×

Мы используем cookie-файлы, чтобы сделать работу LingQ лучше. Находясь на нашем сайте, вы соглашаетесь на наши правила обработки файлов «cookie».


image

Zielenschemering [part 1], Hoofdstuk 1 (2)

Hoofdstuk 1 (2)

- Maar gek... is hij nu heusch wel gek... betwijfelde Gerrit.

- Nu, ga jij hem dan maar eens zien; zei Dorine, met haar blik van ergernis diep in de oogen van Gerrit. Ga JIJ hem dan maar eens zien... en als je hem gezien hebt, als IK hem gezien heb... vraag me dan nòg maar eens of hij gek is...

- Zeker... zei Gerrit. Ik zal dadelijk gaan. Ik moet eerst naar de kazerne, maar dan...

- Ja, je moet eerst naar de kazerne, zei Dorine boos. Natuurlijk, je moet eerst naar de kazerne. En als je daarna nog een oogenblik tijd hebt...

- Ik kan nu wel dadelijk gaan... zei Gerrit, neêrslachtig. En jij?

- Ik? Ik? Ik? krijschte Dorine. Denk je, dat ik weêr meê ga? Neen, hoor, ik dank je wel. Ik heb mama gewaarschuwd, ik heb jou gewaarschuwd en nu... nu ga ik naar bed. Want als ik niet oppas - en maar overal heen draaf, waar jullie me hebben willen... dan werd ik het zelf... gek... Ik? Ik ga naar bed...

Zij stond op, liep de tafel om, zette zich weêr en plotseling met een andere stem, huilende van verteedering, klaagde zij: - Die arme mama... Ze is ziek. Dat lamme mensch dan ook - om dadelijk naar mama te loopen. Waarom haar aan het schrikken te maken... Waarom een van ons niet eerst gewaarschuwd. Ik zal nog maar even naar Constance gaan... en ook naar Adolfine... dan kunnen ze mama wat troosten... Loop jij dan bij Paul aan... dan kan die je misschien wel helpen, als er wat gedaan moet worden... Maar dan... dan ga ik naar bed...

- Ja... zei Gerrit. Ik zal gaan.

Hij was, in eens, vol van weifeling: moest hij niet eerst naar de kazerne? Zoû hij eerst naar Paul gaan... of dadelijk naar Ernst? Hij ging in de gang, gespte zijn sabel om, zette zijn pet op, maar ook Dorine kwam in de gang...

- Dus je gaat naar hem toe? Nu... als je hèm dan gezien hebt... vraag me dan nog maar eens of hij gek is.

Nu stortte zij naar de deur.

- Dorine...

- Neen, ik dank je, zei ze nerveus. Ik ga naar Constance, naar Adolfine... en dan... dan ga ik naar bed.

Zij opende al de deur, was weg in een oogenblik. Gerrit zag Adeline schreien; verschrikt wrong zij de handen - O Gerrit.

- Kom, zoo erg zal het niet zijn. Ernst... is altijd vreemd.

- Ik zal naar mama gaan, Gerrit.

- Ja kindje, maar wind mama niet op. Zeg haar, dat ik naar Ernst ben, en dat ik geloof, dat het wel zóo erg niet zijn zal. Dorine overdrijft altijd, en hoè Ernst is, heeft ze niet gezegd... Nu, dag kindje; kom, huil nu maar niet. Ernst... hij is altijd vreemd geweest.

Hij gooide zich zijn jas om, want het was al koud, November, en het regende.

Op straat sloeg de slagregen hem in zijn gezicht en hij zag, voor zich, Dorine, onder haar parapluie, wegschommelen over de straat, met haar kwaadnijdigen hobbelgang. Zij ging de Bankastraat op, en sloeg links om, de Kerkhoflaan in, naar Constance. Hij nam den tram, bleef, trots den regen, buiten staan, zijn blauwe jas fladderig om zijn zware uniform-figuur heen - omdat hij als stikte, als van een pijnlijke congestie en aan de slapen zich de aderen, overvol van bloed, voelde hameren.

- Die beroerde champagne van gisteren, dacht hij. Ik voel me niet helder... Ik zal maar eerst even naar Paul gaan... Ja, ik zal maar eerst even naar Paul gaan... Of... of zal ik toch dadelijk naar Ernst...

Hij wist niet wat te besluiten en toch moest hij dit doen, toen zijn tram door den Denneweg ging, want Ernst woonde op den Nieuwen Uitleg. Maar omdat hij niet wist, bleef hij, zijn rug krommende onder den kletsregen, op het platform, op zijn tram, en alleen in de Houtstraat sprong hij er af, zijn sabel kletterende tusschen zijn beenen.

Daar woonde Paul, boven een heerenwinkel. Hij vond zijn broêr nog in bed.

- Ernst is gek... zei Gerrit, dadelijk.

- Dat is hij altijd geweest, antwoordde Paul, gapende.

- Ja maar... nu schijnt het, dat hij bepaald gek is, herhaalde Gerrit, en hij voelde zich zoo katterig dof, dat hij nauwlijks kon spreken: dik lalde zijn tong hem tusschen de tanden. Toch vertelde hij van Dorine...

- Wij moeten naar Ernst toe, Paul... om te zien wat er van aan is.

Paul was opmerkzaam geworden.

- Ja... zeide hij, langzaam. Maar ik moet mij eerst kleeden... Zie je, het vreemde in de wereld is, dat, wat er ook gebeurt, we ons eerst moeten kleeden...

- Ik was al gekleed, zei Gerrit goedig. - O! antwoordde Paul goedmoedig. Nu, dat kwam dan wèl goed uit...

Er was een sarcasme in zijn toon, dat aan Gerrit, dof, ontging.

Paul besloot, zich rekkend, op te staan. En een oogenblik bleef hij voor Gerrit, in zijn roze nachthemd en zijn Indischen batikbroek.

- Maar zoû hij wel gek zijn... Ernst? vroeg hij.

- Misschien is het niet zoo erg... meende Gerrit.

- Iedereen is een beetje gek... zei Paul.

- Nou... zei Gerrit, beleedigd.

- Neen, jij niet, zei Paul, goedmoedig. Jij niet, en ik ook niet... Maar iedereen heeft anders een tikje... Ik ga mijn bad nemen...

- Haast je wat.

- Ja...

Paul verdween in zijn badkamertje, en Gerrit, stikkend, gooide open de ramen, zoodat de slaapkamer plotseling vol was van het geruisch van den zomerregen. En Gerrit zag rond. Hij kwam hier bijna nooit, bij Paul, en nu trof hem de keurige netheid van Pauls kamer. Hij had een zitkamer, een slaapkamer, en een kabinet, waar hij zijn bad had geïnstalleerd.

- Wat is de kerel netjes, dacht Gerrit, en zag rond. De slaapkamer, klein, hield niets in dan een koperen bed, een noten spiegelkast, een noten tafel en een paar stoelen. Er slingerde geen enkel voorwerp. De kussens van het bed vertoonden maar even den indruk van Pauls hoofd; de dekens, toen hij opstond, had hij met een breeden slip weggeslagen, voorzichtig, als om ze niet te kreuken.

In het kabinet hoorde Gerrit Paul ruischen met water. Het was of hij de spons uitkneep met een keurige bedachtzaamheid, om geen druppel te storten buiten zijn bad. Het baden duurde heel lang. Daarna bleef alles stil.

- Haast je je wat? riep Gerrit nerveus.

- Ja... riep Paul terug, met een kalmen klank van stem.

- Wat voer je uit... Ik hoor je niet meer.

- Ik verzorg mijn voeten...

- Kerel, kan je niet voortmaken? Of wil ik maar vooruit gaan...

- Neen, neen... ik stel er prijs op met je meê te gaan... Maar ik moet mij toch eerst kleeden, niet waar.

- Maar kan je dat niet wat vlugger doen.

- Ja... goed, ik zal mij haasten.

Er tikten een paar scherpe geluidjes als van scharen, vijltjes, die werden neêrgelegd op het klinkelend marmer. Gerrit herademde. Maar omdat alles daarna weêr stil werd, riep Gerrit na een pooze:

- Paul...

- Ja?

- Ben je nu gauw klaar.

- Ja... ja... maar heb nog een beetje geduld... Ik scheer me... Je wilt toch niet hebben, dat ik me snijd...

- Neen, natuurlijk niet... Maar we moeten voort maken... je weet niet, in wat voor een toestand Ernst misschien kan zijn.

Paul antwoordde niet en Gerrit hoorde niets meer: alleen de regen ruischte. Gerrit zuchtte diep, brieschte ongeduldig, uitstrekkende zijn lange beenen. Na enkele minuten, die uren hem schenen, opende Paul de deur, maar sloot die weêr dadelijk.

- Gerrit, wil je als-je-blief het raam toe doen! riep Paul, verstoord.

Gerrit sloot het raam, de regen ruischte niet de kamer meer in. Nu kwam Paul binnen: hij was in een flanel, de armen bloot; in een zijden tricot onderbroek, en gestreepte sokken sloten goed om zijn enkels; zijn voeten staken in muilen.

- God, kèrel... ben je nog niet verder!! riep Gerrit kwaad. Paul zag hem aan, een beetje hoog.

- Misschien, dat jij je in drie minuten in je uniform gooit... maar IK kan dat niet doen. Als een mensch zich dan kleeden MOET en niet als een vogel, zijn veêren kan schudden... wil IK me ook met zorg kleeden... want anders voel ik me onbehagelijk.

- Maar bedenk toch... als Ernst...

- Ernst zal niet gekker worden dan hij is... omdat ik me met zorg kleed en je een kwartier langer laat wachten... Ik kàn me niet vlugger kleeden.

- Omdat je niet wilt!

- Omdat ik niet wil? antwoordde Paul, bleek, boos. Omdat ik niet wil? Omdat ik niet KAN . Ik kan niet. Wil je hebben, dat ik zoo ga? In mijn onderbroek? Dan is het goed: laat dan maar een rijtuig halen. Dan ga ik zoo... als ik ben. Wil je hebben, dat ik me kleed... dan moet je nog wat geduld oefenen.

- Nu goed... zuchtte Gerrit zwaar. Pff!! Kleed je dan maar aan.

Paul opende een deur van zijn spiegelkast. Zeer netjes geschikt, zag Gerrit liggen zijn hemden, bonte en witte. Paul bleef even staan, zag naar buiten, naar den regen, en nam ein- delijk tusschen uit den stapel een hemd met zwarte streepjes. Hij schikte den stapel weêr recht, zorgvuldig, zocht uit een doosje toen zijn knoopjes.

- Hoe lang heb je nog werk? vroeg Gerrit.

- Tien minuten, jokte Paul, kwaad, en inwendig verrukt Gerrit uit zijn humeur te maken. En rustig, delicaat, schoof hij de niellé-knoopjes, die hij vond, dat goed pasten bij het zwarte-streepjeshemd, in de manchetten, en in het front.

Gerrit, nerveus, stond op, liep de kamer op en neêr. Door de open tusschendeur zag hij de badkamer binnen en verwonderde zich, dat alles geruimd was en er geen spoor van water droop.

- Doe jij zelf je waschtafel?? vroeg Gerrit verwonderd.

- Natuurlijk, zei Paul kalm, zich nu aanschietende het hemd. Dacht je, dat ik dat aan de meid overliet? Nooit. Ze heeft niets anders te doen dan mijn emmer uit te gooien. Mijn tub, mijn kom, mijn bakjes... ik doe alles zelf... Ik heb voor alles aparte doeken, die hangen over een rek. De wereld is al smerig genoeg, ook al is men nog zoo netjes.

- Dan heb je waarachtig alles nog al vlug gedaan! zei Gerrit, verbaasd. - Methode, antwoordde Paul koeltjes, maar inwendig zeer gevleid door Gerrits woord. Als men methode heeft, gaat alles vlug.

En warm gestreeld, door Gerrits lof, belde hij, terwijl hij een broek aantrok en bestelde aan de meid zijn ontbijt.

- Ik zal gauw wat eten, zei hij vriendelijk, en boog de puntjes van zijn hoogen-boord om met een heel klein tikje... Toen zocht hij naar een das, in een groote Japansche doos.

- Mijn God, wat heb jij een dassen.

- Ja, ik heb er een massa, zei Paul trotsch. Ze zijn mijn eenige luxe...

En inderdaad, toen de meid de porte-brisée openschoof, en zichtbaar de zitkamer werd, die Paul als zijn beide andere vertrekken zelve had gemeubeleerd - vies van meubels van anderen - trof Gerrit de soberheid in die kamer: comfortabel, maar zeer eenvoudig.

- Ik hoû dol van mooie dingen, zei Paul; even goed als gekke Ernst. Maar ik kan ze niet koopen: ik heb er het geld niet voor...

- Maar je hebt toch evenveel als hij.

- Ja, maar hij kleedt zich niet. Je goed kleeden is duur...

Paul nu was klaar en hij had heel hoog zijn broek van onderen opgeslagen, zoodat zijn correcte knooplaarzen goed uitkwamen. Hij dronk alleen een kop thee, at een stukje droog brood.

- Boter... zeide hij. Dat is zoo vet, als je pas je tanden hebt gepoetst.

En hij ging terug in zijn badkamer om zijn mond nog na te spoelen.

Nu was hij klaar, nam zijn parapluie, en ging achter Gerrit de trap af. Gerrit opende de deur.

- Gemeen weêr! bromde Paul razend, nog in de gang.

Voorzichtig haalde hij uit de hoes zijn parapluie, terwijl Gerrit al buiten was, de blauwe uniformjas fladderend om zijn schouders, omdat hij de mouwen niet aanschoot.

- Smerige boel! raasde Paul. Die lamme, verdòmde modder! vloekte hij, bleek van kwaadheid.

Hij had de hoes van zijn parapluie opgevouwen en in zijn zak gegleden, en nu stak hij zijn scherm op: het was als vreesde hij, dat het nat zoû worden.

- Kom aan! besloot hij, inwendig ziedend.

En als met een wanhoopsbesluit, trad hij buiten, trok woest de deur dicht en zette zijn voeten voorzichtig op straat... - Wij zullen op den tram wachten...

Hij keek, onder zijn parapluie, razend naar den regenhemel.

- Die vuile lucht! bromde hij, terwijl Gerrit, nerveus, heen en weêr liep, maar half luisterend naar wat hij zeide. Die verdomde vuile lucht. Vuìle regen... vièze straten... Modder, niets dan modder... De heele wereld is modder. Eigenlijk is alles modder... O God, wanneer toch is de wereld eens schoon, en zijn de menschen eens schoon... schoon van straten de steden... schoon van lichaam de menschen... Nu zijn ze modder, niets dan modder: hun straten, hun lijven en hun smerige zielen...

De tram kwam aan, en zij moesten instappen, hetgeen Paul eigenlijk betreurde, want, al mopperende onder zijn parapluie, voelde hij zich toch geïnspireerd om door te blijven razen, ook al luisterde Gerrit niet. In den Dennenweg stapten zij uit... maar nu was hij den draad van zijn redeneering kwijt en daarbij moest hij oppassen niet in de plassen te trappen.

- Loop toch niet zoo gauw! zeide hij nijdig tegen Gerrit. En zie waar je loopt... het spat om me heen...

Nu waren ze op den Nieuwen-Uitleg, geheel somber, verdropen, de antieke buurt, in den eeuwige n regen, die daar tusschen de boomen viel als met rechte violette gordijnen van kralen, neêr-kletterende in de gracht.

- Zoû hij heusch gek zijn...? vroeg Gerrit angstig, terwijl zij belden.

Paul haalde de schouders op en keek naar zijn bottines en pantalon. Hij was tevreden hij had heel netjes geloopen: hij had ternauwernood eén enkel spatje. Een dikke juffrouw deed hen open.

- Zoo... Ik ben blij, dat u daar is, heeren... Meneer is nu wel weêr kalm... En is u naar een dokter geweest?

- Een dokter? zei Gerrit verschrikt.

- Een dokter, dacht Paul. Ja juist... We zijn weêr praktisch geweest...

Maar hij zeide het niet.

Zij gingen boven. In zijn zitkamer vonden zij Ernst: hij zat stil aan het raam, in een chamber-cloak; de zwarte haren, die hij lang droeg, verward over zijn voorhoofd. Hij stond niet op, zag zijn beide broêrs aan met een diep weemoedigen blik. Hij was nu een man van drie-en-veertig, maar hij leek ouder, grijzend, verwaarloosd van uiterlijk, als ineen-gezakt in zijn schouders, of er iets gebroken ware in zijn beenderenstelsel. Hij scheen niet al te zeer verwonderd hen beiden te zien;

Hoofdstuk 1 (2) Chapter 1 (2) Capítulo 1 (2)

- Maar gek... is hij nu heusch wel gek... betwijfelde Gerrit. - But crazy... is he really crazy now ... doubted Gerrit.

- Nu, ga jij hem dan maar eens zien; zei Dorine, met haar blik van ergernis diep in de oogen van Gerrit. - Now, you go see him then; said Dorine, with her look of exasperation deep in Gerrit's eyes. Ga JIJ hem dan maar eens zien... en als je hem gezien hebt, als IK hem gezien heb... vraag me dan nòg maar eens of hij gek is... Then YOU go see him.... and when you've seen him, when I've seen him... ask me again if he's crazy...

- Zeker... zei Gerrit. - Sure... Gerrit said. Ik zal dadelijk gaan. I will go shortly. Ik moet eerst naar de kazerne, maar dan... I have to go to the barracks first, but then...

- Ja, je moet eerst naar de kazerne, zei Dorine boos. - Yes, you have to go to the barracks first, Dorine said angrily. Natuurlijk, je moet eerst naar de kazerne. Of course, you have to go to the barracks first. En als je daarna nog een oogenblik tijd hebt... And if you have an instant after that....

- Ik kan nu wel dadelijk gaan... zei Gerrit, neêrslachtig. - I can go right now... said Gerrit, dejectedly. En jij? What about you?

- Ik? - Me? Ik? Me? Ik? Me? krijschte Dorine. chalked Dorine. Denk je, dat ik weêr meê ga? Do you think I'm going with you again? Neen, hoor, ik dank je wel. Nay, hear, I thank you. Ik heb mama gewaarschuwd, ik heb jou gewaarschuwd en nu... nu ga ik naar bed. I warned Mom, I warned you, and now ... now I'm going to bed. Want als ik niet oppas - en maar overal heen draaf, waar jullie me hebben willen... dan werd ik het zelf... gek... Ik? Because if I'm not careful - and just trot everywhere you guys want me to go.... I'll go... crazy... Me? Ik ga naar bed... I'm going to bed...

Zij stond op, liep de tafel om, zette zich weêr en plotseling met een andere stem, huilende van verteedering, klaagde zij:   - Die arme mama... Ze is ziek. She got up, walked around the table, set herself again and suddenly in another voice, crying with endearment, she complained: - That poor mama... She's sick! Dat lamme mensch dan ook - om dadelijk naar mama te loopen. That lame person then too - to run straight to mom. Waarom haar aan het schrikken te maken... Waarom een van ons niet eerst gewaarschuwd. Why scare her.... Why not warn one of us first. Ik zal nog maar even naar Constance gaan... en ook naar Adolfine... dan kunnen ze mama wat troosten... Loop jij dan bij Paul aan... dan kan die je misschien wel helpen, als er wat gedaan moet worden... Maar dan... dan ga ik naar bed... I'll just go over to Constance again.... and also to Adolfine... so they can comfort Mama... You run to Paul. and maybe he can help you, if you need anything done... But then... then I'm going to bed...

- Ja... zei Gerrit. - Yes... Gerrit said. Ik zal gaan. I will go.

Hij was, in eens, vol van weifeling: moest hij niet eerst naar de kazerne? He was, at once, full of wavering: didn't he have to go to the barracks first? Zoû hij eerst naar Paul gaan... of dadelijk naar Ernst? Would he go to Paul first... or immediately to Ernst? Hij ging in de gang, gespte zijn sabel om, zette zijn pet op, maar ook Dorine kwam in de gang... He went into the corridor, buckled his saber, put on his cap, but Dorine also came into the corridor....

- Dus je gaat naar hem toe? - So you go to him? Nu... als je hèm dan gezien hebt... vraag me dan nog maar eens of hij gek is. Now... when you've seen him... ask me again if he's crazy.

Nu stortte zij naar de deur. Now she dashed toward the door.

- Dorine... - Dorine...

- Neen, ik dank je, zei ze nerveus. - Nay, I thank you, she said nervously. Ik ga naar Constance, naar Adolfine... en dan... dan ga ik naar bed. I go to Constance, to Adolfine ... and then... then I go to bed.

Zij opende al de deur, was weg in een oogenblik. She already opened the door, was gone in an instant. Gerrit zag Adeline schreien; verschrikt wrong zij de handen   - O Gerrit. Gerrit saw Adeline cry; startled, she wrung her hands - O Gerrit.

- Kom, zoo erg zal het niet zijn. - Come, it won't be that bad. Ernst... is altijd vreemd. Ernst... is always strange.

- Ik zal naar mama gaan, Gerrit. - I will go to mom, Gerrit.

- Ja kindje, maar wind mama niet op. - Yes child, but don't wind up mommy. Zeg haar, dat ik naar Ernst ben, en dat ik geloof, dat het wel zóo erg niet zijn zal. Tell her I went to see Ernst, and that I believe it won't be that bad. Dorine overdrijft altijd, en hoè Ernst is, heeft ze niet gezegd... Nu, dag kindje; kom, huil nu maar niet. Dorine always exaggerates, and hoè Ernst is, she didn't say.... Now, bye child; come, don't cry now. Ernst... hij is altijd vreemd geweest. Ernst... he has always been strange.

Hij gooide zich zijn jas om, want het was al koud, November, en het regende. He threw on his coat, for it was already cold, November, and it was raining.

Op straat sloeg de slagregen hem in zijn gezicht en hij zag, voor zich, Dorine, onder haar parapluie, wegschommelen over de straat, met haar kwaadnijdigen hobbelgang. In the street, the driving rain beat in his face and he saw, in front of him, Dorine, under her umbrella, rocking away across the street, with her wickedly bumpy gait. Zij ging de Bankastraat op, en sloeg links om, de Kerkhoflaan in, naar Constance. She turned onto Banka Street, and turned left onto Cemetery Avenue to Constance. Hij nam den tram, bleef, trots den regen, buiten staan, zijn blauwe jas fladderig om zijn zware uniform-figuur heen - omdat hij als stikte, als van een pijnlijke congestie en aan de slapen zich de aderen, overvol van bloed, voelde hameren. He took the streetcar, stayed, proud of the rain, outside, his blue coat fluttering around his heavy uniform figure - because he felt as if choking, as if from a painful congestion and at the temples the veins, overflowing with blood, were hammering.

- Die beroerde champagne van gisteren, dacht hij. - That lousy champagne yesterday, he thought. Ik voel me niet helder... Ik zal maar eerst even naar Paul gaan... Ja, ik zal maar eerst even naar Paul gaan... Of...   of zal ik toch dadelijk naar Ernst... I don't feel clear... I'll just go see Paul first.... Yes, I'll just see Paul first... Or... Or shall I go to Ernst's right away...

Hij wist niet wat te besluiten en toch moest hij dit doen, toen zijn tram door den Denneweg ging, want Ernst woonde op den Nieuwen Uitleg. He did not know what to decide and yet he had to do so, when his streetcar passed through den Denneweg, because Ernst lived on den Nieuwen Uitleg. Maar omdat hij niet wist, bleef hij, zijn rug krommende onder den kletsregen, op het platform, op zijn tram, en alleen in de Houtstraat sprong hij er af, zijn sabel kletterende tusschen zijn beenen. But because he didn't know, he stayed, his back arching under the sloshing rain, on the platform, on his streetcar, and only on Wood Street did he jump off, his saber clattering between his legs.

Daar woonde Paul, boven een heerenwinkel. That's where Paul lived, above a gentleman's store. Hij vond zijn broêr nog in bed. He found his brother still in bed.

- Ernst is gek... zei Gerrit, dadelijk. - Ernst is crazy... Gerrit said, shortly.

- Dat is hij altijd geweest, antwoordde Paul, gapende. - He always has been, Paul replied, yawning.

- Ja maar... nu schijnt het, dat hij bepaald gek is, herhaalde Gerrit, en hij voelde zich zoo katterig dof, dat hij nauwlijks kon spreken: dik lalde zijn tong hem tusschen de tanden. - Yes but... now it seems, he is definitely mad, Gerrit repeated, and he felt so catty dull that he could hardly speak: thickly his tongue lolled between his teeth. Toch vertelde hij van Dorine... Yet he told of Dorine...

- Wij moeten naar Ernst toe, Paul... om te zien wat er van aan is. - We must go to Ernst, Paul.... to see what's up.

Paul was opmerkzaam geworden. Paul had become observant.

- Ja... zeide hij, langzaam. - Yes... he said, slowly. Maar ik moet mij eerst kleeden... Zie je, het vreemde in de wereld is, dat, wat er ook gebeurt, we ons eerst moeten kleeden... But I have to get dressed first.... You see, the strange thing in the world is that no matter what happens, we have to dress first....

- Ik was al gekleed, zei Gerrit goedig. - I was already dressed, Gerrit said good-naturedly. - O! - O! antwoordde Paul goedmoedig. Paul replied good-naturedly. Nu, dat kwam dan wèl goed uit... Now, that was convenient then....

Er was een sarcasme in zijn toon, dat aan Gerrit, dof, ontging. There was a sarcasm in his tone that escaped Gerrit, dully.

Paul besloot, zich rekkend, op te staan. Paul decided, stretching, to stand up. En een oogenblik bleef hij voor Gerrit, in zijn roze nachthemd en zijn Indischen batikbroek. And for an instant he remained in front of Gerrit, in his pink nightshirt and Indian batik pants.

- Maar zoû hij wel gek zijn... Ernst? - But would he be crazy... Ernst? vroeg hij. he asked.

- Misschien is het niet zoo erg... meende Gerrit. - Maybe it's not so bad... mused Gerrit.

- Iedereen is een beetje gek... zei Paul. - Everybody's a little crazy... Paul said.

- Nou... zei Gerrit, beleedigd. - Well ... said Gerrit, beleaguered.

- Neen, jij niet, zei Paul, goedmoedig. - Nay, not you, said Paul, good-naturedly. Jij niet, en ik ook niet... Maar iedereen heeft anders een tikje... Ik ga mijn bad nemen... You don't, and neither do I.... But everyone has different ticks.... I'm going to take my bath...

- Haast je wat. - Hurry up.

- Ja... - Yes...

Paul verdween in zijn badkamertje, en Gerrit, stikkend, gooide open de ramen, zoodat de slaapkamer plotseling vol was van het geruisch van den zomerregen. Paul disappeared into his little bathroom, and Gerrit, choking, threw open the windows, so that the bedroom was suddenly full of the murmur of summer rain. En Gerrit zag rond. And Gerrit looked around. Hij kwam hier bijna nooit, bij Paul, en nu trof hem de keurige netheid van Pauls kamer. He almost never came here, to Paul's, and now the neat cleanliness of Paul's room struck him. Hij had een zitkamer, een slaapkamer, en een kabinet, waar hij zijn bad had geïnstalleerd. He had a sitting room, a bedroom, and a cabinet, where he had installed his bath.

- Wat is de kerel netjes, dacht Gerrit, en zag rond. - How neat the guy is, Gerrit thought, and looked around. De slaapkamer, klein, hield niets in dan een koperen bed, een noten spiegelkast, een noten tafel en een paar stoelen. The bedroom, small, held nothing but a brass bed, a walnut mirrored wardrobe, a walnut table and a few chairs. Er slingerde geen enkel voorwerp. No object swung. De kussens van het bed vertoonden maar even den indruk van Pauls hoofd; de dekens, toen hij opstond, had hij met een breeden slip weggeslagen, voorzichtig, als om ze niet te kreuken. The pillows of the bed only briefly showed the impression of Paul's head; the blankets, as he rose, he had knocked away with a broad slip, carefully, as if not to crease them.

In het kabinet hoorde Gerrit Paul ruischen met water. In the cabinet, Gerrit heard Paul murmuring with water. Het was of hij de spons uitkneep met een keurige bedachtzaamheid, om geen druppel te storten buiten zijn bad. It was as if he squeezed the sponge with neat thoughtfulness, so as not to deposit a drop outside his tub. Het baden duurde heel lang. The bathing took a very long time. Daarna bleef alles stil. After that, everything remained silent.

- Haast je je wat? - Are you in a hurry? riep Gerrit nerveus. cried Gerrit nervously.

- Ja... riep Paul terug, met een kalmen klank van stem. - Yes... Paul called back, in a calm tone of voice.

- Wat voer je uit... Ik hoor je niet meer. - What are you performing... I don't hear you anymore.

- Ik verzorg mijn voeten... - I take care of my feet...

- Kerel, kan je niet voortmaken? - Dude, can't you hurry up? Of wil ik maar vooruit gaan... Or do I just want to move forward...

- Neen, neen... ik stel er prijs op met je meê te gaan... Maar ik moet mij toch eerst kleeden, niet waar. - No, no... I'd love to come with you... But I have to get dressed first, don't I?

- Maar kan je dat niet wat vlugger doen. - But can't you do that a little quicker.

- Ja... goed, ik zal mij haasten. - Yes... well, I'll hurry.

Er tikten een paar scherpe geluidjes als van scharen, vijltjes, die werden neêrgelegd op het   klinkelend marmer. A few sharp sounds tapped as of scissors, files, being laid down on the clinking marble. Gerrit herademde. Gerrit rebreathed. Maar omdat alles daarna weêr stil werd, riep Gerrit na een pooze: But as everything became silent again after that, Gerrit called out after a pooze:

- Paul... - Paul...

- Ja? - Yes?

- Ben je nu gauw klaar. - Are you done soon now.

- Ja... ja... maar heb nog een beetje geduld... Ik scheer me... Je wilt toch niet hebben, dat ik me snijd... - Yes... yes... but have a little more patience.... I'm shaving... You don't want me to cut myself....

- Neen, natuurlijk niet... Maar we moeten voort maken... je weet niet, in wat voor een toestand Ernst misschien kan zijn. - No, of course not... But we must go on... you don't know what kind of condition Ernst might be in.

Paul antwoordde niet en Gerrit hoorde niets meer: alleen de regen ruischte. Paul did not answer and Gerrit heard nothing more: only the rain rustled. Gerrit zuchtte diep, brieschte ongeduldig, uitstrekkende zijn lange beenen. Gerrit sighed deeply, bellowed impatiently, stretching out his long legs. Na enkele minuten, die uren hem schenen, opende Paul de deur, maar sloot die weêr dadelijk. After a few minutes, which seemed like hours to him, Paul opened the door, but closed it again immediately.

- Gerrit, wil je als-je-blief het raam toe doen! - Gerrit, would you please-please-shut the window! riep Paul, verstoord. cried Paul, perturbed.

Gerrit sloot het raam, de regen ruischte niet de kamer meer in. Gerrit closed the window; the rain no longer rustled into the room. Nu kwam Paul binnen: hij was in een flanel, de armen bloot; in een zijden tricot onderbroek, en gestreepte sokken sloten goed om zijn enkels; zijn voeten staken in muilen. Now Paul came in: he was in a flannel, arms bare; in silk jersey underpants, and striped socks closed snugly around his ankles; his feet tucked into mules.

- God, kèrel... ben je nog niet verder!! - God, kèrel ... haven't you moved on yet!!! riep Gerrit kwaad. cried Gerrit angrily. Paul zag hem aan, een beetje hoog. Paul eyed him, a little high.

- Misschien, dat jij je in drie minuten in je uniform gooit... maar IK kan dat niet doen. - Maybe, you can throw yourself into your uniform in three minutes.... but I can't do that. Als een mensch zich dan kleeden MOET en niet als een vogel, zijn veêren kan schudden... wil IK me ook met zorg kleeden... want anders voel ik me onbehagelijk. If a human being then MUST dress and cannot, like a bird, shake his feathers.... I also want to dress with care... otherwise I feel uncomfortable.

- Maar bedenk toch... als Ernst... - But still consider... If Ernst...

- Ernst zal niet gekker worden dan hij is... omdat ik me met zorg kleed en je een kwartier langer laat wachten... Ik kàn me niet vlugger kleeden. - Ernst won't get madder than he is because I dress with care and make you wait 15 minutes longer... I can't dress faster.

- Omdat je niet wilt! - Because you don't want to!

- Omdat ik niet wil? - Because I don't want to? antwoordde Paul, bleek, boos. replied Paul, pale, angry. Omdat ik niet wil? Because I don't want to? Omdat ik niet KAN . Because I CAN'T . Ik kan niet. I can't. Wil je hebben, dat ik zoo ga? Do you want me to go that way? In mijn onderbroek? In my underpants? Dan is het goed: laat dan maar een rijtuig halen. Then it's good: then let's get a carriage. Dan ga ik zoo... als ik ben. Then I go as... as I am. Wil je hebben, dat ik me kleed... dan moet je nog wat geduld oefenen. If you want me to get dressed ... then you need to exercise some patience.

- Nu goed... zuchtte Gerrit zwaar. - Now well... Gerrit sighed heavily. Pff!! Pff!!! Kleed je dan maar aan. Then get dressed.

Paul opende een deur van zijn spiegelkast. Paul opened a door to his mirrored closet. Zeer netjes geschikt, zag Gerrit liggen zijn hemden, bonte en witte. Very neatly arranged, Gerrit saw lying his shirts, variegated and white. Paul bleef even staan, zag naar buiten, naar den regen, en nam ein-   delijk tusschen uit den stapel een hemd met zwarte streepjes. Paul stopped for a moment, looked outside at the rain, and finally took a shirt with black stripes from the pile. Hij schikte den stapel weêr recht, zorgvuldig, zocht uit een doosje toen zijn knoopjes. He straightened the pile again, carefully, then looked for his buttons from a box.

- Hoe lang heb je nog werk? - How long do you have work? vroeg Gerrit. Gerrit asked.

- Tien minuten, jokte Paul, kwaad, en inwendig verrukt Gerrit uit zijn humeur te maken. - Ten minutes, Paul joked, angry, and internally delighted to make Gerrit out of his temper. En rustig, delicaat, schoof hij de niellé-knoopjes, die hij vond, dat goed pasten bij het zwarte-streepjeshemd, in de manchetten, en in het front. And quietly, delicately, he slid the niellé buttons, which he found, matched well with the black-striped shirt, into the cuffs, and into the front.

Gerrit, nerveus, stond op, liep de kamer op en neêr. Gerrit, nervous, stood up, walked up and down the room. Door de open tusschendeur zag hij de badkamer binnen en verwonderde zich, dat alles geruimd was en er geen spoor van water droop. Through the open connecting door, he saw into the bathroom and marveled, that everything was cleared and there was no trace of water dripping.

- Doe jij zelf je waschtafel?? - Do you do your own laundry table? vroeg Gerrit verwonderd. Gerrit asked in amazement.

- Natuurlijk, zei Paul kalm, zich nu aanschietende het hemd. - Of course, Paul said calmly, now shouldering the shirt. Dacht je, dat ik dat aan de meid overliet? Did you think I was leaving that to the maid? Nooit. Never. Ze heeft niets anders te doen dan mijn emmer uit te gooien. She has nothing to do but throw out my bucket. Mijn tub, mijn kom, mijn bakjes... ik doe alles zelf... Ik heb voor alles aparte doeken, die hangen over een rek. My tub, my bowl, my trays.... I do everything myself... I have separate cloths for everything, hanging over a rack. De wereld is al smerig genoeg, ook al is men nog zoo netjes. The world is dirty enough, even if one is so neat.

- Dan heb je waarachtig alles nog al vlug gedaan! - Then you have truly done everything rather quickly! zei Gerrit, verbaasd. said Gerrit, puzzled. - Methode, antwoordde Paul koeltjes, maar inwendig zeer gevleid door Gerrits woord. - Method, Paul replied coolly, but internally very flattered by Gerrit's word. Als men methode heeft, gaat alles vlug. When one has method, everything goes quickly.

En warm gestreeld, door Gerrits lof, belde hij, terwijl hij een broek aantrok en bestelde aan de meid zijn ontbijt. And warmly caressed, by Gerrit's praise, he called, putting on pants and ordering to the maid his breakfast.

- Ik zal gauw wat eten, zei hij vriendelijk, en boog de puntjes van zijn hoogen-boord om met een heel klein tikje... Toen zocht hij naar een das, in een groote Japansche doos. - I'll eat something soon, he said kindly, and bent the tips of his high-heeled collar over with a very small tap.... Then he looked for a tie, in a large Japanese box.

- Mijn God, wat heb jij een dassen. - My God, what badgers you have.

- Ja, ik heb er een massa, zei Paul trotsch. - Yes, I have a mass of them, Paul said proudly. Ze zijn mijn eenige luxe... They are my only luxury...

En inderdaad, toen de meid de porte-brisée openschoof, en zichtbaar de zitkamer werd, die Paul als zijn beide andere vertrekken zelve had gemeubeleerd - vies van meubels van anderen - trof Gerrit de soberheid in die kamer: comfortabel, maar zeer eenvoudig. And indeed, when the maid slid open the porte-brisée, and became visible the sitting room, which Paul had furnished himself like both his other two rooms - filthy with furniture from others - Gerrit struck the austerity in that room: comfortable, but very simple.

- Ik hoû dol van mooie dingen, zei Paul; even goed als gekke Ernst. - I hoû fond of beautiful things, Paul said; as good as Crazy Ernst. Maar ik kan ze niet koopen: ik heb er het geld niet voor... But I can't buy them: I don't have the money for them....

- Maar je hebt toch evenveel als hij. - But you still have as much as he does.

- Ja, maar hij kleedt zich niet. - Yes, but he doesn't dress. Je goed kleeden is duur... Dressing well is expensive...

Paul nu was klaar en hij had heel hoog zijn broek van onderen opgeslagen, zoodat zijn   correcte knooplaarzen goed uitkwamen. Paul now was ready and he had stored his pants very high from below, so that his correct button boots stood out well. Hij dronk alleen een kop thee, at een stukje droog brood. He only drank a cup of tea, ate a piece of dry bread.

- Boter... zeide hij. - Butter... he said. Dat is zoo vet, als je pas je tanden hebt gepoetst. That is soo bold, when you have just brushed your teeth.

En hij ging terug in zijn badkamer om zijn mond nog na te spoelen. And he went back into his bathroom to still rinse his mouth.

Nu was hij klaar, nam zijn parapluie, en ging achter Gerrit de trap af. Now he was ready, took his umbrella, and went down the stairs behind Gerrit. Gerrit opende de deur. Gerrit opened the door.

- Gemeen weêr! - Mean weather! bromde Paul razend, nog in de gang. hummed Paul furiously, still in the hallway.

Voorzichtig haalde hij uit de hoes zijn parapluie, terwijl Gerrit al buiten was, de blauwe uniformjas fladderend om zijn schouders, omdat hij de mouwen niet aanschoot. Carefully, he took out his umbrella from the cover, while Gerrit was already outside, the blue uniform jacket fluttering around his shoulders as he didn't put the sleeves on.

- Smerige boel! - Filthy mess! raasde Paul. ranted Paul. Die lamme, verdòmde modder! That lame, bloody mud! vloekte hij, bleek van kwaadheid. he cursed, pale with anger.

Hij had de hoes van zijn parapluie opgevouwen en in zijn zak gegleden, en nu stak hij zijn scherm op: het was als vreesde hij, dat het nat zoû worden. He had folded up the cover of his umbrella and slipped it into his pocket, and now he raised his screen: it was as if he feared it would get wet.

- Kom aan! - Come on! besloot hij, inwendig ziedend. he decided, internally seething.

En als met een wanhoopsbesluit, trad hij buiten, trok woest de deur dicht en zette zijn voeten voorzichtig op straat...   - Wij zullen op den tram wachten... And as if with a desperate decision, he stepped outside, pulled the door shut furiously and set his feet carefully on the street.... - We shall wait for the streetcar...

Hij keek, onder zijn parapluie, razend naar den regenhemel. He looked, under his umbrella, furiously at the rain sky.

- Die vuile lucht! - That dirty air! bromde hij, terwijl Gerrit, nerveus, heen en weêr liep, maar half luisterend naar wat hij zeide. he hummed, while Gerrit, nervous, paced back and forth, only half listening to what he was saying. Die verdomde vuile lucht. That damn dirty air. Vuìle regen... vièze straten... Modder, niets dan modder... De heele wereld is modder. Pouring rain... four streets... Mud, nothing but mud... The whole world is mud. Eigenlijk is alles modder... O God, wanneer toch is de wereld eens schoon, en zijn de menschen eens schoon... schoon van straten de steden... schoon van lichaam de menschen... Nu zijn ze modder, niets dan modder: hun straten, hun lijven en hun smerige zielen... Actually everything is mud... O God, when will the world be clean, and people will be clean clean in streets the cities clean of body the people... Now they are mud, nothing but mud: their streets, their bodies and their filthy souls....

De tram kwam aan, en zij moesten instappen, hetgeen Paul eigenlijk betreurde, want, al mopperende onder zijn parapluie, voelde hij zich toch geïnspireerd om door te blijven razen, ook al luisterde Gerrit niet. The streetcar arrived, and they had to board, which Paul actually regretted, because, while grumbling under his umbrella, he still felt inspired to keep ranting on, even if Gerrit wasn't listening. In den Dennenweg stapten zij uit... maar nu was hij den draad van zijn redeneering kwijt en daarbij moest hij oppassen niet in de plassen te trappen. In the pine road they got out.... but now he had lost the thread of his reasoning, and in doing so he had to be careful not to step in the puddles.

- Loop toch niet zoo gauw! - Don't run so fast! zeide hij nijdig tegen Gerrit. he said gruffly to Gerrit. En zie waar je loopt... het spat om me heen... And see where you walk... It splashes around me...

Nu waren ze op den Nieuwen-Uitleg, geheel somber, verdropen, de antieke buurt, in den eeuwige   n regen, die daar tusschen de boomen viel als met rechte violette gordijnen van kralen, neêr-kletterende in de gracht. Now they were on the Nieuwen-Uitleg, all gloomy, withered, the antique neighborhood, in the eternal n rain, which fell there between the trees as with straight violet curtains of beads, clattering down into the moat.

- Zoû hij heusch gek zijn...? - Would he really be crazy...? vroeg Gerrit angstig, terwijl zij belden. Gerrit asked anxiously, as they called.

Paul haalde de schouders op en keek naar zijn bottines en pantalon. Paul shrugged and looked at his bottoms and pantaloons. Hij was tevreden hij had heel netjes geloopen: hij had ternauwernood eén enkel spatje. He was satisfied he had run very nicely: he barely had a single splash. Een dikke juffrouw deed hen open. A fat miss opened them up.

- Zoo... Ik ben blij, dat u daar is, heeren... Meneer is nu wel weêr kalm... En is u naar een dokter geweest? - So... I'm glad you're here, gentlemen... Mister is calm now... Did you see a doctor?

- Een dokter? - A doctor? zei Gerrit verschrikt. Gerrit said startled.

- Een dokter, dacht Paul. - A doctor, Paul thought. Ja juist... We zijn weêr praktisch geweest... Yeah right... We've been practical again....

Maar hij zeide het niet. But he didn't say.

Zij gingen boven. They went upstairs. In zijn zitkamer vonden zij Ernst: hij zat stil aan het raam, in een chamber-cloak; de zwarte haren, die hij lang droeg, verward over zijn voorhoofd. In his sitting room they found Ernst: he sat silently at the window, in a chamber-cloak; the black hair, which he wore long, tangled across his forehead. Hij stond niet op, zag zijn beide broêrs aan met een diep weemoedigen blik. He did not get up, looked at both his brothers with a deeply wistful look. Hij was nu een man van drie-en-veertig, maar hij leek ouder, grijzend, verwaarloosd van uiterlijk, als ineen-gezakt in zijn schouders, of er iets gebroken ware in zijn beenderenstelsel. He was now a man of forty-three, but he seemed older, graying, neglected in appearance, as if slumped in his shoulders, as if something were broken in his bones. Hij scheen niet al te zeer verwonderd hen beiden te zien; He didn't seem too surprised to see them both;