×

Vi använder kakor för att göra LingQ bättre. Genom att besöka sajten, godkänner du vår cookie policy.


image

Don Quichot van La Mancha, Don Quichot VI - DON QUICHOT EN DE WINDMOLENS

Don Quichot VI - DON QUICHOT EN DE WINDMOLENS

HOOFDSTUK VI.

DON QUICHOT EN DE WINDMOLENS.

Onze twee hadden reeds een goed eind weegs afgelegd, toen zij op eens dertig tot veertig windmolens op de vlakte voor zich zagen.

Op dat gezicht keerde de ridder zich tot zijn schildknaap om en zeide: "Vriend, het geluk lacht ons toe, vroeger dan wij hopen of verwachten konden. Daar voor ons staan dertig en nog meer schrikbarende reuzen. Ik wil er op losgaan, op leven en dood met hen kampen en hun allen het levenslicht uitblazen. Als ik hen geveld heb, zullen wij rijken buit en ik zelf onsterfelijken roem behalen, daar het een edel ridderlijk en den hemel welgevallig werk is, dat men zulke snoode reuzen van den aardbodem verdelgt. " "Wat voor reuzen dan?" vroeg Sancho Panza, verwonderd rondkijkend en niets dan die onschuldige windmolens ontdekkend.

"Daar staan zij," antwoordde Don Quichot en wees op de windmolens, "daar staan ze en zwaaien hunne geweldige armen, die wel twee mijlen en meer lang zijn. " "Die dingen daar, doorluchtige heer?" vroeg Sancho, ten uiterste verbaasd. "Wel, lieve hemeltje, dat zijn immers windmolens, maar geen reuzen. Wat gij de armen noemt, dat zijn de wieken, die door den wind rondgedraaid worden en de molensteenen aan den gang brengen. " "Ik merk, dat gij nog heel weinig van avonturen weet," riep Don Quichot. "Dat zijn de reuzen; en als u de angst om het hart slaat, blijf dan op een afstand en zie toe, hoe ik den geduchten en ongelijken strijd met hen wagen zal. " Met deze woorden drukte hij den mageren Rocinante de sporen in de ribben en stoorde zich niet meer aan het roepen van zijn verwonderden schildknaap, die hem nog altijd met al de kracht zijner longen naschreeuwde, dat hij gewone windmolens en geen reuzen of ridders voor zich had. Don Quichot had zich nu eens die reuzen in het hoofd gezet en zag zelfs zijne dwaling nog niet in, toen hij reeds dicht bij de molens gekomen was. Met donderende stem riep hij hun toe:

"Staat, gij ellendige en lafhartige schepsels! Staat en vlucht niet! Een eenig ridder nadert, die u het hoofd biedt en u in het stof zal nederwerpen! " Op dit oogenblik stak een lichte wind op; die de wieken der molens langzaam in beweging bracht. Don Quichot hield dit voor een antwoord en eene uitdaging en schreeuwde vol strijdlust:

"En al had gij ook zooveel armen, als de honderdarmige reus Briareus, toch zult gij overwonnen worden en mij aan mijne voeten om genade smeeken. " Met deze woorden maakte hij zich tot den kamp gereed, dacht aan zijn hooge gebiedster Dulcinea van Toboso, riep hare machtige bescherming tegen het dreigende gevaar in, dekte zijn borst met het schild, velde de lans, stoof in wilden galop vooruit en richtte onversaagd zijn aanval op den naastbij staanden windmolen. De scherpe lans ging door een der wieken heen, welke de wind juist op dat oogenblik met vermeerderde snelheid ronddraaide; zij brak dadelijk in stukken, terwijl ruiter en ros overhoop geworpen en, leelijk bezeerd en gekneusd, een eind ver weggeslingerd werden. Nu schoot Sancho Panza toe, zoo vlug als zijn grauwtje maar draven kon, en ontdekte met schrik, dat zijn dappere meester zulk een geweldigen smak had gekregen, dat hij geen lid meer verroeren kon.

"Och lieve hemeltje!" riep Sancho, toen hij zijn edelen heer daar zoo jammerlijk vond toegetakeld. "Heb ik u niet gezeid, dat ge u in acht moest nemen? Ieder verstandig mensch moest toch zien, dat hij windmolens en geen reuzen voor zich had. " "Stil, stil, vriend Sancho!" kreunde Don Quichot met matte stem. "Ik zie wel, dat alle krijgsgeluk wisselvallig en onbestendig is. De een of ander boosaardige toovenaar, waarschijnlijk dezelfde, die mij mijne kamer en mijne boeken ontstal, moet de reuzen in windmolens hebben veranderd, om mij de eer en den roem der overwinning uit de handen te rukken. Zijne vijandigheid is groot, maar zal eindelijk toch door de voortreffelijkheid van mijn goed zwaard en door mijne dapperheid overwonnen worden. " "Dat hoop ik!" zeide Sancho Panza, terwijl hij zijn ridder overeind en weer op Rocinante hielp, die bijna de ruggegraat had gebroken.

Hierop vervolgden beiden hunne reis en richtten zich naar den bergpas van Lápice, waar Don Quichot, daar het eene druk bezochte plaats was, eene menigte avonturen hoopte te beleven. Het verlies van zijne lans griefde hem uitermate zeer en hij dacht lang na, op wat wijze hij dat best kon herstellen. Eindelijk besloot hij, van den eersten den besten eik of beuk een stevigen tak af te kappen en dien dan voortaan als lans te gebruiken.

"Gij zult zien, Sancho," zeide hij, "dat ik zelf met een zoo ellendig werktuig de stoutste en ongeloofelijkste daden volvoeren zal. " "'k Mag een boontje wezen, als ik dat niet hoop, edele heer," antwoordde de schildknaap, "Maar waarom zit gij toch zoo scheef in den zadel en hangt zoo op de eene zij van het paard? Hebt ge u misschien bij den val wat bezeerd? " "Zoo is het," erkende de ridder, "en dat ik het niet hardop van pijn uitschreeuw, is alleen maar, omdat ik wel vaak gehoord en gelezen heb, dat zulk kermen en jammeren aan kloeke dolende ridders niet betaamt. Zij klaagden nooit over eenige kwetsuur of verwonding, al was 't ook, dat hun de darmen uit het lijf hingen. " "Nu, ieder zijn meug, zooals mijne grootmoeder placht te zeggen," antwoordde de schildknaap. "Ik had evenwel liever, dat gij maar schreeuwdet, edele heer, als ge pijn voelt ergens; want ik voor mijn part zal terdege een keel opzetten, als mijn arm lichaam erg schade of letsel krijgt. Of is 't misschien ook aan de schildknapen der dolende ridders verboden, te klagen, als hun iets overkomt? " Don Quichot haalde over deze vraag van zijn dienaar de schouders op, maar gaf hem toch volle vrijheid, om bij voorkomende gelegenheid naar hartelust te kermen, te krijten en te huilebalken, daar hij nog nooit gehoord had, dat in de voorschriften voor de ridderschap iets voorkwam, dat zulks bepaald verbood. Sancho stelde zich hiermede tevreden, doch deed een poosje later opmerken, dat de etenstijd gekomen was.

"Eet en drink, zoo gij wilt," antwoordde de ridder. "Ik voor mij voel nog geen honger. " Sancho liet zich dit geen tweemaal zeggen, maar maakte 't zich zoo gemakkelijk, als dat bovenop een ezel maar eenigszins mogelijk is; hij haalde proviand uit den welgevulden knapzak en at zich dik en zat. Vervolgens bleef hij een weinig achter, opende den bokkevellen wijnzak, bracht dien aan den mond en dronk met zulke geduchte teugen, dat de grootste nathals in heel Spanje 't niet beter zou hebben kunnen doen. Zoo ging de reis voort. Don Quichot gaf zich aan zijn hoogvliegende gedachten over en Sancho Panza zocht zijn troost bij den wijnzak, totdat de avond hen midden in een groot bosch overviel. Zij maakten halt en sloegen onder een groep dicht gebladerde eikeboomen hun nachtleger op. Sancho, die braaf moe en wiens hoofd buitendien door de wijndampen een weinig beneveld was, lag dadelijk vast in slaap en snorkte zoo geweldig, dat de vogels en vleermuizen in den omtrek er verschrikt de vlucht voor namen. Don Quichot daarentegen deed geen enkel oog toe. Hij droomde van zijne zielekoninginne Dulcinea, tot de morgen weer aanbrak. Toen stond hij op, beroofde een der eiken van een langen, taaien tak, stak daar zijn lansijzer in en verschafte zich opnieuw een ridderlijk wapen. Vervolgens, toen de eerste gouden zonnestralen in het dichte groene bosch doordrongen en duizenden van vogels hun orgelend en schetterend morgenlied aanhieven, wekte hij zijn schildknaap, die anders een gat in den dag zou hebben geslapen, en vervolgde zijn tocht. Sancho had eerst al eens hoogte van den wijnzak genomen en tot zijn groot verdriet bevonden, dat die veel magerder dan den dag te voren was. Na eene poos noodigde hij zijn meester tot het ontbijt, maar verteerde dat alleen, daar Don Quichot, die van honger noch dorst scheen te weten, geen beet over de lippen wilde nemen. Drie uren later bereikten zij den pas van Lápice, die door den ridder met van moed en strijdlust flonkerende oogen werd begroet.

"Sancho," sprak hij, "hier op deze plaats zal het ons niet aan avonturen ontbreken, en ik reken mij dus verplicht u een bevel te geven, waaraan gij u strikt houden moet. Nooit en in geen geval namelijk moogt gij wagen, mij te hulp te komen en uw degen te trekken, behalve wanneer misschien gemeen volk en laag gepeupel zich in den strijd mocht willen mengen. Tegen ridders te kampen is u, volgens de wetten der ridderschap, ten strengste verboden, zoolang gij niet zelf tot ridder geslagen zijt. " "Ei," antwoordde Sancho Panza, "in dit punt wil ik u dol gaarne gehoorzamen, gestrenge heer, daar ik van nature zoo vreedzaam als een pasgeboren lam ben. Wanneer mij echter iemand te lijf wil, tegen dien verweer ik mijne huid, om 't even of 't een ridder, een schildknaap of maar een uit het gemeene volk is. " Terwijl Sancho nog sprak, zag Don Quichot twee Benedictijner monniken aankomen. Zij reden op groote muildieren, droegen lange zwarte gewaden en dekten zich door groote schermen tegen de zonnestralen. Een weinig achter hen aan kwam eene koets, door eenige mannen te paard en een paar ezeldrijversjongens te voet begeleid. In die koets zat eene dame uit Biscaye, die naar haren gemaal te Sevilla reisde. De monniken, hoewel zij dienzelfden weg gingen, behoorden niet tot het reisgezelschap van de dame en schenen zich ook maar weinig om haar te bekommeren.

Nauwelijks had Don Quichot de naderenden in het oog gekregen, of hij zeide tot zijn schildknaap:

"Hoor, Sancho Panza, dat is een avontuur, als den besten ridder nog niet fraaier bejegend is. Die zwarte gedaanten daar zijn zonder twijfel twee toovenaars, die eene geschaakte prinses helpen voortsleepen, en ik reken het mijn plicht, mij tegen zulk een schandelijk bestaan met al de kracht van mijn arm te verzetten. " "Allerdapperste heer ridder," riep Sancho Panza vol schrik, "gij bedriegt u. Die mannen in het zwart zijn eerwaardige monniken van de Benedictijner orde en hebben zeker zoomin eene prinses als eenige andere edele dame geroofd. Hoed u, dat gij door uwe inbeelding niet allerleelijkst in de klem komt. " "Sancho Panza, zwijg stil!" gebood Don Quichot op hoogen toon. "Ik heb u al eens gezegd, dat gij van hooge en merkwaardige avonturen nog heel geen begrip hebt, en gij zult spoedig zien, dat al, wat ik van die zwarte toovenaars zei, de zuivere onvervalschte waarheid is. " De schildknaap zweeg beschaamd stil, en zijn meester reed de reizigers nog een kort eind te gemoet. Midden op den weg hield hij toen zijn klepper staande, en toen de mannen dichtbij genoeg waren, om zijne woorden te kunnen verstaan, riep hij hun met luider stemme toe:

"Gij verfoeilijke, heidensche snoodaards, houdt dadelijk stil en geelt terstond en zonder weigeren de doorluchtige prinses over, die gij daar in de koets in gevangenschap wilt sleepen. Draalt gij, mijn bevel te gehoorzamen, dan zult gij hier tot straffe voor uwe misdaad op staanden voet de zwarte ziel uitblazen. " De monniken hielden hunne muildieren in en wisten niet, wat zij van de wonderbaarlijke figuur van den ridder en van zijn dreigende woorden denken moesten. Eindelijk antwoordde een van hen:

"Heer ridder, ik bid u, laat ons in vrede trekken! Wij zijn noch verfoeilijke, noch heidensche snoodaards, maar twee doodonschuldige dienaren des Heeren, die rustig huns weegs gaan en niet weten, of in die koets daar prinsessen of prinsen zitten. " "Gij liegt, duivelsche heksenmeesters!" riep Don Quichot woedend, velde de lans, gaf Rocinante de sporen en stoof in galop op den eersten monnik los. Hij was zoo grimmig en verwoed, dat hij den onschuldigen man doorboord zou hebben, indien deze zich niet met verwonderlijke vlugheid van zijn muildier had laten glijden. De andere monnik drukte zijn beest de hielen in de zijden en wist door overhaaste vlucht gelukkig zijn lijf te bergen.

Thans viel Sancho Panza, wiens anders niet groote moed door het stoute heldenfeit van zijn meester verbazend gerezen was, op den eersten monnik aan, wierp hem ter aarde en begon hem de kleederen van het lijf te rukken. Terstond echter kwamen nu de ezeldrijversjongens toe, vroegen hem, wat kwaad de heer hem gedaan had, pakten hem in haar en baard en ranselden hem zoo ongenadig af, dat hij moord en brand begon te schreeuwen. Terwijl de jongens hem nog zoo onder hunne knuisten hadden en hem bont en blauw sloegen, wist de sidderende en bevende monnik weer in den zadel te komen, greep de teugels, bracht zijn muildier in snellen draf en haalde eerst weer adem, toen hij den onstuimigen ridder en zijn ruwen, pootigen schildknaap ver achter zich had gelaten.

Intusschen was Don Quichot de koets genaderd, om de daarin zittende dame aan te spreken.

"Hooge en edele prinses," begon hij, "gij moogt nu weder naar welgevallen over uw persoon beschikken, want daareven heb ik uw belager door de kracht van mijn sterken arm ter aarde geworpen. Indien gij mijne daad beloonen wilt, zend dan een heraut aan de meesteresse mijns harten, de verhevene dame Dulcinea van Toboso, en laat haar melden, wat ik volvoerd heb en hoe ik u door mijne dapperheid uit het geweld van twee schandelijke toovenaars bevrijdde. " Deze woorden vernam een palfrenier der dame, een Biscayer van geboorte. Daar hij zag, dat Don Quichot zich niet verwijderde en dat zijne gebiedster zeer verschrikt scheen, ging hij op den dollen ridder toe, greep zijne lans en zeide:

"Maak, dat je weg komt, ridder! Zoo waar als ik leef en een Biscayer ben, haal ik je van het paard, als je niet dadelijk de koets verlaat. " Don Quichot staarde den palfrenier met groote oogen aan. Daar hij nochtans zag, dat hij slechts een dienaar en niet een ridder voor zich had, antwoordde hij met de grootste bedaardheid:

"Laat mij met vrede, mensch! Zoo gij een ridder waart, zou ik u tuchtigen, maar nu pak u weg, onbeschaamde lijfeigen hond!" "Wacht!" riep de Biscayer, "ge zult zien, met wien ge te doen hebt. Gooi die lans weg en trek het zwaard! We willen gauw zien, wiens haan victorie zal kraaien. Trek van leer, zeg ik, en toon wat ge kunt, kale jakhals van een edelman! " Don Quichot geraakte nu in drift. Hij wierp de lans van zich, dekte de borst met het schild, trok zijn zwaard en stoof op den Biscayer los, met het stellig voornemen om hem zonder barmhartigheid den schedel te klooven. De palfrenier ontblootte insgelijks zijn wapen, greep tot zijne dekking een kussen uit den wagen, hield dat als een schild voor zich, en de tweekamp begon met vreeselijk geweld. Men riep den strijdenden toe, vrede te maken; doch zij luisterden daar niet naar. De dame in de koets beval nu haren koetsier, een weinig door te rijden, waar zij op veiligen afstand ooggetuige van het gevecht kon zijn.

De koetsier gehoorzaamde en de zwaarden vervolgden hun werk. De Biscayer bracht zijn vijand een houw over den schouder toe, die dezen van den romp zou gescheiden hebben, ware hij niet door schild en harnas beschut geweest. Desniettemin voelde de ridder de zwaarte van den slag, die hem door alle ribben dreunde, en riep zijne hooge patronesse Dulcinea van Toboso smeekend aan. De gedachte aan haar bezielde hem met nieuwen moed, leende zijn arm nieuwe sterkte, en vol woede drong hij op den Biscayer in. Zijne zwaardslagen kletterden op hem neer, en de arme palfrenier zag vol schrik zijne nederlaag te gemoet. Had hij een goed paard gehad, zoo zou hij gevlucht zijn; doch hij bereed een ellendigen knol, dien hij bijna niet van de plaats kon krijgen. Derhalve verweerde hij zich met de grootste vertwijfeling, waardoor 't hem dan ook gelukte zich den razenden ridder nog een tijdlang van 't lijf te houden. Daar hij echter ongeharnast was, terwijl Don Quichot van kop tot teen in ijzer staal stak, moest hij natuurlijk eindelijk het onderspit delven. Onze ridder richtte zich op in zijn zadel, pakte zijn zwaard met beide handen, hieuw den Biscayer over den schedel en raakte hem zoo geducht, dat het bloed hem terstond uit mond en neusgaten spoot en hij met paard en al op den grond stortte.

Thans steeg Don Quichot uit den zadel, hield den gevallene de punt van zijn zwaard voor het gezicht en beval hem, zich verwonnen te verklaren. De man was evenwel te erg verbijsterd, om antwoord te kunnen geven, en de verbolgen ridder zou hem ongetwijfeld zijn zwaard door den strot gejaagd hebben, indien de dame in de koets niet vol angst tusschenbeide was gekomen en in roerende bewoordingen om het leven van haar dienaar had gesmeekt. Don Quichot liet zich vermurwen en die deemoedige bede goot water op den vlammenden gloed zijner gramschap.

"Het leven zij hem dan geschonken," riep hij; "doch slechts onder voorwaarde, dat deze ridder mij belooft, naar Toboso te trekken en mijner onvergelijkelijke meesteres, Dona Dulcinea, te verhalen, op wat heldhaftige, ridderlijke wijze ik hem met mijn zwaard heb geveld. " De arme vrouw beloofde in haar angst alles, en Don Quichot bracht zijn overwonneling dan ook geen verder leed toe. Deze kwam met moeite weer op de been en was blij, dat hij de reis met zijne meesteres kon vervolgen.

In dien tusschentijd had ook Sancho Panza zich uit de handen der jonge ezeldrijvers weten los te wringen en kwam nu op zijn meester toe, die al weer hoog te paard zat en de wegrollende koets triomfeerend naoogde. Toen deze in eene kromming van den weg verdween, keerde hij zich tot zijnen stom wachtenden schildknaap om en begon zijn nooit geëvenaard heldenfeit in klinkende woorden te verheffen.

"Ja, dat alles is mooi en wel," viel Sancho Panza hem eindelijk in de rede; "maar waar, edele heer, is het stadhouderschap, dat gij mij na uw eerste schitterende avontuur vast beloofd hebt? 'k Wil mezelf niet roemen, maar 'k geloof, dat ik zoo'n knappe, fiksche stadhouder zou wezen, als maar één denken durft. " "Sancho," antwoordde de ridder, "toen ik dat zei, meende ik een eilandsavontuur, en dit hier is enkel een vastelandsavontuur, dat niets dan eer en roem aanbrengt. Heb geduld, mijn zoon! Als de tijd gekomen is, zult gij ook stadhouder worden. Maar verbind nu mijn oor eens, dat die booze ridder vrij erg geraakt heeft, en waar 't bloed uitloopt. " Sancho Panza haalde aanstonds pluksel en zalf uit zijn knapzak en nam zijn meester den helm af. Deze merkte nu eerst, hoe erg gedeukt en gehavend die was, en dat ongeluk deed zijne gramschap opnieuw ontbranden. Hij rukte zich de haren uit het hoofd, schermde met beide handen in de lucht en zwoer bij kris en bij kras, niet weer van een schoon tafellaken te zullen eten, voordat hij den snooden ridder, die hem zijn ridderlijk hoofddeksel zoo had bedorven, daarvoor op schrikkelijke manier had doen boeten. Sancho kreeg hem niet zonder veel moeite tot bedaren, verbond zijn bloedend oor, en beiden gingen weer op weg, nadat zij een stuk droog brood en geitenkaas genoten hadden.

Tegen den avond bereikten zij eenige hutten van geitenherders, en ofschoon vooral Sancho wel een beter dak voor den nacht gewenscht had, besloten zij toch, daar de zon onderging, hier kwartier te nemen.

Vriendelijk werden zij door de herders ontvangen en onthaald, en allen behandelden vooral den geharnasten ridder met groote beleefdheid. Na een rustig doorgebrachten nacht namen zij afscheid van de herders en gingen nieuwe gevaren en avonturen te gemoet.


Don Quichot VI - DON QUICHOT EN DE WINDMOLENS Don Quijote VI - DON QUICHOT UND DIE MÜHNER Don Quixote VI - DON QUICHOT AND THE windmills

HOOFDSTUK VI. CHAPTER VI.

DON QUICHOT EN DE WINDMOLENS. DON QUICHOT AND THE WINDMILLS.

Onze twee hadden reeds een goed eind weegs afgelegd, toen zij op eens dertig tot veertig windmolens op de vlakte voor zich zagen. Our two had already traveled a good distance when suddenly they saw thirty to forty windmills on the plain in front of them.

Op dat gezicht keerde de ridder zich tot zijn schildknaap om en zeide: "Vriend, het geluk lacht ons toe, vroeger dan wij hopen of verwachten konden. At that sight the knight turned to his squire and said, "Friend, fortune smiles upon us, sooner than we could hope or expect. Daar voor ons staan dertig en nog meer schrikbarende reuzen. There in front of us are thirty and more terrifying giants. Ik wil er op losgaan, op leven en dood met hen kampen en hun allen het levenslicht uitblazen. I want to go at it, fight with them on life and death and blow out the light of life to them all. Als ik hen geveld heb, zullen wij rijken buit en ik zelf onsterfelijken roem behalen, daar het een edel ridderlijk en den hemel welgevallig werk is, dat men zulke snoode reuzen van den aardbodem verdelgt. " When I have felled them, we shall gain rich booty and I myself immortal fame, for it is a noble chivalrous and heaven-pleasing work, that one eliminates such snoozing giants from the face of the earth. " "Wat voor reuzen dan?" "What giants then?" vroeg Sancho Panza, verwonderd rondkijkend en niets dan die onschuldige windmolens ontdekkend. Sancho Panza asked, looking around in wonder and discovering nothing but those innocent windmills.

"Daar staan zij," antwoordde Don Quichot en wees op de windmolens, "daar staan ze en zwaaien hunne geweldige armen, die wel twee mijlen en meer lang zijn. " "There they stand," replied Don Quixote, pointing to the windmills, "there they stand and swing their great arms, which are as long as two miles and more. " "Die dingen daar, doorluchtige heer?" "Those things over there, august gentleman?" vroeg Sancho, ten uiterste verbaasd. Sancho asked, utterly puzzled. "Wel, lieve hemeltje, dat zijn immers windmolens, maar geen reuzen. "Well, dear heavens, after all, those are windmills, but not giants. Wat gij de armen noemt, dat zijn de wieken, die door den wind rondgedraaid worden en de molensteenen aan den gang brengen. " What you call the arms are the sails, which are turned around by the wind and get the millstones going. " "Ik merk, dat gij nog heel weinig van avonturen weet," riep Don Quichot. "I perceive that thou knowest very little yet of adventures," cried Don Quixote. "Dat zijn de reuzen; en als u de angst om het hart slaat, blijf dan op een afstand en zie toe, hoe ik den geduchten en ongelijken strijd met hen wagen zal. " "Those are the giants; and if fear strikes you around the heart, stay at a distance and watch, how I will venture the formidable and unequal battle with them. " Met deze woorden drukte hij den mageren Rocinante de sporen in de ribben en stoorde zich niet meer aan het roepen van zijn verwonderden schildknaap, die hem nog altijd met al de kracht zijner longen naschreeuwde, dat hij gewone windmolens en geen reuzen of ridders voor zich had. With these words, he pressed the skinny Rocinante's spurs into the ribs and no longer bothered with the shouts of his astonished squire, who was still echoing him with all the strength of his lungs, that he had ordinary windmills and not giants or knights before him. Don Quichot had zich nu eens die reuzen in het hoofd gezet en zag zelfs zijne dwaling nog niet in, toen hij reeds dicht bij de molens gekomen was. Don Quixote had once put those giants in his mind and did not even see his error when he had already come close to the mills. Met donderende stem riep hij hun toe: In a thunderous voice, he called out to them:

"Staat, gij ellendige en lafhartige schepsels! "Stand, ye wretched and cowardly creatures! Staat en vlucht niet! Do not stand and flee! Een eenig ridder nadert, die u het hoofd biedt en u in het stof zal nederwerpen! " A one knight approaches, who will face you and cast you down in the dust! " Op dit oogenblik stak een lichte wind op; die de wieken der molens langzaam in beweging bracht. At this moment a light wind came up; which slowly moved the sails of the mills. Don Quichot hield dit voor een antwoord en eene uitdaging en schreeuwde vol strijdlust: Don Quixote took this for an answer and a challenge and shouted full of fighting spirit:

"En al had gij ook zooveel armen, als de honderdarmige reus Briareus, toch zult gij overwonnen worden en mij aan mijne voeten om genade smeeken. " "And though thou hadst as many arms, as the hundred-armed giant Briareus, yet thou shalt be overcome and beg me at my feet for mercy. " Met deze woorden maakte hij zich tot den kamp gereed, dacht aan zijn hooge gebiedster Dulcinea van Toboso, riep hare machtige bescherming tegen het dreigende gevaar in, dekte zijn borst met het schild, velde de lans, stoof in wilden galop vooruit en richtte onversaagd zijn aanval op den naastbij staanden windmolen. With these words he made ready for camp, thought of his high territress Dulcinea of Toboso, invoked her mighty protection against the imminent danger, covered his chest with the shield, felled the lance, dashed forward at a wild gallop and undaunted aimed his attack at the adjacent windmill. De scherpe lans ging door een der wieken heen, welke de wind juist op dat oogenblik met vermeerderde snelheid ronddraaide; zij brak dadelijk in stukken, terwijl ruiter en ros overhoop geworpen en, leelijk bezeerd en gekneusd, een eind ver weggeslingerd werden. The sharp lance passed through one of the wings, which the wind was spinning at that very moment with increased speed; it immediately broke into pieces, while rider and steed were tossed upside down and, badly hurt and bruised, thrown far away. Nu schoot Sancho Panza toe, zoo vlug als zijn grauwtje maar draven kon, en ontdekte met schrik, dat zijn dappere meester zulk een geweldigen smak had gekregen, dat hij geen lid meer verroeren kon. Now Sancho Panza shot forward, as fast as his little grey could trot, and discovered with terror that his brave master had received such a violent smack that he could no longer move a member.

"Och lieve hemeltje!" "Oh dear heavens!" "¡Oh cielos!" riep Sancho, toen hij zijn edelen heer daar zoo jammerlijk vond toegetakeld. cried Sancho, when he found his noble lord there so miserably afflicted. "Heb ik u niet gezeid, dat ge u in acht moest nemen? "Didn't I tell you to take heed? Ieder verstandig mensch moest toch zien, dat hij windmolens en geen reuzen voor zich had. " Surely every sensible person had to see that he had windmills and not giants in front of him. " "Stil, stil, vriend Sancho!" "Hush, hush, friend Sancho!" kreunde Don Quichot met matte stem. moaned Don Quixote in a dull voice. "Ik zie wel, dat alle krijgsgeluk wisselvallig en onbestendig is. "I do see, though, that all martial luck is fickle and unsteady. De een of ander boosaardige toovenaar, waarschijnlijk dezelfde, die mij mijne kamer en mijne boeken ontstal, moet de reuzen in windmolens hebben veranderd, om mij de eer en den roem der overwinning uit de handen te rukken. Some evil sorcerer, probably the same one who stole my room and my books, must have turned the giants into windmills to snatch from me the honor and glory of victory. Zijne vijandigheid is groot, maar zal eindelijk toch door de voortreffelijkheid van mijn goed zwaard en door mijne dapperheid overwonnen worden. " His hostility is great, yet will finally be overcome by the excellence of my good sword and by my bravery. " "Dat hoop ik!" "I hope so!" zeide Sancho Panza, terwijl hij zijn ridder overeind en weer op Rocinante hielp, die bijna de ruggegraat had gebroken. said Sancho Panza, as he helped his knight upright and back onto Rocinante, who had almost broken the spine.

Hierop vervolgden beiden hunne reis en richtten zich naar den bergpas van Lápice, waar Don Quichot, daar het eene druk bezochte plaats was, eene menigte avonturen hoopte te beleven. At this both continued their journey and headed for the mountain pass of Lápice, where Don Quixote, as it was a crowded place, hoped to have a multitude of adventures. Het verlies van zijne lans griefde hem uitermate zeer en hij dacht lang na, op wat wijze hij dat best kon herstellen. The loss of his lance pained him extremely deeply and he thought long and hard about how best to repair it. Eindelijk besloot hij, van den eersten den besten eik of beuk een stevigen tak af te kappen en dien dan voortaan als lans te gebruiken. Finally he decided to cut off a sturdy branch from the first oak or beech tree and use it as a lance.

"Gij zult zien, Sancho," zeide hij, "dat ik zelf met een zoo ellendig werktuig de stoutste en ongeloofelijkste daden volvoeren zal. " "Thou shalt see, Sancho," he said, "that I myself with so wretched a tool will accomplish the boldest and most incredible deeds. " "'k Mag een boontje wezen, als ik dat niet hoop, edele heer," antwoordde de schildknaap, "Maar waarom zit gij toch zoo scheef in den zadel en hangt zoo op de eene zij van het paard? "'I may be a bean if I hope not, noble sir," replied the squire, "But why art thou sitting so crooked in the saddle and hanging so on one side of the horse? Hebt ge u misschien bij den val wat bezeerd? " Did you perhaps hurt yourself a little in the fall? " "Zoo is het," erkende de ridder, "en dat ik het niet hardop van pijn uitschreeuw, is alleen maar, omdat ik wel vaak gehoord en gelezen heb, dat zulk kermen en jammeren aan kloeke dolende ridders niet betaamt. "So it is," acknowledged the knight, "and if I do not cry out in pain out loud, it is only because I have often heard and read that such moaning and wailing is not befitting of stout errant knights. Zij klaagden nooit over eenige kwetsuur of verwonding, al was 't ook, dat hun de darmen uit het lijf hingen. " They never complained of any hurt or injury, even if their guts were hanging out. " "Nu, ieder zijn meug, zooals mijne grootmoeder placht te zeggen," antwoordde de schildknaap. "Now, to each his own, as my grandmother used to say," the squire replied. "Ik had evenwel liever, dat gij maar schreeuwdet, edele heer, als ge pijn voelt ergens; want ik voor mijn part zal terdege een keel opzetten, als mijn arm lichaam erg schade of letsel krijgt. "I had rather, however, that thou but shout, noble sir, if thou feelest pain anywhere; for I for my part will duly put up a throat, if my arm body be very much harmed or injured. Of is 't misschien ook aan de schildknapen der dolende ridders verboden, te klagen, als hun iets overkomt? " Or is 't perhaps also forbidden to the squires of errant knights, to complain, when something happens to them? " Don Quichot haalde over deze vraag van zijn dienaar de schouders op, maar gaf hem toch volle vrijheid, om bij voorkomende gelegenheid naar hartelust te kermen, te krijten en te huilebalken, daar hij nog nooit gehoord had, dat in de voorschriften voor de ridderschap iets voorkwam, dat zulks bepaald verbood. Don Quixote shrugged his shoulders at this question from his servant, but nevertheless gave him complete freedom to moan, screech and cry to his heart's content when the occasion arose, since he had never heard that there was anything in the rules of chivalry that specifically forbade this. Sancho stelde zich hiermede tevreden, doch deed een poosje later opmerken, dat de etenstijd gekomen was. Sancho contented himself with this, but remarked a while later that dinner time had come.

"Eet en drink, zoo gij wilt," antwoordde de ridder. "Eat and drink, if thou wilt," replied the knight. "Ik voor mij voel nog geen honger. " "I for me don't feel hungry yet. " Sancho liet zich dit geen tweemaal zeggen, maar maakte 't zich zoo gemakkelijk, als dat bovenop een ezel maar eenigszins mogelijk is; hij haalde proviand uit den welgevulden knapzak en at zich dik en zat. Sancho didn't say this twice, but made himself as comfortable as is possible on top of a donkey; he took provisions from the well-filled knapsack and ate himself fat and sat down. Vervolgens bleef hij een weinig achter, opende den bokkevellen wijnzak, bracht dien aan den mond en dronk met zulke geduchte teugen, dat de grootste nathals in heel Spanje 't niet beter zou hebben kunnen doen. Then he stayed a little behind, opened the bokke skin wine bag, brought it to his mouth and drank with such formidable gulps that the greatest wet-nurse in all of Spain could not have done better. Zoo ging de reis voort. Thus the journey continued. Don Quichot gaf zich aan zijn hoogvliegende gedachten over en Sancho Panza zocht zijn troost bij den wijnzak, totdat de avond hen midden in een groot bosch overviel. Don Quixote indulged in his high-flying thoughts and Sancho Panza sought his comfort from the wine bag, until evening overtook them in the middle of a large forest. Zij maakten halt en sloegen onder een groep dicht gebladerde eikeboomen hun nachtleger op. They made a halt and stored their night army under a group of densely foliated oak trees. Sancho, die braaf moe en wiens hoofd buitendien door de wijndampen een weinig beneveld was, lag dadelijk vast in slaap en snorkte zoo geweldig, dat de vogels en vleermuizen in den omtrek er verschrikt de vlucht voor namen. Sancho, who was bravely tired and whose head was also a little clouded by the wine fumes, immediately lay fast asleep and snorted so violently that the surrounding birds and bats fled in terror. Don Quichot daarentegen deed geen enkel oog toe. Don Quixote, on the other hand, did not bat an eye. Hij droomde van zijne zielekoninginne Dulcinea, tot de morgen weer aanbrak. He dreamed of his soul queen Dulcinea, until the morning dawned again. Toen stond hij op, beroofde een der eiken van een langen, taaien tak, stak daar zijn lansijzer in en verschafte zich opnieuw een ridderlijk wapen. Then he stood up, robbed one of the oaks of a long, tough branch, stuck his lance-iron into it and again provided himself with a knightly weapon. Vervolgens, toen de eerste gouden zonnestralen in het dichte groene bosch doordrongen en duizenden van vogels hun orgelend en schetterend morgenlied aanhieven, wekte hij zijn schildknaap, die anders een gat in den dag zou hebben geslapen, en vervolgde zijn tocht. Then, as the first golden rays of the sun penetrated the dense green forest and thousands of birds sang their organizing and shrill morning song, he awoke his squire, who otherwise would have slept a hole in the day, and continued his march. Sancho had eerst al eens hoogte van den wijnzak genomen en tot zijn groot verdriet bevonden, dat die veel magerder dan den dag te voren was. Sancho had first taken height of the wine bag and found to his great sorrow that it was much leaner than the day before. Na eene poos noodigde hij zijn meester tot het ontbijt, maar verteerde dat alleen, daar Don Quichot, die van honger noch dorst scheen te weten, geen beet over de lippen wilde nemen. After a while he invited his master to breakfast, but consumed it alone, as Don Quixote, who seemed to know neither of hunger nor thirst, would not take a bite over his lips. Drie uren later bereikten zij den pas van Lápice, die door den ridder met van moed en strijdlust flonkerende oogen werd begroet. Three hours later they reached the pass of Lápice, which the knight greeted with eyes twinkling with courage and fighting spirit.

"Sancho," sprak hij, "hier op deze plaats zal het ons niet aan avonturen ontbreken, en ik reken mij dus verplicht u een bevel te geven, waaraan gij u strikt houden moet. "Sancho," he spoke, "here in this place we shall not lack adventures, and I therefore count myself obliged to give you an order, to which you must strictly adhere. Nooit en in geen geval namelijk moogt gij wagen, mij te hulp te komen en uw degen te trekken, behalve wanneer misschien gemeen volk en laag gepeupel zich in den strijd mocht willen mengen. Never under any circumstances should you venture to come to my aid and draw your sword, except when perhaps commoners and lowlifes may wish to engage in battle. Tegen ridders te kampen is u, volgens de wetten der ridderschap, ten strengste verboden, zoolang gij niet zelf tot ridder geslagen zijt. " Fighting against knights is strictly forbidden to you, according to the laws of chivalry, as long as you are not knighted yourself. " "Ei," antwoordde Sancho Panza, "in dit punt wil ik u dol gaarne gehoorzamen, gestrenge heer, daar ik van nature zoo vreedzaam als een pasgeboren lam ben. "Ei," Sancho Panza replied, "in this point I am fondly willing to obey you, stern lord, since I am by nature as peaceful as a newborn lamb. Wanneer mij echter iemand te lijf wil, tegen dien verweer ik mijne huid, om 't even of 't een ridder, een schildknaap of maar een uit het gemeene volk is. " But if anyone wants to attack me, I will defend myself against him, whether he is a knight, a squire or just a commoner. " Terwijl Sancho nog sprak, zag Don Quichot twee Benedictijner monniken aankomen. While Sancho was still speaking, Don Quixote saw two Benedictine monks approaching. Zij reden op groote muildieren, droegen lange zwarte gewaden en dekten zich door groote schermen tegen de zonnestralen. They rode on large mules, wore long black robes and covered themselves from the sun's rays by large screens. Een weinig achter hen aan kwam eene koets, door eenige mannen te paard en een paar ezeldrijversjongens te voet begeleid. A little behind them came a carriage, escorted by a few men on horseback and a couple of donkey driver boys on foot. In die koets zat eene dame uit Biscaye, die naar haren gemaal te Sevilla reisde. In that carriage was a lady from Biscaye, traveling to her consort in Seville. De monniken, hoewel zij dienzelfden weg gingen, behoorden niet tot het reisgezelschap van de dame en schenen zich ook maar weinig om haar te bekommeren. The monks, although going the same way, were not part of the lady's traveling party and seemed to care very little about her.

Nauwelijks had Don Quichot de naderenden in het oog gekregen, of hij zeide tot zijn schildknaap: Hardly had Don Quixote caught sight of those approaching, or he said to his squire:

"Hoor, Sancho Panza, dat is een avontuur, als den besten ridder nog niet fraaier bejegend is. "Hear, Sancho Panza, that is an adventure, if the best knight has not yet been treated more handsomely. Die zwarte gedaanten daar zijn zonder twijfel twee toovenaars, die eene geschaakte prinses helpen voortsleepen, en ik reken het mijn plicht, mij tegen zulk een schandelijk bestaan met al de kracht van mijn arm te verzetten. " Those black figures there are no doubt two magicians, helping to drag a chequered princess forward, and I count it my duty to oppose such a disgraceful existence with all the strength of my arm. " "Allerdapperste heer ridder," riep Sancho Panza vol schrik, "gij bedriegt u. Die mannen in het zwart zijn eerwaardige monniken van de Benedictijner orde en hebben zeker zoomin eene prinses als eenige andere edele dame geroofd. "Most valiant lord knight," cried Sancho Panza full of terror, "thou art deceiving thyself. Those men in black are venerable monks of the Benedictine order and have certainly robbed as much a princess as any other noble lady. Hoed u, dat gij door uwe inbeelding niet allerleelijkst in de klem komt. " Beware lest by your imagination you become all-too-pleasantly trapped. " "Sancho Panza, zwijg stil!" "Sancho Panza, shut up!" gebood Don Quichot op hoogen toon. Don Quixote commanded in a high-pitched tone. "Ik heb u al eens gezegd, dat gij van hooge en merkwaardige avonturen nog heel geen begrip hebt, en gij zult spoedig zien, dat al, wat ik van die zwarte toovenaars zei, de zuivere onvervalschte waarheid is. " "I have already told you once, that of high and remarkable adventures ye have as yet very little understanding, and ye shall soon see, that all that I said of those black wizards is the pure unadulterated truth. " De schildknaap zweeg beschaamd stil, en zijn meester reed de reizigers nog een kort eind te gemoet. The squire remained shamefully silent, and his master drove the travelers another short distance. Midden op den weg hield hij toen zijn klepper staande, en toen de mannen dichtbij genoeg waren, om zijne woorden te kunnen verstaan, riep hij hun met luider stemme toe: In the middle of the road, he then held up his clapper, and when the men were close enough to hear his words, he called out to them in a louder voice:

"Gij verfoeilijke, heidensche snoodaards, houdt dadelijk stil en geelt terstond en zonder weigeren de doorluchtige prinses over, die gij daar in de koets in gevangenschap wilt sleepen. "Ye odious, heathen necromancers, stop at once, and immediately and without refusal hand over the august princess, whom ye wish to drag there in the carriage into captivity. Draalt gij, mijn bevel te gehoorzamen, dan zult gij hier tot straffe voor uwe misdaad op staanden voet de zwarte ziel uitblazen. " Do thou trot, to obey my command, then here to punishment for thy crime thou shalt blow out the black soul on standing feet. " De monniken hielden hunne muildieren in en wisten niet, wat zij van de wonderbaarlijke figuur van den ridder en van zijn dreigende woorden denken moesten. The monks restrained their mules and did not know what to make of the knight's prodigious figure and his threatening words. Eindelijk antwoordde een van hen: At last one of them answered:

"Heer ridder, ik bid u, laat ons in vrede trekken! "Lord knight, I pray you, let us move in peace! Wij zijn noch verfoeilijke, noch heidensche snoodaards, maar twee doodonschuldige dienaren des Heeren, die rustig huns weegs gaan en niet weten, of in die koets daar prinsessen of prinsen zitten. " We are neither odious nor heathen mischief-makers, but two dead innocent servants of the Lord, who quietly go their way and do not know whether in that carriage there are princesses or princes. " "Gij liegt, duivelsche heksenmeesters!" "Thou liest, devilish witchmasters!" riep Don Quichot woedend, velde de lans, gaf Rocinante de sporen en stoof in galop op den eersten monnik los. cried Don Quixote furiously, felled the lance, spurred Rocinante and dashed off at a gallop toward the first monk. Hij was zoo grimmig en verwoed, dat hij den onschuldigen man doorboord zou hebben, indien deze zich niet met verwonderlijke vlugheid van zijn muildier had laten glijden. He was so grim and frantic that he would have pierced the innocent man, had he not let himself slide from his mule with astonishing swiftness. De andere monnik drukte zijn beest de hielen in de zijden en wist door overhaaste vlucht gelukkig zijn lijf te bergen. The other monk pressed his beast's heels into the sides and by hasty flight fortunately managed to recover his body.

Thans viel Sancho Panza, wiens anders niet groote moed door het stoute heldenfeit van zijn meester verbazend gerezen was, op den eersten monnik aan, wierp hem ter aarde en begon hem de kleederen van het lijf te rukken. Then Sancho Panza, whose otherwise not great courage was astonished by his master's bold act of heroism, attacked the first monk, threw him to the ground and began to tear off his clothes. Terstond echter kwamen nu de ezeldrijversjongens toe, vroegen hem, wat kwaad de heer hem gedaan had, pakten hem in haar en baard en ranselden hem zoo ongenadig af, dat hij moord en brand begon te schreeuwen. Immediately, however, the mule-driving boys arrived, asked him what evil the gentleman had done to him, grabbed him in his hair and beard and beat him so mercilessly that he began to scream murder. Terwijl de jongens hem nog zoo onder hunne knuisten hadden en hem bont en blauw sloegen, wist de sidderende en bevende monnik weer in den zadel te komen, greep de teugels, bracht zijn muildier in snellen draf en haalde eerst weer adem, toen hij den onstuimigen ridder en zijn ruwen, pootigen schildknaap ver achter zich had gelaten. While the boys still had him so under their fists and were beating him black and blue, the trembling and trembling monk managed to get back in the saddle, grabbed the reins, brought his mule to a quick trot and did not breathe again until he had left the dashing knight and his rough, leggy squire far behind him.

Intusschen was Don Quichot de koets genaderd, om de daarin zittende dame aan te spreken. Meanwhile, Don Quixote had approached the carriage, to address the lady sitting in it.

"Hooge en edele prinses," begon hij, "gij moogt nu weder naar welgevallen over uw persoon beschikken, want daareven heb ik uw belager door de kracht van mijn sterken arm ter aarde geworpen. "High and noble princess," he began, "you may now again dispose of your person at your pleasure, for a short time ago I threw your assailant to the earth by the force of my strong arm. Indien gij mijne daad beloonen wilt, zend dan een heraut aan de meesteresse mijns harten, de verhevene dame Dulcinea van Toboso, en laat haar melden, wat ik volvoerd heb en hoe ik u door mijne dapperheid uit het geweld van twee schandelijke toovenaars bevrijdde. " If you wish to reward my deed, send a herald to the mistress of my heart, the exalted lady Dulcinea of Toboso, and let her report what I accomplished and how I freed you by my bravery from the violence of two disgraceful sorcerers. " Deze woorden vernam een palfrenier der dame, een Biscayer van geboorte. These words heard a lady's palfrenier, a Biscayer by birth. Daar hij zag, dat Don Quichot zich niet verwijderde en dat zijne gebiedster zeer verschrikt scheen, ging hij op den dollen ridder toe, greep zijne lans en zeide: Seeing that Don Quixote did not move away and that his territress seemed very frightened, he went up to the mad knight, grabbed his lance and said:

"Maak, dat je weg komt, ridder! "Get out of here, knight! Zoo waar als ik leef en een Biscayer ben, haal ik je van het paard, als je niet dadelijk de koets verlaat. " As true as I live and am a Biscayer, I'll get you off the horse if you don't leave the carriage immediately. " Don Quichot staarde den palfrenier met groote oogen aan. Don Quixote stared at the palfrenier with wide eyes. Daar hij nochtans zag, dat hij slechts een dienaar en niet een ridder voor zich had, antwoordde hij met de grootste bedaardheid: Seeing, however, that he had only a servant and not a knight before him, he replied with the utmost composure:

"Laat mij met vrede, mensch! "Leave me with peace, mensch! Zoo gij een ridder waart, zou ik u tuchtigen, maar nu pak u weg, onbeschaamde lijfeigen hond!" Were thou a knight, I would discipline thee, but now take thee away, insolent serf dog!" "Wacht!" "Wait!" riep de Biscayer, "ge zult zien, met wien ge te doen hebt. cried the Biscayer, "you will see, with whom you are dealing. Gooi die lans weg en trek het zwaard! Throw away that lance and draw the sword! We willen gauw zien, wiens haan victorie zal kraaien. We want to see soon, whose rooster will crow victory. Trek van leer, zeg ik, en toon wat ge kunt, kale jakhals van een edelman! " Pull yourself together, I say, and show what thou canst, bald jackal of a nobleman! " Don Quichot geraakte nu in drift. Don Quixote was now drifting. Hij wierp de lans van zich, dekte de borst met het schild, trok zijn zwaard en stoof op den Biscayer los, met het stellig voornemen om hem zonder barmhartigheid den schedel te klooven. He threw off the lance, covered his chest with the shield, drew his sword and dashed at the Biscayer, intending to cleave his skull without mercy. De palfrenier ontblootte insgelijks zijn wapen, greep tot zijne dekking een kussen uit den wagen, hield dat als een schild voor zich, en de tweekamp begon met vreeselijk geweld. The palfrenier likewise discharged his weapon, grabbed a pillow from the wagon for cover, held it in front of him like a shield, and the duel began with fearful violence. Men riep den strijdenden toe, vrede te maken; doch zij luisterden daar niet naar. The combatants were called upon to make peace; but they did not listen. De dame in de koets beval nu haren koetsier, een weinig door te rijden, waar zij op veiligen afstand ooggetuige van het gevecht kon zijn. The lady in the carriage now ordered her driver to drive a little further, where she could witness the fight from a safe distance.

De koetsier gehoorzaamde en de zwaarden vervolgden hun werk. The coachman obeyed and the swords continued their work. De Biscayer bracht zijn vijand een houw over den schouder toe, die dezen van den romp zou gescheiden hebben, ware hij niet door schild en harnas beschut geweest. Biscayer delivered a blow across his enemy's shoulder that would have separated him from the torso had he not been sheltered by shield and armor. Desniettemin voelde de ridder de zwaarte van den slag, die hem door alle ribben dreunde, en riep zijne hooge patronesse Dulcinea van Toboso smeekend aan. Nevertheless, the knight felt the heaviness of the blow, which thudded him through all his ribs, and pleadingly appealed to his high patroness Dulcinea of Toboso. De gedachte aan haar bezielde hem met nieuwen moed, leende zijn arm nieuwe sterkte, en vol woede drong hij op den Biscayer in. The thought of her animated him with new courage, lent his arm new strength, and full of fury he pressed in on the Biscayer. Zijne zwaardslagen kletterden op hem neer, en de arme palfrenier zag vol schrik zijne nederlaag te gemoet. His sword strokes clattered down on him, and the poor palfrenier watched his defeat in terror. Had hij een goed paard gehad, zoo zou hij gevlucht zijn; doch hij bereed een ellendigen knol, dien hij bijna niet van de plaats kon krijgen. Had he had a good horse, he would have fled; but he was riding a miserable tuber, which he could hardly get off the ground. Derhalve verweerde hij zich met de grootste vertwijfeling, waardoor 't hem dan ook gelukte zich den razenden ridder nog een tijdlang van 't lijf te houden. Therefore, he defended himself with the utmost despair, as a result of which he was able to keep the angry knight at bay for some time. Daar hij echter ongeharnast was, terwijl Don Quichot van kop tot teen in ijzer staal stak, moest hij natuurlijk eindelijk het onderspit delven. However, since he was unheralded, while Don Quixote was encased in iron steel from head to toe, of course he had to finally lose out. Onze ridder richtte zich op in zijn zadel, pakte zijn zwaard met beide handen, hieuw den Biscayer over den schedel en raakte hem zoo geducht, dat het bloed hem terstond uit mond en neusgaten spoot en hij met paard en al op den grond stortte. Our knight raised himself in his saddle, grabbed his sword with both hands, hacked the Biscayer across the skull and hit him so formidably that blood immediately spurted from his mouth and nostrils and he crashed to the ground with horse and all.

Thans steeg Don Quichot uit den zadel, hield den gevallene de punt van zijn zwaard voor het gezicht en beval hem, zich verwonnen te verklaren. Then Don Quixote rose from the saddle, held the fallen man's point of his sword in front of his face and ordered him to declare himself wounded. De man was evenwel te erg verbijsterd, om antwoord te kunnen geven, en de verbolgen ridder zou hem ongetwijfeld zijn zwaard door den strot gejaagd hebben, indien de dame in de koets niet vol angst tusschenbeide was gekomen en in roerende bewoordingen om het leven van haar dienaar had gesmeekt. The man, however, was too bewildered to answer, and the angry knight would undoubtedly have rammed his sword down his throat if the lady in the carriage had not fearfully intervened and begged for her servant's life. Don Quichot liet zich vermurwen en die deemoedige bede goot water op den vlammenden gloed zijner gramschap. Don Quixote yielded and that humble supplication poured water on the flaming glow of his wrath.

"Het leven zij hem dan geschonken," riep hij; "doch slechts onder voorwaarde, dat deze ridder mij belooft, naar Toboso te trekken en mijner onvergelijkelijke meesteres, Dona Dulcinea, te verhalen, op wat heldhaftige, ridderlijke wijze ik hem met mijn zwaard heb geveld. " "Life be granted him then," he cried; "but only on condition that this knight promise me to go to Toboso and tell my incomparable mistress, Dona Dulcinea, in what heroic, chivalrous way I felled him with my sword. " De arme vrouw beloofde in haar angst alles, en Don Quichot bracht zijn overwonneling dan ook geen verder leed toe. The poor woman, in her fear, promised everything, and Don Quixote therefore caused his conqueror no further suffering. Deze kwam met moeite weer op de been en was blij, dat hij de reis met zijne meesteres kon vervolgen. The latter got back on his feet with difficulty and was happy to continue the journey with his mistress.

In dien tusschentijd had ook Sancho Panza zich uit de handen der jonge ezeldrijvers weten los te wringen en kwam nu op zijn meester toe, die al weer hoog te paard zat en de wegrollende koets triomfeerend naoogde. In the meantime, Sancho Panza had also managed to extricate himself from the hands of the young donkey drivers and was now approaching his master, who was already high up on his horse and triumphantly watching the carriage roll away. Toen deze in eene kromming van den weg verdween, keerde hij zich tot zijnen stom wachtenden schildknaap om en begon zijn nooit geëvenaard heldenfeit in klinkende woorden te verheffen. As it disappeared into a bend in the road, he turned to his dumbly waiting squire and began to exalt his never-equaled heroic feat in resounding words.

"Ja, dat alles is mooi en wel," viel Sancho Panza hem eindelijk in de rede; "maar waar, edele heer, is het stadhouderschap, dat gij mij na uw eerste schitterende avontuur vast beloofd hebt? "Yes, all that is fine and dandy," Sancho Panza finally interrupted him; "but where, noble sir, is the stadtholdership, which you firmly promised me after your first brilliant adventure? 'k Wil mezelf niet roemen, maar 'k geloof, dat ik zoo’n knappe, fiksche stadhouder zou wezen, als maar één denken durft. " 'I don't want to praise myself, but 'I believe, I would be as handsome, hefty a governor, as only one dare think. " "Sancho," antwoordde de ridder, "toen ik dat zei, meende ik een eilandsavontuur, en dit hier is enkel een vastelandsavontuur, dat niets dan eer en roem aanbrengt. "Sancho," replied the knight, "when I said that, I meant an island adventure, and this here is only a mainland adventure, which brings nothing but honor and fame. Heb geduld, mijn zoon! Have patience, my son! Als de tijd gekomen is, zult gij ook stadhouder worden. When the time comes, you too will become governor. Maar verbind nu mijn oor eens, dat die booze ridder vrij erg geraakt heeft, en waar 't bloed uitloopt. " But now bandage my ear, which that wicked knight hit pretty bad, and where 'tis blood running out. " Sancho Panza haalde aanstonds pluksel en zalf uit zijn knapzak en nam zijn meester den helm af. Sancho Panza promptly retrieved lint and ointment from his knapsack and took off his master's helmet. Deze merkte nu eerst, hoe erg gedeukt en gehavend die was, en dat ongeluk deed zijne gramschap opnieuw ontbranden. The latter now noticed how badly dented and battered it was, and that accident reignited his wrath. Hij rukte zich de haren uit het hoofd, schermde met beide handen in de lucht en zwoer bij kris en bij kras, niet weer van een schoon tafellaken te zullen eten, voordat hij den snooden ridder, die hem zijn ridderlijk hoofddeksel zoo had bedorven, daarvoor op schrikkelijke manier had doen boeten. He tore his hair from his head, fenced with both hands in the air, and swore by criss-cross that he would not eat from a clean tablecloth again until he had made the nefarious knight, who had so spoiled his knightly headgear, pay for it in a terrible way. Sancho kreeg hem niet zonder veel moeite tot bedaren, verbond zijn bloedend oor, en beiden gingen weer op weg, nadat zij een stuk droog brood en geitenkaas genoten hadden. Sancho not without much difficulty got him to calm down, bandaged his bleeding ear, and both went on their way again, having enjoyed a piece of dry bread and goat cheese.

Tegen den avond bereikten zij eenige hutten van geitenherders, en ofschoon vooral Sancho wel een beter dak voor den nacht gewenscht had, besloten zij toch, daar de zon onderging, hier kwartier te nemen. Towards evening they reached some shepherds' huts, and although Sancho in particular would have liked a better roof for the night, they decided, as the sun was setting, to take quarters here.

Vriendelijk werden zij door de herders ontvangen en onthaald, en allen behandelden vooral den geharnasten ridder met groote beleefdheid. Kindly they were received and welcomed by the shepherds, and all treated especially the harnessed knight with great courtesy. Na een rustig doorgebrachten nacht namen zij afscheid van de herders en gingen nieuwe gevaren en avonturen te gemoet. After a night spent peacefully, they said goodbye to the shepherds and set out to face new dangers and adventures.