×

我们使用 cookie 帮助改善 LingQ。通过浏览本网站,表示你同意我们的 cookie 政策.

image

Zielenschemering [part 1], Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3

Constance, den volgenden morgen, ging naar den Nieuwen-Uitleg; de juffrouw, hoofdschud- dende, deed haar open; dokter Van der Ouwe trad haar tegemoet.

- Ik dank u, dat u gekomen is, mevrouw. Het is niet goed, dat Ernst hier langer blijft; ik zoû hem gaarne zoo spoedig mogelijk, morgen, met een van u naar Nunspeet brengen. Maar het zal moeilijk gaan... de arme jongen.

- Ik zal probeeren... zei, vaag, Constance.

- Ik laat u dan met hem alleen... Durft u?... Ja ja... u durft wel. Hij is kalm, de arme jongen... Wees niet bang: ik blijf in de buurt...

Constance ging de trap op, heftig bonzende haar hart. Zij klopte zacht, ontving geen antwoord.

- Ernst! riep zij, met onzekere stem. Ernst...

Maar niets antwoordde.

Langzaam opende zij de deur, de deurknop knarste tot in haar ziel, en voordat zij binnen trad, vroeg zij nog eerst:

- Ernst... Mag ik wel binnenkomen?

Hij antwoordde nog niet en zij trad binnen... Zij had zich voorgenomen dadelijk te glimlachen, hem glimlachend te naderen, opdat de uitdrukking van haar gezicht hem gerust zoû stellen... haar armen broêr. En zij glimlachte dus, terwijl zij binnentrad, hem zoekende met vriendelijke oogen - of er nu toch heelemaal niets buitengewoons was.

Maar haar glimlach stolde haar als om de lippen, toen zij hem bespeurde in een hoek van de kamer gedoken, in een flanellen hemd en een ouden broek, ongekamd de zwarte haren, die hij lang droeg... Toch beheerschte zij zich en groette, zoo gewoon mogelijk.

- Dag broêr... Ik kom eens zien hoe je het maakt.

Hij zag haar achterdochtig aan uit zijn hoek, vroeg:

- Waarom...?

- Omdat ik hoorde, dat je niet wel was... Ik woû eens zien hoe het met je ging.

- Ik ben niet ziek, zeide hij zacht.

- Waarom zit je in dien hoek, Ernst... Vindt je dat daar gemakkelijk...

- Chtt... zeide hij. Ze slapen... Spreek niet te hard.

- Neen... Maar zachtjes mag ik wel praten, niet waar? Kan je niet opstaan, Ernst... Want ik kan daar niet naast je gaan zitten... Kom broêr... Sta je niet op?

En met haar glimlach stak zij hem beide hare handen toe. Hij glimlachte terug, zei:

- Cht! Maak ze niet wakker...

- Neen... neen... Maar sta nu op...

Hij vatte eindelijk hare handen, liet zich voorzichtig optrekken door haar, uit zijn hoek, en nog eens zeide hij, ernstig:

- Je moet me beloven ze niet wakker te maken... Iedereen maakt ze wakker, de ellendige bruten... De dokter heeft ze ook wakker gemaakt.

- Neen Ernst... we zullen ze laten slapen. Kom... het is lief van je, dat je bent opgestaan. Hier, willen we hier zitten?

- Ja... Waarom ben je gekomen? Je komt nooit...

Er was een naïef verwijt in zijn woorden, dat haar verschrikte... Het was waar, zij kwam hier nooit... Sedert dien eersten keer, dat hij haar, nu anderhalf jaar geleden, bij haar terugkomst in Holland genoodigd had bij hem te komen, sedert zij hier geluncht had aan zijn tafel, sedert hij haar welkom had toegedronken met een paar vingers-hoog champagne uit een antiek glas - was zij nooit, was zij nooit meer gekomen... Zij verweet het zich nu, zij, die toch zoo voelde het zwak voor familie: waarom had zij dien broêr, omdat hij vreemd was, aan zichzelven overgelaten, zoo goed als de anderen hadden gedaan? Zoo zij in zich overwonnen had een huivering, een afkeer bijna - zoo zij voor hem gevoeld had, altijd, als zij nu, plots, voor hem voelde - ware hij misschien niet zoo vereenzelvigd - ware zijn verstand misschien behouden gebleven.

- Neen, broêr... bekende zij. - Ik kwam nooit... Het was niet lief van me, wel?

- Neen, het was niet lief van je, zeide hij. Want ik hoû wel van je... Constance.

Zij voelde haar hart zoo week, zoo vol, dat zij hijgde naar haar adem, dat haar oogen vol tranen schoten: haar arm legde zij over zijn schouder en zonder haar aandoening in te houden, riep zij:

- Hebben we je zóo alleen gelaten... broêr?

! - Neen... zeide hij kalm. Ik ben nooit alleen. Ze zijn altijd allemaal om me. Uit alle eeuwen zijn ze om me... Soms zijn ze prachtig gekleed, en zingen ze met heerlijke stemmen... Maar den laatsten tijd - hij schudde weemoedig het hoofd - den laatsten tijd... niet meer... Ze zijn alle grauw... als schimmen... en ze zingen niet meer hun mooie koren... ze huilen... ze klagen... tandeknarsen... Vroeger stonden ze uit in de kamer... en ze lachten en zongen en schitterden... Ach Constance... nu... ik weet niet wat ze lijden... maar iets vreeslijks lijden ze... een vagevuur... Ze dringen om me heen... ze benauwen me... zoo dat ik niet adem kan halen... Stil, daar worden ze al weêr wakker...!

- Neen broêr... neen broêr... ze slapen! ! Hij lachte haar slimmetjes toe. - Ja, fluisterde hij. Je bent lief, je houdt van ze, je hebt medelijden met ze... je laat ze slapen... je maakt ze niet wakker...

En stil zaten zij naast elkaâr, een oogenblik, zonder woorden, haar arm over zijn schouder.

- Je hebt een heeleboel mooie dingen, Ernst, zeide zij, rond ziende in de kamer.

- Ja, zeide hij. Ik heb ze verzameld... heel langzaam, langzaam aan. In ieder voorwerp zat er éen.

- Broêr, zeide zij zacht. Het zoû misschien goed zijn, als je van den zomer naar buiten ging...

Zij voelde hem dadelijk hard in een krimpen onder haar arm, als werd hij star en strak in al zijn ledematen.

- Ik wil niet van hier, zei hij.

- Broêr, het zoû goed voor je zijn... Ken je Nunspeet? Onder haar arm werd hij hard als ijzer, en boos, hard zag hij haar aan.

- De dokter wil me naar Nunspeet hebben... antwoordde hij slim. Ik weet het heel goed... - hij lachte minachtend - jullie denken, dat ik gek ben. Maar ik ben niet gek, hernam hij hoogmoedig... Jullie... jullie zijn dom... dom en gek zijn jullie. Jullie zien en hooren niets... verstompt als jullie zijn in je brute zinnen... en dan denk je maar, omdat een ander ziet en hoort en voelt... dat hij gek is... terwijl jullie gek zijn... Ik blijf hier, ik ga niet naar Nunspeet...

Maar plotseling werd hij angstig, vroeg hij:

- Zeg Constance... jullie zullen me toch niet dwingen...?? Jullie zullen me toch niet slaan?? Die ellendige ploert hier beneden... die vent... die ploert... die heeft me gestompt... en ze wakker gemaakt... ze vertrapt! Hij heeft op ze staan trappelen, de stommeling, de stommeling...! Zeg Constance... niet waar... jullie laten me hier?

- Neen, broêr... niemand, niemand dwingt je... Maar het zoû heel goed zijn, als je ging naar Nunspeet...

- Waarom toch, ik ben hier goed... - Bij menschen, die lief zijn... die van je zullen houden.

- Niemand heeft ooit van mij gehouden, zeide hij.

- Broêr! kreet zij met een snik.

Maar hij werd ruw, smeet haar arm af.

- Niemand heeft ooit van mij gehouden! herhaalde hij barsch. Mama niet... niemand van jullie... niemand... Als ik hen allen niet gehad... o, als ik hen allen niet had gehad! Mijn lievelingen, mijn lievelingen! O, wat hebben ze toch! Nu... nu worden ze wakker! Nu zijn ze wakker!! O, hoor hoe ze te keer gaan! O God, hoor, hoor, hoe zij gillen! Zij gillen, ze schreeuwen... Is het het vagevuur dan! O, God, hoe dringen ze om me heen... Ik stik... ik stik onder ze... o God... ik kàn het niet meer uithouden! ! Hij stortte op het open venster, en zij was bang, dat hij er zich uit wilde gooien, zoodat zij hem pakte om zijn lichaam met beide haar armen... De oude dokter kwam binnen. Hij sloot het raam.

- Ik kan niets... murmelde zij, wanhopig, tegen den ouden man.

- Jawel, zei kalm de dokter. U kunt wel, mevrouw... - Jullie zijn alle mijn vijanden, zei Ernst; en de hunne... Hun vijanden.

En hij ging zitten in zijn hoek, gehurkt, om de knieën zijn armen geslagen.

- Ga weg, zeide hij tegen beiden.

- Ik ga, Ernst, zei de oude dokter. Maar Constance mag nog wel wat blijven...

Hij noemde haar bij den naam soms, de oude dokter, die hen, in Indië, had zien geboren worden... en het was voor Constance een verteedering, die naam uit zijn grauwen snor-mond; een oproeping van iets heel vroegers...

- Constance mag nog wel blijven...

- Ja, zei Ernst.

De dokter liet hen alleen: de verpleger zoû op zijn hoede zijn.

- Ernst, zei Constance; als wij samen gingen... naar Nunspeet.

- Waarom? Waarom? vroeg hij, heftig. Ik ben hier goed... En we kunnen ze daar niet meênemen, fluisterde hij zachter. Cht... je maakt ze wakker...

- Het is misschien rustiger, als je ze hier laat, broêr... zeide zij, tranen in de oogen, knielende bij hem op den grond, grijpende naar zijn hand.

- Neen... neen... de broêr... de ploert...

- Maar broêr, zeide zij vaster, hare oogen in de zijne; beste broêr... laat me toch zeggen: ze bestaan niet... ze bestaan alleen in je verbeelding... Je moet je nu toch los maken van dat idee... dan zoû je weêr beter worden... weêr gezond... Ernst... mijn beste broêr... ze bestaan niet... Kijk dan toch goed rond... er is niets om je heen dan de kamer... je meubels... je boeken... je vazen... Er is verder niets... dan wij beiden... O, broêr... probeer het... probeer het nu zoo te zien...: er is niets... Dat je benauwd bent... is, omdat je altijd zoo alleen zit... niet uitgaat... niet wandelt... In Nunspeet... zullen we wandelen... op de hei... over de duinen... en dan wordt je weêr heelemaal beter... broêr... want heusch, je bent ziek... en er is niets... er is niets... Kijk maar... er zijn alleen jij en ik... en verder je boeken immers... je meubels...

Hij liet haar rustig praten, een ironie begon om zijn mond te krullen en eindelijk zag hij haar aan met een medelijden en een minachting. Hij haalde even zijn schouders op... Toen streelde hij haar zacht over de hand... klopte met zijn hand haar hand zachtjes... vaderlijkjes welmeenend.

- Je bent lief... Constance... maar - hij schudde met zijn hoofd - je bent niet verstandig. Ik geloof wel, dat je meent wat je zegt... Maar zie je, dat is het juist... Je bent beperkt, je bent begrensd... Je ziet niet... Je hoort niet - hij drukte op zijn oogen, zijn ooren - wat ik zie, wat ik hoor... met mijn oogen, mijn ooren...

- Maar broêr... je moet toch begrijpen... dat dat verzinsels zijn... De dokter zegt...: dat zijn hallucinaties...

Hij bleef glimlachen, zag haar aan met zijn medelijden, met zijn minachting, hard uit zijn zwarte Van Lowe-oogen.

- Dat zijn hallucinaties... broêr...

- En jij?

- Neen, ik niet...

- En de kamer... De boeken? De vazen?

- Neen, ook niet... Dat is om je heen, dat bestaat...

- Nu... en waarom dan niet... zij allen... de zielen?

- Dat niet, broêr... Dat is... hallucinatie.

Hij sloot even de oogleden, glimlachte, haalde de schouders op... met een uitdrukking van totaal niet-kunnen-begrijpen zóo heel beperkte zinnen... Toen zeide hij zacht en welmeenend:

- Neen Constance-lief... slim ben je niet... als je heusch meent, wat je zegt. Ik geloof wel, dàt je het meent... Maar dat is het juist... Je leeft, blind... je ziet niet... je hoort niet... Zoo leven, zoo bestaan jullie allemaal... In een droom, met dichte oogen, met doove ooren... Jullie zien, hooren, begrijpen niets... Jullie weten niets... Ongevoelig zijn jullie, als steenen... Je kan het niet helpen, Constance; maar het is jammer: je bent zoo lief... Er zoû wel wat van je te maken geweest zijn... als je hadt leeren zien, hooren, voelen... Nu, Constance, is het te laat... Nu ben je dom... als al de anderen... Maar het spijt me, want je bent wel lief... Je hand is zacht... je stem is zacht... en je hebt je best gedaan niet te trappen op mijn arme lievelingen... en ze niet weg te trekken aan hun kettings... die zoo vast haken in mijn hart... dat ze me pijn doen... soms... hier!

Hij drukte zijn hart. Een moêheid kwam over haar hersenen, als putte zij zich uit om te praten, en te doen begrijpen een verstand en een ziel, die heel ver van haar bleven... mijlen ver... en die hare woorden niet bereiken konden... dan door een dichtheid van schimmen heen. En plotseling werd wreeder en harder dat gevoel van moêheid en onmacht in haar: het was als praatte zij tegen een steen, tegen een muur; tegen haar voorhoofd aan voelde zij terugbonzen hare eigen woorden, als harde ballen, die kaatsten tegen den muur aan...

- Maar broêr... poogde zij nog eens; zoû je niet willen gaan... naar Nunspeet... met mij... om MIJ pleizier te doen... om met MIJ te wandelen... over de hei... O, wat zoû je me daarmeê een pleizier doen... Voor MIJ zoû het goed zijn...

- En zij allen... hier... om mij heen? Hij wees voorzichtig in het rond.

- We zullen ze hier laten slapen...

- En de ploert... beneden...

- Hij zal ze niet hinderen... ik beloof het je... We zullen de kamer sluiten, broêr... en ze zullen allen rustig slapen.

Zij sprak met hem meê, niet wetende of zij goed deed, maar te moê om hem te overtuigen.

- Beloof je me dat? zei hij plotseling. Beloof je me, dat ze rustig slapen zullen...?

- Ja...

- Dat de ploert ze niet wakker maakt en trapt...

- Ja... ja...

- Beloof je dat?

- Ja...

- We sluiten dan heel stil de kamer af.

- Ja...

- En niemand, niemand komt er meer in?

- Neen...

- Beloof je dat?

- Ja...

- Zweer je dat?

- Ja, broêr...

- Nu dan... goed...

- Ga je dan meê? riep zij verheugd en niet kunnende gelooven...

- Ja... Omdat je zoo gaarne wilt wandelen... op de hei. Je bent lief...

Hij zeide het zacht, medelijdend, en zijn minachting was niet zoo sterk meer, want hij beschouwde haar als een lief en dom kind, dat zijn hulp en bescherming noodig had.

Zij lachte terug, stond op, waar zij geknield had gelegen naast hem, reikte hem beide handen, hem lokkende om ook uit zijn hoek op te staan.

Hij liet zich door haar optrekken; hij was zwaar: zij trok hem op als een loodzwaar gewicht uit zijn hoek.

- Gaan wij dan morgen, broêr?

Hij knikte goedig van ja: ze was wel lief... en ze verlangde zoo om te wandelen... en ze was zoo zwak... zoo dom... ze wist zoo niets, zag, hoorde en voelde niets... totaal niets: hij moest haar helpen... en leiden... en steunen...

- En willen wij dan nu een koffer pakken...

Hij begreep niet, dat een koffer noodig zoû zijn: een niet-begrijpen was in zijn oogen, maar hij wilde haar wel pleizier doen, en zei:

- Goed... Maar maak geen leven.

De dokter kwam binnen...

- ...Hij gaat meê... fluisterde zij. We zullen zijn koffer pakken.

De dokter drukte haar de hand. Ernst, op hen beiden, zag lachend neêr, als op arme, ongelukkige menschen, die het niet helpen kunnen, dat zij zoo dom zijn... zoo beknopt in hun vatten... zoo begrensd in hun weten... zoo verstompt in hun voelen...

En terwijl Constance en de dokter in zijn slaapkamer de kleêrenkast openden, zeide hij kalm, maar waardig, vermanend:

- Cht... niet waar... Wees voorzichtig... Laat de kast niet kraken... Maak ze niet wakker...

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 3 Chapter Chapter 3

Constance, den volgenden morgen, ging naar den Nieuwen-Uitleg; de juffrouw, hoofdschud-       dende, deed haar open; dokter Van der Ouwe trad haar tegemoet. Constance|the|following|morning|went|to|the|||the|young lady|||opened|it|up|doctor|Van|the|Ouwe|approached|her|towards Constance, the following morning, went to the Nieuwen-Uitleg; the lady, shaking her head, opened the door for her; Doctor Van der Ouwe came to meet her.

- Ik dank u, dat u gekomen is, mevrouw. I|thank|you|that|you|arrived|is|madam - Thank you for coming, madam. Het is niet goed, dat Ernst hier langer blijft; ik zoû hem gaarne zoo spoedig mogelijk, morgen, met een van u naar Nunspeet brengen. It|is|not|good|that|Ernst|here|longer|stays|I|would|him|gladly|as|soon|possible|tomorrow|with|one|of|you|to|Nunspeet|bring It is not good for Ernst to stay here any longer; I would like to take him to Nunspeet as soon as possible, tomorrow, with one of you. Maar het zal moeilijk gaan... de arme jongen. But|it|will|difficult|go|the|poor|boy But it will be difficult... the poor boy.

- Ik zal probeeren... zei, vaag, Constance. I|will|try|said|vaguely|Constance - I will try... said Constance vaguely.

- Ik laat u dan met hem alleen... Durft u?... I|leave|you|then|with|him|alone|Dare|you - I will leave you alone with him then... Do you dare?... Ja ja... u durft wel. Yes|yes|you|dare|indeed Yes yes... you dare. Hij is kalm, de arme jongen... Wees niet bang: ik blijf in de buurt... He|is|calm|the|poor|boy|Be|not|afraid|I|stay|in|the|neighborhood He is calm, the poor boy... Don't be afraid: I will stay nearby...

Constance ging de trap op, heftig bonzende haar hart. Constance|went|the|stairs|up|heavily|pounding|her|heart Constance went up the stairs, her heart pounding heavily. Zij klopte zacht, ontving geen antwoord. She|knocked|softly|received|no|answer She knocked softly, received no answer.

- Ernst! Ernst - Ernst! riep zij, met onzekere stem. shouted|she|with|uncertain|voice she called, with an uncertain voice. Ernst... Ernst Ernst...

Maar niets antwoordde. But|nothing|answered But nothing answered.

Langzaam opende zij de deur, de deurknop knarste tot in haar ziel, en voordat zij binnen trad, vroeg zij nog eerst: Slowly|opened|she|the|door|the|doorknob|creaked|into|in|her|soul|and|before|she|inside|stepped|asked|she|yet|first Slowly she opened the door, the doorknob creaking to her very soul, and before she stepped inside, she first asked:

- Ernst... Mag ik wel binnenkomen? Ernst|may|I|really|come in - Ernst... May I come in?

Hij antwoordde nog niet en zij trad binnen... Zij had zich voorgenomen dadelijk te glimlachen, hem glimlachend te naderen, opdat de uitdrukking van haar gezicht hem gerust zoû stellen... haar armen broêr. He|answered|not yet|not|and|she|walked|inside|She|had|herself|resolved|immediately|to|smile|him|smiling|to|approach|so that|the|expression|of|her|face|him|at ease|would|put|her|arms|brother He did not answer yet and she stepped inside... She had resolved to smile immediately, to approach him with a smile, so that the expression on her face would reassure him... her arms brother. En zij glimlachte       dus, terwijl zij binnentrad, hem zoekende met vriendelijke oogen - of er nu toch heelemaal niets buitengewoons was. And|she|smiled|so|while|she|entered|him|searching|with|friendly|eyes|whether|there|now|still|completely|nothing|unusual|was And so she smiled as she entered, searching for him with friendly eyes - to see if there was really nothing unusual.

Maar haar glimlach stolde haar als om de lippen, toen zij hem bespeurde in een hoek van de kamer gedoken, in een flanellen hemd en een ouden broek, ongekamd de zwarte haren, die hij lang droeg... Toch beheerschte zij zich en groette, zoo gewoon mogelijk. But|her|smile|froze|her|as|around|the|lips|when|she|him|noticed|in|a|corner|of|the|room|crouched|in|a|flannel|shirt|and|an|old|pants|uncombed|the|black|hair|that|he|long|wore||controlled|she|herself|and|greeted|as|ordinary|possible But her smile froze on her lips when she spotted him huddled in a corner of the room, in a flannel shirt and old pants, his black hair uncombed, which he wore long... Yet she controlled herself and greeted him as normally as possible.

- Dag broêr... Ik kom eens zien hoe je het maakt. Hello|brother|I|come|once|see|how|you|it|does - Hello brother... I'm here to see how you're doing.

Hij zag haar achterdochtig aan uit zijn hoek, vroeg: He|saw|her|suspiciously|at|from|his|corner|asked He looked at her suspiciously from his corner, and asked:

- Waarom...? Why - Why...?

- Omdat ik hoorde, dat je niet wel was... Ik woû eens zien hoe het met je ging. Because|I|heard|that|you|not|well|were|I|wanted|once|to see|how|it|with|you|was doing - Because I heard that you weren't well... I wanted to see how you were doing.

- Ik ben niet ziek, zeide hij zacht. I|am|not|sick|said|he|softly - I'm not sick, he said softly.

- Waarom zit je in dien hoek, Ernst... Vindt je dat daar gemakkelijk... Why|are sitting|you|in|that|corner|Ernst|Do|you|that|there|easy - Why are you sitting in that corner, Ernst... Do you find it comfortable there...

- Chtt... zeide hij. Shh|said|he - Shhh... he said. Ze slapen... Spreek niet te hard. They|sleep|Speak|not|too|loud They are sleeping... Don't speak too loudly.

- Neen... Maar zachtjes mag ik wel praten, niet waar? No|But|softly|may|I|indeed|talk|not|true - No... But I can talk softly, can't I? Kan je niet opstaan, Ernst... Want ik kan daar niet naast je gaan zitten... Kom broêr... Sta je niet op? Can|you|not|get up|Ernst|Because|I|can|there|not|next to|you|go|sit|Come|brother|Stand|you|not|up Can't you get up, Ernst... Because I can't sit next to you there... Come on brother... Aren't you getting up?

En met haar glimlach stak zij hem beide hare handen toe. And|with|her|smile|she offered|she|him|both|her|hands|forward And with her smile, she offered him both her hands. Hij glimlachte terug, zei: He|smiled|back|said He smiled back, saying:

- Cht! Cht - Shh! Maak ze niet wakker... Don't make|them|not|awake Don't wake them up...

- Neen... neen... Maar sta nu op... No|no|But|stand|now|up - No... no... But get up now...

Hij vatte eindelijk hare handen, liet zich voorzichtig optrekken door haar, uit zijn hoek, en nog eens zeide hij, ernstig: He|grasped|finally|her|hands|let|himself|carefully|be pulled up|by|her|out of|his|corner|and|again|once|said|he|seriously He finally took her hands, let himself be carefully pulled up by her, out of his corner, and once again he said, seriously:

- Je moet me beloven ze niet wakker te maken... Iedereen maakt ze wakker, de ellendige bruten... De dokter heeft ze ook wakker gemaakt. You|must|me|promise|them|not|awake|to|wake|Everyone|wakes|them|awake|the|miserable|brutes|The|doctor|has|them|also|awake|woken - You have to promise me not to wake them up... Everyone wakes them up, the miserable brutes... The doctor also woke them up.

- Neen Ernst... we zullen ze laten slapen. No|Ernst|we|will|them|let|sleep - No Ernst... we will let them sleep. Kom... het is lief van je, dat je bent opgestaan. Come|it|is|kind|of|you|that|you|are|gotten up Come... it's sweet of you that you got up. Hier, willen we hier zitten? Here|do we want|we|here|to sit Here, shall we sit here?

- Ja... Waarom ben je gekomen? Yes|Why|are|you|here - Yes... Why have you come? Je komt nooit... You|come|never You never come...

Er was een naïef verwijt in zijn woorden, dat haar verschrikte... Het was waar, zij kwam hier nooit... Sedert dien eersten keer, dat hij haar, nu anderhalf jaar geleden, bij haar terugkomst in Holland genoodigd had bij hem te komen, sedert zij hier geluncht had aan zijn tafel, sedert hij haar welkom had toegedronken met een paar vingers-hoog champagne uit een antiek glas - was zij nooit, was zij nooit meer gekomen... Zij verweet het zich nu, zij, die toch zoo voelde het zwak voor familie: waarom had zij dien broêr, omdat hij vreemd       was, aan zichzelven overgelaten, zoo goed als de anderen hadden gedaan? There|was|a|naive|accusation|in|his|words|which|her||It|was|true|she|came|here|never|Since|that|first|time|that|he|her|now|one and a half|year|ago|at|her|return|in|Holland|invited|had|at|him|to|come|since|she|here|lunched|had|at|his|table|since|he|her|welcome|had|toasted|with|a|few|||champagne|from|an|antique|glass|was|she|never|was|she|never|more|come|She|blamed|it|herself|now|she|who|yet|so|felt|it|weak|for|family|why|had|she|that|brother|because|he|foreign|was|to|herself|left|as|well|as|the|others|had|done There was a naive accusation in his words that frightened her... It was true, she never came here... Since that first time, when he had invited her to come to him upon her return to Holland a year and a half ago, since she had lunch at his table, since he had welcomed her with a few fingers of champagne from an antique glass - she had never, she had never come again... She reproached herself for it now, she, who felt so weak for family: why had she left that brother, because he was strange, to himself, just as the others had done? Zoo zij in zich overwonnen had een huivering, een afkeer bijna - zoo zij voor hem gevoeld had, altijd, als zij nu, plots, voor hem voelde - ware hij misschien niet zoo vereenzelvigd - ware zijn verstand misschien behouden gebleven. As|she|in|herself|had overcome|had|a|shiver|a|aversion|almost|as|she|for|him|had felt|had|always|as|she|now|suddenly|for|him|felt|were|he|perhaps|not|so|identified|were|his|mind|perhaps|preserved|remained If she had conquered within herself a shiver, an almost aversion - if she had always felt for him, as she now, suddenly, felt for him - perhaps he would not have been so isolated - perhaps his mind would have remained intact.

- Neen, broêr... bekende zij. No|brother|admitted|she - No, brother... she confessed. - Ik kwam nooit... Het was niet lief van me, wel? I|came|never|It|was|not|kind|of|me|right - I never came... It wasn't nice of me, was it?

- Neen, het was niet lief van je, zeide hij. No|it|was|not|kind|of|you|said|he - No, it wasn't nice of you, he said. Want ik hoû wel van je... Constance. Because|I|love|indeed|of|you|Constance Because I do love you... Constance.

Zij voelde haar hart zoo week, zoo vol, dat zij hijgde naar haar adem, dat haar oogen vol tranen schoten: haar arm legde zij over zijn schouder en zonder haar aandoening in te houden, riep zij: She|felt|her|heart|so|weak|so|full|that|she|gasped|for|her|breath|that|her|eyes|full|tears|shot|her|arm|placed|she|over|his|shoulder|and|without|her|emotion|in|to|hold|called|she She felt her heart so weak, so full, that she gasped for her breath, that her eyes filled with tears: she placed her arm over his shoulder and without holding back her emotion, she exclaimed:

- Hebben we je zóo alleen gelaten... Have|we|you|so|alone|left - Did we leave you all alone like this...? broêr? brother brother?

! - Neen... zeide hij kalm. No|said|he|calmly ! - No... he said calmly. Ik ben nooit alleen. I|am|never|alone I am never alone. Ze zijn altijd allemaal om me. They|are|always|all|around|me They are always all around me. Uit alle eeuwen zijn ze om me... Soms zijn ze prachtig gekleed, en zingen ze met heerlijke stemmen... Maar den laatsten tijd - hij schudde weemoedig het hoofd - den laatsten tijd... niet meer... Ze zijn alle grauw... als schimmen... en ze zingen niet meer hun mooie koren... ze huilen... ze klagen... tandeknarsen... Vroeger stonden ze uit in de       kamer... en ze lachten en zongen en schitterden... Ach Constance... nu... ik weet niet wat ze lijden... maar iets vreeslijks lijden ze... een vagevuur... Ze dringen om me heen... ze benauwen me... zoo dat ik niet adem kan halen... Stil, daar worden ze al weêr wakker...! From|all|centuries|are|they|around|me|Sometimes|are|they|beautifully|dressed|and|sing|they|with|wonderful|voices|But|the|last|time|he|shook|sadly|the|head|the|last|time|not|anymore|They|are|all|gray|like|shadows|and|they|sing|not|anymore|their|beautiful|choirs|they|cry|they|complain|grind their teeth|In the past|stood|they|out|in|the|room|and|they|laughed|and|sang|and|shone|Oh|Constance|now|I|know|not|what|they|suffer|but|something|terrible|suffer|they|a|purgatory|They|press|around|me|around|they|suffocate|me|so|that|I|not|breath|can|take|Quiet|there|are|they|already|again|awake From all ages they are around me... Sometimes they are beautifully dressed, and they sing with lovely voices... But lately - he shook his head wistfully - lately... not anymore... They are all gray... like shadows... and they no longer sing their beautiful choirs... they weep... they complain... they gnash their teeth... In the past, they stood out in the room... and they laughed and sang and sparkled... Oh Constance... now... I do not know what they are suffering... but they are suffering something terrible... a purgatory... They crowd around me... they suffocate me... so that I cannot breathe... Quiet, they are waking up again...!

- Neen broêr... neen broêr... ze slapen! No|brother|||they|sleep - No, brother... no, brother... they are sleeping! ! Hij lachte haar slimmetjes toe. He|laughed|her|slyly|at ! He smiled at her slyly. - Ja, fluisterde hij. Yes|whispered|he - Yes, he whispered. Je bent lief, je houdt van ze, je hebt medelijden met ze... je laat ze slapen... je maakt ze niet wakker... You|are|sweet|you|loves|them|them|you||||them|you||them|||||not|awake You are sweet, you love them, you feel sorry for them... you let them sleep... you don't wake them up...

En stil zaten zij naast elkaâr, een oogenblik, zonder woorden, haar arm over zijn schouder. And|quietly|sat|they|next to|each other|a|moment|without|words|her|arm|over|his|shoulder And quietly they sat next to each other for a moment, without words, her arm over his shoulder.

- Je hebt een heeleboel mooie dingen, Ernst, zeide zij, rond ziende in de kamer. You|have|a|whole lot|beautiful|things|Ernst|said|she|around|looking|in|the|room - You have a whole lot of beautiful things, Ernst, she said, looking around the room.

- Ja, zeide hij. Yes|said|he - Yes, he said. Ik heb ze verzameld... heel langzaam, langzaam aan. I|have|them|collected|very|slowly|slowly|gradually I have collected them... very slowly, little by little. In ieder voorwerp zat er éen. In|every|object|was|there|one In each object there was one.

- Broêr, zeide zij zacht. Brother|said|she|softly - Brother, she said softly. Het zoû misschien goed zijn, als je van den zomer naar buiten ging... It|would|perhaps|good|be|if|you|in|the|summer|outside|outside|went It might be good if you went outside this summer...

Zij voelde hem dadelijk hard in een krimpen onder haar arm, als werd hij star en strak in al zijn ledematen. She|felt|him|immediately|hard|in|a|cramp|under|her|arm|as|became|he|stiff|and|tight|in|all|his|limbs She immediately felt him harden in a cramp under her arm, as if he became stiff and rigid in all his limbs.

- Ik wil niet van hier, zei hij. I|want|not|from|here|said|he - I don't want to leave here, he said.

- Broêr, het zoû goed voor je zijn... Ken je Nunspeet? Brother|it|would|good|for|you|be|Do (you) know|you|Nunspeet - Brother, it would be good for you... Do you know Nunspeet? Onder haar arm werd hij hard als ijzer, en boos, hard zag hij haar aan. Under|her|arm|became|he|hard|as|iron|and|angry|hard|saw|he|her|at Under her arm, he became as hard as iron, and angrily, he looked at her.

- De dokter wil me naar Nunspeet hebben... antwoordde hij slim. The|doctor|wants|me|to|Nunspeet|have|answered|he|cleverly - The doctor wants to send me to Nunspeet... he replied cleverly. Ik weet het heel goed... - hij lachte minachtend - jullie denken, dat ik gek ben. I|know|it|very|well|he|laughed|scornfully|you (plural)|think|that|I|crazy|am I know very well... - he laughed scornfully - you think I'm crazy. Maar ik ben niet gek, hernam hij hoogmoedig... Jullie... jullie zijn dom... dom en gek zijn jullie. But|I|am|not|crazy|replied|he|arrogantly|You (plural)|you (plural)|are|stupid|stupid|and|crazy|are|you (plural) But I'm not crazy, he resumed arrogantly... You... you are stupid... stupid and crazy you are. Jullie zien en hooren niets... verstompt als jullie zijn in je brute zinnen... en dan denk je maar, omdat een ander ziet en hoort en voelt... dat hij gek is... terwijl jullie gek zijn... Ik blijf hier, ik ga niet naar Nunspeet... You (plural)|see|and|hear|nothing||as|you (plural)|are|in|your|brutal|sentences|and|then|think|you|only|because|another|other|sees|and|hears|and|feels|that|he|crazy|is|while|you (plural)|crazy|are|I|stay|here|I|go|not|to|Nunspeet You see and hear nothing... dumbfounded as you are in your brute sentences... and then you think that because someone else sees and hears and feels... that he is crazy... while you are the crazy ones... I will stay here, I am not going to Nunspeet...

Maar plotseling werd hij angstig, vroeg hij: But|suddenly|became|he|anxious|asked|he But suddenly he became anxious, he asked:

- Zeg Constance... jullie zullen me toch niet dwingen...?? Say|Constance|you (plural)|will|me|anyway|not|force - Say Constance... you won't force me...?? Jullie zullen me toch niet slaan?? You (plural)|will|me|after all|not|hit You won't hit me?? Die ellendige ploert hier beneden... die vent... die ploert... die heeft me gestompt... en ze wakker gemaakt... ze vertrapt! That|miserable|scoundrel|here|below|that|guy|that|scoundrel|that|has|me|punched|and|she|awake|made|she|trampled That miserable brute down there... that guy... that brute... he punched me... and woke them up... he trampled them! Hij heeft op ze staan trappelen, de stommeling, de stommeling...! He|has|on|them|standing|stamping|the|fool|the|fool He was stomping on them, the fool, the fool...! Zeg Constance... niet waar... jullie laten me hier? Say|Constance|not|true|you (plural)|leave|me|here Say Constance... it's not true... you are leaving me here?

- Neen, broêr... niemand, niemand dwingt je... Maar het zoû heel goed zijn, als je ging naar Nunspeet... No|brother|nobody||forces|you|But|it|would|very|good|be|if|you|went|to|Nunspeet - No, brother... no one, no one is forcing you... But it would be very good if you went to Nunspeet...

- Waarom toch, ik ben hier goed...       - Bij menschen, die lief zijn... die van je zullen houden. Why|still|I|am|here|well|With||who|kind|are|who|of|you|will|love - Why should I, I'm fine here... - With people who are kind... who will love you.

- Niemand heeft ooit van mij gehouden, zeide hij. Nobody|has|ever|of|me|loved|said|he - No one has ever loved me, he said.

- Broêr! Bro - Brother! kreet zij met een snik. cried|she|with|a|sob she cried with a sob.

Maar hij werd ruw, smeet haar arm af. But|he|became|rough||her|arm|away But he became rough, threw her arm off.

- Niemand heeft ooit van mij gehouden! Nobody|has|ever|of|me|loved - No one has ever loved me! herhaalde hij barsch. he repeated|he|harshly he repeated harshly. Mama niet... niemand van jullie... niemand... Als ik hen allen niet gehad... o, als ik hen allen niet had gehad! Mom|not|nobody|of|you all|nobody|If|I|them|all|not|had|oh|if|I|them|all|not|had|had Not mom... none of you... no one... If I hadn't had them all... oh, if I hadn't had them all! Mijn lievelingen, mijn lievelingen! My|darlings|my|darlings My darlings, my darlings! O, wat hebben ze toch! Oh|what|have|they|after all Oh, what do they have! Nu... nu worden ze wakker! Now|now|are|they|awake Now... now they are waking up! Nu zijn ze wakker!! Now|are|they|awake Now they are awake!! O, hoor hoe ze te keer gaan! Oh|hear|how|they|very|fierce|go Oh, hear how they are going wild! O God, hoor, hoor, hoe zij gillen! O|God|hear|hear|how|they|scream Oh God, hear, hear how they scream! Zij gillen, ze schreeuwen... Is het het vagevuur dan! They|scream|they|shout|Is|the||purgatory|then They scream, they shout... Is it purgatory then! O, God, hoe dringen ze om me heen... Ik stik... ik stik onder ze... o God... ik kàn het niet meer uithouden! O|God|how|press|they|around|me|around|I|suffocate|I|suffocate|under|them|oh|God|I|can|it|not|anymore|endure Oh God, how they crowd around me... I'm suffocating... I'm suffocating under them... oh God... I can't take it anymore! ! Hij stortte op het open venster, en zij was bang, dat hij er zich uit wilde gooien, zoodat zij hem pakte om zijn lichaam met beide haar armen... De oude dokter kwam binnen. He|collapsed|against|the|open|window|and|she|was|afraid|that|he|himself|himself|out|wanted|to throw|so that|she|him|grabbed|to|his|body|with|both|her|arms|The|old|doctor|came|inside ! He collapsed at the open window, and she was afraid he wanted to throw himself out, so she grabbed him to hold his body with both her arms... The old doctor came in. Hij sloot het raam. He|closed|the|window He closed the window.

- Ik kan niets... murmelde zij, wanhopig, tegen den ouden man. I|can|nothing|murmured|she|hopelessly|to|the|old|man - I can do nothing... she murmured, desperate, to the old man.

- Jawel, zei kalm de dokter. Yes|said|calmly|the|doctor - Yes, said the doctor calmly. U kunt wel, mevrouw...       - Jullie zijn alle mijn vijanden, zei Ernst; en de hunne... Hun vijanden. You|can|indeed|madam|You (plural)|are|all|my|enemies|said|Ernst|and|the|their|Their| You can, madam... - You are all my enemies, said Ernst; and theirs... Their enemies.

En hij ging zitten in zijn hoek, gehurkt, om de knieën zijn armen geslagen. And|he|went|to sit|in|his|corner|squatting|around|the|knees|his|arms|wrapped And he sat down in his corner, crouched, his arms wrapped around his knees.

- Ga weg, zeide hij tegen beiden. Go|away|said|he|to|both - Go away, he said to both.

- Ik ga, Ernst, zei de oude dokter. I|go|Ernst|said|the|old|doctor - I will go, Ernst, said the old doctor. Maar Constance mag nog wel wat blijven... But|Constance|may|still|indeed|a little|stay But Constance is still allowed to stay...

Hij noemde haar bij den naam soms, de oude dokter, die hen, in Indië, had zien geboren worden... en het was voor Constance een verteedering, die naam uit zijn grauwen snor-mond; een oproeping van iets heel vroegers... He|called|her|by|the|name|sometimes|the|old|doctor|who|them|in|India|had|seen|born|become|and|it|was|for|Constance|a|tenderness|that|name|from|his|gray|||a|evocation|of|something|very|earlier He sometimes called her by name, the old doctor, who had seen them born in India... and it was a tenderness for Constance, that name from his gray mustached mouth; a calling forth of something very early...

- Constance mag nog wel blijven... Constance|may|still|indeed|stay - Constance is still allowed to stay...

- Ja, zei Ernst. Yes|said|Ernst - Yes, said Ernst.

De dokter liet hen alleen: de verpleger zoû op zijn hoede zijn. The|doctor|let|them|alone|the|nurse|would|on|his|guard|be The doctor left them alone: the nurse would be on his guard.

- Ernst, zei Constance; als wij samen gingen... naar Nunspeet. Ernst|said|Constance|if|we|together|went|to|Nunspeet - Ernst, said Constance; if we went together... to Nunspeet.

- Waarom? Why - Why? Waarom? Why Why? vroeg hij, heftig. asked|he|intensely he asked, intensely. Ik ben hier goed... En we kunnen ze daar niet meênemen, fluisterde hij zachter. I|am|here|well|And|we|can|them|there|not|take along|whispered|he|softer I am fine here... And we can't take them with us there, he whispered softer. Cht... je maakt ze wakker... Shh|you|make|them|awake Shh... you're waking them up...

- Het is misschien rustiger, als je ze hier laat, broêr... zeide zij, tranen in de oogen, knielende bij hem op den grond, grijpende naar zijn hand. It|is|perhaps|quieter|if|you|them|here|leave|brother|said|she|tears|in|the|eyes|kneeling|by|him|on|the|ground|reaching|for|his|hand - It might be quieter if you leave them here, brother... she said, tears in her eyes, kneeling by him on the ground, reaching for his hand.

- Neen... neen... de broêr... de ploert... No|no|the|brother|the|scoundrel - No... no... the brother... the scoundrel...

- Maar broêr, zeide zij vaster, hare oogen       in de zijne; beste broêr... laat me toch zeggen: ze bestaan niet... ze bestaan alleen in je verbeelding... Je moet je nu toch los maken van dat idee... dan zoû je weêr beter worden... weêr gezond... Ernst... mijn beste broêr... ze bestaan niet... Kijk dan toch goed rond... er is niets om je heen dan de kamer... je meubels... je boeken... je vazen... Er is verder niets... dan wij beiden... O, broêr... probeer het... probeer het nu zoo te zien...: er is niets... Dat je benauwd bent... is, omdat je altijd zoo alleen zit... niet uitgaat... niet wandelt... In Nunspeet... zullen we wandelen... op de hei... over de duinen... en dan wordt je weêr heelemaal beter... broêr... want heusch, je bent ziek... en er is niets... er is niets... Kijk maar... er zijn alleen jij en ik... en verder je boeken immers... je meubels... But|brother|said|she|more firmly|her|eyes|in|the|his|dear|brother|||at least||||not|||only||your||your||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||furniture||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| - But brother, she said more firmly, her eyes in his; dear brother... let me just say: they do not exist... they only exist in your imagination... You must free yourself from that idea now... then you would get better... healthy again... Seriously... my dear brother... they do not exist... Just look around... there is nothing around you but the room... your furniture... your books... your vases... There is nothing else... just the two of us... Oh, brother... try it... try to see it this way...: there is nothing... The reason you feel anxious... is because you always sit so alone... do not go out... do not walk... In Nunspeet... we will walk... on the heath... over the dunes... and then you will get completely better... brother... because honestly, you are sick... and there is nothing... there is nothing... Just look... there are only you and me... and your books after all... your furniture...

Hij liet haar rustig praten, een ironie begon om zijn mond te krullen en eindelijk zag hij haar aan met een medelijden en een minachting. He|let|her|calmly|talk|an|irony|began|around|his|mouth|to|curl|and|finally|saw|he|her|at|with|a|pity|and|a|contempt He let her talk calmly, an irony began to curl around his mouth and finally he looked at her with pity and disdain. Hij haalde even zijn schouders op... Toen streelde hij haar zacht over de hand... klopte met zijn hand haar hand zachtjes... vaderlijkjes welmeenend. He|raised|briefly|his|shoulders|up|Then|stroked|he|her|gently|over|the|hand|tapped|with|his|hand|her|hand|softly|fatherly|well-meaning He shrugged his shoulders for a moment... Then he gently stroked her hand... tapped her hand softly with his hand... in a fatherly, well-meaning way.

- Je bent lief... Constance... maar -       hij schudde met zijn hoofd - je bent niet verstandig. You|are|sweet|Constance|but|he|shook|with|his|head|you|are|not|wise - You are sweet... Constance... but - he shook his head - you are not wise. Ik geloof wel, dat je meent wat je zegt... Maar zie je, dat is het juist... Je bent beperkt, je bent begrensd... Je ziet niet... Je hoort niet - hij drukte op zijn oogen, zijn ooren - wat ik zie, wat ik hoor... met mijn oogen, mijn ooren... I|believe|indeed|that|you|mean|what|you|say|But|see|you|that|is|it|just|You|are|limited|you|are|constrained|You|see|not||||he|pressed|on|his|eyes|his|ears|what|I|see|what|I|hear|with|my|eyes|my|ears I believe you mean what you say... But you see, that is exactly it... You are limited, you are constrained... You do not see... You do not hear - he pressed on his eyes, his ears - what I see, what I hear... with my eyes, my ears...

- Maar broêr... je moet toch begrijpen... dat dat verzinsels zijn... De dokter zegt...: dat zijn hallucinaties... But|brother|you|must|after all|understand|that|that|fabrications|are|The|doctor|says|that|are|hallucinations - But brother... you must understand... that those are fabrications... The doctor says...: those are hallucinations...

Hij bleef glimlachen, zag haar aan met zijn medelijden, met zijn minachting, hard uit zijn zwarte Van Lowe-oogen. He|kept|smiling|saw|her|at|with|his|pity|with|his|contempt|hard|from|his|black|Van|Lowe|eyes He kept smiling, looked at her with his pity, with his disdain, hard from his black Van Lowe eyes.

- Dat zijn hallucinaties... broêr... That|are|hallucinations|brother - Those are hallucinations... brother...

- En jij? And|you - And you?

- Neen, ik niet... No|I|not - No, not me...

- En de kamer... De boeken? And|the|room|The|books - And the room... The books? De vazen? The|vases The vases?

- Neen, ook niet... Dat is om je heen, dat bestaat... No|also|not|That|is|around|you||that|exists - No, not that either... That is around you, that exists...

- Nu... en waarom dan niet... zij allen... de zielen? Now|and|why|then|not|they|all|the|souls - Now... and why not... all of them... the souls?

- Dat niet, broêr... Dat is... hallucinatie. That|not|brother|That|is|hallucination - Not that, brother... That is... hallucination.

Hij sloot even de oogleden, glimlachte, haalde de schouders op... met een uitdrukking van totaal niet-kunnen-begrijpen zóo heel beperkte zinnen... Toen zeide hij zacht en welmeenend: He|closed|briefly|the|eyelids|smiled|raised|the|shoulders|up|with|a|expression|of|totally||||so|very|limited|sentences|Then|said|he|softly|and|sincerely He closed his eyelids for a moment, smiled, shrugged... with an expression of total incomprehension of such very limited sentences... Then he said softly and sincerely:

- Neen Constance-lief... slim ben je niet...       als je heusch meent, wat je zegt. No|||smart|are|you|not|if|you|really|mean|what|you|say - No, dear Constance... you are not smart... if you truly believe what you are saying. Ik geloof wel, dàt je het meent... Maar dat is het juist... Je leeft, blind... je ziet niet... je hoort niet... Zoo leven, zoo bestaan jullie allemaal... In een droom, met dichte oogen, met doove ooren... Jullie zien, hooren, begrijpen niets... Jullie weten niets... Ongevoelig zijn jullie, als steenen... Je kan het niet helpen, Constance; maar het is jammer: je bent zoo lief... Er zoû wel wat van je te maken geweest zijn... als je hadt leeren zien, hooren, voelen... Nu, Constance, is het te laat... Nu ben je dom... als al de anderen... Maar het spijt me, want je bent wel lief... Je hand is zacht... je stem is zacht... en je hebt je best gedaan niet te trappen op mijn arme lievelingen... en ze niet weg te trekken aan hun kettings... die zoo vast haken in mijn hart... dat ze me pijn doen... soms... hier! I|believe|indeed|that|you|it|mean|But|that|is|it|just|You|live|blindly|you|see|not|you|hear|not|Such|live|so|exist|you (plural)|all|In|a|dream|with|closed|eyes|with|deaf|ears|You (plural)|see|hear|understand|nothing|You (plural)|know|nothing|Insensitive|are|you (plural)|like|stones|You|can|it|not|help|Constance|but|it|is|a pity|you|are|so|sweet|There|would|well|something|of|you|to|make|been|been|if|you|had|learned|see|hear|feel|Now|Constance|is|it|too|late|Now|are|you|stupid|like|all|the|others|But|it|regrets|me|because|you|are|indeed|sweet|Your|hand|is|soft|your|voice|is|soft|and|you|have|your|best|done|not|to|step|on|my|poor|darlings|and|them|not|away|to|pull|at|their|chains|that|so|tightly|hook|in|my|heart|that|they|me|pain|do|sometimes|here I do believe that you mean it... But that's just it... You live, blind... you do not see... you do not hear... This is how you all live, how you all exist... In a dream, with closed eyes, with deaf ears... You see, hear, understand nothing... You know nothing... You are insensitive, like stones... You can't help it, Constance; but it's a pity: you are so sweet... There could have been something of you... if you had learned to see, hear, feel... Now, Constance, it is too late... Now you are dumb... like all the others... But I feel sorry for you, because you are indeed sweet... Your hand is soft... your voice is soft... and you have done your best not to step on my poor darlings... and not to pull them away from their chains... that are so tightly hooked in my heart... that they hurt me... sometimes... here!

Hij drukte zijn hart. He|pressed|his|heart He pressed his heart. Een moêheid kwam over haar hersenen, als putte zij zich uit om te praten, en te doen begrijpen een verstand en een ziel, die heel ver van haar bleven... mijlen ver... en die hare woorden niet bereiken konden... dan door een dichtheid van schimmen heen. A|fatigue|came|over|her|brain|as|drained|she|herself|out|to|to|speak|and|to|make|understand|a|mind|and|a|soul|that|very|far|from|her|remained|miles|far|and|that|her|words|not|reach|could|then|through|a|density|of|shadows|through A fatigue came over her brain, as if she were exhausting herself to talk, and to make understood a mind and a soul that remained very far from her... miles away... and that could not reach her words... except through a density of shadows. En plotseling werd wreeder en harder dat gevoel van moêheid en onmacht       in haar: het was als praatte zij tegen een steen, tegen een muur; tegen haar voorhoofd aan voelde zij terugbonzen hare eigen woorden, als harde ballen, die kaatsten tegen den muur aan... And|suddenly|became|crueler|and|harder|that|feeling|of|fatigue|and|powerlessness|in|her|it|was|as|she spoke|she|against|a|stone|against|a|wall|against|her|forehead|on|felt|she|reverberating|her|own|words|like|hard|balls|that|bounced|against|the|wall|on And suddenly that feeling of fatigue and powerlessness in her became more cruel and harder: it was as if she were talking to a stone, to a wall; against her forehead, her own words echoed back to her, like hard balls, bouncing against the wall...

- Maar broêr... poogde zij nog eens; zoû je niet willen gaan... naar Nunspeet... met mij... om MIJ pleizier te doen... om met MIJ te wandelen... over de hei... O, wat zoû je me daarmeê een pleizier doen... Voor MIJ zoû het goed zijn... But|brother|tried|she|again|once|would|you|not|want|go|to|Nunspeet|with|me|to|me|pleasure|to|do|to|with|me|to|walk|over|the|heath|O|what|would|you|me|with that|a|pleasure|do|For|me|would|it|good|be - But brother... she tried once more; wouldn't you want to go... to Nunspeet... with me... to please ME... to walk with ME... over the heath... Oh, how much pleasure you would give me with that... It would be good for ME...

- En zij allen... hier... om mij heen? And|they|all|here|around|me|around - And they all... here... around me? Hij wees voorzichtig in het rond. He|pointed|carefully|in|the|round He pointed carefully around.

- We zullen ze hier laten slapen... We|will|them|here|let|sleep - We will let them sleep here...

- En de ploert... beneden... And|the|scoundrel|downstairs - And the jerk... downstairs...

- Hij zal ze niet hinderen... ik beloof het je... We zullen de kamer sluiten, broêr... en ze zullen allen rustig slapen. He|will|them|not|disturb|I|promise|it|you|We|will|the|room|close|brother|and|they|will|all|peacefully|sleep - He won't bother them... I promise you... We will close the room, brother... and they will all sleep peacefully.

Zij sprak met hem meê, niet wetende of zij goed deed, maar te moê om hem te overtuigen. She|spoke|with|him|along|not|knowing|whether|she|right|did|but|too|tired|to|him|to| She spoke with him too, not knowing if she was doing the right thing, but too tired to convince him.

- Beloof je me dat? Promise|you|me|that - Do you promise me that? zei hij plotseling. said|he|suddenly he suddenly said. Beloof je me, dat ze rustig slapen zullen...? Promise|you|me|that|they|peacefully|sleep|will Do you promise me that they will sleep peacefully...?

- Ja... Yes - Yes...

- Dat de ploert ze niet wakker maakt en trapt... That|the|jerk|them|not|awake|wakes|and|kicks - That the jerk doesn't wake them up and kicks...

- Ja... ja... Yes| - Yes... yes...

- Beloof je dat? Promise|you|that - Do you promise that?

- Ja... Yes - Yes...

- We sluiten dan heel stil de kamer af. We|close|then|very|quietly|the|room|off - Then we will quietly close the room.

- Ja... Yes - Yes...

- En niemand, niemand komt er meer in? And|nobody|nobody|comes|there|more|in - And no one, no one can come in anymore?

- Neen... No - No...

- Beloof je dat? Promise|you|that - Do you promise that?

- Ja... Yes - Yes...

- Zweer je dat? Swear|you|that - Do you swear that?

- Ja, broêr... Yes|brother - Yes, brother...

- Nu dan... goed... Now|then|good - Well then... good...

- Ga je dan meê? Go|you|then|along - Are you coming along? riep zij verheugd en niet kunnende gelooven... shouted|she|joyfully|and|not|able|to believe she exclaimed joyfully, unable to believe it...

- Ja... Omdat je zoo gaarne wilt wandelen... op de hei. Yes|Because|you|so|gladly|want|to walk|on|the|heath - Yes... Because you so eagerly want to walk... on the heath. Je bent lief... You|are|sweet You are sweet...

Hij zeide het zacht, medelijdend, en zijn minachting was niet zoo sterk meer, want hij beschouwde haar als een lief en dom kind, dat zijn hulp en bescherming noodig had. He|said|it|softly|pityingly|and|his|contempt|was|not|so|strong|anymore|for|he|regarded|her|as|a|sweet|and|foolish|child|that|his|help|and|protection|needed|had He said it softly, compassionately, and his disdain was not so strong anymore, for he regarded her as a sweet and foolish child who needed his help and protection.

Zij lachte terug, stond op, waar zij geknield had gelegen naast hem, reikte hem beide handen, hem lokkende om ook uit zijn hoek op te staan. She|laughed|back|stood|up|where|she|knelt|had|lain|next to|him|reached|him|both|hands|him|enticing|to|also|out|his|corner|up|to|stand She laughed back, stood up from where she had been kneeling beside him, reached out both hands to him, enticing him to also get up from his corner.

Hij liet zich door haar optrekken; hij was zwaar: zij trok hem op als een loodzwaar gewicht uit zijn hoek. He|let|himself|by|her|lift|he|was|heavy|she|pulled|him|up|like|a|leaden heavy|weight|out|his|corner He allowed himself to be pulled up by her; he was heavy: she pulled him up like a leaden weight from his corner.

- Gaan wij dan morgen, broêr? Shall we go|we|then|tomorrow|brother - Are we going tomorrow, brother?

Hij knikte goedig van ja: ze was wel lief...       en ze verlangde zoo om te wandelen... en ze was zoo zwak... zoo dom... ze wist zoo niets, zag, hoorde en voelde niets... totaal niets: hij moest haar helpen... en leiden... en steunen... He|nodded|kindly|in agreement|yes|she|was|indeed|sweet|and|she|longed|so|to||walk|and|she|was|so|weak|so|foolish|she|knew|so|nothing|saw|heard|and|felt|nothing|totally|nothing|he|had to|her|help|and|lead|and|support He nodded kindly in agreement: she was sweet... and she longed so much to walk... and she was so weak... so foolish... she knew so little, saw, heard, and felt nothing... absolutely nothing: he had to help her... and lead her... and support her...

- En willen wij dan nu een koffer pakken... And|want|we|then|now|a|suitcase|pack - And shall we pack a suitcase now...

Hij begreep niet, dat een koffer noodig zoû zijn: een niet-begrijpen was in zijn oogen, maar hij wilde haar wel pleizier doen, en zei: He|understood|not|that|a|suitcase|necessary|would|be|a|||was|in|his||but|he|wanted|her|well|pleasure|to do|and|said He did not understand that a suitcase would be necessary: a lack of understanding was in his eyes, but he wanted to please her, and said:

- Goed... Maar maak geen leven. Good|but|make|no|life - Alright... But don't make a fuss.

De dokter kwam binnen... The|doctor|came|inside The doctor came in...

- ...Hij gaat meê... fluisterde zij. He|goes|along|whispered|she - ...He is coming along... she whispered. We zullen zijn koffer pakken. We|will|his|suitcase|pack We will pack his suitcase.

De dokter drukte haar de hand. The|doctor|pressed|her|the|hand The doctor shook her hand. Ernst, op hen beiden, zag lachend neêr, als op arme, ongelukkige menschen, die het niet helpen kunnen, dat zij zoo dom zijn... zoo beknopt in hun vatten... zoo begrensd in hun weten... zoo verstompt in hun voelen... Ernst|at|them|both|saw|laughing|down|as|at|poor|unhappy||who|it|not|help|can|that|they|so|stupid|are|so|limited|in|their|understanding|so|restricted|in|their|knowledge|so|dulled|in|their|feeling Ernst, looking down at both of them, laughed, as if at poor, unfortunate people who cannot help being so foolish... so limited in their understanding... so constrained in their knowledge... so dulled in their feelings...

En terwijl Constance en de dokter in zijn slaapkamer de kleêrenkast openden, zeide hij kalm, maar waardig, vermanend: And|while|Constance|and|the|doctor|in|his|bedroom|the|wardrobe|opened|said|he||but|dignified|admonishing And while Constance and the doctor opened the wardrobe in his bedroom, he said calmly, but dignified, admonishing:

- Cht... niet waar... Wees voorzichtig... Laat de kast niet kraken... Maak ze niet wakker... Shh|not|true|Be|careful|Let|the|cupboard|not|creak|Make|them|not|awake - Shh... not true... Be careful... Don't let the wardrobe creak... Don't wake them up...

SENT_CWT:AFkKFwvL=27.89 PAR_TRANS:gpt-4o-mini=3.92 en:AFkKFwvL openai.2025-01-22 ai_request(all=219 err=0.00%) translation(all=182 err=0.00%) cwt(all=2491 err=7.03%)