Anselmus and I are Lombards, we spoke Dutch fluently and... well, we went to the German lands to see how many children we could lure. Het bleken er ontstellend veel te zijn, veel meer dan we hadden verwacht. |||erstaunlich||||||||| |||astonishingly||||||||| Es stellte sich heraus, dass es überraschend viele waren, viel mehr als wir erwartet hatten. It turned out there to be astonishingly many, far more than we had expected. Veel te veel zelfs voor de zes schepen die in Genua op ons zouden wachten omstreeks het midden van de hooimaand.' |||||||||||||||"ungefähr"|||||Heumonat |||||||||||||||around||||| Way too many even for the six ships that would be waiting for us in Genoa around the middle of the hay month. ‘Jullie rekenden erop dat toch ten minste de helft onderweg zou uitvallen, omkomen of teruggaan?' |rechnetet||||||||||||| |counted|||||||||||||returning ‘You counted on at least half of them dropping out, dying, or turning back along the way?' Johannis zweeg. |was silent Johannis was silent.

‘Wat gemeen,' fluisterde Dolf. |gemein|| |mean that|| ‘How mean,' whispered Dolf. ‘Jullie hebben misbruik gemaakt van hun goedgelovigheid, van hun vroomheid... Jullie vertelden hun dat prachtige sprookje over de Witte Stad, en al die tijd, al die tijd wisten jullie dat... Hoe kon u zoiets doen, Johannis? ||||||Gutgläubigkeit|||||sagten||||||||||||||||||||||so etwas|| ||abuse||||naivety|||piety||told||||fairy tale|||||||||||||||||||| ‘You have taken advantage of their gullibility, of their piety... You told them that beautiful fairy tale about the White City, and all that time, all that time you knew that... How could you do such a thing, Johannis? Schaamt u zich niet? Do you not feel ashamed? Die flinke, dappere kinderen, die zich met zoveel moed door de moeilijkheden heen sloegen, die... die nu weten wat vrijheid betekent, juist die wilde u verkopen, als slaven!' |flinke|||||||Mut||||||||||||||||||| |brave|brave|||||||||||||||||||exactly those|||||| Die fleißigen, tapferen Kinder, die sich mit so viel Mut durch die Schwierigkeiten kämpften, die... die jetzt wissen, was Freiheit bedeutet, gerade die wollten Sie als Sklaven verkaufen!' Those brave, brave children, who pushed through the difficulties with so much courage, who... who now know what freedom means, those are the ones you wanted to sell, as slaves!' ‘Ik kán het niet,' prevelde de man verpletterd. |||||||verzweifelt |||||||crushed ‘Ich kann es nicht,' murmelte der Mann erschüttert. I can't do it,' the man murmured, crushed. ‘Ik hou te veel van ze. ‘Ich liebe sie zu sehr.' I love them too much. O, Rudolf, begrijp je het niet? Oh, Rudolf, don't you understand? Ik ken ze toch! I know them anyway! Ik heb toch gezien hoe ze zich verdedigden tegen wilde dieren, tegen rovers, tegen het klimaat... hoe ze elkaar hielpen en moed inspraken en... Rudolf, help me. |||||||verdedigten|||||||||||||||einsprachen|||| |||||||defended|||||||||||||||inspired courage|||| I saw how they defended themselves against wild animals, against robbers, against the climate... how they helped each other and inspired courage and... Rudolf, help me. Ze mogen geen slaven worden, dit zijn geen waardeloze wezens, het zijn stuk voor stuk prachtige mensenkinderen die gered moeten worden.' ||||||||wertlose||||||||Mensenkinder||gerettet|| ||||||||worthless||||||||human children|||| They must not become slaves, these are not worthless beings, they are one and all beautiful children who need to be saved. ‘Ja, dat ben ik helemaal met u eens. ||||ganz||| ‘Ja, da stimme ich Ihnen vollkommen zu. ‘Yes, I completely agree with you. Maar hoe?' Aber wie?’ But how?' Dolf verviel in nadenken. Dolf fiel ins Nachdenken. Dolf fell into deep thought. Dat het berouw van Johannis echt was, kon hij wel zien. ||Reue|||||||| ||regret|||||||| That Johannis's remorse was genuine, he could see. Dat de man het gigantische bedrog niet had kunnen volhouden tot het einde toe, was iets waarover hij zich zou moeten verheugen. ||||gigantische|||||durchhalten||||||||||||sich freuen können ||||gigantic|||||maintain|||||||||||| Dass der Mann das riesige Betrugsspiel nicht bis zum Ende durchhalten konnte, war etwas, worüber er sich freuen sollte. That the man could not have maintained the gigantic deception until the very end was something he should rejoice about. Maar zijn woede over het duivelse plan was te groot. Aber sein Zorn über den teuflischen Plan war zu groß. But his anger over the devilish plan was too great.

‘We moeten ze tegenhouden,' fluisterde Johannis die, opgelucht omdat hij zijn bezwaarde hart had kunnen luchten, nu wat meer moed kreeg. |||||||||||beschwertes||||lüften||||| |||stop them||||||||burdened||||vent||||| ‚Wir müssen sie aufhalten,‘ flüsterte Johannis, der, erleichtert weil er sein beladenes Herz hatte erleichtern können, jetzt etwas mehr Mut bekam. 'We must stop them,' whispered Johannis, who, relieved that he could unburden his heavy heart, now felt a bit more courageous. ‘We moeten ervoor zorgen dat ze zich niet laten verleiden scheep te gaan.' 'We must make sure that they do not get tempted to set sail.' ‘Zijn de schepen er dan nog? 'Are the ships still there then?' Hebben ze werkelijk al die tijd gewacht?' ||||||gewartet ||||||waited Have they really waited all that time?' vroeg Dolf geschrokken. Dolf asked, shocked.

‘Ik weet het niet. 'I don't know. Anselmus is vanmiddag naar de stad gegaan om te zien of hij Boglio kon vinden. Anselmus went to the city this afternoon to see if he could find Boglio. Ik bid dat het te laat is. |Ich bete||||| |pray||||| I pray that it is too late. Maar ik weet het niet zeker...' But I am not sure... Dolf kreeg een inval. |||inspiration Dolf got a suggestion.

‘Nicolaas...' riep hij. 'Nicolaas...' he shouted. ‘Weet Nicolaas waarom de kinderen naar Genua werden gebracht?' 'Does Nicolaas know why the children were taken to Genoa?' ‘Nee. Hij gelooft in de kruistocht.' He believes in the crusade.' ‘Hoe hebben jullie Nicolaas zo gek gekregen dat hij zich inbeeldde een heilige te zijn, voor wie de zee zou wijken?' ||||||||||einbildete||||||||||weichen ||||||gotten||||imagined|||||||||| ‘Wie habt ihr Nicolaas so verrückt gemacht, dass er sich einbildete, ein Heiliger zu sein, für den das Meer weichen würde?' 'How did you manage to convince Nicholas that he imagined he was a saint, for whom the sea would part?' ‘O, dat was niet zo moeilijk. ‘Oh, das war nicht so schwierig. 'Oh, that wasn't so difficult. Zodra de winter voorbij was, trokken Anselmus en ik over de bergen en gingen naar het Noorden. Sobald der Winter vorbei war, zogen Anselmus und ich über die Berge und gingen in den Norden. As soon as winter was over, Anselmus and I crossed the mountains and went North. We keken rond en zochten een stevige herdersjongen uit - en hem bestookten we met wonderen. ||||||kräftigen|||||bestockten||| ||||||sturdy|||||bombarded||| We looked around and chose a sturdy shepherd boy - and we bombarded him with wonders. We wachtten tot de avond, staken een houten kruis in brand en lieten dat van achter een heuveltop verschijnen, natuurlijk zó dat Nicolaas ons niet kon zien, alleen dat vlammende kruis. |||||||||||||||||Hügelspitze||||||||||||| |||||set|||||||let|||||hilltop||||||||||||| We waited until evening, set a wooden cross on fire, and let it appear from behind a hilltop, of course in such a way that Nicolaas could not see us, only that flaming cross. Maar wij konden hem wel zien... Hij viel op de knieën en hief de handen ten hemel. But we could see him... He fell to his knees and lifted his hands to heaven. Daarna lieten we het kruis snel dalen, we doofden het en toen hield Anselmus de handen voor de mond en riep met holle stem: “God roept je, mijn zoon.” Want we wisten toen zijn naam nog niet. |||||||||||||||||||||||||||||denn|||da|||| ||||||||extinguished|||||||||||||||||||||||||||| Then we quickly lowered the cross, we extinguished it and then Anselmus held his hands to his mouth and shouted with a hollow voice: 'God calls you, my son.' For we did not yet know his name at that time. Zo toverden we nog veel meer hocus-pocus voor hem. |||||mehr|Hokus|pocus|| |magicked|||||hocus-pocus|pocus|| Thus we conjured up many more hocus-pocus for him. Later in de nacht, toen de jongen sliep - want hij sliep buiten, een huis had hij niet - kropen we naar hem toe en Anselmus begon hem van alles in te fluisteren. |||||||was sleeping||||||||||crawled||||to||||||everything||| Later in the night, when the boy was sleeping - for he slept outside, he did not have a house - we crawled up to him and Anselmus began to whisper all sorts of things to him. Hij vertelde hem dat hij de stemmen van engelen hoorde, die hem opriepen om met een heel kinderleger naar het Heilige Land te gaan - al dat soort zaken. ||||||||||||riefen auf||||ganz||||||||||| |told|||||||||||calling||||||||||||||| He told him that he heard the voices of angels calling him to go with a whole army of children to the Holy Land - all that sort of thing. De jongen werd half wakker, maar hij luisterde, stijf van verbazing en ontzetting - en je kunt het geloven of niet, maar hij twijfelde geen moment aan zijn uitverkiezing. ||||||||||||||||||||||zweifelte|||||Auserwählung ||||||||||||||||||||||doubted|||||election The boy partially woke up, but he listened, stiff with amazement and horror - and whether you believe it or not, he did not doubt for a moment his election. We hadden eindelijk de goede knaap gevonden.' We finally found the good boy. ‘Eindelijk?' ‘Finally?' ‘Ja. ‘Yes. Hetzelfde kunstje hadden we al tweemaal eerder geprobeerd. |Kunststück||||zweimal|| |trick||||twice|| We had already tried the same trick twice before. De eerste jongen liep schreeuwend weg, kwam in een moeras terecht en verdronk. ||||||||||zu Recht|| |||||||||swamp|in a swamp|| Der erste Junge lief schreiend weg, geriet in einen Sumpf und ertrank. The first boy ran away screaming, ended up in a swamp, and drowned. De tweede ging ook op de loop, regelrecht naar de pastoor van zijn dorp om te vertellen wat hij had gezien en gedroomd. ||||||||||Pfarrer|||||||||||| ||||||||||pastor|||||||||||| Der zweite lief ebenfalls davon, direkt zu dem Pfarrer seines Dorfes, um zu erzählen, was er gesehen und geträumt hatte. The second one also took off, straight to the pastor of his village to tell what he had seen and dreamed. Daaraan hadden we dus ook niets. Daran hatten wir also auch nichts. So we had nothing to do with that. Nicolaas geloofde meteen dat hij een uitverkorene was. ||||||chosen one| Nicolaas immediately believed that he was chosen. Die jongen moet een hoogmoedig karakter hebben.' ||||hochmütig|| ||||proud character|| That boy must have a proud character. ‘Dat heeft hij zeker,' knikte Dolf. 'He surely did,' Dolf nodded. ‘En wat gebeurde er toen verder?' 'And what happened next?' ‘Nadat we Nicolaas drie nachten achtereen hadden bewerkt met vuurkunstjes en onzichtbare stemmen en we merkten dat hij de kudde begon te verwaarlozen, omdat hij zich een uitverkorene des hemels voelde, naderden we hem open en bloot, midden op de dag - natuurlijk in onze monniksdracht. |||||||||||unsichtbaren||||||||Herde|||vernachlässigen|||||Auserwählte||||verwaarlozen|||||offen und bloß||||||||monniksdracht |||||in a row||worked||fire tricks||invisible||||||||flock|||neglect|||||chosen one||||approached|||||open and bare||||||||monk's attire ‘Nachdem wir Nicolaas drei Nächte hintereinander mit Feuerzauber und unsichtbaren Stimmen bearbeitet hatten und bemerkten, dass er die Herde zu vernachlässigen begann, weil er sich als eine auserwählte Person des Himmels fühlte, näherten wir uns ihm offen und ungeschützt, mitten am Tag - natürlich in unserem Mönchskleid. 'After we had worked on Nicolaas with fire tricks and invisible voices for three nights in a row, and we noticed that he started neglecting the herd because he felt like a chosen one of heaven, we approached him openly and freely, in the middle of the day - of course in our monk's attire. We knielden voor hem neer, huldigden hem en vertelden hem hoe ons in een visioen was geopenbaard dat hij was uitverkozen om een leger van onschuldige kinderen naar het Heilige Land te leiden. ||||||||||||||Vision||||||ausgewählt|||||||||||| |||||we honored|||||||||vision||revealed||||chosen|||||||||||| Wir knieten vor ihm nieder, ehrten ihn und erzählten ihm, wie uns in einer Vision offenbart wurde, dass er auserwählt war, ein Heer unschuldiger Kinder ins Heilige Land zu führen. We knelt before him, honored him, and told him how it had been revealed to us in a vision that he was chosen to lead an army of innocent children to the Holy Land. En dat wij hem daarbij moesten helpen.' Und dass wir ihm dabei helfen sollten.' And that we had to help him with that.' ‘En hij geloofde jullie op slag?' ||believed||| ‚Und er glaubte euch auf der Stelle?‘ 'And he believed you immediately?' ‘Ja. ‚Ja. Met z'n drieën verlieten we de streek en trokken naar Keulen. ||drei|||||||| |his|three|||||||| Zu dritt verließen wir die Gegend und zogen nach Köln. The three of us left the region and headed for Cologne. Onderweg deden we niets dan preken en we kregen meteen al een flinke aanhang. |||||predigen|||||||feste|Anhänger |||||preaching||||||||following Unterwegs taten wir nichts als predigen und wir bekamen sofort eine große Anhängerschaft. On the way, we did nothing but preach, and we immediately gained a significant following. Met honderden kinderen kwamen we toen in Keulen aan en daar werd Nicolaas nog eens zo ijverig. |||||||||||||noch|noch|so| ||||||||||||||once||diligently Mit Hunderten von Kindern kamen wir dann in Köln an und dort wurde Nikolaus noch eifriger. With hundreds of children, we then arrived in Cologne, where Nicholas became even more diligent. Op het grote Domplein voor de nieuwe kerk preekte hij dagen achtereen en de toeloop van kinderen werd steeds groter. ||||||||||||||Zulauf||||| |||||||||||in a row|||attendance||||| Auf dem großen Domplatz vor der neuen Kirche predigte er tagelang und der Zulauf von Kindern wurde immer größer. In the large Domplein in front of the new church, he preached for days on end and the influx of children grew larger and larger. Twee weken voor Pinksteren vertrokken we uit Keulen en nog steeds bleven de kinderen toestromen uit heel de wijde omgeving. |||Pfingsten|||||||||||strömen||||weite| |||Pentecost|departed||||||||||arriving||||| Two weeks before Pentecost, we left Cologne and still the children kept streaming in from all around the area. Anselmus werd in Keulen door de aartsbisschop ontboden, samen met Nicolaas. |||||||einberufen||| |||||||summoned||| Anselmus was summoned to Cologne by the archbishop, together with Nicholas. Ik ben bij dat gesprek niet aanwezig geweest - hoe Anselmus en Nicolaas de aartsbisschop van hun heilige missie konden overtuigen, begrijp ik nóg niet. |||||||||||||||||||überzeugen|||| |||||||||||||||||||convince|||| I was not present at that conversation - I still do not understand how Anselmus and Nicolaas could convince the archbishop of their holy mission. Maar Anselmus is slim... Het gevolg was dat we een ossenwagen, een span witte ossen en een tent kregen, en dat de aartsbisschop zelfs zijn nichtje Hilde en haar kleine beschermer Carolus met ons meezond. |||||||||||||||||||||||||Nichte|||||||||meezond ||||||||||||||||||||||||||||||||||joined us But Anselmus is smart... The result was that we received an ox cart, a team of white oxen, and a tent, and that the archbishop even sent his niece Hilde and her little protector Carolus along with us. En daardoor kwam het dat er bij ons vertrek nog meer kinderen van edel bloed zich bij ons aansloten. And as a result, even more noble-blooded children joined us at our departure. Anselmus vond dat een beetje gevaarlijk. Anselmus found that a bit dangerous. Geen mens zou zich er iets van aantrekken als ze over al die verschoppelingen en weeskinderen nooit meer iets hoorden, maar als ooit bekend zou worden dat baronskinderen als slaaf verkocht waren, dan zou dat wel eens op moeilijkheden kunnen uitdraaien.' ||||||||||||||||nie||||||jemals||||||||||||||||Schwierigkeiten||austreten No one would care if they never heard anything more about all those outcasts and orphans, but if it were ever known that barons' children had been sold as slaves, then that might lead to some difficulties. ‘Bang voor de wraak van de vaders?' ||||||Väter ||||||fathers 'Afraid of the fathers' revenge?' ‘Eigenlijk wel. Actually, yes. Maar gelukkig kwamen er niet veel kinderen van edel bloed en degenen die er waren, werden met veel onderscheiding behandeld.' ||||||||||||||||||Ehre| ||||||||||||||||||distinction| But fortunately, not many children of noble blood came, and those who did were treated with great distinction. ‘Ja, dat heb ik gezien,' zei Dolf bitter. Yes, I saw that, Dolf said bitterly. ‘Daarom was ik blij dat Fredo ons vóór de bergen al in de steek liet. |||||||||||||im Stich ließ| That's why I was glad that Fredo left us before the mountains. Het kinderleger was trouwens veel te groot geworden - zo'n geweldige toeloop hadden we niet verwacht. |||by the way||||||||||| The children's army had actually become way too large - we hadn't expected such a great turnout. We schoten niet op. |Wir schossen nicht.|| |were getting|| Wir kamen nicht voran. We weren't making any progress. En hoe moesten we al die kindertjes voeden en beschermen? Und wie sollten wir all die kleinen Kinder ernähren und schützen? And how were we supposed to feed and protect all those little children? Het zou ook niet mogelijk zijn om ze allemaal onder te brengen op de zes schepen die in Genua op ons zouden wachten. Es wäre auch nicht möglich gewesen, sie alle auf den sechs Schiffen unterzubringen, die in Genua auf uns warten würden. It would also not be possible to accommodate them all on the six ships that would be waiting for us in Genoa. Maar Anselmus zei: “Hoe meer, hoe beter. But Anselmus said: 'The more, the better.' Onderweg zullen er tallozen omkomen. |||Zahlreiche| |||countless| Many will perish along the way. Alleen de sterksten zullen de reis overleven en die brengen het meeste zilver op.”' Only the strongest will survive the journey, and they will bring back the most silver. Dolf huiverde van zoveel cynisme. ||||Zynismus |shuddered|||cynicism Dolf shivered at such cynicism. Knarsetandend mompelde hij: ‘Zo'n duivel.' Knarsetandend|||| gritting his teeth|||| Knarrend murmelte er: 'So ein Teufel.' Grinding his teeth, he muttered: 'Such a devil.'