×

我們使用cookies幫助改善LingQ。通過流覽本網站,表示你同意我們的 cookie 政策.

image

HET LATE LEVEN [part 1], Hoofdstuk 17

Hoofdstuk 17

De heeren waren blijven rooken aan tafel; Constance was met Adeline en Marianne gegaan in den salon. - Tante Constance, zei Marianne; u ziet er van avond zoo gelukkig uit: vindt u ook niet, tante Adeline? Zeg mij eens waarom?

Zij zag er zelve uit, het jonge meisje, stralende als van een zichtbaren glans: een glorie lichtte uit hare dartele oogen.

- Ja, zei het eenvoudige blonde vrouwtje; tante ziet er goed uit.

- Dat komt, omdat ik het zoo prettig vind, jullie bij me te hebben...

Marianne, met hare gewoonte van liefkoozing, knielde bij haar neêr.

- Zoo lief is ze, niet waar, tante Adeline? Zeg, tante Adeline is ze geen dot? Zoo lief, zoo hartelijk, zoo gezellig... Ik hoû tegenwoordig... dòl van tante Constance.

En zij omhelsde Constance onstuimig.

- Ja, zei Adeline; ik hoû ook heel veel van je...

En zij nam Constance's hand: zij was een heel zacht, eenvoudig, blond vrouwtje, het stille gehoorzame vrouwtje van haar grooten, luidruchtigen Gerrit, het moedertje van zijn kinderen, en in de familie vond men haar onbeduidend en vervelend. Omdat Constance dadelijk hare sympathie had gezocht, prijs had op die sympathie gesteld, was zij, als het ware, verwonderd eerst, spoedig veel van Constance gaan houden. Zij ging 's avonds nooit uit om de kinderen, behalve als Constance haar vroeg. En zij zat met haar zacht lachje over haar jong, rond, blond, moedertjesgezichtje, prettig en gemakkelijk, haar figuur al te mollig, en niet mooi meer, blij bij Constance te zijn.

De heeren kwamen binnen, en toen Constance Brauws met de anderen zag naderen, vond zij, dat hij er vreemd uit zag, bleek onder zijn verbrande, een beetje ruwe wangen. Zijn diepe grauwe oogen somberden weg, als in hun eigen blik, en voor het eerst lette zij zijn trekken goed op: zij hadden iets onregelmatigs van lijn, met het kortgeknipte haar; zijn neus was groot en recht, en de wenkbrauwen, zwaar, welfden zich somber over de sombere oogen; zijn slapen waren breed vlak, zijn jukbeenderen verbreedden zich, en geheel dat gedeelte van zijn gelaat was energiek, intelligent, ruw en somber, iets Germaansch en barbaarsch, maar vreemd gemartyrizeerd door nadenken, en als van een geheel ander gelaat was de mond: bijna week, zuiverder en fijner getrokken, dan welke trek ook in zijn gelaat; de lippen frisch, zonder zware zinnelijkheid; de tanden wit en met een lachende dreiging als om te bijten dreiging, die hem soms van een roofdier iets gaf; - en toch hadden die mond, de snor, de kin, het fijnere als van een ander gelaat, was de stem zacht, en de lach, die soms plotseling natuurlijk helder uitschaterde, was eene bekoring, hield iets goedmoedigs in, dat al het ruwe en dreigende verzachtte, tot eene beminnelijkheid, die verraste. In zijne beweging, stoer, breed en krachtig, had hij behouden een bijna losse ongegeneerdheid, hem zeer zeker eigen uit zijn arbeidersjaren gebleven: eene onverschilligheid als voor den stoel, waarop hij zat, den schoorsteenmantel, waartegen hij leunde; eene onverschilligheid, die was als sterk stoere bevalligheid, los en natuurlijk, van den man van beschaving, wiens handen hebben gearbeid: iets oorspronkelijks en bijna spontaans, dat, als het niet bekoorde, dadelijk antipathiek, ruw en lomp zoû schijnen, aan wie in een heer in een salon meer algemeen gangbare manieren van wereldsche conventie verlangde. Constance verbaasde zich soms, dat haar, juist haar, die ongegeneerde losheid niet hinderde, en zij integendeel er door aangetrokken werd; maar een nerveus meisje als Marianne, - fijn, broos poppetje van salonbeschaving, - werd soms in hare zenuwen vernijdigd door die spontane natuurlijkheid, haar te breed tusschen de meubeltjes van tante Constance's salon - en iets van een agressieve nijdigheid, onweêrstaanbaar, ziedelde in haar op, toen Brauws haar stoel naderde en zeide:

- Stelt u altijd... zoo een belang in evolutie, freule?

Zij keek snel naar hem op, hij boog zich een beetje toe, beschermend, en bijna voor den gek houdend, en zij zag alleen het barbaarsch Germaansche van zijn kop, en de roofdierdreiging van zijn mooie tanden: het was haar alles antipathiek, omdat het heel sterk was, en als vijandig aan haar kaste.

- Neen, meneer Brauws, alleen in uw geval, antwoordde zij, koeltjes spottend.

- En waaraan heb IK juist die eer te danken?

- Dat is heel natuurlijk. U is niet als iedereen, niet waar - geweest. Nu ik u ontmoet, zooals ik iedereen ontmoet, interesseert het mij, hoe dat kan zijn.

- Uit zwakte, denkt u? Dat is uw geheime gedachte.

- Misschien.

- Misschien heeft u gelijk. En als het zoo was, zoû u mij dan minachten? Het gesprek ontzenuwde haar: zij wilde het ontduiken.

- Is u zwak? Is u sterk! zeide zij nerveus. Ik weet het niet... en... zóóveel interesseert het me niet.

- Zoo even wel.

Weêr zag zij snel tot hem op, met die zenuwsnelle gratie van hare bewegingen, en zij dacht in eens, dat hij heel boos op haar was, haar heel vijandig gestemd was.

- Tante Constance! wenkte zij. Toe, kom eens hier, en help mij... Meneer Brauws is heel onaardig.

Constance naderde.

- Hij is onaardig, uw vriend, ging Marianne voort, als een bedorven kind, een beetje bang. Hij wil... hij wil absoluut met mij redetwisten... Toe, neemt u het voor me op.

En plotseling wipte zij weg, op een anderen stoel, en zich achter haar waaier buigende tot Van der Welcke:

- Die Brauws is een alleronaangenaamst mensch... Wat wil hij van mij!

Zij voelde zich veilig bij hèm, eén met hare kaste, eén met hare dartele, zichzelve en geluk zoekende jeugd - want hij was jong - hij kleine ziel, als de hare klein was. Hare kleine ziel hing als aan zijn oogen, en zij voelde, dat zij hem liefhad. Zoolang zij hierover niet nadacht, en zich gaan liet in haar glanzend geluk, bleef zij gelukkig, vol glorie; thuis eerst, weende zij, voelde zij smart er om.

- U is toch niet boos op mijn nichtje? vroeg Constance.

Bleek was hij nog steeds, onder de verbrande ruwheid van zijn wangen.

- Ja, zeide hij somber.

- Waarom? vroeg zij bijna smeekend. Zij is een kind...

- Neen, zij is niet alleen een kind... zij vertegenwoordigt tegenover mij...

- Wie...

- U allen! zeide hij ruw, met een zwaai van zijn hand.

- Wie meent u?

- Haar kaste... Waaronder u ook behoort. Wat doe ik hier, zeg mij wat doe ik tusschen u allen... Een enkel woord van dat fijne, witte kindje, dat mij haat... heeft mijzelf doen afvragen: wat doe ik tusschen u allen. Ik hoor hier niet thuis.

- Jawel. U is onze vriend. Van Henri.

- En van u? - En van mij.

- Nu al?

- Nu al. Beschouw dus niet, dat u hier niet thuis is.

- U is ook een vrouw... van uw kaste, zeide hij somber.

- Maar kan ik daar tegen? vroeg zij, half lachende.

- Neen... Maar waarvoor vriendschap... Onze ideeën blijven afgrondwijd van elkaâr staan.

- Ideeën? Ik heb er geen. Ik heb nooit gedacht.

- Nooit gedacht?

- Neen...

- U is een vrouw... U heeft alleen gevoeld.

- Ook niet...

- Niet gevoeld... Maar wat heeft u dan gedaan?

- Ik... geloof... niet... dat ik geleefd heb.

- Nooit?

- Neen, nooit...

- Hoe weet u dat nu?

- Dat begin ik nu te voelen, langzamerhand. Zeker... omdat ik nu oud word.

- U is niet oud.

- Ik ben oud. - En denken... begint u ook te denken...?

- Neen, nog niet...

- Maar... zooals u over uzelve spreekt... is u heel jong!

- Wees niet boos op dat kind! smeekte zij, wendende hun gesprek. Zij is heel lief, ik hoû van haar... maar zij zegt soms dingen...

- U houdt van haar?

- Ja.

- Ik niet. Ik zoû bijna zeggen: ik haat haar als zij mij.

- Waarom? vroeg zij verschrikt. U kent haar niet. U kàn haar niet haten.

- Ik ben anders dan anderen, niet waar mevrouw. Ik zeg andere dingen dan anderen, en ik zeg ze anders. Dat weet u, dat wist u voor ik in uw huis kwam! dreigde hij bijna.

- Wat meent u?

- Ik wil u wat zeggen.

- Wat dan?

- Dat kindje... dat fijne, witte kindje... dat is...

- Wat?

- Het gevaar voor uw huiselijk geluk.

Zij ontstelde hevig.

- Wat meent u?

- Zij heeft Hans lief... - Stil! fluisterde zij huiverend, en legde haar hand op zijn hand. Stil! ! - Zij heeft Hans lief. - Hoe weet u dat?

- Ik zie het... Het straalt uit hun wezen...

Zij zagen beiden naar Van der Welcke en Marianne. Zij fluisterden met elkaâr in een blik, en een glimlach, half achter een waaier, terwijl Paul, Gerrit, Van Vreeswijck druk spraken, en Addy, galant, tante Adeline, die zacht lachte, bezig hield.

- Ik bid u: wees stil! smeekte Constance nog eens, bleek. Ik WEET ... dat ze hem lief heeft.

- U weet het?

- Ja...

- Heeft zij het u dan gezegd?

- Neen... Maar ik zie het uit haar stralen... als u het ziet... Maar zij is geen gevaar... voor mijn huiselijk geluk... Dàt ligt in mijn kind, niet in mijn man...

- Ik hoû van Hans, zei hij bijna verwijtend. Ik heb altijd van hem gehouden, juist misschien, omdat hij altijd een kind was... en ik al een man was, als jongen. Hij is nu nog een kind. Hij ook... hij heeft haar lief. U ziet, ik zeg andere dingen dan anderen, omdat ik niet praten kan...

- Ik weet het... fluisterde zij; dat hij haar liefheeft.

- U weet het?

- Ja...

- Heeft hij u het dan gezegd?...

- Neen... Maar ik zie het uit hem... zooals ik het uit haar zie.

- Ik ook...

- Wees stil: ik bid u, wees stil.

- Wat doet het, of ik stil ben? IEDEREEN ziet het...

- Neen, niet iedereen.

- Als wij het zien... ziet iedereen het.

- Neen.

- Jawel. Ik weet het, dat uw broêrs het zien...

- Neen... Ik bid u... spreek er niet over, spreek er niet over, spreek er niet over!

- Zij is gelukkig!

- Zij zal verdriet hebben ook.

- Maar zij laat zich gaan aan haar geluk. Jong, denkt zij niet na... evenmin als Hans. Dat doet mij leed... om u, mevrouw.

- Het is mij geen leed... Ik heb leed... om haar. Wees niet boos op dat kind! Wie weet wat zij lijdt... Wees niet boos omdat zij aan tafel... u geërgerd heeft door haar vragen.

- Antipathie is evenmin te bedwingen... als sympathie.

- Neen... Maar dat kind is MIJ sympathiek... en probeer daarom... als onze vriend... haar niet zoo te haten... Wat praten wij ernstig! Ik kan niet zoo praten: ik ben het niet gewend; ik beken u ronduit: ik word bang...

- Voor mij...?

- U staat te hoog... om een kind te haten...

- Ik sta niet hoog... ik ben heel menschelijk. Ik kan soms heel klein voelen. Maar u heeft gelijk: dat kindje te haten... om een enkel woord, dat zij gezegd heeft... om iets van vijandschap, dat ik in haar gevoeld heb... is HEEL klein. Ik dank u, dat u mij heeft terechtgewezen. Ik zal het niet doen: haar haten.

Eerst had de sombere ruwheid van zijn frons en zijn blik haar bijna beangstigd: nu zag zij zijn mond lachen, en een vriendelijke welwillendheid kwam over hem.

- Ik zal haar mijn excuzes maken.

- Neen...

- Jawel. Hij ging naar Marianne, en Constance hoorde hem zeggen:

- Freule... ik wil het bijleggen met u.

Zij verstond niet wat Marianne antwoordde, maar zij hoorde Marianne's heldere klokjes lachend uitklinken, en zag haar handje toesteken aan Brauws. Het was eene verzoening... en toch... voelde zij, dat de vijandschap bleef bestaan, onverzoenlijk - als een vijandschap, die te diep wortelde in het diepste verschil van kaste, ook al was dat bij haar ingeboren, bij hem aangekweekt...

- En waarom, dacht zij; VOEL IK ... die vijandschap niet...?

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 17 Capítulo Κεφάλαιο 17 Chapter 17 Capítulo 17

De heeren waren blijven rooken aan tafel; Constance was met Adeline en Marianne gegaan in den salon. Os|senhores|estavam|permanecer|fumando|à|mesa|Constance|estava|com|Adeline|e|Marianne|ido|para|o|salão The gentlemen had remained smoking at the table; Constance had gone into the parlor with Adeline and Marianne. Os senhores continuavam fumando à mesa; Constance tinha ido com Adeline e Marianne para a sala. - Tante Constance, zei Marianne; u ziet er van avond zoo gelukkig uit: vindt u ook niet, tante Adeline? Tia|Constance|disse|Marianne|senhora|parece|tão|esta|noite|tão|feliz||acha|senhora|também|não|tia|Adeline - Aunt Constance, said Marianne; you look so happy this evening: don't you agree, Aunt Adeline? - Tia Constance, disse Marianne; você parece tão feliz esta noite: não acha também, tia Adeline? Zeg mij eens waarom? Diga|me|uma vez|por que Tell me why? Diga-me, por que?

Zij zag er zelve uit, het jonge meisje, stralende als van een zichtbaren glans: een glorie lichtte uit hare dartele oogen. ||||||||||||sichtbaren|||||||lebhaften| Ela|viu|dela|própria|parecia|o|jovem|menina|radiante|como|de|uma||||glória|iluminava|de|seus|brincalhões|olhos She looked herself, the young girl, radiant as if from a visible radiance: a glory shone from her darting eyes. Ela mesma parecia, a jovem, radiante como se tivesse um brilho visível: uma glória iluminava seus olhos brincalhões.

- Ja, zei het eenvoudige blonde vrouwtje; tante ziet er goed uit. Sim|disse|o|simples|loira|mulherzinha|tia|parece|bem|boa| - Yes, said the simple blond female; Auntie looks good. - Sim, disse a simples mulher loira; a tia está bem.

- Dat komt, omdat ik het zoo prettig vind, jullie bij me te hebben... Isso|vem|porque|eu|isso|tão|agradável|acho|vocês|com|mim|a|terem - That's because I so enjoy having you guys with me.... - Isso é porque eu gosto tanto de ter vocês comigo...

Marianne, met hare gewoonte van liefkoozing, knielde bij haar neêr. Marianne|com|sua|hábito|de|afschildering|se ajoelhou|ao lado de|dela|para baixo Marianne, with her habit of caressing, knelt down by her. Marianne, com seu hábito de afeto, ajoelhou-se ao lado dela.

- Zoo lief is ze, niet waar, tante Adeline? tão|doce|é|ela|não|verdade|tia|Adeline - So sweet she is, isn't she, Aunt Adeline? - Ela é tão querida, não é, tia Adeline? Zeg, tante Adeline is ze geen dot? Diga|tia|Adeline|é|ela|não|fofa Say, Aunt Adeline isn't she a dot? Diga, tia Adeline, ela não é uma fofura? Zoo lief, zoo hartelijk, zoo gezellig... Ik hoû tegenwoordig... dòl van tante Constance. |||||||||verrückt||| tão|querido||caloroso||agradável|Eu|amo|atualmente|loucamente|de|tia|Constance So sweet, so warm, so cozy... I hoû these days... dòl of Aunt Constance. Tão querida, tão calorosa, tão aconchegante... Eu adoro atualmente... loucamente a tia Constance.

En zij omhelsde Constance onstuimig. E|ela|abraçou|Constance|impetuosamente And she hugged Constance impetuously. E ela abraçou Constance de forma efusiva.

- Ja, zei Adeline; ik hoû ook heel veel van je... Sim|disse|Adeline|eu|amo|também|muito|muito|de|você - Yes, said Adeline; I hoû also very much of you.... - Sim, disse Adeline; eu também gosto muito de você...

En zij nam Constance's hand: zij was een heel zacht, eenvoudig, blond vrouwtje, het stille gehoorzame vrouwtje van haar grooten, luidruchtigen Gerrit, het moedertje van zijn kinderen, en in de familie vond men haar onbeduidend en vervelend. ||||||||||||||||||||lauten|||||||||||||||| E|ela|pegou|de Constance|mão|ela|era|uma|muito|suave|simples|loira|mulherzinha|a|silenciosa|obediente|mulherzinha|de|dela|grande|barulhento|Gerrit|o|mamãe|de|seus|filhos|e|na|a|família|achava|se|ela|insignificante|e|chata And she took Constance's hand: she was a very gentle, simple, blonde female, the quiet obedient wife of her great, noisy Gerrit, the mother of his children, and in the family they thought her insignificant and annoying. E ela pegou a mão de Constance: ela era uma mulherzinha muito suave, simples, loira, a quieta e obediente esposa de seu grande e barulhento Gerrit, a mamãe de seus filhos, e na família a consideravam insignificante e chata. Omdat Constance dadelijk hare sympathie had gezocht, prijs had op die sympathie gesteld, was zij, als het ware,       verwonderd eerst, spoedig veel van Constance gaan houden. Porque|Constance|imediatamente|sua|simpatia|tinha|procurado|preço|tinha|sobre|essa|simpatia|colocado|estava|ela|como|isso|fosse|surpreendida|inicialmente|logo|muito|de|Constance|começar|a amar Because Constance had immediately sought her sympathy, had valued that sympathy, she had, as it were, amazed at first, soon come to love Constance very much. Como Constance imediatamente buscou sua simpatia, valorizou essa simpatia, ela, por assim dizer, ficou surpresa primeiro, e logo passou a gostar muito de Constance. Zij ging 's avonds nooit uit om de kinderen, behalve als Constance haar vroeg. Ela|ia|de|noite|nunca|sair|por causa de|os|filhos|exceto|se|Constance|a|pedia She never went out at night to see the children, except when Constance asked her. Ela nunca saía à noite por causa das crianças, exceto quando Constance a pedia. En zij zat met haar zacht lachje over haar jong, rond, blond, moedertjesgezichtje, prettig en gemakkelijk, haar figuur al te mollig, en niet mooi meer, blij bij Constance te zijn. ||||||||||||Muttergesicht||||||||||||||||| E|ela|estava|com|seu|suave|sorriso|sobre|seu|jovem|redondo|loiro|rostinho de mãe|agradável|e|fácil|seu|figura|já|muito|gordinha|e|não|bonita|mais|feliz|em|Constance|a|estar And she sat with her soft smile over her young, round, blond, motherly face, pleasant and easy, her figure all too plump, and not beautiful anymore, happy to be with Constance. E ela estava com seu sorriso suave sobre seu rosto jovem, redondo e loiro de mãe, agradável e fácil, sua figura um pouco gordinha, e não mais bonita, feliz por estar com Constance.

De heeren kwamen binnen, en toen Constance Brauws met de anderen zag naderen, vond zij, dat hij er vreemd uit zag, bleek onder zijn verbrande, een beetje ruwe wangen. ||||||||||||||||||||||||verbrannten|||| Os|senhores|vieram|para dentro|e|quando|Constance|Brauws|com|os|outros|viu|se aproximar|achou|ela|que|ele|parecia|estranho|de|aparência|pálido|sob|suas|queimadas|um|pouco|ásperas|bochechas The gentlemen entered, and when Constance saw Brauws approaching with the others, she found that he looked strange, pale under his burnt, a little rough cheeks. Os senhores entraram, e quando Constance Brauws viu os outros se aproximando, achou que ele parecia estranho, pálido sob suas bochechas queimadas e um pouco ásperas. Zijn diepe grauwe oogen somberden weg, als in hun eigen blik, en voor het eerst lette zij zijn trekken goed op: zij hadden iets onregelmatigs van lijn, met het kortgeknipte haar; zijn neus was groot en recht, en de wenkbrauwen, zwaar, welfden zich somber over de sombere oogen; zijn slapen waren breed vlak, zijn jukbeenderen verbreedden zich, en geheel dat gedeelte van zijn gelaat was energiek, intelligent, ruw en somber, iets Germaansch en barbaarsch, maar vreemd gemartyrizeerd door nadenken, en als van een geheel ander gelaat was de mond: bijna week, zuiverder en fijner getrokken, dan welke trek ook in zijn gelaat; de lippen frisch, zonder zware zinnelijkheid; de tanden wit en met een lachende       dreiging als om te bijten dreiging, die hem soms van een roofdier iets gaf; - en toch hadden die mond, de snor, de kin, het fijnere als van een ander gelaat, was de stem zacht, en de lach, die soms plotseling natuurlijk helder uitschaterde, was eene bekoring, hield iets goedmoedigs in, dat al het ruwe en dreigende verzachtte, tot eene beminnelijkheid, die verraste. ||||||||||||||||||||||||unregelmäßiges|||||kurz geschnitten||||||||||||wölbten|||||||||||||Wangenknochen|verbreiterten sich|||||||||||intelligent|||||germanisch||barbarisch|||gemartyrisiert|||||||||||||||reiner||||||||||||||||Schwere Sinnlichkeit||||||||||||beißen|Drohung|||||||||||||||Schnurrbart||||||||||||||||||||||herausbrach||||||gütig|||||||drohende|milderte|||Zärtlichkeit||überraschte Seus|profundas|cinzentas|olhos|entristeceram|embora|como|em|seu|próprio|olhar|e|pela|o|primeiro|prestou|ela|seus|traços|bem|atenção|ela|tinham|algo|irregularidade|de|linha|com|o|cortado|cabelo|seu|nariz|era|grande|e|reto|e|as|sobrancelhas|pesadas|curvavam|a si mesmos|sombrio|sobre|os|sombrios|olhos|seus|têmporas|eram|largas|planas|seus|maçãs do rosto|se alargavam|a si mesmos|e|toda|aquela|parte|de|seu|rosto|era|enérgico|inteligente|áspero|e|sombrio|algo|germânico|e|bárbaro|mas|estranhamente|martirizado|por|reflexão|e|como|de|um|completamente|outro|rosto|era|a|boca|quase|fraca|mais pura|e|mais delicada|desenhada|do que|qualquer|traço|também|em|seu|rosto|os|lábios|frescos|sem|pesada|sensualidade|os|dentes|brancos|e|com|uma|sorridente|ameaça|como|para|a|morder|ameaça|que|ele|às vezes|de|um|predador|algo|dava|||||||||||||de|um|||||||||||às vezes|||||||||algo|||||||||||||| Zijn diepe grauwe oogen somberden weg, als in hun eigen blik, en voor het eerst lette zij zijn trekken goed op: zij hadden iets onregelmatigs van lijn, met het kortgeknipte haar; zijn neus was groot en recht, en de wenkbrauwen, zwaar, welfden zich somber over de sombere oogen; zijn slapen waren breed vlak, zijn jukbeenderen verbreedden zich, en geheel dat gedeelte van zijn gelaat was energiek, intelligent, ruw en somber, iets Germaansch en barbaarsch, maar vreemd gemartyrizeerd door nadenken, en als van een geheel ander gelaat was de mond: bijna week, zuiverder en fijner getrokken, dan welke trek ook in zijn gelaat; de lippen frisch, zonder zware zinnelijkheid; de tanden wit en met een lachende dreiging als om te bijten dreiging, die hem soms van een roofdier iets gaf; - en toch hadden die mond, de snor, de kin, het fijnere als van een ander gelaat, was de stem zacht, en de lach, die soms plotseling natuurlijk helder uitschaterde, was eene bekoring, hield iets goedmoedigs in, dat al het ruwe en dreigende verz Seus profundos olhos cinzentos pareciam sombrios, como em seu próprio olhar, e pela primeira vez ela prestou atenção em seus traços: eles tinham algo irregular na linha, com o cabelo cortado curto; seu nariz era grande e reto, e as sobrancelhas, pesadas, se curvavam sombriamente sobre os olhos sombrios; suas têmporas eram largas e planas, suas maçãs do rosto se alargavam, e toda aquela parte de seu rosto era enérgica, inteligente, áspera e sombria, algo germânico e bárbaro, mas estranhamente martirizado pelo pensamento, e como se de um rosto completamente diferente era a boca: quase suave, mais pura e mais fina do que qualquer traço em seu rosto; os lábios frescos, sem uma sensualidade pesada; os dentes brancos e com uma ameaça sorridente como se fossem morder, uma ameaça que às vezes lhe dava algo de predador; - e ainda assim aquela boca, o bigode, o queixo, o mais delicado como de outro rosto, a voz suave, e o riso, que às vezes explodia de forma naturalmente clara, era um encanto, continha algo de bondoso, que suavizava toda a aspereza e ameaça, até uma amabilidade que surpreendia. In zijne beweging, stoer, breed en krachtig, had hij behouden een bijna losse ongegeneerdheid, hem zeer zeker eigen uit zijn arbeidersjaren gebleven: eene onverschilligheid als voor den stoel, waarop hij zat, den schoorsteenmantel, waartegen hij leunde; eene onverschilligheid, die was als sterk stoere bevalligheid, los en natuurlijk, van den man van beschaving, wiens handen hebben gearbeid: iets oorspronkelijks en bijna spontaans, dat, als het niet bekoorde, dadelijk antipathiek, ruw en lomp zoû schijnen, aan wie in een heer in een salon meer algemeen gangbare manieren van wereldsche conventie verlangde. |||||||||||||Ungezwungenheit|||||||Arbeiterjahren|||||||||||||an dem|||||||||starke robuste|||||||||||||||Ursprüngliches|||spontan|||||gefiel||||||||||||||||||gängige||||Weltkonvention| Em|seu|movimento|robusto|largo|e|forte|tinha|ele||um|||||||||||||||||||||||||||||||||||||de|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||mundano|convenção|exigia In his movement, sturdy, broad and powerful, he had retained an almost loose unabashedness, very much his own from his working-class years: an indifference as for the chair, on which he sat, the mantelpiece, against which he leaned; an indifference, which was like strong sturdy grace, loose and natural, of the man of civilization, whose hands have worked: something original and almost spontaneous, which, if it did not appeal, would immediately appear antipathetic, rough and boorish, to those who in a gentleman in a drawing-room desired more common ways of worldly convention. Em seu movimento, robusto, largo e forte, ele mantinha uma quase despreocupada desinibição, que certamente era própria de seus anos de trabalhador: uma indiferença como para a cadeira em que estava sentado, a lareira contra a qual se apoiava; uma indiferença que era como uma forte elegância robusta, solta e natural, do homem de civilização, cujas mãos trabalharam: algo original e quase espontâneo, que, se não encantava, imediatamente parecia antipático, áspero e rude para quem esperava maneiras mais comuns de convenção social em um senhor em um salão. Constance verbaasde zich soms, dat haar, juist haar, die ongegeneerde losheid niet hinderde, en zij integendeel er door aangetrokken werd; maar een nerveus meisje als Marianne, - fijn, broos poppetje van salonbeschaving, - werd soms in hare zenuwen vernijdigd door die spontane       natuurlijkheid, haar te breed tusschen de meubeltjes van tante Constance's salon - en iets van een agressieve nijdigheid, onweêrstaanbaar, ziedelde in haar op, toen Brauws haar stoel naderde en zeide: |||||||||unverblümte|Ungezwungenheit|||||||||||||||||zerbrechliches|Püppchen||Salonverfeinerung||||||verärgert||||Natürlichkeit|||||||||||||||aggressiven||||||||||||| Constance|surpreendeu|a si mesma|às vezes|que|a ela|exatamente|a ela|aquela|desenfreada|liberdade|não|incomodava|e|ela|ao contrário|dela|por|atraída|se tornava|mas|uma|nervosa|menina|como|Marianne|delicada|frágil|bonequinha|de|civilização de salão|se tornava|às vezes|em|seus|nervos|enciumada|por|aquela|espontânea|naturalidade|a ela|muito|largo|entre|os|móveis|de|tia|Constance|salão|e|algo|de|uma|agressiva|inveja|irresistível|fervia|em|ela|para|quando|Brauws|a ela|cadeira|se aproximou|e|disse Constance sometimes marveled that this unabashed looseness did not bother her, precisely her, and on the contrary she was attracted by it; but a nervous girl like Marianne, - fine, frail little doll of parlor civilization, - was sometimes in her nerves ennobled by that spontaneous naturalness, her too wide among the furniture of Aunt Constance's parlor - and something of an aggressive envy, unbearable, sang within her, when Brauws approached her chair and said: Constance às vezes se surpreendia que a sua, exatamente a sua, falta de vergonha não a incomodasse, e que, ao contrário, ela fosse atraída por isso; mas uma menina nervosa como Marianne, - uma delicada e frágil bonequinha da civilização de salão, - às vezes se sentia ferida em seus nervos por aquela naturalidade espontânea, muito ampla entre os móveis do salão da tia Constance - e algo de uma agressiva inveja, irresistível, fervia dentro dela, quando Brauws se aproximou de sua cadeira e disse:

- Stelt u altijd... zoo een belang in evolutie, freule? |||||||Evolution|Fräulein Coloca|você|sempre|tal|um|interesse|em|evolução|senhorita - Do you always ... take such an interest in evolution, freule? - Você sempre... dá tanta importância à evolução, senhorita?

Zij keek snel naar hem op, hij boog zich een beetje toe, beschermend, en bijna voor den gek houdend, en zij zag alleen het barbaarsch Germaansche van zijn kop, en de roofdierdreiging van zijn mooie tanden: het was haar alles antipathiek, omdat het heel sterk was, en als vijandig aan haar kaste. ||||||||||||||||||verachtend|||||||germanisch||||||Raubtierdrohung|||||||||||||||||feindlich||| Ela|olhou|rapidamente|para|ele|para cima|ele|se inclinou|se|um|pouco|para perto|protetor|e|quase|para|o|tolo|considerando|e|Ela|viu|apenas|isso|bárbaro|germânico|de|seu|cabeça|e|a|ameaça de predador|de|seus|bonitos|dentes|isso|era|dela|tudo|antipático|porque|isso|muito|forte|era|e|como|hostil|a|seu|casta She looked up at him quickly, he bowed slightly, protectively, and almost foolishly, and she saw only the barbaric Germanic of his head, and the predatory threat of his beautiful teeth: it was all antipathetic to her, because it was very strong, and as hostile to her caste. Ela olhou rapidamente para ele, ele se inclinou um pouco, protetor, e quase fazendo-se passar por um tolo, e ela viu apenas o aspecto bárbaro germânico de sua cabeça, e a ameaça predatória de seus belos dentes: tudo isso lhe era antipático, porque era muito forte, e parecia hostil ao seu grupo.

- Neen, meneer Brauws, alleen in uw geval, antwoordde zij, koeltjes spottend. |||||||||kühl| Não|senhor|Brauws|apenas|em|seu|caso|respondeu|ela|friamente|zombando - Nay, Mr. Brauws, only in your case, she replied, mocking coolly. - Não, senhor Brauws, apenas no seu caso, respondeu ela, friamente zombando.

- En waaraan heb IK juist die eer te danken? E|a que|tenho|eu|exatamente|aquela|honra|a você|agradecer - And to what exactly do I owe that honor? - E a que devo eu exatamente essa honra?

- Dat is heel natuurlijk. Isso|é|muito|natural - This is very natural. - Isso é muito natural. U is niet als iedereen, niet waar - geweest. Você|é|não|como|todo mundo|não|verdade|estado You are not like everyone else, not true - have been. Você não é como todo mundo, não é - foi. Nu ik u ontmoet, zooals ik iedereen ontmoet, interesseert het mij, hoe dat kan zijn. Agora|eu|você|encontro|assim como|eu|todos|encontra|interessa|isso|a mim|como|isso|pode|ser Now that I meet you, as I meet everyone, it interests me, how that can be. Agora que eu o encontro, assim como encontro todo mundo, me interessa como isso pode ser.

- Uit zwakte, denkt u? |Schwäche|| De|fraqueza|pensa|você - Out of weakness, do you think? - Por fraqueza, você acha? Dat is uw geheime gedachte. Isso|é|sua|secreta|pensamento That is your secret thought. Esse é o seu pensamento secreto.

- Misschien. Talvez - Perhaps. - Talvez.

- Misschien heeft u gelijk. Talvez|tem|você|razão - You may be right. - Talvez você esteja certo. En als het zoo was, zoû u mij dan minachten? |||||||||verachten E|se|isso|assim|fosse|o senhor|você|a mim|então|menosprezar And if so, would you despise me? E se fosse assim, você me desprezaria? Het gesprek ontzenuwde haar: zij wilde het ontduiken. ||entwaffnete|||||vermeiden O|conversa|desmascarou|ela|ela|queria|isso|evitar The conversation defused her: she wanted to defund it. A conversa a desarmou: ela queria evitá-la.

- Is u zwak? É|você|fraco - Are you weak? - Você é fraco? Is u sterk! É|você|forte Is you strong! Você é forte! zeide zij nerveus. disse|ela|nervosamente she said nervously. disse ela nervosamente. Ik weet het niet... en... zóóveel interesseert het me niet. |||||so viel|||| Eu|sei|isso|não|e|tanto|interessa|isso|me|não I don't know ... and ... I don't care that much. Eu não sei... e... não me interessa tanto assim.

- Zoo even wel. Zoológico|até|bem - So for a moment I did. - Mas agora sim.

Weêr zag zij snel tot hem op, met die zenuwsnelle gratie van hare bewegingen, en zij dacht in eens, dat hij heel boos op haar was, haar heel vijandig gestemd was. |||||||||nervösen schnellen|||||||||||||||||||feindlich|| Novamente|viu|ela|rapidamente|para|ele|de cima|com|aquela|nervosamente rápida|graça|de|seus|movimentos|e|ela|pensou|de|uma vez|que|ele|muito|bravo|para|ela|estava|ela|muito|hostil|disposto|estava Again she looked up to him quickly, with that nervous grace of her movements, and she thought at once that he was very angry with her, very hostile to her. Ela olhou rapidamente para ele novamente, com aquela graça nervosa de seus movimentos, e de repente pensou que ele estava muito bravo com ela, que estava muito hostil.

- Tante Constance! Tia|Constance - Aunt Constance! - Tia Constance! wenkte zij. acenou|ela she beckoned. ela acenou. Toe, kom eens hier, en help mij... Meneer Brauws is heel onaardig. |||||||||||unfreundlich Vamos|venha|uma vez|aqui|e|ajude|me|Senhor|Brauws|é|muito|antipático Please, come here, and help me... Mr. Brauws is very unkind. Venha, venha aqui e me ajude... O senhor Brauws é muito antipático.

Constance naderde. Constance|aproximou Constance approached. Constance se aproximou.

- Hij is onaardig, uw vriend, ging Marianne voort, als een bedorven kind, een beetje bang. Ele|é|antipático|seu|amigo|foi|Marianne|adiante|como|uma|estragado|criança|||assustado - He is unkind, your friend, Marianne continued, like a spoiled child, a little frightened. - Ele é antipático, seu amigo, continuou Marianne, como uma criança mimada, um pouco assustada. Hij wil... hij wil absoluut met mij redetwisten... Toe, neemt u het voor me op. |||||||diskutieren||||||| Ele|quer|||absolutamente|com|mim|discutir|Então|toma|você|isso|por|mim|defender He wants ... he absolutely wants to argue with me ... Please, take it up with me. Ele quer... ele quer absolutamente discutir comigo... Vá, defenda-me.

En plotseling wipte zij weg, op een anderen stoel, en zich achter haar waaier buigende tot Van der Welcke: |||||||||||||Fächer|sich verbeugend|||| E|de repente|pulou|ela|para longe|em|uma|outra|cadeira|e|ela|atrás|seu|leque|inclinando|para|Van|de|Welcke And suddenly she wiggled away, onto another chair, and bowing behind her fan to Van der Welcke: E de repente, ela se levantou, foi para outra cadeira, e se curvando atrás de seu leque para Van der Welcke:

- Die Brauws is een alleronaangenaamst mensch... Wat wil hij van mij! ||||äußerst unangenehm|||||| O|Brauws|é|um|extremamente desagradável|ser humano|O que|quer|ele|de|mim - That Brauws is an all-unpleasant man... What does he want from me! - Esse Brauws é uma pessoa extremamente desagradável... O que ele quer de mim!

Zij voelde zich veilig bij hèm, eén met hare kaste, eén met hare dartele, zichzelve en geluk zoekende jeugd - want hij was jong - hij kleine ziel, als de hare klein was. |||sicher||||||||||Jugend||||||||||||||||| Ela|sentiu|a si mesma|segura|perto de|dele|um|com|sua|casta|||sua|||||||||era||||||||| She felt safe with him, one with her caste, one with her frisky, self and happiness-seeking youth - for he was young - he small soul, if hers was small. Ela se sentia segura com ele, uma com sua classe, uma com sua juventude brincalhona, buscando a si mesma e a felicidade - pois ele era jovem - ele, pequena alma, assim como a dela era pequena. Hare       kleine ziel hing als aan zijn oogen, en zij voelde, dat zij hem liefhad. Sua|pequena|alma|pendia|como|em|seus|olhos|e|ela|sentiu|que|ela|ele|amava Her little soul hung as if from his eyes, and she felt, she loved him. Sua pequena alma estava pendurada em seus olhos, e ela sentia que o amava. Zoolang zij hierover niet nadacht, en zich gaan liet in haar glanzend geluk, bleef zij gelukkig, vol glorie; thuis eerst, weende zij, voelde zij smart er om. Enquanto|ela|sobre isso|não|pensava|e|a si mesma|deixar|deixou|em|seu|brilhante|felicidade|permaneceu|ela|feliz|cheia|glória|em casa|primeiro|chorou|ela|sentiu|ela|dor|por isso|sobre As long as she did not think about it, and let herself go in her shining happiness, she remained happy, full of glory; at home first, she wept, felt sorrow for it. Enquanto ela não pensava nisso, e se deixava levar pela sua felicidade radiante, ela permaneceu feliz, cheia de glória; em casa, primeiro, ela chorou, sentiu dor por isso.

- U is toch niet boos op mijn nichtje? Você|está|afinal|não|bravo|com|minha|sobrinha - You are not mad at my niece, are you? - Você não está bravo com minha prima, está? vroeg Constance. perguntou|Constance Constance asked. perguntou Constance.

Bleek was hij nog steeds, onder de verbrande ruwheid van zijn wangen. ||||||||Rauheit||| Pálido|estava|ele|ainda|sempre|sob|a|queimada|aspereza|de|seu|bochechas Pale he was still, beneath the burnt roughness of his cheeks. Ele ainda estava pálido, sob a rudeza queimada de suas bochechas.

- Ja, zeide hij somber. Sim|disse|ele|sombriamente - Yes, he said somberly. - Sim, disse ele sombriamente.

- Waarom? Por que - Why? - Por quê? vroeg zij bijna smeekend. |||flehend perguntou|ela|quase|suplicante she asked almost pleadingly. pergunt ela quase suplicante. Zij is een kind... Ela|é|uma|criança She is a child... Ela é uma criança...

- Neen, zij is niet alleen een kind... zij vertegenwoordigt tegenover mij... Não|ela|é|não|apenas|uma|criança|ela|representa|diante de|mim - Nay, she is not only a child ... she represents to me .... - Não, ela não é apenas uma criança... ela representa diante de mim...

- Wie... Quem - Who... - Quem...

- U allen! Você|todos - All of you! - A todos vocês! zeide hij ruw, met een zwaai van zijn hand. |||||Schwenk||| disse|ele|grosso|com|um|movimento|de|sua|mão he said ruefully, with a wave of his hand. disse ele de forma rude, com um gesto da mão.

- Wie meent u? Quem|acredita|você - Who do you think? - Quem você quer dizer?

- Haar kaste... Waaronder u ook behoort. Seu|classe|da qual|você|também|pertence - Her caste-which includes you. - A sua nobreza... Da qual você também faz parte. Wat doe ik hier, zeg mij wat doe ik tusschen u allen... Een enkel woord van dat fijne, witte kindje, dat mij haat... heeft mijzelf doen afvragen: wat doe ik tusschen u allen. O que|faço|eu|aqui|diga|me|o que|faço|eu|entre|você|todos|Uma|única|palavra|de|aquele|fino|branco|criança|que|me|odeia|tem|a mim mesmo|fazer|questionar|o que|faço|eu|entre|você|todos What am I doing here, tell me what am I doing among you all... A single word from that fine, white child, who hates me... has made me ask myself: what am I doing among you all. O que estou fazendo aqui, diga-me o que estou fazendo entre todos vocês... Uma única palavra daquela criança fina e branca, que me odeia... me fez perguntar: o que estou fazendo entre todos vocês. Ik hoor hier niet thuis. Eu|ouço|aqui|não|em casa I don't belong here. Eu não pertenço aqui.

- Jawel. Sim - Yep. - Sim, pertence. U is onze vriend. Você|é|onze|amigo You are our friend. Você é nosso amigo. Van Henri. De|Henri From Henri. Do Henri.

- En van u? E|de|você - And from you? - E de você? - En van mij. E|de|mim - And from me. - E de minha parte.

- Nu al? Agora|já - Already? - Já agora?

- Nu al. Agora|já - Already. - Já agora. Beschouw dus niet, dat u hier niet thuis is. Betrachten Sie|||||||| Considere|então|não|que|você|aqui|não|em casa|está So do not consider that you are not at home here. Portanto, não considere que você não pertence a este lugar.

- U is ook een vrouw... van uw kaste, zeide hij somber. Você|é|também|uma|mulher|de|sua|casta|disse|ele|sombriamente - You are also a woman ... of your caste, he said somberly. - Você também é uma mulher... da sua casta, disse ele sombriamente.

- Maar kan ik daar tegen? Mas|posso|eu|lá|contra - But can I stand that? - Mas posso lutar contra isso? vroeg zij, half lachende. perguntou|ela|meio|rindo she asked, half smiling. pergunt ela, meio rindo.

- Neen... Maar waarvoor vriendschap... Onze ideeën blijven afgrondwijd van elkaâr staan. |||||||abgrundtief||| Não|Mas|para que|amizade|Nossas|ideias|permanecem|abissalmente|de|um ao outro|estão - No... But for which friendship... Our ideas remain abyssal from each other. - Não... Mas para que amizade... Nossas ideias continuam a estar a abismos de distância uma da outra.

- Ideeën? Ideias - Ideas? - Ideias? Ik heb er geen. Eu|tenho|lá|nenhum I don't have one. Eu não tenho nenhuma. Ik heb nooit gedacht. Eu|tenho|nunca|pensado I never thought. Eu nunca pensei.

- Nooit gedacht? Nunca|pensou - Never thought so? - Nunca pensou?

- Neen... Não - Nay... - Não...

- U is een vrouw... U heeft alleen gevoeld. Você|é|uma|mulher|Você|tem|apenas|sentido - You are a woman ... You have felt alone. - Você é uma mulher... Você só sentiu.

- Ook niet... Também|não - Neither... - Também não...

- Niet gevoeld... Maar wat heeft u dan gedaan? Não|sentido|Mas|o que|tem|você|então|feito - Not felt... But then what did you do? - Não senti... Mas o que você fez então?

- Ik... geloof... niet... dat ik geleefd heb. Eu|acredito|não|que|eu|vivido|tenho - I ... don't ... believe ... that I have lived. - Eu... não... acredito... que eu tenha vivido.

- Nooit? Nunca - Never? - Nunca?

- Neen, nooit... Não|nunca - Nay, never... - Não, nunca...

- Hoe weet u dat nu? Como|sabe|você|isso|agora - How do you know? - Como você sabe disso agora?

- Dat begin ik nu te voelen, langzamerhand. Isso|começo|eu|agora|te|sentir|aos poucos - I am beginning to feel that now, gradually. - Estou começando a sentir isso agora, aos poucos. Zeker... omdat ik nu oud word. Claro|porque|eu|agora|velho|fico Especially ... because I'm getting old now. Certamente... porque estou ficando velho agora.

- U is niet oud. Você|é|não|velho - You are not old. - Você não é velho.

- Ik ben oud. Eu|sou|velho - I am old. - Eu sou velho. - En denken... begint u ook te denken...? E|pensar|começa|você|também|a|pensar - And thinking ... are you also beginning to think ...? - E pensar... você também está começando a pensar...?

- Neen, nog niet... Não|ainda|não - No, not yet... - Não, ainda não...

- Maar... zooals u over uzelve spreekt... is u heel jong! ||||sich selbst||||| Mas|como|você|sobre|si mesmo|fala|é|você|muito|jovem - But ... the way you talk about yourself ... you are very young! - Mas... como você fala de si mesmo... você é muito jovem!

- Wees niet boos op dat kind! Seja|não|bravo|com|aquela|criança - Don't be mad at that child! - Não fique bravo com aquela criança! smeekte zij, wendende hun gesprek. implorou|ela|virando|seu|conversa she pleaded, turning their conversation. implorou ela, mudando a conversa. Zij is heel lief, ik hoû van haar... maar zij zegt soms dingen... Ela|é|muito|carinhosa|eu|amo|dela|ela|mas|ela|diz|às vezes|coisas She is very sweet, I hoû of her... but she says things sometimes.... Ela é muito querida, eu gosto dela... mas às vezes ela diz coisas...

- U houdt van haar? Você|ama|dela|ela - You love her? - Você ama ela?

- Ja. Sim - Yes. - Sim.

- Ik niet. Eu|não - I don't. - Eu não. Ik zoû bijna zeggen: ik haat haar als zij mij. Eu|quase|dizer|||odeia|ela|como|ela|me I would almost say: I hate her as she hates me. Eu quase diria: eu a odeio como ela me odeia.

- Waarom? Por que - Why? - Por quê? vroeg zij verschrikt. perguntou|ela|assustada she asked startled. ela perguntou assustada. U kent haar niet. Você|conhece|ela|não You don't know her. Você não a conhece. U kàn haar niet haten. Você|pode|ela|não|odiar You cannot hate her. Você não pode odiá-la.

- Ik ben anders dan anderen, niet waar mevrouw. Eu|sou|diferente|do que|outros|não|verdade|senhora - I am different from others, not true madam. - Eu sou diferente dos outros, não é verdade, senhora. Ik zeg andere dingen dan anderen, en ik zeg ze anders. Eu|digo|outras|coisas|do que|outros|e|Eu|digo|elas|de forma diferente I say different things than others, and I say them differently. Eu digo coisas diferentes dos outros, e eu as digo de forma diferente. Dat weet u, dat wist u voor ik in uw huis kwam! Isso|sabe|você|isso|sabia|você|antes|eu|em|seu|casa|cheguei You know that, you knew that before I came into your house! Você sabe disso, você sabia antes de eu entrar na sua casa! dreigde hij bijna. ameaçou|ele|quase he almost threatened. ele quase ameaçou.

- Wat meent u? O que|você quer dizer|você - What do you think? - O que você quer dizer?

- Ik wil u wat zeggen. Eu|quero|lhe|algo|dizer - I want to tell you something. - Eu quero te dizer uma coisa.

- Wat dan? O que|então - What then? - O que então?

- Dat kindje... dat fijne, witte kindje... dat is... Esse|criança|esse|adorável|branca|criança|isso|é - That baby ... that fine, white baby ... that's .... - Aquela criança... aquela criança branca e bonita... isso é...

- Wat? O que - What? - O quê?

- Het gevaar voor uw huiselijk geluk. O|perigo|para|seu|doméstico|felicidade - The danger to your domestic happiness. - O perigo para a sua felicidade doméstica.

Zij ontstelde hevig. |war sich heftig|heftig Ela|ficou alarmada|intensamente She inflamed violently. Ela ficou muito abalada.

- Wat meent u? O que|você quer dizer|você - What do you think? - O que você quer dizer?

- Zij heeft Hans lief...       - Stil! Ela|tem|Hans|carinho|Silêncio - She loves Hans - Quiet! - Ela ama Hans... - Silêncio! fluisterde zij huiverend, en legde haar hand op zijn hand. sussurrou|ela|tremendo|e|colocou|sua|mão|sobre|sua|mão she whispered shudderingly, placing her hand on his hand. sussurrou ela, tremendo, e colocou a mão sobre a mão dele. Stil! Silêncio Quiet! Silêncio! ! - Zij heeft Hans lief. Ela|tem|Hans|amorosamente ! - She loves Hans. ! - Ela ama Hans. - Hoe weet u dat? Como|sabe|você|isso - How do you know? - Como você sabe disso?

- Ik zie het... Het straalt uit hun wezen... Eu|vejo|isso|Isso|irradia|de|deles|essência - I see it... It radiates from their being.... - Eu vejo isso... Isso irradia de seu ser...

Zij zagen beiden naar Van der Welcke en Marianne. Eles|viram|ambos|para|Van|de|Welcke|e|Marianne They both looked at Van der Welcke and Marianne. Ambos olharam para Van der Welcke e Marianne. Zij fluisterden met elkaâr in een blik, en een glimlach, half achter een waaier, terwijl Paul, Gerrit, Van Vreeswijck druk spraken, en Addy, galant, tante Adeline, die zacht lachte, bezig hield. |||||||||||||Fächer||||||||||galant||||||| Eles|sussurraram|com|um ao outro|em|um|olhar|e|um|sorriso|meio|atrás|um|leque|enquanto|Paul|Gerrit|Van|Vreeswijck|animadamente|falavam|e|Addy|galante|tia|Adeline|que|suavemente|ria|ocupado|mantinha They whispered with each other in a look, and a smile, half behind a fan, while Paul, Gerrit, Van Vreeswijck talked busily, and Addy, gallantly, kept Aunt Adeline, who laughed softly, occupied. Eles sussurraram um para o outro com um olhar, e um sorriso, meio atrás de um leque, enquanto Paul, Gerrit, Van Vreeswijck falavam animadamente, e Addy, galante, entretinha a tia Adeline, que ria suavemente.

- Ik bid u: wees stil! |ich bitte||| Eu|imploro|você|seja|quieto - I pray you: be quiet! - Eu lhe imploro: fique em silêncio! smeekte Constance nog eens, bleek. implorou|Constance|ainda|uma vez|pálida pleaded Constance again, pale. suplicou Constance mais uma vez, pálida. Ik WEET ... dat ze hem lief heeft. Eu|sei|que|ela|dele|amorosamente|tem I KNOW ... that she loves him. Eu SEI ... que ela o ama.

- U weet het? Você|sabe|isso - You know? - Você sabe disso?

- Ja... Sim - Yes... - Sim...

- Heeft zij het u dan gezegd? Tem|ela|isso|você|então|dito - Did she tell you then? - Ela te disse isso?

- Neen... Maar ik zie het uit haar stralen... als u het ziet... Maar zij is geen gevaar... voor mijn huiselijk geluk... Dàt ligt in mijn kind, niet in mijn man... Não|Mas|eu|vejo|isso|de|dela|raios|se|o senhor|isso|vê|Mas|ela|é|nenhum|perigo|para|minha|doméstico|felicidade|Isso|está|em|meu|filho|não|em|meu|marido - Nay... But I see it radiating from her... if you see it... But she is no danger... to my domestic happiness... That lies in my child, not in my husband.... - Não... Mas eu vejo isso em seu brilho... se você vê... Mas ela não é um perigo... para a minha felicidade doméstica... Isso está no meu filho, não no meu marido...

- Ik hoû van Hans, zei hij bijna verwijtend. |||||||vorwurfsvoll Eu|amo|de|Hans|disse|ele|quase|com reprovação - I hoû from Hans, he said almost reproachfully. - Eu amo o Hans, disse ele quase em tom de reprovação. Ik heb altijd van hem gehouden, juist misschien, omdat hij altijd een kind was... en ik al een man was, als jongen. Eu|tenho|sempre|dele||amado|exatamente|talvez|porque|ele|sempre|uma|criança|era|e|eu|já|um|homem|era|como|menino I always loved him, precisely perhaps, because he was always a child ... and I was already a man, as a boy. Eu sempre amei ele, talvez justamente porque ele sempre foi uma criança... e eu já era um homem, quando era garoto. Hij is nu nog een kind. Ele|é|agora|ainda|um|criança He is still a child now. Ele ainda é uma criança. Hij ook... hij heeft haar lief. Ele|também|ele|tem|ela|amor He too ... he loves her. Ele também... ele a ama. U ziet, ik zeg       andere dingen dan anderen, omdat ik niet praten kan... Você|vê|eu|digo|outras|coisas|do que|outros|porque|eu|não|falar|posso You see, I say different things than others because I can't talk.... Você vê, eu digo coisas diferentes das outras pessoas, porque não consigo falar...

- Ik weet het... fluisterde zij; dat hij haar liefheeft. Eu|sei|isso|sussurrou|ela|que|ele|dela|ama - I know... she whispered; that he loves her. - Eu sei... sussurrou ela; que ele a ama.

- U weet het? Você|sabe|isso - You know? - Você sabe disso?

- Ja... Sim - Yes... - Sim...

- Heeft hij u het dan gezegd?... Tem|ele|lhe|isso|então|dito - Did he tell you then?.... - Ele te disse isso?...

- Neen... Maar ik zie het uit hem... zooals ik het uit haar zie. Não|Mas|eu|vejo|isso|de|ele|assim como|eu|isso|de|ela|vejo - No... But I see it out of him... as I see it out of her. - Não... Mas eu vejo isso nele... assim como eu vejo nela.

- Ik ook... Eu|também - Me too... - Eu também...

- Wees stil: ik bid u, wees stil. Seja|quieto|eu|rezo|você|seja|quieto - Be still: I pray you, be still. - Fique quieto: eu lhe imploro, fique quieto.

- Wat doet het, of ik stil ben? O que|faz|isso|se|eu|quieto|estou - What does it do, whether I am silent? - O que importa se eu estiver quieto? IEDEREEN ziet het... TODO MUNDO|vê|isso ANYONE sees it... TODOS veem isso...

- Neen, niet iedereen. Não|não|todo mundo - No, not everyone. - Não, nem todos.

- Als wij het zien... ziet iedereen het. Se|nós|isso|ver|vê|todo mundo|isso - When we see it ... everyone sees it. - Se nós vermos... todo mundo vê.

- Neen. Não - No. - Não.

- Jawel. Sim - Yep. - Sim. Ik weet het, dat uw broêrs het zien... Eu|sei|isso|que|seu|irmãos|isso|veem I know that your brothers see it.... Eu sei que seus irmãos veem...

- Neen... Ik bid u... spreek er niet over, spreek er niet over, spreek er niet over! ||bitte||||||||||||| Não|Eu|imploro|senhor|fale|sobre isso|não|sobre|fale|sobre isso|não|sobre|fale|sobre isso|não|sobre - Nay ... I pray you ... do not speak of it, do not speak of it, do not speak of it! - Não... Eu lhe imploro... não fale sobre isso, não fale sobre isso, não fale sobre isso!

- Zij is gelukkig! Ela|está|feliz - She is happy! - Ela está feliz!

- Zij zal verdriet hebben ook. Ela|terá|tristeza|ter|também - She will have grief, too. - Ela também terá tristeza.

- Maar zij laat zich gaan aan haar geluk. Mas|ela|permite|a si mesma|entregar|a|seu|felicidade - But she lets go of her happiness. - Mas ela se entrega à sua felicidade. Jong, denkt zij niet na... evenmin als Hans. Jovem|pensa|ela|não|depois|igualmente|como|Hans Young, she does not think ... nor does Hans. Jovem, ela não pensa... assim como Hans. Dat doet mij leed... om u, mevrouw. Isso|faz|me|dor|por|você|senhora That grieves me ... because of you, ma'am. Isso me causa dor... por você, senhora.

- Het is mij geen leed... Ik heb leed... om haar. O|é|a mim|nenhum|sofrimento|Eu|tenho|sofrimento|por|ela - It's not me suffering ... I am suffering ... for her. - Não me faz mal... Eu tenho dor... por causa dela. Wees niet boos op dat kind! Seja|não|bravo|com|aquela|criança Don't be mad at that child! Não fique bravo com aquela criança! Wie       weet wat zij lijdt... Wees niet boos omdat zij aan tafel... u geërgerd heeft door haar vragen. Quem|sabe|o que|ela|sofre|Seja|não|bravo|porque|ela|na|mesa|você|irritado|tem|por|suas|perguntas Who knows what she suffers ... Don't be angry because at the table ... she has annoyed you by her questions. Quem sabe o que ela sofre... Não fique bravo porque ela... o irritou à mesa com suas perguntas.

- Antipathie is evenmin te bedwingen... als sympathie. antipatia|é|de forma alguma|te|controlar|como|simpatia - Antipathy cannot be contained either ... as can sympathy. - A antipatia não é menos incontrolável... do que a simpatia.

- Neen... Maar dat kind is MIJ sympathiek... en probeer daarom... als onze vriend... haar niet zoo te haten... Wat praten wij ernstig! Não|Mas|aquela|criança|é|para mim|simpática|e|tente|por isso|se|nosso|amigo|ela|não|assim|a|odiar|O quão|falamos|nós|seriamente - Nay... But that child is ME likeable... and therefore try... as our friend... not to hate her so much... How seriously we talk! - Não... Mas aquela criança é SIMPÁTICA para MIM... e por isso tente... como nosso amigo... não a odiar tanto... Como estamos falando sério! Ik kan niet zoo praten: ik ben het niet gewend; ik beken u ronduit: ik word bang... Eu|posso|não|assim|falar|Eu|sou|isso|não|acostumado|Eu|confesso|o senhor|francamente|Eu|fico|com medo I can't talk like that: I'm not used to it; I confess to you flatly: I get scared.... Eu não consigo falar assim: não estou acostumado; confesso-lhe abertamente: fico com medo...

- Voor mij...? Para|mim - For me...? - De mim...?

- U staat te hoog... om een kind te haten... Você|está|a|alto|para|uma|criança|a|odiar - You stand too high...to hate a child.... - Você está muito acima... para odiar uma criança...

- Ik sta niet hoog... ik ben heel menschelijk. Eu|estou|não|alto|eu|sou|muito|humano - I'm not high ... I'm very human. - Eu não estou acima... sou muito humano. Ik kan soms heel klein voelen. Eu|posso|às vezes|muito|pequeno|sentir I can sometimes feel very small. Às vezes posso me sentir muito pequeno. Maar u heeft gelijk: dat kindje te haten... om een enkel woord, dat zij gezegd heeft... om iets van vijandschap, dat ik in haar gevoeld heb... is HEEL klein. |||||||||||||||||||Feindseligkeit||||||||| Mas|você|tem|razão|aquele|criança|a|odiar|por|uma|único|palavra|que|ela|disse|tem|por|algo|de|inimizade|que|eu|em|ela|sentido|tenho|é|MUITO|pequeno But you are right: to hate that little child ... for a single word she said ... for something of enmity I felt in her ... is HUGE. Mas você está certo: odiar aquela criança... por uma única palavra que ela disse... por algo de hostilidade que eu senti nela... é MUITO pequeno. Ik dank u, dat u mij heeft terechtgewezen. |||||||zurechtgewiesen Eu|agradeço|você|que|você|me|tem|corrigido I thank you for reprimanding me. Agradeço-lhe por me corrigir. Ik zal het niet doen: haar haten. Eu|vou|isso|não|fazer|ela|odiar I won't do it: hate her. Eu não vou fazer isso: odiá-la.

Eerst had de sombere ruwheid van zijn frons en zijn blik haar bijna beangstigd: nu zag zij zijn mond lachen, en een vriendelijke welwillendheid kwam over hem. |||||||||||||beängstigt||||||||||||| Primeiro|tinha|da|sombria|rudeza|de|sua|testa|e|seu|olhar|a|quase|assustado|agora|viu|ela|seu|boca|rir|e|uma|amigável|benevolência|veio|sobre|ele At first the somber roughness of his frown and his gaze had almost frightened her: now she saw his mouth smile, and a friendly benevolence came over him. No início, a sombria rudeza de sua testa e seu olhar quase a assustaram: agora ela via sua boca sorrir, e uma bondade amigável se apoderou dele.

- Ik zal haar mijn excuzes maken. Eu|vou|a|minhas|desculpas|fazer - I will make my excuses to her. - Eu vou pedir desculpas a ela.

- Neen... Não - Nay... - Não...

- Jawel. Sim - Yep. - Sim. Hij ging naar Marianne, en Constance hoorde hem zeggen: Ele|foi|para|Marianne|e|Constance|ouviu|ele|dizer He went to Marianne, and Constance heard him say: Ele foi até Marianne, e Constance o ouviu dizer:

- Freule... ik wil het bijleggen met u. ||||versöhnen|| Freule|eu|quero|isso|resolver|com|você - Freule ... I want to make up with you. - Freule... eu quero fazer as pazes com você.

Zij verstond niet wat Marianne antwoordde, maar zij hoorde Marianne's heldere klokjes lachend uitklinken, en zag haar handje toesteken aan Brauws. |||||||||||||erklingen|||||zustecken|| Ela|entendeu|não|o que|Marianne|respondeu|mas|ela|ouviu|de Marianne|clara|risadas|rindo|ecoar|e|viu|seu|bracinho|acenar|para|Brauws She did not understand what Marianne answered, but she heard Marianne's bright bells chiming out laughter, and saw her hand reach out to Brauws. Ela não entendeu o que Marianne respondeu, mas ouviu o riso claro de sinos de Marianne ecoando, e viu sua mãozinha se estender para Brauws. Het was eene verzoening... en toch... voelde zij, dat de vijandschap bleef bestaan, onverzoenlijk - als een vijandschap, die te diep wortelde in het diepste verschil van kaste, ook al was dat bij haar ingeboren, bij hem aangekweekt... ||||||||||||||||||||verwurzelt||||||||||||||||angezüchtet O|era|uma|reconciliação|e|ainda assim|sentia|ela|que|a|inimizade|permanecia|existente|irreconciliável|como|uma|inimizade|que|muito|profundo|enraizava|em|o|mais profundo|diferença|de|casta|também|embora|era|isso|em|ela|inato|em|ele|adquirido It was a reconciliation ... and yet ... she felt that the enmity remained, irreconcilable - like an enmity, too deeply rooted in the deepest difference of caste, even though it was inbred in her, cultivated in him ... Era uma reconciliação... e ainda assim... ela sentia que a inimizade persistia, irreconciliável - como uma inimizade que estava profundamente enraizada na mais profunda diferença de classe, mesmo que isso fosse inato para ela, cultivado para ele...

- En waarom, dacht zij; VOEL IK ... die vijandschap niet...? E|por que|pensou|ela|||aquela|inimizade|não - And why, she thought; DO I not ... feel this enmity ...? - E por que, pensou ela; SIENTO ... essa inimizade não...?

SENT_CWT:AFkKFwvL=23.4 PAR_TRANS:gpt-4o-mini=7.5 pt:AFkKFwvL openai.2025-01-22 ai_request(all=219 err=0.00%) translation(all=182 err=0.00%) cwt(all=1888 err=8.05%)