×

我們使用cookies幫助改善LingQ。通過流覽本網站,表示你同意我們的 cookie 政策.

image

Het heilige weten (part 1), Hoofdstuk 1 (1)

Hoofdstuk 1 (1)

Het was dien middag een hemel van dikke, donkere luchten, die zwaar zweefden als grauw over bijna zwart violet - zoo zwaar en donkerdik, dat ze moeilijk schenen voort te kruipen op den toch fel waaienden Oostenwind, langs wiens adem de wolken nu en dan wisselden van waterige ommelijn, vóor ze neêr zouden gieten in zwaar stralende loodrechte wateren. Langs den weg huiverde, recht-op en angstig, de strakheid der sparrebosschen en de boomen spietsten hunne punten tegen éven lichtere, zilvergrijze wereldlucht, wijd en ver zich verijlende onder al het massieve grauw violet en paarschige zwart, dat zoo dicht en zoo laag en nabij scheen. De weg kwam, slingerde zich, ging voorbij, eenzaam, verlaten en treurig. Het was of de slingerende weg kwam uit lage kimmen, en ging naar lage kimmen toe, duikende in nederigheid onder heel lage luchten, en alleen de sparren spietsten nog, fier en recht, maar verder was er een bukken, overal. De nederige villa-huizen, de kleinere armelijke woningen, hier en daar, bukten, onder de zware lucht en den strijkenden wind; de struiken doken neêr aan den kant van den weg; en de ènkelen, die er gingen - een oude heer - een boerin - twee arme kinderen met een mandje, en gevolgd door een triestigen hond, groot en ruig - schenen laag het hoofd en den kop hangen te laten onder de ernstige zwaarte der luchten, en onder de felle heerschappij van den wind, die al scheen maanden geleden te hebben uitgevaagd den glimlach dier nu nederige, fronsend bespiegelende ziel-van-landschap, zichzelve sedert voelende klein en gelaten in de waterige nevels van winterrouw.

De wind huilde aan, kil en koud, gelijk aan een booze nijdigheid, die alleen zoû zijn mond en adem, en Adèletje hangend aan tantes arm kromp in een, want de wind blies koud in haar mouwen en over haar rug.

- Heb je het koud, kind?

- Neen, tante, zei zacht Adèletje, rillende.

Constance drukte, glimlachend, Adèletjes arm dichter aan zich. - Laten we wat gauw loopen, kind. Het zal je warm maken, en ook vrees ik, dat we regen krijgen.

- Ja, tante. Het is nog een heel eind, naar het oudje.

- En dan weêr terug... Ik ben bang, dat ik je vermoeid heb.

- Neen, tante.

- Maar ik woû niet het rijtuig nemen. Zoo doen we het samen af, en anders weet dadelijk iedereen het. Je moet me ook beloven er niet over te praten.

- Neen, tante.

- Met niemand. Anders zijn het weêr allerlei commentaren... en het is niets, dat we doen.

- Ze was toch wel gelukkig, het oudje, tante. De bouillon, de wijn, de kip...

- Arm vrouwtje...

- En zoo beschaafd. En zoo discreet. Tante, komt Addy gauw terug.

- Hij zal wel telegrafeeren.

- Hij is wèl lief voor Alex zoo een moeite te doen. Wij geven allen Addy wel veel last... Wanneer denkt u, dat Addy terug komt?

- Morgen, overmorgen...

- Tante, u is erg nerveus, de laatste dagen.

- Neen, kind. - Jawel... Zeg mij, is er iets gebeurd met Mathilde? Zeg het mij, tante.

- Neen kind... Maar hoû nu toch je mondje wat dicht. Ik ben bang, de wind is koud.

Zij liepen nu voort, zwijgend, Adèle regelend haar stap naar den regelmatigen stap van tante Constance. Zij liep goed, en Addy zei altijd, dat in het buitenleven mama niet ouder werd. Zij woonden daar nu al tien jaren, te Driebergen, in het oude, groote, sombere huis, dat alleen licht was van hèn alleen, van hùnne sympathie, maar dat Constance, in al die jaren, toch nooit lief had kunnen krijgen, trots al de moeite, die zij er toe deed. Tien jaren! Dikwijls, o zoo dikwijls, zag zij ze vluchten uit voor haar zich heugende nagedachte... Tien jaren, waren het wel tien jaren geweest...? Om waren ze gevlogen! Druk en bezig waren de jaren geweest en voldaan was ze wel, Constance, over de jaren, die waren weggeijld, maar alleen was zij angstig, dat het alles zoo heel gauw ging, en dat zij oud zoû zijn, vóordat... Maar de wind woei te fel, en Adèle hing zwaar aan haar arm - het arme kind, dat rilde, en dat toch wel moê moest zijn - en Constance kon haar gedachte niet volgen... Voordat... voordat... Nu, was zij dood, er zoû Addy zijn... Alleen... Neen, denken kon ze nu niet en daarbij, straks waren ze thuis... Waren ze thuis... Thuis! Het was haar een vreemd woord, en ze vond dat in zich niet goed. Neen, hoe zij ook streed tegen die vreemde aandoening in, zij kòn het zich niet verhelen: dat groote huis somber te vinden, en te betreuren de kleine villa, aan de Kerkhoflaan, in Den Haag, ook al had zij er nu nooit zoo héel veel geluk van huiselijkheid gehad... En toch... toch heeft men lief, dat, waaraan men is gewend, en was het niet vreemd, dat zij dat kleine huisje, waar zij vier jaren gewoond had, zoo lief had gekregen, en troosteloos was geweest, toen, de Oude Man gestorven, Van der Welcke, en Addy ook, absoluut hadden willen betrekken de groote sombere villa te Driebergen...! Gelukkig, dat het er dadelijk licht was geworden van hèn allen, van hùnne sympathie: als zij dien lichtenden troost van liefde er niet had gehad, o, ware het onmogelijk haàr geweest te gaan wonen in dat holle, donkere, sombere villa-huis, tusschen de eeuwig ruischende boomen, onder de eeuwig lage luchten, en dat lief was aan Van der Welcke en Addy, om die vreemde sympathie, dat gevoel van daàr vinden en daàr alleen de eigenlijke woning, waar zij behoorden thuis: de vader, die er geboren was en er zijn kinderjaren gespeeld had, en de zoon, die voor die woning, zoo vreemd, eigenlijk geheel dat zelfde gevoel van aanhankelijkheid koesterde. Hadden zij haar bijna niet gedwongen er heen te verhuizen, Van der Welcke dwingende als een kind, - er eerst heengaande voor dagen - en huizende alleen met de stokoude schoonmaakster, die hem er zijn bed opmaakte - Addy volgende daarna vaders voorbeeld, zich er inrichtend zijn kamer: telkens die voorwendsels, dat hij snuffelen moest in de papieren, dat hij er boeken moest zoeken - wat ook maar voor voorwendsel aangrijpend... Dan lieten zij haar alleen, in haar huis bij de Kerkhoflaan. Er waren ook boomen om, en luchten boven. Maar vreemd, bij die boomen der Haagsche Boschjes, onder die luchten van af Scheveningen, had zij zich gevoeld tehuis, ook al was hun villa-tje maar een huurhuis, voor vijf jaren, licht en dicht, gehuurd indertijd, door Addy's beslissenden invloed; hij, die toen, kleine jongen, gegaan was naar den dikken aannemer... O wat ijlden de jaren, wat ijlden ze, hen voorbij...! Dat het al zóo lang geleden was... Vreemd, in dat huurhuis, had zij zich thuis gevoeld, in Den Haag, bij de haren, onder bekende atmosferen en tusschen bekende menschen en dingen - hoe weinig toegevend ook de dingen en menschen dikwijls waren geweest. Terwijl, nu, in dit huis, dat groote, holle, sombere villa-huis - en zij woonde er na den dood van den Ouden Man - nu al tien volle jaren - had zij zich altijd gevoeld, ook al behoorde dit huis hun nu toe, als erfenis en familie-woning, - een vreemde, een indringster, eene, die er bij toeval gekomen was... meê met haar man en haar zoon...: zij kòn zich van dat gevoel niet bevrijden. Het achtervolgde haar zelfs in haar eigen zitkamer, boven, die toch, gemeubeleerd met de meubeltjes van de Kerkhoflaan, bijna geheel en al haar kleine Haagsche salon was... Hu... wat huilde de wind, en wat rilde Adèletje tegen haar aan: als het arme kind nu maar niet ziek werd van die lange wandeling... Daar begonnen de eerste druppels te vallen, dik en groot, als wanhopige tranen... Zij stak haar parapluie op, en Adèletje schoof nog dichter, liep tegen haar aan, onder het zelfde dakje, om het veilig te hebben en warm... Nu ging de laan recht op den grooten weg, en daar... al zichtbaar, hadt je het huis... Het stond in zijn grooten tuin - bijna een park, met achter een waterplas - als een vierkant, zwaarmoedig blok, triestig en massief, en zij begreep niet, dat Van der Welcke en Addy er zoo aan hingen. Of liever, begrijpen kon zij het nu wel, maar zij... neen ze had het huis niet lief. Het lachte haar nooit toe, het fronste altijd, zoo als het daar breed en streng als onvergankelijk stond aan den voortuin - de rozestruiken en stamrozen in stroo omwonden, afwachtende de voorjaarsdagen... Het zag met zijn gevel van, boven, zes vensters op haar neêr als met strenge oogen, haar duldende, maar haar nooit vergevende... Het was als de Oude Man zelve, die gestorven was, en nooit had vergeven... O, wonen had zij er niet gekund, wanneer zij zich niet herinnerd had, altijd, de vergeving der oude vrouw, die laatste teedere ure aan haar sterfbed, de verzoening, in geheel begrijpen en bijna verklaard weten - aangeboden op dat oogenblik van heengaan voor altijd... Dan was het haar, of zij de brekende stem van de oude vrouw zacht tot haar hoorde spreken, altijd, en zeggen: vergeef, ook al vergeeft hij nooit, want hij zàl... hij zal nooit vergeven... en het was haar, of zij die stem hoorde, zacht ruischen met een bemoediging, in den wind, in de boomen, nu zij ging door den tuin, en het strenge huis op haar neêrzag met dien kouden frons van altijd. Vreemd gevoel, dat haar altijd had doorhuiverd, dat haar iederen keer even doorhuiverde, twee, drie seconden, als zij ging, de stroo-omwonden rozen langs, naar de groote voordeur - dat gevoel, dat haar doorhuiverd had dien allereersten keer, toen zij hier uit hun rijtuig stapte - na jaren verloochend te zijn, als een schande, weggestopt in een hoek... Twee, drie seconden slechts - de regen plaste nu - de parapluie deed zij dicht, - Truitje was het, die opende, met een blijden lach, dat mevrouw thuis was, vóor het goot, en nu was zij in de lange gang... O, wat was het een sombere gang, de eiken deuren weêrszijden... het antiek kabinet... de pullen... de gravures en familie-portretten en dan aan het einde de deur, somberder dan de anderen, die deur, die toegang gaf... eenvoudig tot een kleine binnentrap, voor de dienstboden, om den grooten trap niet telkens te behoeven te gaan... Maar dat had ze eerst geweten, toen zij hier verhuisde, in een impulsie was toegeloopen, op de sombere deur, die haar altijd had aangestaard aan dat einde van Hol- landsch huis-interieur, als een eeuwig gesloten mysterie... Toen, moedig, - als huisvrouw, die onderzocht, maar kloppend haar hart van angst - had zij geopend de deur, en de trap gezien, de kleine trap donker wendend naar de slaapverdieping en de oude schoonmaakster had haar gezegd, dat het heel gemakkelijk was om water te halen, omdat er boven geen water was: bepaald een fout aan het huis... Toen had zij de deur weêr gesloten, en geweten: - eenvoudig een kleine binnentrap, voor de meiden, en verder niets, en verder niets... Maar waarom had zij dan nooit die deur meer opengemaakt, er nooit de hand op de kruk gelegd... Zeker, omdat zij er niet noodig had... omdat zij wel dacht, dat zij de kleine trap ook als de groote zouden schoonmaken, de dagen van gang- en van trappenbeurt: daar zorgde Truitje toch voor... Waarom zoû zij de sombere deur hebben moeten openen... En zij opende ze, sedert, nooit. Een enkelen keer had zij ze open gezien: dan vergat oude Mie ze te sluiten, en zij had gebromd, Truitje gezegd, dat het slordig stond, als die deur daar zoo open bleef... In duisternis had zij het kleine trapje toen naar boven zien wenden, de treden even strepende met bruine strepen in het zwart van de schaduw... Maar de deur, dicht, staarde haar aan. Zij had het nooit, aan wie ook, gezegd, maar de deur staarde haar aan - als het huis, van voren... Neen, achter in den tuin, staarden de ramen van den achtergevel haar ook als met oogen aan, maar zachter, weemoediger, en lachend bijna, bemoedigend en lieftalliger tusschen het minder strenge groen der lindeboomen, die, in den zomer, zoo weldadig en loom haar omgeurden... De zomer... Nu was het November, nu was het die eeuwige wind, en die eeuwige regen, razende om en tegen het huis, en ruischende tegen de rillende ramen... Vreemd gevoel altijd en altijd... ook al was het maar voor twee, drie seconden, maar thuis, neen, voelde ze er zich niet... En toch, sedert tien jaren al, ijlde, ijlde, ijlde haar leven hier voort... Het ijlde voort, zonder rust... Druk had zij het altijd... Adèletje had zij naar boven gezonden, om dadelijk zich wat te verkleeden, en zij deed open de deur van de achterkamer... Het was er wat kil, vond zij... en terwijl zij in de serre, rustig, haar moeder zag zitten op haar gewone plaats, turen naar buiten, ging zij naar de vulkachel, bewoog den trekker heen en weêr, om de asch te doen zinken, en achter de mica-deurtjes op te doen gloeien het vuur...

- Heeft u het daar niet koud, mamaatje...

De oude vrouw, op den klank van haar stem, zag om.

Constance nu ging in de serre, vroeg weêr:

- Heeft u het niet koud, mamaatje?

De oude vrouw nu hoorde haar, en Constance boog zich tot haar voorover, zoende het wassen voorhoofd.

- Het waait, zei de oude vrouw.

- Ja, het waait goed! zei Constance. Dus heeft u het hier niet koud?

De oude vrouw glimlachte, haar oogen in haar dochters oogen.

- Wil u niet liever binnen zitten, mama?

Maar de oude vrouw glimlachte slechts, en zij zeide:

- De boomen gaan heen en weêr, en zoo even is er een tak gevallen... vlak voor het raam.

- Ja... Harm zal morgen wel werk hebben... Overal liggen de takken neêr...

- Het waait, zei de oude vrouw.

Constance, binnen, nam een wollen doek, legde die om haar moeders schouders.

- Als u het koud krijgt, zal u naar binnen gaan, niet waar, mama... En zij ging terug naar den salon, willende naar boven gaan.

Maar uit de gang klonken stemmen en de deur werd geopend. Het waren Gerdy en Guy.

- Is u thuis, tante?

- Is u eindelijk thuis?

- Waar heeft u den heelen middag gezeten?

- Is u met Adèle gaan wandelen...?

- Kom tante, zei Guy; geef rekenschap!

Hij was een knappe blonde jongen van negentien, al groot en breed, met een blonden snor, en zij bedierf hem omdat hij op zijn vader leek. Eigenlijk bedierf zij ze allen, ieder om een andere reden, maar Guy kon van haar alles gedaan krijgen. Hij pakte haar nu in zijn armen, vroeg nog eens:

- Nu tante, waar ben je geweest?

En zij bloosde, als een kind. Zij wilde het niet zeggen, waar zij was geweest, maar zij had niet gerekend, dat zij haar zóo zouden overvallen.

- Maar nergens! verweerde zij zich. Ik heb gewandeld met Adèle...

- O neen! zei Guy, beslist. U is naar het oudje geweest...

- Ach, wel neen.

- Ach, ja wel. - Toe kinderen, laat me nu. Ik wil me wel even verkleeden... Waar is mama?

- Mama is boven, zei Gerdy. Tante, komt u beneden, gauw? Wil ik thee zetten...? De lamp opsteken...? Dat is gezellig, thee, als het zoo stormt.

- Goed, kind, doe dat.

- Komt u gauw?

- Ja, ja, dadelijk...

Zij ging naar boven, de breede eiken trap op, die wendde... Waarom, altijd, als het woei, gedacht zij dien achtermiddag, toen zij zoo naar boven gegaan was, de gang over, de kamers door, tot het diepe donkere ledekant, waarin schemerde, op het kussen, het matte gezicht van de stervende vrouw... Heden als toen ratelde de zwarte regen tegen de ramen en de groote kabinetten op de donkere gang kraakten, met die plotse krakingen van oud hout, die dreunden en ploften soms door het huis... Maar men hoorde ze nauwlijks nu, omdat het huis niet meer stil was, omdat er nu altijd in de kamers, over de gangen, stemmen gonsden en jonge voeten zich repten, met al het nieuwe leven, dat in het huis was gekomen... Tien jaren, dacht Constance, terwijl zij, in haar kamer, het licht opstak om zich te verkleeden...

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 1 (1) Chapter 장(1) Rozdział Kapitel 1 (1) Κεφάλαιο 1 (1) Chapter 1 (1) Capitolo 1 (1) 第1章 (1) Rozdział 1 (1) Capítulo 1 (1) Bölüm 1 (1) Розділ 1 (1)

Het was dien middag een hemel van dikke, donkere luchten, die zwaar zweefden als grauw over bijna zwart violet - zoo zwaar en donkerdik, dat ze moeilijk schenen voort te kruipen op den toch fel waaienden Oostenwind, langs wiens adem de wolken nu en dan wisselden van waterige ommelijn, vóor ze neêr zouden gieten in zwaar stralende loodrechte wateren. ||той||||из|||облака|которые||||серый||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| ||jenem||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| The|was|that|afternoon||sky||thick|||||floated||gray||almost||violet||||dark thick||they||seemed|forth||creep along||the||bright|blowing|east wind||of|breath||||||switched||watery|ommelijn|||down||pouring||heavy|radiant|Vertical.|waters 그것은||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| ||o gün|||gökyüzü||||bulutlar|ki||süzülüyordu||gri|||||o kadar|ağır||koyu kalın||||görünüyorlardı|ilerle||||||şiddetli|esintili|doğu rüzgarı||rüzgarın|nefes||bulutlar||||değişiyorlardı||sulu|şekil|önce||aşağı||dökülmek üzere||||| بعد ظهر ذلك اليوم ، كانت سماء كثيفة ومظلمة ، تحوم ثقيلة مثل اللون الرمادي فوق البنفسجي الأسود تقريبًا - ثقيلًا وسميكًا داكنًا لدرجة أنه بدا من الصعب عليهم الزحف على الريح الشرقية التي لا تزال تهب بقوة ، والتي تتنفس الغيوم بين الحين والآخر. من كفاف مائي ، قبل أن يصبوا في مياه عمودية مشعة ثقيلة. An diesem Nachmittag war es ein Himmel aus dicken, dunklen Wolken, die schwer wie Grau über fast schwarzem Violett schwebten - so schwer und dunkel-dick, dass es schwer schien, auf dem doch heftig wehenden Ostwind vorwärts zu kriechen, in dessen Atem die Wolken gelegentlich wässrige Umrisse änderten, bevor sie sich in schwer glänzenden, senkrechten Wassern ergossen. That afternoon it was a sky of thick, dark skies, hovering heavy as gray over almost black violet--so heavy and dark-thick that they seemed hard to creep on the still fiercely blowing east wind, by whose breath the clouds now and then shifted. of watery contour, ere they should pour down into heavy radiant perpendicular waters. C'était cet après-midi-là un ciel de ciels épais et sombres, qui planaient lourds comme du gris sur du violet presque noir - si lourds et si épais qu'ils semblaient difficiles à ramper sur le vent d'est encore féroce, dont le souffle les nuages de temps en temps échangés. de contour aqueux, avant qu'ils ne se déversent dans des eaux perpendiculaires fortement rayonnantes. Tego popołudnia niebo było gęste, ciemne, unoszące się ciężko jak szarość nad prawie czarnym fioletem - tak ciężkie i ciemne, że wydawało się, że trudno jest pełznąć naprzód na jeszcze gwałtownie wiejącym wschodnim wietrze, wzdłuż którego oddechu chmury od czasu do czasu zmieniały wodniste kontury, zanim rozlały się w mocno błyszczących prostopadłych wodach. В тот полдень небо было наполнено густыми, темными облаками, которые тяжело висели как серый над почти черным фиолетом - так тяжело и темно, что они с трудом казались ползущими под все еще сильным восточным ветром, вдоль дыхания которого облака время от времени менялись от водяной округлости, прежде чем они нальются в тяжело сверкающие вертикальные воды. O öğleden sonra, neredeyse siyah menekşenin üzerinde gri gibi ağır bir şekilde asılı duran kalın, karanlık bir gökyüzüydü - o kadar ağır ve karanlıktı ki, henüz şiddetli esen Doğu rüzgârında ilerlemek zor görünüyordu, nefesi boyunca bulutlar zaman zaman sulu ana hatları değiştiriyor, sonra da ağır bir şekilde parlayan dik sular halinde aşağı dökülüyordu. 那天下午,天空乌云密布,灰蒙蒙的,几乎是黑色的紫罗兰色——那么沉重,那么黑,它们似乎在猛烈吹来的东风上艰难地爬行,云朵时不时地顺着东风的呼吸而行。在它们倾泻到沉重的、辐射状的垂直水域之前,它们的形状发生了变化。 Langs den weg huiverde, recht-op en angstig, de strakheid der sparrebosschen en de boomen spietsten hunne punten tegen éven lichtere, zilvergrijze wereldlucht, wijd en ver zich verijlende onder al het massieve grauw violet en paarschige zwart, dat zoo dicht en zoo laag en nabij scheen. Along||road|||||anxious||||spruce forests|||trees||||||||||||||||||||||||||||||close by| |||||||||sertlik||||||||||||||||||||||kütlevi||||mor menekşe rengi|||||||||yakın|görünüyordu Along the road shuddered, erect and fearful, the tautness of the spruce forests and the trees speared their tips against the equally lighter, silver-gray world sky, spreading far and wide under all the massive gray violet and purplish black, which was so dense and so low and seemed near. Wzdłuż drogi, prosto w górę i niespokojnie, naprężenie świerków drżało, a drzewa kolczaste czubki w jeszcze jaśniejszym, srebrnoszarym powietrzu świata, daleko i szeroko rozluźniając się pod całą masywną szarofioletową i purpurową czernią, która wydawała się tak gęsta, tak niska i bliska. Вдоль дороги дрожали, прямо и тревожно, строгость еловых лесов, а деревья упирали свои вершины в слегка светлеющий, серебристо-серый воздух, широко и далеко растягивающийся под всем массивным серым фиолетом и пурпурным черным, который так плотно и низко и близко казался. Yol boyunca, dimdik ve endişeli, ladin ağaçlarının gerginliği ürperdi ve ağaçlar uçlarını daha da açık, gümüş grisi dünya havasına karşı sivriltti, çok yoğun ve çok alçak ve yakın görünen tüm büyük gri menekşe ve mor siyahın altında kendilerini rahatlattı. De weg kwam, slingerde zich, ging voorbij, eenzaam, verlaten en treurig. |||извивалась||||||| |||wound itself||went on|||||sad |||savrulmuş|||geçti||ıssız|| The road came, winded, passed, lonely, desolate and sad. Droga nadchodziła, wiła się, mijała, samotna, opuszczona i smutna. Дорога приходила, извивалась, проходила мимо, одинокая, покинутая и грустная. Yol geldi, kıvrıldı, geçti, yalnız, ıssız ve hüzünlü. Het was of de slingerende weg kwam uit lage kimmen, en ging naar lage kimmen toe, duikende in nederigheid onder heel lage luchten,   en alleen de sparren spietsten nog, fier en recht, maar verder was er een bukken, overal. ||||||||||||||||погружаясь|||||||||||||||||||||| ||||winding||||||||||low horizons||diving|||||||||||spiked||proudly and straight||||||||bending| ||||dönme eğrisi||geliyordu||alçak|dağlar|||||||eğilerek||alçaklık||||||||çamlar|dikenler||gökyüzüne doğru||||||||bükülme| It was as if the winding road came out of low bilges, and went to low bilges, plunging in humility under very low skies, and only the spruces still speared, proud and straight, but otherwise there was a stoop, everywhere. Было так, словно извивающаяся дорога выходила из низких небесных горизонтов и шла к низким небесным горизонтам, погружаясь в смирение под очень низкими небесами, и только ели устояли, гордые и прямые, но в остальном все склонялось, повсюду. Sanki dolambaçlı yol alçak sintinelerden çıkıyor ve alçak sintinelere doğru gidiyor, çok alçak gökyüzünün altında alçakgönüllülüğe dalıyordu ve sadece ladinler hala dik, gururlu ve düzdü, ama bunun dışında her yerde bir eğilme vardı. De nederige villa-huizen, de kleinere armelijke woningen, hier en daar, bukten, onder de zware lucht en den strijkenden wind; de struiken doken neêr aan den kant van den weg; en de ènkelen, die er gingen - een oude heer - een boerin - twee arme kinderen met een mandje, en gevolgd door een triestigen hond, groot en ruig - schenen laag het hoofd en den kop hangen te laten onder de ernstige zwaarte der luchten, en onder de felle heerschappij van den wind, die al scheen maanden geleden te hebben uitgevaagd den glimlach dier nu nederige, fronsend bespiegelende ziel-van-landschap, zichzelve sedert voelende klein en gelaten in de waterige nevels van winterrouw. |||||||||||наклонялись||||||||||кусты|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| |humble||||||||||bowed||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||since then||||||||||winter mourning The humble villa-houses, the smaller poor dwellings, here and there, stooped under the heavy air and the blowing wind; the bushes crouched down on the side of the road; and the few who went there—an old gentleman—a farmer's wife—two poor children with a basket, and followed by a sad dog, large and shaggy—seemed to hang low and head under the grave heaviness of the skies, and under the fierce sway of the wind, which already months ago seemed to have blotted out the smile of that now humble, frowning, contemplative soul-of-landscape, since feeling itself small and resigned in the watery mists of winter mourning. 겸손한 빌라 집들, 여기저기 작은 가난한 집들이 무거운 공기와 불어 오는 바람 아래 고개를 숙이고 길가에 덤불이 쓰러져있었습니다. 그리고 그곳에 갔던 유일한 사람-노신사-농촌 여성-바구니를 든 두 명의 가난한 아이들과 크고 털이 많은 슬픈 개가 뒤따 랐습니다. 하늘의 심각한 무거움과 바람의 맹렬한 지배 아래서 이미 몇 달 전에이 겸손하고 찡그린 명상적인 땅의 영혼의 미소를 없애고 겨울 애도의 물 안개 속에서 작고 체념 한 것처럼 보이는 바람의 맹렬한 지배 아래서 머리를 낮추는 것 같았습니다. Скромные виллы-дома, меньшие бедные постройки, здесь и там, склонялись под тяжелым небом и тихо дующим ветром; кустарники наклонялись у края дороги; а те немногочисленные, кто проходил мимо — старый господин, крестьянка, двое бедных детей с корзинкой, и за ними следовал печальный, большой и жесткий пес — казались, что низко опускали головы под суровой тяжестью небес и под ярким владычеством ветра, который, казалось, недели назад стёр улыбку этой ныне смиренной, нахмуренной душой-ландшафта, ощущая себя с тех пор маленькой и покорной в водянистом тумане зимнего траура. Mütevazı villa evleri, daha küçük yoksul konutlar, orada burada, ağır hava ve esen rüzgâr altında eğilmiş; yolun kenarındaki çalılar yere batmış Ve oraya giden tek ve biricik insanlar - yaşlı bir beyefendi, bir köylü kadın, sepetli iki zavallı çocuk ve peşlerinde büyük ve tüylü, hüzünlü bir köpek - gökyüzünün ciddi ağırlığı altında ve bu mütevazı, çatık kaşlı, düşünceli toprak ruhunun gülümsemesini aylar önce silmiş gibi görünen, kış mateminin sulu sisleri içinde kendini küçük ve teslim olmuş hisseden rüzgarın şiddetli egemenliği altında başlarını öne eğmiş gibiydiler.

De wind huilde aan, kil en koud, gelijk aan een booze nijdigheid, die alleen zoû zijn mond en adem, en Adèletje hangend aan tantes arm kromp in een, want de wind blies koud in haar mouwen en over haar rug. ||||||||||||||так||||||Аделетче||||||||||||||||||| The wind howled on, chill and cold, like a wicked envy that would only be mouth and breath, and Adèmetje hung on aunt's arm shrank into one, for the wind blew cold into her sleeves and down her back. El viento seguía aullando, frío y gélido, semejante a una envidia furiosa, que sólo zoû su boca y su aliento, y Adèletje, colgada del brazo de la tía, se encogía en uno, mientras el viento soplaba frío en sus mangas y a través de su espalda. Le vent continuait à hurler, glacial et froid, comme une méchante envie qui ne serait que bouche et souffle, et Adèmetje accrochée au bras de tante se rétrécit en un seul, car le vent soufflait froid dans ses manches et dans son dos. Ветер воевал, холодный и пронизывающий, словно злая зависть, которая только удерживала ротовую щель и дыхание, и Аделечка, повисшая на руке тети, сжалась в комок, потому что ветер дул холодом в её рукава и по спине. Rüzgâr, sadece ağzını ve nefesini zoû eden öfkeli bir kıskançlığa benzer şekilde soğuk soğuk uğuldadı ve teyzesinin koluna asılan Adèletje, rüzgâr kollarına ve sırtına soğuk üflerken büzüldü.

- Heb je het koud, kind? - Are you cold, child? - Тебе холодно, дитя? - Üşüyor musun, çocuğum?

- Neen, tante, zei zacht Adèletje, rillende. |||||дрожащая - No, Auntie, said softly Adèletje, shivering. - Nu, mătușă, spuse încet Adèletje, tremurând. - Нет, тётя, тихо сказала дрожащая Адель. - Hayır, teyzeciğim, dedi Adèletje titreyerek.

Constance drukte, glimlachend, Adèletjes arm dichter aan zich. |||Аделетчки|||| Constance, smiling, pressed Adèletje's arm closer to her. Constance, souriante, serra le bras d'Adèeltje contre elle. Constance, zâmbind, a apăsat brațul lui Adèletje mai aproape de ea. Констанс, улыбаясь, прижала руку Адель к себе. Constance gülümseyerek Adèletje'nin kolunu kendine doğru yaklaştırdı. - Laten we wat gauw loopen, kind. ||||погуляем| |||quickly|| - Let's run a little fast, child. - Courons vite, mon enfant. - Hai să alergăm puțin mai repede, puștiule. - Давай быстро пойдем, дитя. - Biraz hızlı koşalım, evlat. Het zal je warm maken, en ook vrees ik, dat we regen krijgen. |||||||боюсь||||| It will make you warm, and also I fear, that we will have rain. Vă va face să vă fie cald și mă tem că va ploua. Тебе станет тепло, и я также боюсь, что у нас будет дождь. Sizi ısıtacak ve ayrıca korkarım ki yağmur yağacak.

- Ja, tante. - Yes, auntie. - Да, тётя. Het is nog een heel eind, naar het oudje. ||||||||старичок It's still a long way, to the old thing. C'est encore loin de l'ancien. До старушки ещё далеко. Yaşlı kadına kadar hala uzun bir yol var.

- En dan weêr terug... Ik ben bang, dat ik je vermoeid heb. ||опять||||||||| - And then back again... I'm afraid I've tired you out. - А потом обратно... Я боюсь, что утомил тебя. - Ve sonra tekrar geri... Korkarım seni çok yordum.

- Neen, tante. - No, auntie. - Нет, тётя. - Hayır, teyze.

- Maar ik woû niet het rijtuig nemen. ||хочу|||| - But I woû not take the carriage. - Но я не хотел садиться в экипаж. - Ama arabaya binmeyeceğim. Zoo doen we het samen af, en anders weet dadelijk iedereen het. |||||||||сразу же|| So we'll do it together, and otherwise everyone will soon know. C'est comme ça qu'on le fait ensemble, sinon tout le monde le saura tout de suite. Так мы это сделаем вместе, а иначе сразу все узнают. Bunu birlikte yapacağız ve aksi takdirde herkes yakında öğrenecek. Je moet me ook beloven er niet over te praten. ||||пообещать||||| You also have to promise me not to talk about it. Ты тоже должен пообещать, что не будешь об этом говорить. Ayrıca bu konuda konuşmayacağına dair bana söz vermelisin.

- Neen, tante. - No, auntie. - Нет, тетя. - Hayır teyze.

- Met niemand. - With no one. - Ни с кем. - Kimseyle. Anders zijn het weêr allerlei commentaren... en het is niets, dat we doen. |||||комментарии||||||| Otherwise, it's all kinds of comments again ... and it's nothing, that we do. Sinon, ce sont encore toutes sortes de commentaires... et nous ne faisons rien. Иначе это будут всякие комментарии... а мы ничего не делаем. Aksi takdirde, yine her türlü yorum. ve bizim yaptığımız bir şey değil.

- Ze was toch wel gelukkig, het oudje, tante. - She was happy after all, the old lady aunt. - Она всё-таки была счастлива, бабушка, тётя. - Ne de olsa mutluydu, yaşlı teyze. De bouillon, de wijn, de kip... The broth, the wine, the chicken ... Бульон, вино, курица... Et suyu, şarap, tavuk.

- Arm vrouwtje... |бедная женщина - Poor little woman... - Бедная женщина... - Zavallı küçük kadın.

- En zoo beschaafd. - And so civilized. - И такой культурный. - Ve çok medeni. En zoo discreet. And so discreet. И такой сдержанный. Ve çok ihtiyatlı. Tante, komt Addy gauw terug. Auntie, is Addy coming back soon. Тетя, скоро вернется Адди. Teyze, Addy yakında dönecek mi?

- Hij zal wel telegrafeeren. |||телеграфировать - He will telegraph. - Он, вероятно, будет телеграфировать. - Telgraf çekecek.

- Hij is wèl lief voor Alex zoo een moeite te doen. - He is woefully sweet for Alex to make such an effort. - Он, действительно, мил с Алексом, что делает такие усилия. - Alex'in böyle bir çaba göstermesi ne kadar da tatlı. Wij geven allen Addy wel veel last... Wanneer denkt u, dat Addy terug komt? ||всем||||||||||| We all do give Addy a lot of trouble ... When do you think, Addy will come back? Мы все доставляем Добаве много хлопот... Когда, по вашему мнению, Добав вернется? Hepimiz Addy'ye çok sıkıntı veriyoruz.... Sizce Addy ne zaman geri dönecek?

- Morgen, overmorgen... |послезавтра - Tomorrow, the day after tomorrow... - Завтра, послезавтра... - Yarın, yarından sonraki gün.

- Tante, u is erg nerveus, de laatste dagen. - Auntie, you are very nervous, the last few days. - Тётя, вы очень нервничаете в последние дни. - Teyze, son birkaç gündür çok gerginsin.

- Neen, kind. - Nay, child. - Нет, детка. - Hayır, çocuk. - Jawel... Zeg mij, is er iets gebeurd met Mathilde? ||||||||Матильда(1) - Yep... Tell me, did something happen to Mathilde? - Да... Скажи мне, произошло ли что-то с Матильдой? - Evet... Söyle bana, Mathilde'e bir şey mi oldu? Zeg het mij, tante. Tell me, auntie. Скажи мне, тётя. Söyle bana, teyze.

- Neen kind... Maar hoû nu toch je mondje wat dicht. |||держи|||||| - No child... But keep your mouth shut. - Нет, дитя... Но всё же закрой свой ротик. - Hayır çocuğum. Ama şimdi çeneni kapalı tut. Ik ben bang, de wind is koud. I am afraid, the wind is cold. Я боюсь, ветер холодный. Korkarım, rüzgar soğuk.

Zij liepen nu voort, zwijgend, Adèle regelend haar stap naar den regelmatigen stap van tante Constance. |||||Адель|||||||||| They walked on now, silent, Adèle adjusting her step to Aunt Constance's regular step. Они теперь шли дальше, молча, Адель подбирая шаг к регулярной походке тёти Констанции. Şimdi sessizce yürüyorlardı, Adèle adımlarını Constance Teyze'nin düzenli adımlarına göre ayarlıyordu. Zij liep goed, en Addy zei altijd, dat in het buitenleven mama niet ouder werd. ||||||||||природе|||| She walked well, and Addy always said, in the outdoors, mom didn't age. Она шла хорошо, и Эдди всегда говорил, что на свежем воздухе мама не старела. İyi yürüyordu ve Addy her zaman açık havada annemin yaşlanmadığını söylerdi. Zij woonden daar nu al tien jaren, te Driebergen, in het oude, groote, sombere huis, dat alleen licht was van hèn alleen, van hùnne sympathie, maar dat Constance, in al die jaren, toch nooit lief had kunnen krijgen, trots al de moeite, die zij er toe deed. ||||||||||||большом||||||||||||||||||||всё же|||||||||||||| They had been living there for ten years now, in Driebergen, in the old, large, somber house, which was only light to them, to their sympathy, but which Constance, in all those years, had never been able to love, despite all the effort she had put into it. Они жили там уже десять лет, в Дрибергене, в старом, большом, мрачном доме, который был освещён только их теплом, их симпатией, но который Констанс за все эти годы так и не смогла полюбить, несмотря на все усилия, которые она прилагала. On yıldır orada, Driebergen'de, ışığı yalnızca onlardan, onların sempatisinden alan, ama Constance'ın tüm bu yıllar boyunca bir türlü sevemediği eski, büyük, kasvetli evde yaşıyorlardı. harcadığı onca çabaya rağmen. Tien jaren! Ten years! Десять лет! Dikwijls, o zoo dikwijls, zag zij ze vluchten uit voor haar zich heugende nagedachte... Tien jaren, waren het wel tien jaren geweest...? |||||||||||||воспоминания|||||||| Often, oh so often, she saw them flee from before her reminiscing ... Ten years, had it been ten years ...? Часто, о так часто, она видела, как они убегали от её вспоминающей памяти... Десять лет, действительно ли это были десять лет...? Sık sık, ah çok sık, onları anımsarken önünden kaçarken gördü.... On yıl, on yıl olmuş muydu...? Om waren ze gevlogen! |||летали бы Round they were flown! Как бы они ни летели! Uçuruldular! Druk en bezig waren de jaren geweest en voldaan was ze wel, Constance, over de jaren, die waren weggeijld, maar alleen was zij angstig, dat het alles zoo heel gauw ging, en dat zij oud zoû zijn, vóordat... Maar de wind woei te fel, en Adèle hing zwaar aan haar arm - het arme kind, dat rilde, en dat toch wel moê moest zijn - en Constance kon haar gedachte niet volgen... Voordat... voordat... Nu, was zij dood, er   zoû Addy zijn... Alleen... Neen, denken kon ze nu niet en daarbij, straks waren ze thuis... Waren ze thuis... Thuis! ||||||||||||||||||пролетели|||||||||||||||||||||||дул||||||||||||||дрожала|||||усталая|||||||||||||||||||||||||||||||||||| Pressure||||||||||||||||||gone by|||||||||||||||||||||||blew||too strong||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| The years had been busy and busy and she was happy, Constance, about the years that had gone by, but she was only afraid that everything was going so fast and that she would be old before... But the wind was blowing too hard and Adèle hung heavily on her arm - the poor child, who was shivering, and who must be tired - and Constance couldn't follow her thoughts... Before... before... Now, if she were dead, there would be Addy... Alone... No, she couldn't think now and besides, soon they would be home... They would be home... Home! Годы были трудными и занятыми, и Констанс была удовлетворена тем, что годы пролетели, но она была одна, тревожась о том, что всё прошло так быстро, и что она станет старой, прежде чем... Но ветер дул слишком сильно, а Адèle тяжело висела у неё на руке - бедное дитя, которое дрожало и, очевидно, должно было утомиться - и Констанс не могла следовать своим мыслям... Прежде чем... прежде чем... Теперь, она умерла, там будет Адди... Одна... Нет, думать она сейчас не могла, и к тому же, скоро они будут дома... Они будут дома... Дома! Yıllar çok yoğun geçmişti ve Constance geçen yıllardan memnundu, ama tek korkusu her şeyin çok hızlı ilerlemesi ve daha önce yaşlanacak olmasıydı... Ama rüzgâr çok sert esiyordu ve Adèle ağır bir şekilde koluna asılmıştı - zavallı çocuk, titriyordu, yorgun olmalıydı - ve Constance düşüncelerini takip edemedi... Daha önce... Daha önce... Şimdi, o ölmüş olsaydı, Addy orada olacaktı. Yalnız kalacaktı. Hayır, şimdi düşünemezdi ve ayrıca, yakında evde olacaklardı... Evlerindeydiler. Evlerindeydiler! Het was haar een vreemd woord, en ze vond dat in zich niet goed. It was a foreign word to her, and she did not like that in herself. Это было для неё странное слово, и она не нашла в себе ничего хорошего. Bu onun için yabancı bir kelimeydi ve bu durumdan hiç hoşlanmıyordu. Neen, hoe zij ook streed tegen die vreemde aandoening in, zij kòn het zich niet verhelen: dat groote huis somber te vinden, en te betreuren de kleine villa, aan de Kerkhoflaan, in Den Haag, ook al had zij er nu nooit zoo héel veel geluk van huiselijkheid gehad... En toch... toch heeft men lief, dat, waaraan men is gewend, en was het niet vreemd, dat zij dat kleine huisje, waar zij vier jaren gewoond had, zoo lief had gekregen, en troosteloos was geweest, toen, de Oude Man gestorven, Van der Welcke, en Addy ook, absoluut hadden willen betrekken de groote sombere villa te Driebergen...! |||||||||||могла|||||||||||||||||||Керкхофlaan||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| ||||||||condition||||||||||||||||to regret||||||Cemetery Lane|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||Driebergen No, no matter how she fought against this strange condition, she could not hide it: to find that big house gloomy, and to regret the small villa, at the Kerkhoflaan, in The Hague, even though she had never had so much happiness of domesticity there ... And yet ... still, one loves that to which one is accustomed, and was it not strange, that she had grown so fond of that small house, where she had lived for four years, and had been disconsolate, when, the Old Man having died, Van der Welcke, and Addy too, had absolutely wanted to move into the big gloomy villa in Driebergen ...! No, por más que luchara contra esta extraña condición, no podía ocultarlo: encontrar aquella casa grande desoladora, y lamentar la pequeña villa, en Kerkhoflaan, en La Haya, aunque nunca había tenido allí tanta felicidad de domesticidad... Y sin embargo... Sin embargo, uno ama aquello a lo que está acostumbrado, ¡y no era extraño que hubiera llegado a amar tanto aquella casita, donde había vivido durante cuatro años, y que se hubiera sentido desconsolada cuando, habiendo muerto el viejo, Van der Welcke, y también Addy, habían querido absolutamente mudarse a la gran y sombría villa de Driebergen...! Нет, как бы она ни боролась с этим странным состоянием, она не могла себе этого скрыть: этот большой дом казался ей мрачным, и она сожалела о маленькой вилле на улице Kerkhoflaan в Гааге, даже если там она никогда не имела столько счастья в домашнем уюте... И всё же... всё, к чему мы привыкли, нам дорого, и разве не странно, что она так любила тот маленький домик, где провела четыре года, и была безутешной, когда старый человек умер, когда Ван дер Векке и Адди абсолютно захотели переехать в большую мрачную виллу в Дриберхене...! Hayır, bu garip duruma karşı ne kadar savaşırsa savaşsın, onu gizleyemiyordu: o büyük evi kasvetli buluyor ve Lahey'deki Kerkhoflaan'daki küçük villaya hayıflanıyordu, orada hiç bu kadar ev mutluluğu yaşamamış olmasına rağmen... Ve yine de... Yine de insan alışık olduğu şeyi sever ve dört yıl boyunca yaşadığı o küçük evi bu kadar sevmesi ve Yaşlı Adam öldüğünde Van der Welcke ve Addy de Driebergen'deki büyük kasvetli villaya taşınmayı kesinlikle istediklerinde mutsuz olması garip değil miydi? Gelukkig, dat het er dadelijk licht was geworden van hèn allen, van hùnne sympathie: als zij dien lichtenden troost van liefde er niet had gehad, o, ware het onmogelijk haàr geweest te gaan wonen in dat holle, donkere, sombere villa-huis, tusschen de eeuwig ruischende boomen, onder de eeuwig lage luchten, en dat lief was aan Van der Welcke en Addy, om die vreemde sympathie, dat gevoel van daàr vinden en daàr   alleen de eigenlijke woning, waar zij behoorden thuis: de vader, die er geboren was en er zijn kinderjaren gespeeld had, en de zoon, die voor die woning, zoo vreemd, eigenlijk geheel dat zelfde gevoel van aanhankelijkheid koesterde. ||||||||||||||||||||||||||||невозможно|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| ||||||||||||||||||||||||||were||||||||||||||||||rustling|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||attachment| Fortunately, that it had immediately become light to all of them, to their sympathy: if she had not had that bright comfort of love there, oh, would it have been impossible for her to go and live in that hollow, dark, gloomy villa-house, between the eternally rustling trees, under the eternally low skies, and that was dear to Van der Welcke and Addy, because of that strange sympathy, that feeling of finding there and there alone the real home, where they belonged: the father, who was born there and had played there during his childhood, and the son, who for that house, so strange, actually had completely the same feeling of affection. Afortunadamente, en seguida se había hecho la luz para todos ellos, para su simpatía: si ella no hubiera tenido allí aquel brillante consuelo de amor, oh, le hubiera sido imposible ir a vivir a aquella casa-villa hueca, oscura y sombría, entre los árboles eternamente susurrantes, bajo los cielos eternamente bajos, y que era querida por Van der Welcke y Addy, a causa de aquella extraña simpatía, de aquel sentimiento de encontrar allí y sólo allí el verdadero hogar, al que pertenecían: el padre, que había nacido allí y jugado allí su infancia, y el hijo, que por aquella morada, tan extraña, en realidad abrigaba enteramente ese mismo sentimiento de afecto. Счастье, что там сразу стало светло благодаря всем им, благодаря их симпатии: если бы у нее не было этого светлого утешения любви, о, ей было бы невозможно жить в этом пустом, темном, мрачном вилле-доме, среди вечного шёлеста деревьев, под вечными низкими небесами, и было бы дорого Ван дер Векке и Адди, чувствовать ту странную симпатию, это чувство быть там и только там в своем настоящем доме, где они принадлежали: отец, который родился там и провел там свои детские годы, и сын, который для этого дома, столь странного, на самом деле лелеял такое же чувство привязанности. Neyse ki, bu durum hepsinin gözünde hemen aydınlanmış, sempatilerini kazanmıştı: eğer orada sevginin o parlak rahatlığı olmasaydı, ah, gidip o içi boş, karanlık, kasvetli villa-evde, sonsuza dek hışırdayan ağaçların arasında, sonsuza dek alçak gökyüzünün altında yaşaması imkansız olurdu ve Van der Welcke ve Addy için bu garip sempati, gerçek yuvayı orada ve yalnızca orada, ait oldukları yerde bulma duygusu nedeniyle çok değerliydi: Orada doğmuş ve çocukluğunu orada geçirmiş olan baba ve o kadar garip bir şekilde, o konut için gerçekten de tamamen aynı sevgi duygusunu besleyen oğul. Hadden zij haar bijna niet gedwongen er heen te verhuizen, Van der Welcke dwingende als een kind, - er eerst heengaande voor dagen - en huizende alleen met de stokoude schoonmaakster, die hem er zijn bed opmaakte - Addy volgende daarna vaders voorbeeld, zich er inrichtend zijn kamer: telkens die voorwendsels, dat hij snuffelen moest in de papieren, dat hij er boeken moest zoeken - wat ook maar voor voorwendsel aangrijpend... Dan lieten zij haar alleen, in haar huis bij de Kerkhoflaan. |||||||||||||||||||||||||||старая|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| Did they not almost force her to move there, Van der Welcke forcing her like a child, - going there for days at first - and living alone with the ancient cleaning lady, who made his bed there - Addy then following father's example, furnishing his room there: each time those pretexts, that he had to rummage through the papers, that he had to look for books - whatever the pretext... Then they left her alone, in her house at the Kerkhoflaan. Разве они почти не заставили её переехать туда, Ван дер Векке, как ребёнок, заставляя её - сначала поехали туда на дни - и переезжая только с крошечной старой уборщицей, которая заправляла ему постель - Адди затем следуя примеру отца, обустраивая свою комнату: снова и снова оправдания, что ему нужно было покопаться в бумагах, что он должен был искать книги - любое предлог заставлял трепетать... Потом они оставили её одну, в её доме на улице Kerkhoflaan. Onu oraya taşınmaya neredeyse zorlamamış olsalardı, Van der Welcke onu bir çocuk gibi zorlamasaydı, -ilk başta günlerce oraya gitmeseydi- ve orada yatağını yapan yaşlı temizlikçi kadınla yalnız yaşamasaydı- Addy daha sonra babasının örneğini izleyerek odasını döşedi: her seferinde bu bahanelerle, gazeteleri karıştırması gerektiğini, kitap araması gerektiğini - bahane ne olursa olsun... Sonra onu Mezarlık Caddesi yakınlarındaki evinde yalnız bıraktılar. Er waren ook boomen om, en luchten boven. There were also trees around, and skies above. Также были деревья вокруг, и небеса над ними. Ayrıca etrafta ağaçlar ve yukarıda gökyüzü vardı. Maar vreemd, bij die boomen der Haagsche Boschjes, onder die luchten van af Scheveningen, had zij zich gevoeld tehuis, ook al was hun villa-tje maar een huurhuis, voor vijf jaren, licht en dicht, gehuurd indertijd, door Addy's beslissenden invloed; hij, die toen, kleine jongen, gegaan was naar den dikken aannemer... O wat ijlden de jaren, wat ijlden ze, hen voorbij...! ||||||||||||||||||как дома|||||||||арендованный дом||||||||в то время|||решающем влиянии|||||||||||||||||||||| But strangely, by those trees of the Haagsche Boschjes, under those skies from Scheveningen, she had felt at home, even though their little villa was only a rented house, for five years, light and airy, rented at the time, by Addy's decisive influence; he, who then, little boy, had gone to the fat contractor... Oh how the years, how they, how they, had passed them by...! Но странно, при тех деревьях Гаагских рощ, под небесами у Шевенингена, она чувствовала себя как дома, хотя их вилла была всего лишь арендованным домом, арендованным на пять лет, легким и небольшим, снятым когда-то благодаря решающему влиянию Адди; он, который тогда, будучи маленьким мальчиком, пошел к толстому подрядчику... О, как летели годы, как быстро они пролетали мимо...! Ama garip bir şekilde, Haagsche Boschjes'in o ağaçlarının yanında, Scheveningen'den gelen o gökyüzünün altında, küçük villaları sadece kiralık bir ev olmasına rağmen, beş yıl boyunca, Addy'nin belirleyici etkisiyle kiralanmış, hafif ve havadar bir ev olmasına rağmen kendini evinde hissetmişti; o zamanlar küçük bir çocuk olan o, şişman müteahhide gitmişti... Ah yıllar, nasıl da koşuşturdular, geçip gittiler...! Dat het al zóo lang geleden was... Vreemd, in dat huurhuis, had   zij zich thuis gevoeld, in Den Haag, bij de haren, onder bekende atmosferen en tusschen bekende menschen en dingen - hoe weinig toegevend ook de dingen en menschen dikwijls waren geweest. |||||||||||||||чувствовала себя|||||||||||||||||||||||||| That it had been so long ago... Strange, in that rented house, she had felt at home, in The Hague, with her hair, among familiar atmospheres and among familiar people and things - no matter how unforgiving things and people had often been. Что прошло так долго... Странно, в этом арендованном доме она чувствовала себя как дома, в Гааге, среди знакомых мест, под известной атмосферой и между знакомыми людьми и вещами - как мало уступчивыми были вещи и люди зачастую. O kadar uzun zaman önceydi ki... Garip bir şekilde, o kiralık evde, Lahey'de, saçlarının kenarında, tanıdık atmosferlerin, tanıdık insanların ve eşyaların arasında kendini evinde hissetmişti - her ne kadar eşyalar ve insanlar çoğu zaman cömert olmasalar da. Terwijl, nu, in dit huis, dat groote, holle, sombere villa-huis - en zij woonde er na den dood van den Ouden Man - nu al tien volle jaren - had zij zich altijd gevoeld, ook al behoorde dit huis hun nu toe, als erfenis en familie-woning, - een vreemde, een indringster, eene, die er bij toeval gekomen was... meê met haar man en haar zoon...: zij kòn zich van dat gevoel niet bevrijden. While, now, in this house, that large, hollow, gloomy villa house - and she had lived there after the Old Man's death - for ten full years now - she had always felt, even though this house now belonged to them, as an inheritance and family home, - a stranger, an intruder, one, who had come there by chance... along with her husband and her son...: she could not free herself from that feeling. Şimdi bu evde, o büyük, içi boş, kasvetli villa evinde -ki Yaşlı Adam'ın ölümünden sonra tam on yıl boyunca orada yaşamıştı- bu ev artık onlara ait olsa da, bir miras ve aile evi olsa da, kendini hep bir yabancı, bir davetsiz misafir, oraya tesadüfen gelmiş biri gibi hissetmişti... kocası ve oğluyla birlikte...: kendini bu duygudan kurtaramıyordu. Het achtervolgde haar zelfs in haar eigen zitkamer, boven, die toch, gemeubeleerd met de meubeltjes van de Kerkhoflaan, bijna geheel en al haar kleine Haagsche salon was... Hu... wat huilde de wind, en wat rilde Adèletje tegen haar aan: als het arme kind nu maar niet ziek werd van die lange wandeling... Daar begonnen de eerste druppels te vallen, dik en groot, als wanhopige tranen... Zij stak haar parapluie op, en Adèletje schoof nog dichter, liep tegen haar aan, onder het zelfde dakje, om het veilig te hebben en warm... Nu ging de laan recht op den grooten weg, en daar... al zichtbaar, hadt je het huis... Het   stond in zijn grooten tuin - bijna een park, met achter een waterplas - als een vierkant, zwaarmoedig blok, triestig en massief, en zij begreep niet, dat Van der Welcke en Addy er zoo aan hingen. Het achtervolgde haar zelfs in haar eigen zitkamer, boven, die toch, gemeubeleerd met de meubeltjes van de Kerkhoflaan, bijna geheel en al haar kleine Haagsche salon was... Hu... wat huilde de wind, en wat rilde Adèletje tegen haar aan: als het arme kind nu maar niet ziek werd van die lange wandeling... Daar begonnen de eerste druppels te vallen, dik en groot, als wanhopige tranen... Zij stak haar parapluie op, en Adèletje schoof nog dichter, liep tegen haar aan, onder het zelfde dakje, om het veilig te hebben en warm... Nu ging de laan recht op den grooten weg, en daar... al zichtbaar, hadt je het huis... Het stond in zijn grooten tuin - bijna een park, met achter een waterplas - als een vierkant, zwaarmoedig blok, triestig en massief, en zij begreep niet, dat Van der Welcke en Addy er zoo aan hingen. Of liever, begrijpen kon zij het nu wel, maar zij... neen ze had het huis niet lief. Or rather, she could understand it now, but she ... no she did not love the house. Het lachte haar nooit toe, het fronste altijd, zoo als het daar breed en streng als onvergankelijk stond aan den voortuin - de rozestruiken en stamrozen in stroo omwonden, afwachtende de voorjaarsdagen... Het zag met zijn gevel van, boven, zes vensters op haar neêr als met strenge oogen, haar duldende, maar haar nooit vergevende... Het was als de Oude Man zelve, die gestorven was, en nooit had vergeven... O, wonen had zij er niet gekund, wanneer zij zich niet herinnerd had, altijd, de vergeving der oude vrouw, die laatste teedere ure aan haar sterfbed, de verzoening, in geheel begrijpen en bijna verklaard weten - aangeboden op dat oogenblik van heengaan voor altijd... Dan was het haar, of zij de brekende stem van de oude vrouw zacht tot haar hoorde spreken, altijd, en zeggen: vergeef, ook al vergeeft hij nooit, want hij zàl... hij zal nooit vergeven... en het was haar, of zij die stem hoorde, zacht ruischen   met een bemoediging, in den wind, in de boomen, nu zij ging door den tuin, en het strenge huis op haar neêrzag met dien kouden frons van altijd. Het lachte haar nooit toe, het fronste altijd, zoo als het daar breed en streng als onvergankelijk stond aan den voortuin - de rozestruiken en stamrozen in stroo omwonden, afwachtende de voorjaarsdagen... Het zag met zijn gevel van, boven, zes vensters op haar neêr als met strenge oogen, haar duldende, maar haar nooit vergevende... Het was als de Oude Man zelve, die gestorven was, en nooit had vergeven... O, wonen had zij er niet gekund, wanneer zij zich niet herinnerd had, altijd, de vergeving der oude vrouw, die laatste teedere ure aan haar sterfbed, de verzoening, in geheel begrijpen en bijna verklaard weten - aangeboden op dat oogenblik van heengaan voor altijd... Dan was het haar, of zij de brekende stem van de oude vrouw zacht tot haar hoorde spreken, altijd, en zeggen: vergeef, ook al vergeeft hij nooit, want hij zàl... hij zal nooit vergeven... en het was haar, of zij die stem hoorde, zacht ruischen met een bemoediging, in den wind, in de boomen, nu zij ging door den tuin, en het strenge huis op haa Vreemd gevoel, dat haar altijd had doorhuiverd, dat haar iederen keer even doorhuiverde, twee, drie seconden, als zij ging, de stroo-omwonden rozen langs, naar de groote voordeur - dat gevoel, dat haar doorhuiverd had dien allereersten keer, toen zij hier uit hun rijtuig stapte - na jaren verloochend te zijn, als een schande, weggestopt in een hoek... Twee, drie seconden slechts - de regen plaste nu - de parapluie deed zij dicht, - Truitje was het, die opende, met een blijden lach, dat mevrouw thuis was, vóor het goot, en nu was zij in de lange gang... O, wat was het een sombere gang, de eiken deuren weêrszijden... het antiek kabinet... de pullen... de gravures en familie-portretten en dan aan het einde de deur, somberder dan de anderen, die deur, die toegang gaf... eenvoudig tot een kleine binnentrap, voor de dienstboden, om den grooten trap niet telkens te behoeven te gaan... Maar dat had ze eerst geweten, toen zij hier verhuisde, in een impulsie was toegeloopen, op de sombere deur, die haar altijd had aangestaard aan dat einde van Hol-   landsch huis-interieur, als een eeuwig gesloten mysterie... Toen, moedig, - als huisvrouw, die onderzocht, maar kloppend haar hart van angst - had zij geopend de deur, en de trap gezien, de kleine trap donker wendend naar de slaapverdieping en de oude schoonmaakster had haar gezegd, dat het heel gemakkelijk was om water te halen, omdat er boven geen water was: bepaald een fout aan het huis... Toen had zij de deur weêr gesloten, en geweten: - eenvoudig een kleine binnentrap, voor de meiden, en verder niets, en verder niets... Maar waarom had zij dan nooit die deur meer opengemaakt, er nooit de hand op de kruk gelegd... Zeker, omdat zij er niet noodig had... omdat zij wel dacht, dat zij de kleine trap ook als de groote zouden schoonmaken, de dagen van gang- en van trappenbeurt: daar zorgde Truitje toch voor... Waarom zoû zij de sombere deur hebben moeten openen... En zij opende ze, sedert, nooit. Vreemd gevoel, dat haar altijd had doorhuiverd, dat haar iederen keer even doorhuiverde, twee, drie seconden, als zij ging, de stroo-omwonden rozen langs, naar de groote voordeur - dat gevoel, dat haar doorhuiverd had dien allereersten keer, toen zij hier uit hun rijtuig stapte - na jaren verloochend te zijn, als een schande, weggestopt in een hoek... Twee, drie seconden slechts - de regen plaste nu - de parapluie deed zij dicht, - Truitje was het, die opende, met een blijden lach, dat mevrouw thuis was, vóor het goot, en nu was zij in de lange gang... O, wat was het een sombere gang, de eiken deuren weêrszijden... het antiek kabinet... de pullen... de gravures en familie-portretten en dan aan het einde de deur, somberder dan de anderen, die deur, die toegang gaf... eenvoudig tot een kleine binnentrap, voor de dienstboden, om den grooten trap niet telkens te behoeven te gaan... Maar dat had ze eerst geweten, toen zij hier verhuisde, in een impulsie was toegeloopen, op de sombere deur, die haar altijd had aa Een enkelen keer had zij ze open gezien: dan vergat oude Mie ze te sluiten, en zij had gebromd, Truitje gezegd, dat het slordig stond, als die deur daar zoo open bleef... In duisternis had zij het kleine trapje toen naar boven zien wenden, de treden even strepende met bruine   strepen in het zwart van de schaduw... Maar de deur, dicht, staarde haar aan. Once in a while she had seen it open: then old Mie forgot to close it, and she had grunted, told Truitje that it looked sloppy, if that door was left open like that... Then in the darkness she had seen the little staircase turn upwards, the steps streaked with brown stripes in the blackness of the shadows... But the door, closed, stared at her. Zij had het nooit, aan wie ook, gezegd, maar de deur staarde haar aan - als het huis, van voren... Neen, achter in den tuin, staarden de ramen van den achtergevel haar ook als met oogen aan, maar zachter, weemoediger, en lachend bijna, bemoedigend en lieftalliger tusschen het minder strenge groen der lindeboomen, die, in den zomer, zoo weldadig en loom haar omgeurden... De zomer... Nu was het November, nu was het die eeuwige wind, en die eeuwige regen, razende om en tegen het huis, en ruischende tegen de rillende ramen... Vreemd gevoel altijd en altijd... ook al was het maar voor twee, drie seconden, maar thuis, neen, voelde ze er zich niet... En toch, sedert tien jaren al, ijlde, ijlde, ijlde haar leven hier voort... Het ijlde voort, zonder rust... Druk had zij het altijd... Adèletje had zij naar boven gezonden, om dadelijk zich wat te verkleeden, en zij deed open de deur van de achterkamer... Het was er wat kil, vond zij... en terwijl zij in de serre, rustig, haar moeder zag zitten op haar gewone plaats, turen naar buiten, ging zij naar de vulkachel, bewoog den trekker heen en weêr, om de asch te doen zinken,   en achter de mica-deurtjes op te doen gloeien het vuur...

- Heeft u het daar niet koud, mamaatje... - Aren't you cold there, mamaatje....

De oude vrouw, op den klank van haar stem, zag om. The old woman, at the sound of her voice, looked back.

Constance nu ging in de serre, vroeg weêr: Constance now went into the conservatory, asked again:

- Heeft u het niet koud, mamaatje? - Aren't you cold, mamaatje?

De oude vrouw nu hoorde haar, en Constance boog zich tot haar voorover, zoende het wassen voorhoofd. The old woman now heard her, and Constance bent down to her, kissing the waxed forehead.

- Het waait, zei de oude vrouw. - The wind is blowing, the old woman said.

- Ja, het waait goed! - Yes, the wind is blowing well! zei Constance. Constance said. Dus heeft u het hier niet koud? So aren't you cold here?

De oude vrouw glimlachte, haar oogen in haar dochters oogen. The old woman smiled, her eyes in her daughter's eyes.

- Wil u niet liever binnen zitten, mama? - Wouldn't you rather be inside, Mom?

Maar de oude vrouw glimlachte slechts, en zij zeide: But the old woman only smiled, and she said:

- De boomen gaan heen en weêr, en zoo even is er een tak gevallen... vlak voor het raam. - The trees go to and fro, and a moment ago a branch fell ... right in front of the window.

- Ja... Harm zal morgen wel werk hebben... Overal liggen de takken neêr... - Yes... Harm will have work tomorrow... Everywhere the branches lie down....

- Het waait, zei de oude vrouw. - The wind is blowing, the old woman said.

Constance, binnen, nam een wollen doek, legde die om haar moeders schouders. Constance, inside, took a woolen cloth, put it around her mother's shoulders.

- Als u het koud krijgt, zal u naar binnen gaan, niet waar, mama...   En zij ging terug naar den salon, willende naar boven gaan. - If you get cold, you'll go inside, won't you, Mama... And she went back to the parlor, wanting to go upstairs.

Maar uit de gang klonken stemmen en de deur werd geopend. But voices sounded from the hallway and the door was opened. Het waren Gerdy en Guy. It was Gerdy and Guy.

- Is u thuis, tante? - Are you at home, auntie?

- Is u eindelijk thuis? - Are you finally home?

- Waar heeft u den heelen middag gezeten? - Where have you been all afternoon?

- Is u met Adèle gaan wandelen...? - Did you go hiking with Adèle...?

- Kom tante, zei Guy; geef rekenschap! - Come auntie, said Guy; give account!

Hij was een knappe blonde jongen van negentien, al groot en breed, met een blonden snor, en zij bedierf hem omdat hij op zijn vader leek. He was a handsome blond boy of nineteen, already tall and broad, with a blond mustache, and she spoiled him because he looked like his father. Eigenlijk bedierf zij ze allen, ieder om een andere reden, maar Guy kon van haar alles gedaan krijgen. Actually, she spoiled them all, each for a different reason, but Guy could get anything done from her. Hij pakte haar nu in zijn armen, vroeg nog eens: He took her in his arms now, asked again:

- Nu tante, waar ben je geweest? - Now auntie, where have you been?

En zij bloosde, als een kind. And she blushed, like a child. Zij wilde het niet zeggen, waar zij was geweest, maar zij had niet gerekend, dat zij haar zóo zouden overvallen. She didn't want to say where she had been, but she hadn't counted on being caught off guard like that.

- Maar nergens! - But nowhere! verweerde zij zich. she defended herself. Ik heb gewandeld met Adèle... I walked with Adèle....

- O neen! - Oh no! zei Guy, beslist. Guy said, decidedly. U is naar het oudje geweest... You have been to the old thing....

- Ach, wel neen. - Ah, well no.

- Ach, ja wel. - Ah, yes well. - Toe kinderen, laat me nu. - Please children, let me now. Ik wil me wel even verkleeden... Waar is mama? I do want to change... Where is mom?

- Mama is boven, zei Gerdy. - Mommy is upstairs, Gerdy said. Tante, komt u beneden, gauw? Auntie, will you come downstairs, soon? Wil ik thee zetten...? Do I want to make tea...? De lamp opsteken...? Lighting the lamp...? Dat is gezellig, thee, als het zoo stormt. That's cozy, tea, when it storms like that.

- Goed, kind, doe dat. - All right, child, do that.

- Komt u gauw? - Are you coming soon?

- Ja, ja, dadelijk... - Yes, yes, shortly...

Zij ging naar boven, de breede eiken trap op, die wendde... Waarom, altijd, als het woei, gedacht zij dien achtermiddag, toen zij zoo naar boven gegaan was, de gang over, de kamers door, tot het diepe donkere ledekant, waarin schemerde, op het kussen, het matte gezicht van de stervende vrouw... Heden als toen ratelde de zwarte regen tegen de ramen en de groote kabinetten op de donkere gang kraakten, met die plotse krakingen van oud hout, die dreunden en ploften soms door het huis... Maar men hoorde ze nauwlijks nu, omdat het huis niet meer stil was, omdat er nu altijd in de kamers, over de gangen, stemmen gonsden en jonge voeten zich repten, met al het nieuwe leven, dat in het huis was gekomen... Tien jaren, dacht Constance, terwijl zij, in haar kamer, het licht opstak om zich te verkleeden... Zij ging naar boven, de breede eiken trap op, die wendde... Waarom, altijd, als het woei, gedacht zij dien achtermiddag, toen zij zoo naar boven gegaan was, de gang over, de kamers door, tot het diepe donkere ledekant, waarin schemerde, op het kussen, het matte gezicht van de stervende vrouw... Heden als toen ratelde de zwarte regen tegen de ramen en de groote kabinetten op de donkere gang kraakten, met die plotse krakingen van oud hout, die dreunden en ploften soms door het huis... Maar men hoorde ze nauwlijks nu, omdat het huis niet meer stil was, omdat er nu altijd in de kamers, over de gangen, stemmen gonsden en jonge voeten zich repten, met al het nieuwe leven, dat in het huis was gekomen... Tien jaren, dacht Constance, terwijl zij, in haar kamer, het licht opstak om zich te verkleeden...