×

Ми використовуємо файли cookie, щоб зробити LingQ кращим. Відвідавши сайт, Ви погоджуєтесь з нашими правилами обробки файлів «cookie».

image

HET LATE LEVEN [part 1], Hoofdstuk 14

Hoofdstuk 14

Een paar dagen later kwam Marianne aan.

- Tante, in dagen heb ik u niet gezien... Wat is er...? Is u boos op mij?

- Wel neen, Marianne.

- Jawel, er is iets... U is boos op mij... Zeg mij, dat u niet boos op mij is... In tijden heb ik niet bij u gegeten... U is boos op mij, omdat ik mij verleden zelf gevraagd heb... Zeg mij, dat ik mij vergis... dat u niet boos op mij is. En vraag mij weêr eens... ten eten. Het is erg druk tegenwoordig; soirées, diners, verleden het bal aan het Hof. Het was erg vervelend. We zien u nooit. U komt nooit eens aan. Oom ook niet. Het is alles om dien Brauws. Constance schrikte: die nerveuze, vreemde schok in haar keel.

- Wat meen je daarmeê...

- Die oude vriend van oom, die over den Vrede spreekt. Ik heb hem gehoord: het was prachtig, prachtig... Ik dweep met zijn rede: ik dweep met den Vrede... Maar hij accapareert zich van oom; de jongens zijn hem tweemaal met oom tegen gekomen in een automobiel. Het is alles om Brauws, dat ik niets van u beiden meer merk... Zeg mij, hij heeft hier zeker gegeten?

- Eens.

- Ik ben jaloersch, tante. Waarom hij, en ik niet meer? Komt meneer Van Vreeswijck ook niet meer? Als u boos op me is... wil ik het weêr goed maken... zal ik me nóoit meer zelf inviteeren. Maar inviteert u me dan weêr.

- Maar, mal kind. ik bèn niet boos.

- Jawel, jawel, u is boos... U is veranderd... U is anders tegen me... Ik voel het... Ik zie het.

- Maar Marianne...

- Niet? Vergis ik me...? Zeg het me, dat u niet boos op me is.

Zij knielde neêr bij Constance, liefkoozend. - Marianne, wat ben je toch een kind... Ik ben niet boos, daar.

- Zeg het nog eens... dan is u lief.

- Ik... ben... niet... boos. Daar: ben je nu tevreden.

- Ja, nu geloof ik u. En wanneer kom ik eten?

- Dwingeland...

- Ik durf me niet meer zelf vragen.

- Wat vindt je nu voor gezelligs... hier te eten.

- Juist... juist vind ik dat gezellig. Verleden, toen ik me zoo verveelde op het bal aan het Hof, dacht ik... als tante me nu maar gauw vraagt... ben ik weêr getroost.

- Ik geloof niets van al je dwaasheid.

- Jawel.

- Nu, wil je dan eens komen... met Brauws, en met Van Vreeswijck. En dan vraag ik oom Gerrit en tante Adeline er ook eens bij.

- Ja, ja, dat is goed. Wanneer?

- Ik zal je wel schrijven, niet zoo ongeduldig.

- Nu is u lief.

Zij omhelsde Constance.

- U ziet er zoo lief uit, tante, van daag... Zoo mooi. Heusch. Zeg eens, hoe oud is u?

- Ach, mal kind, wat doet dat er toe. - Ik wil het weten. Wacht, ik kan het uitrekenen. Mama zei, u scheelde acht jaar met haar. Mama is vijftig. U moet twee-en-veertig zijn.

- Al bijna drie-en-veertig. Dat is oud, niet waar?

- Oud? Ik weet niet. Voor sommige vrouwen. U niet. U is jong. En wat ziet oom er jong uit, hé? Addy, die is deftiger dan oom. U ziet er niet uit als twee-en-veertig. U ziet er tien jaar jonger uit. Tante, wat vreemd gaan toch onze jaren voorbij... Ik... ik voel me oud. Het eene jaar volgt het andere, en dat maakt me weemoedig... Tante, zeg me, waarom hoû ik zooveel van u?... Soms... soms zoû ik hier kunnen huilen...

- Maak ik je zoo melancholiek?

- Neen, dat niet... Maar bij u, waarom weet ik niet, denk ik altijd na... Zelfs al babbel ik... Ik voel me in uw huis... gelukkig, tante. Kijk, daar komen mijn tranen al... naar u... u schreit zelf een beetje. Jawel, jawel, u heeft vochtige oogen... U kan het niet ontkennen... Zeg mij... zeg mij, wat is er...

- Maar Marianne, er is niets... maar je spreekt soms zoo dwaas... en dat maakt me nerveus, en als ik tranen zie, ga ik zelf ook schreien...

- Oom is niet altijd lief voor u, niet waar tante.

- Ach, kind....

- Jawel, ik weet het. Toe, laat mij er over praten. Het is zoo vervelend, als je veel van elkander houdt... altijd te zwijgen, over de dingen, waaraan je denkt. Laat mij er over praten. Ik weet het, dat oom niet altijd lief is. Ik heb hem verleden gezegd...

- Wat?

- U zal boos zijn... Ik heb hem verleden gezegd... liever voor u te zijn. Is u boos?

- Neen kindje, maar...

- Neen, u moet niet boos zijn: ik bedoelde het goed... Ik kàn er niet tegen, dat u beiden met elkaâr niet gelukkig zijt... Probeer met elkaâr gelukkig te zijn...

- Maar, lief kind, sedert jaren al...

- Ja, maar het moet veranderen. O, tante, het MOET veranderen. Het zoû mij zoo innig gelukkig maken.

- Kind, wat ben je overdreven...

- Omdat ik voel voor de menschen, van wie ik hoû. Er zijn menschen, die nooit voelen, en anderen, die altijd zwijgen. Ik voel... en ik praat. Zoo ben ik. Mama niet: die zwijgt altijd. Ik kàn niet zwijgen: dan stik ik. Ik zoû alles willen zeggen... Als ik ver-driet heb... wil ik het zeggen; als ik mij gelukkig voel... wil ik het zeggen... Maar het kan niet altijd, tante... Tante toe, probeer met oom gelukkig te zijn... Hij is zoo lief, hij is zoo goed: u heeft vroeger toch van hem gehouden. Er zijn nu veel jaren daarover heen, maar u moet weêr van elkaâr houden gaan. Zeg mij: kàn u niet meer van oom houden?

- Mijn kind...

- O, ik zie het: u kàn het niet meer... Neen, u kan het niet meer... En oom is zoo lief toch, zoo goed... al is hij zoo driftig, en opgewonden. Hij is zoo jong: net een opgewonden jonge student soms, zei Henri... Toen met papa, in die scène, net een kemphaan... U weet, in de familie... de ooms zijn bang voor oom Henri, omdat hij altijd wil duelleeren. Maar dat is zijn drift: in werkelijkheid is hij lief, is hij goed... Ik weet het, tante, want als oom mij thuis brengt,... spreken we over allerlei dingen... vertellen we elkaâr van alles... Het mag toch wel: u is toch niet jaloersch, tante?

- Neen kind...

- Neen, u is niet jaloersch... Oom Henri is toch ook mijn oom, niet waar... en ik mag wel eens met hem praten... Hij praat zoo lief... de tijd vliegt om als oom praat... Zeg mij, tante, die Brauws, is dat eigenlijk wel een heer?... Hij is arbeider geweest.

- Ja, maar omdat hij wilde...

- Ik begrijp niet zulke vreemde mannen, u wel? Neen, u ook niet... Neen, u kàn niet zoo een vreemde man begrijpen, evenmin als ik... Stelt u zich nu eens voor...: oom Henri als arbeider!! Kan u het zich voorstellen, neen, neen, onmogelijk! Hij spreekt mooi, die Brauws,... en een avond lang heb ik gedweept... met den Vrede...

- En sedert...

- Niet meer. Ik dweep niet lang. Dwepen... dat is niet voelen... Als ik voel...

- Wat...

- Dan is het - geloof ik - voor altijd. Voor altijd.

- Mijn kindje, wat ben je toch week...

- U ook: u schreit weêr...

- Neen, Marianne.

- Jawel, u schreit weêr... Laten we samen schreien, tante. Ik ben - ik weet niet waarom - in een stemming om te schreien met u... Daar, daar ik huil... Zij knielde neêr bij Constance, en hare tranen vloeiden werkelijk.

- Kind, je mag je zoo niet opwinden. Daar hoor ik stappen: daar komt oom...

Het jonge meisje herstelde zich, toen Van der Welcke binnenkwam. Hij bleef een oogenblik op den drempel, glimlachende in een glans en blijdschap van zijn jongblauwe oogen. Zij, eene seconde, zag hem aan.

- Zoo, dag Marianne... In langen tijd heb ik je niet gezien...

- Ja... u ‘stookt' ook maar met Brauws... En ik ben een echte kapel geweest. Verbeeld u, op het Hofbal, verleden, juist toen de Koningin binnen kwam...

Zij zette zich en vertelde hare verhaaltjes, met een stem, die als van verre kwam. Door de kamer zeefde het namiddagduister, en wischte als uit hunne ommelijnen, en de uitdrukking hunner gezichten.

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 14 Capítulo Chapter 14 Capítulo 14

Een paar dagen later kwam Marianne aan. Um|poucos|dias|depois|chegou|Marianne|à A few days later, Marianne arrived. Alguns dias depois, Marianne chegou.

- Tante, in dagen heb ik u niet gezien... Wat is er...? Tia|em|dias|tenho|eu|a senhora|não|visto|O que|é|há - Auntie, I haven't seen you in days... What is it...? - Tia, há dias que não a vejo... O que aconteceu...? Is u boos op mij? Está|você|bravo|com|mim Are you angry with me? Você está brava comigo?

- Wel neen, Marianne. Bem|não|Marianne - Well no, Marianne. - De jeito nenhum, Marianne.

- Jawel, er is iets... U is boos op mij... Zeg mij, dat u niet boos op mij is... In tijden heb ik niet bij u gegeten... U is boos op mij, omdat ik mij verleden zelf gevraagd heb... Zeg mij, dat ik mij vergis... dat u niet boos op mij is. Sim|há|é|algo|O senhor|está|bravo|com|mim|Diga|me|que|o senhor|não|bravo|com|mim|está|Em|tempos|tenho|eu|não|com|o senhor|comido|O senhor|está|bravo|com|mim|porque|eu|me|passado|mesmo|perguntado|tenho|Diga|me|que|eu|me|engano|que|o senhor|não|bravo|com|mim|está - Yes, there is something... You are angry with me... Tell me, that you are not angry with me... In times I have not eaten with you... You are angry with me, because I have asked me past myself... Tell me, that I am mistaken... That you are not angry with me. - Sim, há algo... Você está bravo comigo... Diga-me que você não está bravo comigo... Há tempos não jantei com você... Você está bravo comigo porque eu me perguntei sobre o passado... Diga-me que estou enganado... que você não está bravo comigo. En vraag mij weêr eens... ten eten. E|pergunte|me|de novo|uma vez|para|comer And ask me again... for dinner. E me convide novamente... para jantar. Het is erg druk tegenwoordig; soirées, diners, verleden het bal aan het Hof. Isso|é|muito|movimentado|atualmente|soirées||passado|o|baile|na|o|tribunal It's very busy these days; soirées, dinners, past balls at the Court. Está muito movimentado atualmente; soirées, jantares, e o baile no Palácio. Het was erg vervelend. Isso|foi|muito|chato It was very annoying. Foi muito chato. We zien u nooit. Nós|vemos|você|nunca We never see you. Nunca o vemos. U komt nooit eens aan. Você|vem|nunca|de vez em quando|aan You never even arrive. Você nunca chega. Oom ook niet. Tio|também|não Neither did Uncle. Tio também não. Het is alles om dien Brauws. Isso|é|tudo|para|aquele|Brauws It's all about dien Brauws. É tudo por causa de Brauws. Constance schrikte: die nerveuze, vreemde schok in haar keel. Constance|assustou|a|nervosa|estranha|sensação|na|sua|garganta Constance was startled: that nervous, strange jolt in her throat. Constance se assustou: aquele choque nervoso e estranho em sua garganta.

- Wat meen je daarmeê... O que|quer dizer|você|com isso - What do you mean by that... - O que você quer dizer com isso...

- Die oude vriend van oom, die over den Vrede spreekt. O|velho|amigo|de|tio|que|sobre|a|Paz|fala - That old friend of uncle's, talking about the Peace. - Aquele velho amigo do tio, que fala sobre a Paz. Ik heb hem gehoord: het was prachtig, prachtig... Ik dweep met zijn rede: ik dweep met den Vrede... Maar hij accapareert zich van oom; de jongens zijn hem tweemaal met oom tegen gekomen in een automobiel. |||||||||schwärme|||||||||||nimmt sich||||||||||||||| Eu|tenho|ele|ouvido|isso|era|lindo|lindo|Eu|admiro|com|sua|discurso|Eu|admiro|com|a|Paz|Mas|ele|se apropria|de si mesmo|de|tio|os|meninos|são|ele|duas vezes|com|tio|contra|encontrado|em|um|automóvel I heard him: it was wonderful, wonderful... I dote on his speech: I dote on the Peace... But he accaparates from uncle; the boys have run into him twice with uncle in an automobile. Eu o ouvi: foi lindo, lindo... Eu sou fã do seu discurso: eu sou fã da Paz... Mas ele se apropria do tio; os meninos o encontraram duas vezes com o tio em um automóvel. Het is alles om Brauws, dat ik niets van u beiden meer merk... Zeg mij, hij heeft hier zeker gegeten? Isso|é|tudo|por causa de|Brauws|que|eu|nada|de|você|ambos|mais|percebo|Diga|me|ele|tem|aqui|certamente|comido It's all because of Brauws, that I don't notice anything more from both of you... Tell me, he certainly ate here? É tudo por causa do Brauws, que eu não percebo mais nada de vocês dois... Diga-me, ele certamente comeu aqui?

- Eens. Uma vez - Agreed. - Uma vez.

- Ik ben jaloersch, tante. Eu|sou|ciumento|tia - I'm jealous, auntie. - Eu estou com ciúmes, tia. Waarom hij, en ik niet meer? Por que|ele|e|eu|não|mais Why him, and not me anymore? Por que ele, e eu não mais? Komt meneer Van Vreeswijck ook niet meer? Vem|senhor|de|Vreeswijck|também|não|mais Is Mr. Van Vreeswijck no longer coming either? O senhor Van Vreeswijck também não vem mais? Als u boos op me is... wil ik het weêr goed maken... zal ik me nóoit meer zelf inviteeren. Se|você|bravo|para|mim|está|quero|eu|isso|novamente|bem|fazer|vou|eu|me|nunca|mais|sozinho|convidar If you are angry with me ... I want to make up again ... I will never invite myself again. Se você está bravo comigo... eu quero consertar isso... eu nunca mais vou me convidar. Maar inviteert u me dan weêr. Mas|convida|você|me|então|novamente But then invite me again. Mas você me convida de novo.

- Maar, mal kind. |aber| Mas|mal|criança - But, silly child. - Mas, criança boba. ik bèn niet boos. eu|estou|não|bravo I am not angry. eu não estou bravo.

- Jawel, jawel, u is boos... U is veranderd... U is anders tegen me... Ik voel het... Ik zie het. sim|sim|você|está|bravo|Você|está|mudado|Você|está|diferente|contra|mim|Eu|sinto|isso|Eu|vejo|isso - Yes, yes, you are angry ... You have changed ... You are different to me ... I feel it ... I see it. - Sim, sim, você está bravo... Você mudou... Você está diferente comigo... Eu sinto isso... Eu vejo isso.

- Maar Marianne... Mas|Marianne - But Marianne... - Mas Marianne...

- Niet? Não - Not? - Não? Vergis ik me...? me|eu|me Am I mistaken...? Estou me enganando...? Zeg het me, dat u niet boos op me is. Diga|isso|para mim|que|você|não|bravo|com|mim|está Tell me you are not angry with me. Diga-me, que você não está bravo comigo.

Zij knielde neêr bij Constance, liefkoozend. |||||zärtlich Ela|se ajoelhou|para baixo|ao lado de|Constance|acariciando She knelt down by Constance, affectionately. Ela se ajoelhou perto de Constance, acariciando. - Marianne, wat ben je toch een kind... Ik ben niet boos, daar. Marianne|o que|és|você|de fato|uma|criança|Eu|estou|não|bravo|lá - Marianne, what a child you are... I'm not angry, there. - Marianne, como você é uma criança... Eu não estou bravo, veja.

- Zeg het nog eens... dan is u lief. Diga|isso|novamente|uma vez|então|é|você|gentil - Say it again ... you will be sweet. - Diga isso de novo... então você é gentil.

- Ik... ben... niet... boos. Eu|sou|não|bravo - I ... am ... not ... angry. - Eu... não... estou... bravo. Daar: ben je nu tevreden. Isso|está|você|agora|satisfeito There: are you satisfied now. Lá: você está satisfeito agora.

- Ja, nu geloof ik u. En wanneer kom ik eten? Sim|agora|acredito|eu|você|E|quando|venho|eu|comer - Yes, now I believe you, and when will I come for dinner? - Sim, agora eu acredito em você. E quando eu vou comer?

- Dwingeland... Dwingeland Dwingeland - Dwingeland... - Mandão...

- Ik durf me niet meer zelf vragen. Eu|ouso|me|não|mais|a mim mesmo|perguntar - I don't dare ask myself anymore. - Eu não me atrevo mais a perguntar.

- Wat vindt je nu voor gezelligs... hier te eten. |||||gemütlich||| O que|acha|você|agora|para|divertido|aqui|a|comer - Now what do you find cozy ... eating here. - O que você acha de algo agradável... comer aqui.

- Juist... juist vind ik dat gezellig. Just|just|find|I|that|cozy - Right ... right I find that cozy. - Certo... eu realmente acho isso agradável. Verleden, toen ik me zoo verveelde op het bal aan het Hof, dacht ik... als tante me nu maar gauw vraagt... ben ik weêr getroost. passado|quando|eu|me|tão|entediava|no|o||||Palácio|pensei|eu|||me|agora|mas|logo|perguntar|estou|eu|novamente|consolado Past, when I was so bored at the Court Ball, I thought... if only Auntie would ask me soon... I'd be comforted again. No passado, quando eu estava tão entediado no baile do Palácio, pensei... se a tia me chamar logo... eu ficarei confortado novamente.

- Ik geloof niets van al je dwaasheid. Eu|acredito|nada|de|toda|sua|tolice - I don't believe any of your foolishness. - Eu não acredito em nada de suas tolices.

- Jawel. Sim - Yep. - Acredito que sim.

- Nu, wil je dan eens komen... met Brauws, en met Van Vreeswijck. Agora|quer|você|então|uma vez|vir|com|Brauws|e|com|Van|Vreeswijck - Now, would you like to come ... with Brauws, and with Van Vreeswijck. - Então, você gostaria de vir... com Brauws e com Van Vreeswijck. En dan vraag ik oom Gerrit en tante Adeline er ook eens bij. E|então|pergunto|eu|tio|Gerrit|e|tia|Adeline|lá|também|uma vez|junto And then I'll ask Uncle Gerrit and Aunt Adeline about it. E então eu vou convidar o tio Gerrit e a tia Adeline também.

- Ja, ja, dat is goed. Sim|sim|isso|é|bom - Yes, yes, that's good. - Sim, sim, isso é bom. Wanneer? Quando When? Quando?

- Ik zal je wel schrijven, niet zoo ongeduldig. Eu|vou|te|certamente|escrever|não|tão|impaciente - I will write to you, not so impatiently. - Eu vou te escrever, não seja tão impaciente.

- Nu is u lief. Agora|é|você|querido - Now you are loved. - Agora você é gentil.

Zij omhelsde Constance. Ela|abraçou|Constance She hugged Constance. Ela abraçou Constance.

- U ziet er zoo lief uit, tante, van daag... Zoo mooi. Você|parece|lá|tão|doce||tia|de|dia|tão|bonita - You look so sweet, Auntie, today... So beautiful. - Você está tão linda, tia, hoje... Tão bonita. Heusch. Heusch Heusch Heusch. Sério. Zeg eens, hoe oud is u? Diga|uma vez|quão|velho|é|você Tell me, how old are you? Diga-me, quantos anos você tem?

- Ach, mal kind, wat doet dat er toe. Ah|mau|criança|o que|faz|isso|lá|a ver - Ah, silly child, what does that matter. - Ah, criança boba, o que isso importa. - Ik wil het weten. Eu|quero|isso|saber - I want to know. - Eu quero saber. Wacht, ik kan het uitrekenen. ||||ausrechnen Espera|eu|posso|isso|calcular Wait, I can calculate it. Espere, eu posso calcular. Mama zei, u scheelde acht jaar met haar. |||warst|||| Mamãe|disse|você|tinha|oito|anos|de|ela Mom said, you were eight years apart from her. Mamãe disse que você é oito anos mais velho que ela. Mama is vijftig. Mamãe|tem|cinquenta Mom is fifty. Mamãe tem cinquenta. U moet twee-en-veertig zijn. Você|deve||||ser You must be forty-two. Você deve ter quarenta e dois.

- Al bijna drie-en-veertig. Já|quase||| - Already almost forty-three. - Quase quarenta e três. Dat is oud, niet waar? Isso|é|velho|não|verdade That's old, isn't it? Isso é velho, não é?

- Oud? Velho - Old? - Velho? Ik weet niet. Eu|sei|não I don't know. Eu não sei. Voor sommige vrouwen. Para|algumas|mulheres For some women. Para algumas mulheres. U niet. Você|não You don't. Você não. U is jong. Você|é|jovem You are young. Você é jovem. En wat ziet oom er jong uit, hé? E|como|parece|tio|tão|jovem|assim|né And how young Uncle looks, doesn't he? E como o tio parece jovem, né? Addy, die is deftiger dan oom. |||schicker|| Addy|ela|é|mais inteligente|do que|tio Addy, who is more distinguished than uncle. Addy, ele é mais elegante que o tio. U ziet er niet uit als twee-en-veertig. Você|parece|aí|não|como|como||| You don't look like forty-two. Você não parece ter quarenta e dois. U ziet er tien jaar jonger uit. Você|parece|(partícula adverbial)|dez|anos|mais jovem|(verbo intransitivo) You will look ten years younger. Você parece dez anos mais jovem. Tante, wat vreemd gaan toch onze jaren voorbij... Ik... ik voel me oud. Tia|quão|estranho|passam|ainda|nossos|anos|embora|Eu|eu|sinto|me|velho Auntie, how strange our years go by...I...I feel old. Tia, como os anos passam rápido... Eu... eu me sinto velha. Het eene jaar volgt het andere, en dat maakt me weemoedig... Tante, zeg me, waarom hoû ik zooveel van u?... O|um|ano|segue|o|outro|e|isso|faz|me|melancólico|Tia|diga|me|por que|amo|eu||de|você One year follows another, and that makes me wistful... Auntie, tell me, why do I hoû so much of you?.... Um ano se segue ao outro, e isso me deixa melancólica... Tia, diga-me, por que eu gosto tanto de você?... Soms... soms zoû ik hier kunnen huilen... Às vezes||poderia|eu|aqui|poder|chorar Sometimes ... sometimes I could cry here ... Às vezes... às vezes eu poderia chorar aqui...

- Maak ik je zoo melancholiek? Faço|eu|te|tão|melancólico - Do I make you so melancholy? - Eu te deixo tão melancólica?

- Neen, dat niet... Maar bij u, waarom weet ik niet, denk ik altijd na... Zelfs al babbel ik... Ik voel me in uw huis... gelukkig, tante. ||||||||||||||||quatsche||||||||| Não|isso|não|Mas|em|você|por que|sabe|eu|não|penso|eu||||||||me sinto|me|em|sua|casa|feliz|tia - No, not that... But with you, why I don't know, I always think... Even though I babble... I feel in your house... happy, aunt. - Não, não isso... Mas com você, não sei por quê, eu sempre penso... Mesmo quando estou conversando... Eu me sinto em sua casa... feliz, tia. Kijk, daar komen mijn tranen al... naar u... u schreit zelf een beetje. |||||||||weinen||| Olhe|lá|vêm|minhas|lágrimas|já|para|você||chora|mesmo|um|pouco Look, there my tears are already coming ... to you ... you yourself are crying a little bit. Olha, lá vêm minhas lágrimas... para você... você também está chorando um pouco. Jawel, jawel, u heeft vochtige oogen... U kan het niet ontkennen... Zeg mij... zeg mij, wat is er... sim|sim|você|tem|úmidos|olhos|Você|pode|isso|não|negar|Diga|me|||o que|é|há Yes, yes, yes, you have moist eyes... You can't deny it... Tell me... tell me, what is.... Sim, sim, você tem olhos úmidos... Você não pode negar... Diga-me... diga-me, o que há...

- Maar Marianne, er is niets... maar je spreekt soms zoo dwaas... en dat maakt me       nerveus, en als ik tranen zie, ga ik zelf ook schreien... ||||||||||dumm||||||||||||||| Mas|Marianne|há|é|nada|mas|você|fala|às vezes|tão|tolo|e|isso|faz|me|nervoso|e|se|eu|lágrimas|vejo|vou|eu|eu mesmo|também|chorar - But Marianne, there is nothing... but you speak so foolishly sometimes... and it makes me nervous, and when I see tears, I start to cry myself.... - Mas Marianne, não há nada... mas você fala às vezes de forma tão tola... e isso me deixa nervosa, e quando vejo lágrimas, eu também começo a chorar...

- Oom is niet altijd lief voor u, niet waar tante. Tio|é|não|sempre|gentil|para|você|não|verdade|tia - Uncle is not always kind to you, not true aunt. - O tio não é sempre gentil com você, não é verdade, tia.

- Ach, kind.... Ah|criança - Ah, child.... - Ah, criança....

- Jawel, ik weet het. Sim|eu|sei|isso - Yep, I know. - Sim, eu sei. Toe, laat mij er over praten. Vamos|deixe|me|sobre isso|sobre|falar Please, let me talk about it. Por favor, deixe-me falar sobre isso. Het is zoo vervelend, als je veel van elkander houdt... altijd te zwijgen, over de dingen, waaraan je denkt. Isso|é|tão|chato|quando|você|muito|de|um ao outro|ama|sempre|a|silêncio|sobre|as|coisas|nas quais|você|pensa It's so annoying, when you love each other a lot ... to always be silent, about the things, that you think about. É tão chato, quando você ama muito um ao outro... sempre ficar em silêncio sobre as coisas em que você pensa. Laat mij er over praten. Deixe|me|sobre|sobre|falar Let me talk about it. Deixe-me falar sobre isso. Ik weet het, dat oom niet altijd lief is. Eu|sei|isso|que|tio|não|sempre|gentil|é I know, uncle is not always sweet. Eu sei, que o tio nem sempre é gentil. Ik heb hem verleden gezegd... Eu|tenho|a ele|passado|disse I told him past ... Eu disse a ele no passado...

- Wat? O que - What? - O quê?

- U zal boos zijn... Ik heb hem verleden gezegd... liever voor u te zijn. Você|ficará|bravo||Eu|tenho|a ele|passado|disse|mais gentil|para|você|a|ser - You will be angry... I told him past... to be better for you. - Você vai ficar bravo... Eu disse a ele no passado... para ser mais gentil com você. Is u boos? É|você|bravo Are you angry? Você está bravo?

- Neen kindje, maar... Não|criança|mas - Nay child, but... - Não, criança, mas...

- Neen, u moet niet boos zijn: ik bedoelde het goed... Ik kàn er niet tegen, dat u beiden met elkaâr niet gelukkig zijt... Probeer met elkaâr gelukkig te zijn... Não|você|deve|não|bravo|ser|eu|quis dizer|isso|bem||posso|nisso|não|contra|que|você|ambos|com|um ao outro|não|feliz|são|Tente|com|um ao outro|feliz|a|ser - No, you shouldn't be angry: I meant well... I can't stand it, that the two of you are not happy with each other... Try to be happy with each other.... - Não, você não precisa ficar bravo: eu quis dizer bem... Eu não suporto que vocês dois não sejam felizes um com o outro... Tentem ser felizes um com o outro...

- Maar, lief kind, sedert jaren al... Mas|querido|criança|desde|anos|já - But, dear child, for years already.... - Mas, querida criança, já faz anos...

- Ja, maar het moet veranderen. Sim|mas|isso|deve|mudar - Yes, but it has to change. - Sim, mas isso precisa mudar. O, tante, het MOET veranderen. Oh|tia|isso|DEVE|mudar Oh, Auntie, it MUST change. Oh, tia, isso PRECISA mudar. Het zoû mij zoo innig gelukkig maken. Isso|deveria|me|tão|profundamente|feliz|fazer It would make me so intimately happy. Isso me faria tão incrivelmente feliz.

- Kind, wat ben je overdreven... Criança|o que|és|você|exagerado - Child, how excessive you are.... - Criança, você é tão exagerada...

- Omdat ik voel voor de menschen, van wie ik hoû. Porque|eu|sinto|por|os|humanos|de|quem|eu|amo - Because I feel for the people, of whom I hoû. - Porque eu sinto pelas pessoas que amo. Er zijn menschen, die nooit voelen, en anderen, die altijd zwijgen. (verbo auxiliar)|há|pessoas|que|nunca|sentem|e|outros|que|sempre|silenciam There are people, who never feel, and others, who are always silent. Há pessoas que nunca sentem, e outras que sempre ficam em silêncio. Ik voel... en       ik praat. Eu|sinto|e|eu|falo I feel ... and I talk. Eu sinto... e eu falo. Zoo ben ik. zoológico|sou|eu So am I. Assim sou eu. Mama niet: die zwijgt altijd. Mamãe|não|ela|fica em silêncio|sempre Mommy doesn't: she's always silent. Mamãe não: ela sempre fica em silêncio. Ik kàn niet zwijgen: dan stik ik. |||||ersticke| Eu|posso|não|ficar em silêncio|então|morro| I cannot be silent: then I will suffocate. Eu não consigo ficar em silêncio: senão eu sufoco. Ik zoû alles willen zeggen... Als ik ver-driet heb... wil ik het zeggen; als ik mij gelukkig voel... wil ik het zeggen... Maar het kan niet altijd, tante... Tante toe, probeer met oom gelukkig te zijn... Hij is zoo lief, hij is zoo goed: u heeft vroeger toch van hem gehouden. Eu|deveria|tudo|querer|dizer|Se|eu|||tiver|quero|eu|isso|dizer||||feliz||||||||||||||||||a|ser|Ele|é|tão|gentil|ele|é|tão|bom|você|tem|antes|afinal|dele|ele|amado I'd like to say everything... When I'm sorrowful... I want to say it; when I feel happy... I want to say it... But it's not always possible, Auntie... Please, Auntie, try to be happy with Uncle... He's so sweet, he's so good: you used to love him anyway. Eu gostaria de dizer tudo... Quando estou triste... quero dizer; quando me sinto feliz... quero dizer... Mas nem sempre é possível, tia... Tia, por favor, tente ser feliz com o tio... Ele é tão gentil, ele é tão bom: você já o amou antes. Er zijn nu veel jaren daarover heen, maar u moet weêr van elkaâr houden gaan. Há|são|agora|muitos|anos|sobre isso|passado|mas|você|deve|novamente|um do outro|outro|amar|ir Many years have passed since then, but you must love each other again. Já se passaram muitos anos desde então, mas você precisa voltar a se amar. Zeg mij: kàn u niet meer van oom houden? Diga|me|pode|você|não|mais|de|tio|amar Tell me: can't you love uncle anymore? Diga-me: você não pode mais amar o tio?

- Mijn kind... Meu|filho - My child... - Meu filho...

- O, ik zie het: u kàn het niet meer... Neen, u kan het niet meer... En oom is zoo lief toch, zoo goed... al is hij zoo driftig, en opgewonden. |||||||||||||||||||||||||||wütend|| Oh|eu|vejo|isso|você|pode|isso|não|mais|Não|você|pode|isso|não|mais|E|tio|é|tão|gentil|afinal|tão|bom|embora|é|ele|tão|irritado|e|agitado - Oh, I see: you can't do it any more... No, you can't do it any more... And uncle is so sweet anyway, so good... even though he's so angry, and excited. - Oh, eu vejo: você não pode mais... Não, você não pode mais... E o tio é tão querido, tão bom... mesmo que ele seja tão irritado e agitado. Hij is zoo jong: net een opgewonden jonge student soms, zei Henri... Toen met papa, in die scène, net een kemphaan... U weet, in de familie... de ooms zijn bang voor oom Henri, omdat hij altijd wil duelleeren. ||||||||||||||||||||Streithahn||||||||||||||||| Ele|é|tão|jovem|apenas|um|excitante|jovem|estudante|às vezes|disse|Henri|Então|com|papai|na|aquela|cena|apenas|um|brigão|Você|sabe|na|a|família|os|tios|são|medrosos|de|tio|Henri|porque|ele|sempre|quer|duelar He is so young: like an excited young student sometimes, Henri said... Then with Dad, in that scene, like a ruff... You know, in the family... the uncles are afraid of Uncle Henri, because he always wants to duel. Ele é tão jovem: às vezes como um jovem estudante agitado, disse Henri... Então com papai, naquela cena, como um galo de briga... Você sabe, na família... os tios têm medo do tio Henri, porque ele sempre quer duelar. Maar dat is zijn drift: in werkelijkheid is hij lief, is hij goed... Ik weet het, tante, want als oom mij thuis brengt,... spreken we over allerlei dingen... vertellen we elkaâr van alles... Het mag toch wel: u is toch niet jaloersch, tante? ||||Wut|||||||||||||||||||||||||||||||||||||| Mas|isso|é|sua|natureza|em|realidade|é|ele|gentil|é|ele|bom|Eu|sei|isso|tia|porque|se|tio|me|em casa|leva|falamos|nós|sobre|várias|coisas|contamos|nós|um ao outro|sobre|tudo|Isso|pode|afinal|bem|você|é|afinal|não|ciumenta|tia But that is his drift: in reality, he is sweet, he is good... I know, Auntie, because when Uncle brings me home,... we talk about all kinds of things... we tell each other all kinds of things... It is all right: you are not jealous, are you, Auntie? Mas essa é a sua raiva: na verdade ele é querido, ele é bom... Eu sei disso, tia, porque quando o tio me leva para casa,... falamos sobre várias coisas... contamos um ao outro tudo... Não pode ser, você não está com ciúmes, tia?

- Neen kind... Não|criança - Nay child... - Não, criança...

- Neen, u is niet jaloersch... Oom Henri       is toch ook mijn oom, niet waar... en ik mag wel eens met hem praten... Hij praat zoo lief... de tijd vliegt om als oom praat... Zeg mij, tante, die Brauws, is dat eigenlijk wel een heer?... Não|você|é|não|ciumento|Tio|Henri|é|afinal|também|meu|tio|não|verdade|e|eu|posso|bem|de vez|com|ele|conversar|Ele|fala|tão|gentil|o|tempo|voa|quando|se|tio|fala|Diga|me|tia|aquele|Brauws|é|isso|na verdade|bem|um|cavalheiro - No, you are not jealous... Uncle Henri is my uncle too, isn't he... and I do get to talk to him sometimes... He talks so sweetly... time flies by when Uncle talks... Tell me, Auntie, this Brauws, is he actually a gentleman?.... - Não, você não está com ciúmes... O tio Henri também é meu tio, não é... e eu posso conversar com ele... Ele fala tão gentilmente... o tempo voa quando o tio fala... Diga-me, tia, aquele Brauws, ele é realmente um cavalheiro?... Hij is arbeider geweest. Ele|é|trabalhador|sido He was a laborer. Ele foi operário.

- Ja, maar omdat hij wilde... Sim|mas|porque|ele|queria - Yes, but because he wanted... - Sim, mas porque ele quis...

- Ik begrijp niet zulke vreemde mannen, u wel? Eu|entendo|não|tais|estranhos|homens|você|sim - I don't understand such strange men, do you? - Eu não entendo esses homens estranhos, você entende? Neen, u ook niet... Neen, u kàn niet zoo een vreemde man begrijpen, evenmin als ik... Stelt u zich nu eens voor...: oom Henri als arbeider!! Não|você|também|não||você|||||||||como|||||||||||trabalhador No, neither do you... No, you cannot understand such a strange man, nor can I... Now imagine...: Uncle Henri as a worker! Não, você também não... Não, você não pode entender um homem tão estranho, assim como eu... Imagine só...: tio Henri como trabalhador!! Kan u het zich voorstellen, neen, neen, onmogelijk! Pode|você|isso|se|imaginar|não||impossível Can you imagine it, no, no, impossible! Você consegue imaginar, não, não, impossível! Hij spreekt mooi, die Brauws,... en een avond lang heb ik gedweept... met den Vrede... |||||||||||geschwärmt||| Ele|fala|bem|aquele|Brauws|e|um|noite|longa|eu tenho||admirado|com|o|Vrede He speaks beautifully, this Brauws,... and for an evening I dabbled... with den Vrede.... Ele fala bonito, aquele Brauws,... e uma noite inteira eu estive apaixonado... pela Paz...

- En sedert... |seitdem E|desde - And since... - E desde então...

- Niet meer. Não|mais - No more. - Não mais. Ik dweep niet lang. Eu|divago|não|por muito tempo I don't dweep long. Eu não me apego por muito tempo. Dwepen... dat is niet voelen... Als ik voel... schwärmen||||||| Dwepen|isso|é|não|sentir|Se|eu|sinto To bigot... that's not feeling... If I feel.... Apegar-se... isso não é sentir... Quando eu sinto...

- Wat... O que - What... - O que...

- Dan is het - geloof ik - voor altijd. então|é|isso|acredito|eu|para|sempre - Then it is - I believe - forever. - Então é - eu acho - para sempre. Voor altijd. Para|sempre Forever. Para sempre.

- Mijn kindje, wat ben je toch week... Meu|bebê|o que|és|você|tão|fraco - My child, how week you are.... - Meu filho, como você é fraco...

- U ook: u schreit weêr... Você|também|você|chora|de novo - You too: you cry again.... - Você também: você está chorando de novo...

- Neen, Marianne. Não|Marianne - No, Marianne. - Não, Marianne.

- Jawel, u schreit weêr... Laten we samen schreien, tante. ||schreien|||||| Sim|você|chora|de novo|Vamos|nós|juntos|chorar|tia - Yes, you're crying again... Let's cry together, Auntie. - Sim, você está chorando de novo... Vamos chorar juntos, tia. Ik ben - ik weet niet waarom - in een stemming om te schreien met u... Daar, daar ik huil...       Zij knielde neêr bij Constance, en hare tranen vloeiden werkelijk. Eu|estou|eu|sei|não|por que|em|um|humor|para|a|chorar|com|você|Lá|ali|eu|choro|Ela|se ajoelhou|para baixo|ao lado de|Constance|e|suas|lágrimas|fluíram|realmente I am - I don't know why - in a mood to cry with you ... There, there I cry ... She knelt down by Constance, and her tears really flowed. Eu estou - não sei por quê - em um humor para chorar com você... Olha, olha, eu estou chorando... Ela se ajoelhou perto de Constance, e suas lágrimas realmente fluíram.

- Kind, je mag je zoo niet opwinden. ||||||aufregen Criança|você|pode|você|tão|não|se agitar - Child, you must not get so worked up. - Criança, você não deve se agitar assim. Daar hoor ik stappen: daar komt oom... Lá|ouço|eu|passos|lá|vem|tio There I hear steps: here comes uncle.... Eu ouço passos: lá vem o tio...

Het jonge meisje herstelde zich, toen Van der Welcke binnenkwam. |||erholte|||||| O|jovem|menina|recuperou|a si mesma|quando|Van|de|Welcke|entrou The young girl recovered as Van der Welcke entered. A jovem se recompôs quando Van der Welcke entrou. Hij bleef een oogenblik op den drempel, glimlachende in een glans en blijdschap van zijn jongblauwe oogen. |||||||||||||||jungblauen| Ele|ficou|um|momento|na|o|limiar|sorrindo|em|um|brilho|e|alegria|de|seus|jovens azuis|olhos He remained on the threshold for an instant, smiling in a gleam and joy from his young blue eyes. Ele ficou um momento na soleira, sorrindo com o brilho e a alegria de seus olhos azul-claros. Zij, eene seconde, zag hem aan. Ela|uma|segundo|olhou|para ele|fixamente She, one second, looked at him. Ela, por um segundo, o olhou.

- Zoo, dag Marianne... In langen tijd heb ik je niet gezien... Zoológico|dia|Marianne|Em|longo|tempo|tenho|eu|você|não|visto - So, bye Marianne... I haven't seen you in a long time.... - Olá, dia Marianne... Há muito tempo que não te vi...

- Ja... u ‘stookt' ook maar met Brauws... En ik ben een echte kapel geweest. ||stookt||||||||||Knecht| Sim|você|'estuda'|também|mas|com|Brauws|E|eu|sou|um|verdadeiro|capela|sido - Yes ... you 'stoke' with Brauws too ... And I have been a real chapel. - Sim... você também 'está' apenas com Brauws... E eu fui uma verdadeira capela. Verbeeld u, op het Hofbal, verleden, juist toen de Koningin binnen kwam... ||||Hofball||||||| Imagine|você|no|o|baile de gala|passado|exatamente|quando|a|Rainha|dentro|chegou Imagine, at the Court Ball, past, just as the Queen entered.... Imagine, no Baile da Corte, no passado, justo quando a Rainha entrou...

Zij zette zich en vertelde hare verhaaltjes, met een stem, die als van verre kwam. Ela|sentou|a si mesma|e|contou|seus|contos|com|uma|voz|que|como|de|longe|veio She sat up and told her stories, in a voice that came as if from afar. Ela se sentou e contou suas historinhas, com uma voz que parecia vir de longe. Door de kamer zeefde het namiddagduister, en wischte als uit hunne ommelijnen, en de uitdrukking hunner gezichten. |||siebte||Nachmittagsdämmer||||||Umrisse||||| Pela|a|sala|filtrava|o|escuro da tarde|e|apagava|como|de|suas|linhas de contorno|e|a|expressão|de seus|rostos Through the room the afternoon darkness sifted, and wiped as if from their surroundings, and the expression of their faces. Pela sala filtrava-se a escuridão da tarde, e limpava como se de suas bordas, e a expressão de seus rostos.

SENT_CWT:AFkKFwvL=8.67 PAR_TRANS:gpt-4o-mini=3.43 pt:AFkKFwvL openai.2025-01-22 ai_request(all=168 err=0.00%) translation(all=140 err=0.00%) cwt(all=1336 err=5.39%)