×

Vi använder kakor för att göra LingQ bättre. Genom att besöka sajten, godkänner du vår cookie-policy.

image

Een Coquette Vrouw van Carry van Bruggen, Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 7

Langzaam en gestadig dieper vrat echter de twijfel aan eigen waarde en kracht in Ina's ziel; tegenover Egberts zelfverzekerde, zelfvoldane rust, die dag-na-dag zichzelf gelijk bleef, zag ze meer en meer haar eigen bij dag en uren wisselende gevoelens en vermoedens als karakterlooze zwakheid. Als Egbert toch eens gelijk had in wat hij van haar dacht -, haar werk onnoozel, zijzelf ijdel en zwak? Ze vergeleek hem bij zichzelf - zijn onverschilligheid, die vleierij, waardeering, vriendschap en liefde derven kon, bij haar eigen brandend verlangen naar dit alles -, was het niet zijn recht, haar sentimenteel te noemen? Zij was voor wat ze zag of las, zoo gauw tot waardeering, tot geestdrift zelfs geneigd-, hij bleef bedachtzaam en koel-kritisch tegenover alles en vond ten slotte maar héél weinig dingen de moeite van zijn waardeering waard. Dat was toch wel héél voornaam en groot en duidde op een fijnonderscheidenden geest. Den dag na haar ongelukkigen feestavond had hij haar schamper gezegd dat haar vriend van dien avond haar voor den gek had gehouden en achter haar rug om haar lachte -, ze had zich boos gemaakt, niet willen erkennen, maar de uitkomst had hem gelijk gegeven -, ze wist door Otto, hoe hij in Annie's kring geringschattend over haar had gesproken -stond Egbert dan niet ook in doorzicht en verstand boven haar? Hij kon haar in hun twisten wel scherp wonden en helsch maken met de vraag uit welk boekje ze haar wijsheid haalde en verweet haar, dat ze altijd geloofde, die het laatst gesproken had -, maar in eenzaamheid vroeg ze bang en benauwd zich af, of hij ook daarin niet gelijk had? Ze was al door zooveel heengegaan, zooveel malen van uiterste tot uiterste geslingerd. Elk boek, dat met vuur en innerlijke kracht was geschreven, bezat de macht haar op staanden voet te overtuigen, haar gedachten geheel te vervullen, zoodat ze aan wat ze kort tevoren had gelezen en geloofd weer twijfelde. Ze was van een woeste, dronken verrukking om Nietzsche's ‘Anti-christ' tot een weeke, dwepende vereering voor de ‘Imitatio Christi' gekomen, den eenen dag leek haar de heele menschheid laag en boosaardig en de bijbelsche Erfzonde van die boosaardigheid en laagheid het waarachtig symbool -, den volgenden dag geloofde ze in 's menschen ingeboren goedheid en in Rousseau -, ze geloofde met de geloovigen en twijfelde met de twijfelaars, loochende met de loochenaars en vond te midden van die verwarring zichzelf en haar eigen meeningen niet meer terug. Ze peinsde dagelijks over de vrijheid van haar wil en kwam dagelijks tot een ander besluit. Ze had van kind af en als van nature elken vorm van beperking en dwang verfoeid -, nauwelijks had ze het verhaal van Socrates' gevangenschap gelezen of ze gloeide van eerbied voor den man die zelfs de slechte wet nietschenden wilde en voelde ten volle de hoogheid van die daad -, het was haar fierheid geweest, dat ze geen beleediging verdroeg -, niettemin huiverde ze van bewogen ontzag als ze las, hoe eindeloos grooteren dan zij beleedigd waren en geglimlacht hadden. Ze las met matelooze gretigheid, in een koortsigen drang naar licht en begrip, zonder leiding of toets en alles sleepte haar mee -, wie het lest en het best had gesproken, die had haar voor zoolang het hield gewonnen. Had Egbert dan eigenlijk niet gelijk als hij haar dat verweet, als hij spottend haar verzekerde, dat haar woorden en redeneeringen geen vat op hem hadden en hem geen oogenblik imponeerden, en als hij er nauwelijks naar luisteren wilde? Daarbij kwam, dat hij van zooveel andere zwakheden in haar wist, die hem vreemd waren -, dat ze bang wasin donker, en niet gansch en al ontgroeid aan de spokenvrees van haar jeugd, - en die hij zonder aarzelen uit dezelfde ‘zenuwafwijkingen' verklaarde, waaruit ook haar ‘sentimentaliteit' en al haar andere weeke neigingen voortkwamen. Als het eens waar was -, en zij eenvoudig bij dien sterken man niets dan een zwak, onnoozel vrouwen-zieltje! Ze twijfelde altijd en aan alles in zichzelf -, kleine voorvallen, welke haar daartoe aanleiding gaven, maakten een diepen indruk en bleven haar lang bij. Op een herfstdag zaten ze beiden voor het open raam en werkten, toen er een draaiorgel voor de deur begon te spelen. Ineens sprong Egbert op en wierp het raam dicht, greep zijn papieren en vluchtte voor het ‘helsche gejenk' naar een andere kamer -, terwijl zij, achterover in haar stoel, de oogen gesloten, heimelijk genoot van het klaag-zoete melodietje en zacht ademde in den koelen herfstgeur, die haar plotseling voller en weelderiger scheen. ‘Kun jij dat gemauw daar hebben, vlak aan je ooren?' had Egbert gevraagd, en ze had niet den moed gehad te bekennen hoe het haar heimelijk bekoord en wiegelend weggevoerd had naar stille, raadselvolle werelden -, en dit kleine verschil tusschen hen beiden had haar versterkt in de overtuiging, dat zijn heele wezen van een fijner en edeler gehalte was dan het hare. Zoo hield haar de twijfel kleinmoedig tegenover Egbert, maar dit kon niet beletten, dat bij vlagen haar spontaan en onweerlegbaar zelfgevoel zich verzette tegen zijn glimlachende laatdunkendheid en meer en meer maakten door dit alles gevoelens van onrust en onbevredigdheid zich van haar meester. Geerte was na verloop van enkele weken weer teruggekomen en scheen, na de stroefheid dier eerste bezoeken, haar wrevel tegen Ina vrijwel vergeten. Ze hoopte voor zichzelf op geen huwelijk meer, zoo mager en zoo tanig als ze was, en hechtte zich dus meer en meer aan Ina'sjongen, met wien ze wandelde bij mooi weer en voor wien ze kleertjes maakte. Maar echte vertrouwelijkheid bleef bij haar stroeve en koele, aan Ina's eigene daarenboven zoo tegenstrijdige natuur, toch uitgesloten en hun omgang leverde voor haar hart en voor haar geest geen baten op. Op een dag kwam ze, na een schilderles in de buurt te hebben gegeven, bij Ina en Egbert eten. Ina was stil -, aan tafel maakte Geerte de opmerking dat ze er bleek en smal uitzag. ‘Omdat ze niet eet. Ze klaagt tegenwoordig voortdurend over hoofdpijn en lusteloosheid -, dan zeg ik dat ze beter eten moet en staal nemen -, maar ze klaagt liever, dat is veel interessanter.' ‘Ik eet niet, Egbert, Omdat ik mij lusteloos voel -, dan kan ik niet eten.' ‘Neen, meidlief, nu zet je weer de dingen op hun kop. Je voelt je lusteloos omdat je niet eet!' ‘En wat voor reden zou ik hebben om niet te eten?' ‘Dat weet ik niet - dat is jouw zaak.' Ina trok de schouders op. ‘De primaire oorzaak moet dan toch ergens liggen.' ‘Groote genade -, maak er nu asjeblieft geen geleerde discussie van. We zijn pas van die andere over mijn gevoelloosheid verlost. Ze blaast tegenwoordig zóó hoog van de toren, Geert -, ze heeft nu zoo'n beetje van den boom der kennis gesnoept en nu wil ze mij opvoeden en mij aan een levensbeschouwing helpen -, ja meid, ik moet er aan gelooven of ik wil of niet -, nietwaar schat? Daar, nu zie je het zelf, ze zit al weer bijna te grienen.' ‘Je bent wel bijzonder prikkelbaar, Ina,' meende Geerte ook, ‘waarom in vredesnaam wil je Egbert toch ook voortdurend overtuigen, “opvoeden” zooals hij zegt? Laat hem denken wat hij wil, en denk jij wat jij wilt.' ‘Ik zou zoo graag willen, dat we het eens wat vaker eens waren over allerlei dingen.' ‘Jawel, je zou willen, dat ik het altijd met jou eens was.' Ina voelde zich als afgemat, zweeg en keek voor zich. Geerte en Egbert aten verder. ‘Waar heb je die aardige paarse blouse vandaan, Ina?' vroeg Geerte even later, ‘die heb ik nog niet van je gezien.' ‘Omdat je in zoolang niet hier geweest bent. Het is mijn witte geverfd.' Weer zweeg ze, maar kon het toch niet voor zich houden. ‘Egbert schijnt er ook niets van gezien te hebben -, ik loop er anders al een dag of tien mee.' ‘Maar beste meid -, je hebt dat ding toch al maanden?' hij bukte zich naar haar toe om beter te zien. ‘Je meent die wollen japon, die ik al maanden niet meer heb, waarvan ik je toen gevraagd heb of je goedvondt dat ik ze weggaf?' Hij haalde de schouders op. ‘Mensch, doe nu weer niet dadelijk tragisch om een japon.' ‘Niet om een japon -, maar omdat je voor elk vaasje en elk prentje meer aandacht hebt dan voor mij -, omdat je wel kijkt naar mijn mantel die bij ongeluk over een stoel hangt, maar niet naar wat ik draag en hoe ik er uit zie en niet naar wat ik doe.' ‘Ik zal in het vervolg met een kaarsje en een vergrootglas naar je kijken en noteeren wat Haar-edele gelieft aan te trekken. Goed? Is dat nu uit te houden Geert? En zoo is het tegenwoordig alle dagen. Den eenen keer omdat ik in slaap val over de tweederangs-wijsheid van meneer Ruskin - ik hou nu eenmaal niet van Zondagsschool-litteratuur - en den anderen keer omdat ik iets had vergeten dat ze mij juist den vorigen dag had verteld. Ze geeft mij den eenen dag boeken, waar ik niet om vraag, om mij te hervormen, en is den anderen dag, zooals vandaag, boos om een japonnetje, dat ze niet krijgt.' ‘Ina klemde de lippen opeen, haar vingers plukten het broodje naast haar bord tot kruim uiteen. ‘Hij liegt het, Geerte. Het spijt mij, dat ik het zeggen moet, maar hij liegt wel vaker -, hij liegt eigenlijk altijd.' ‘Dat is niet waar, Ina, daar ken ik hem te goed voor,' riep Geerte verontwaardigd; Egbert vergenoegde zich met een gelaten schouderophalen. ‘Ik meen het niet in den platten zin -, ik beweer niet dat hij mij opzettelijk bedriegt, ik meen het, zooalsik mij voorstel dat Schopenhauer het gemeend moet hebben, toen hij van de vrouwen zei, dat ze altijd liegen -, dat hij geen onderscheid voelt tusschen waarheid en leugen, omdat hij over het wezen van “waarheid” eenvoudig niet nadenkt, ontkent op een gegeven oogenblik, wat hij vijf minuten tevoren beweerd heeft -, omdat hij de portée van zijn eigen woorden niet voelt, en dat is het wat ik liegen noem. Anders niet.' ‘Ik kan het er anders mee stellen, vind je niet?' vroeg Egbert, achteloos-lachend tot Geerte gewend. ‘Ze is overspannen,' vond die, ‘ze zou eens een poos naar buiten moeten. De mooie dagen komen nu aan. Verleden jaar zomer heb ik een heele poos bij oude boeren-luitjesin een klein huisje gewoond, ergensin Utrecht, waar niet veel menschen komen. Het is er hei en bosch, ook wat weiland, bijzonder afwisselend -, en het oude stel is allerliefst. Daar moest Ina nu eens alleen een poos heengaan-, dat zou voor je-beiden uitstekend wezen' ‘Ik zeg het haar zoo vaak,' zei Egbert. ‘maar ze wil er niet van hooren. Ze is altijd even dom tegen zichzelf in. Ik kan er geen touw meer aan vastknoopen.' ‘Ze zou het kind kunnen meenemen. Voel je er voor, Ina?' ‘Ik weet niet,' zei ze benepen; tranen kropten haar in de keel, omdat hij daar zoo rustig zat en het blijkbaar zoo natuurlijk vond, dat ze elkaars bijzijn niet meer verdragen konden. Voelde hij het dan niet -, brandde het hem dan niet als haar op het hart, dat dit de ondergang was van hun heerlijke, hooggaande verwachtingen, van hun huwelijk? Moest dat het einde zijn? Bittere tranen vloeiden haar vrijelijk over de wangen. Zoo mocht het niet, zoo wilde ze het niet. Plotseling leken haar hare grieven klein, het zelfzuchtig drijven van een onredelijk kind. Boven al dit persoonlijke uit was de vastheid, de onverbrekelijkheid van haar huwelijk. Zij hield van hem, ondanks de bittere woorden van zooeven, van zoovaak, en hij toch ook nog wel van haar -, dat was hoofdzaak, daaraan moest ze zich houden, daartoe zich bepalen. Ze liet haar gedachten teruggaan naar den eersten tijd van hun samenzijn, de verre tochten door weer en wind, in donker onder de grommende boomen, zij veilig en vertrouwd aan zijn hand, het dwalen door vreemde dorpen en binnenvallen in een boerenherberg tegen den avond, waar ze dan in het rossig lamplicht tusschen de rookende en spelende boeren met hun steenroode, harde koppen, samen aten aan een tafeltje in een hoek -, het vrije, ongebonden knapen-leven, aan regel noch tijd gebonden, dat wat ze altijd had ontbeerd en door hem had verkregen. Door hem had ze zich kunnen vrijmaken, hij had haar die kracht gegeven. Wat deed het er dan toe, hoe hij dacht over de boeken, die zij hem gaf? Wat hadden ze met de wereld te maken? Had hij niet eigenlijk gelijk, ging niet de huiselijke vrede boven persoonlijke meening en boven persoonlijk gevoel -, terwijl ook in haarzelf dit alles toch nog zoo ongevormd, week en wankelmoedig was? ‘Maar Ina -, nu zit je al weer zonder reden te huilen! Beste kind, je bent verder heen, dan je zelf wel weet.' Egbert stond op en trok haar naar zich toe. ‘Kom, meidlief, al je zonden zullen je vergeven worden. Maar luister dan ook eenmaal naar den goeden raad van oudere en wijzere lieden. Schrijf nu vanavond nog een briefje aan die menschen en laat den jongen hier thuis bij mij. Ik ben toch niet Saturnus, die zijn eigen kroost vreet!' Maar Ina, week weifelend en toegevend aan beider verlangen, bleef er op staan het kind mee te nemen. ‘Goed dan,' besliste Geerte, ‘maar dan ook het meisje om hem op te passen. Je moet werkelijk rusten. En ik zal in dien tijd mijns broeders hoeder zijn.'

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 7 Chapter 7 Bölüm 7

Langzaam en gestadig dieper vrat echter de twijfel aan eigen waarde en kracht in Ina's ziel; tegenover Egberts zelfverzekerde, zelfvoldane rust, die dag-na-dag zichzelf gelijk bleef, zag ze meer en meer haar eigen bij dag en uren wisselende gevoelens en vermoedens als karakterlooze zwakheid. Slowly and steadily deeper, however, the doubt of her own worth and strength ate into Ina's soul; in the face of Egbert's self-assured, self-satisfied calm, which remained the same day after day, she saw more and more her own feelings and suspicions changing by day and hours as characterless weakness. Als Egbert toch eens gelijk had in wat hij van haar dacht -, haar werk onnoozel, zijzelf ijdel en zwak? If only Egbert were right in what he thought of her -, her work unnoozing, herself vain and weak? Ze vergeleek hem bij zichzelf - zijn onverschilligheid, die vleierij, waardeering, vriendschap en liefde derven kon, bij haar eigen brandend verlangen naar dit alles -, was het niet zijn recht, haar sentimenteel te noemen? She compared him to herself - his indifference, which could derive flattery, appreciation, friendship and love, to her own burning desire for it all - wasn't it his right, to call her sentimental? Zij was voor wat ze zag of las, zoo gauw tot waardeering, tot geestdrift zelfs geneigd-, hij bleef bedachtzaam en koel-kritisch tegenover alles en vond ten slotte maar héél weinig dingen de moeite van zijn waardeering waard. She was so quick to appreciate what she saw or read, so inclined even to enthusiasm, he remained thoughtful and coldly critical of everything and finally found very few things worth appreciating. Dat was toch wel héél voornaam en groot en duidde op een fijnonderscheidenden geest. Surely that was very distinguished and large and indicated a finely discriminating mind. Den dag na haar ongelukkigen feestavond had hij haar schamper gezegd dat haar vriend van dien avond haar voor den gek had gehouden en achter haar rug om haar lachte -, ze had zich boos gemaakt, niet willen erkennen, maar de uitkomst had hem gelijk gegeven -, ze wist door Otto, hoe hij in Annie's kring geringschattend over haar had gesproken -stond Egbert dan niet ook in doorzicht en verstand boven haar? The day after her unfortunate party night, he had scornfully told her that her friend of that night had made fun of her and laughed at her behind her back -, she had felt angry, not wanting to acknowledge it, but the outcome had proved him right -, she knew through Otto, how he had spoken disparagingly of her in Annie's circle - wasn't Egbert also above her in insight and wit? Hij kon haar in hun twisten wel scherp wonden en helsch maken met de vraag uit welk boekje ze haar wijsheid haalde en verweet haar, dat ze altijd geloofde, die het laatst gesproken had -, maar in eenzaamheid vroeg ze bang en benauwd zich af, of hij ook daarin niet gelijk had? He could wound her sharply in their quarrels and make her infernal with the question from which little book she drew her wisdom, and reproached her for always believing who had spoken last - but in solitude she fearfully and anxiously wondered, was he not right in this too? Ze was al door zooveel heengegaan, zooveel malen van uiterste tot uiterste geslingerd. Elk boek, dat met vuur en innerlijke kracht was geschreven, bezat de macht haar op staanden voet te overtuigen, haar gedachten geheel te vervullen, zoodat ze aan wat ze kort tevoren had gelezen en geloofd weer twijfelde. Any book, written with fire and inner strength, possessed the power to convince her standing, to fill her mind completely, so that she doubted what she had read and believed shortly before. Ze was van een woeste, dronken verrukking om Nietzsche's ‘Anti-christ' tot een weeke, dwepende vereering voor de ‘Imitatio Christi' gekomen, den eenen dag leek haar de heele menschheid laag en boosaardig en de bijbelsche Erfzonde van die boosaardigheid en laagheid het waarachtig symbool -, den volgenden dag geloofde ze in 's menschen ingeboren goedheid en in Rousseau -, ze geloofde met de geloovigen en twijfelde met de twijfelaars, loochende met de loochenaars en vond te midden van die verwarring zichzelf en haar eigen meeningen niet meer terug. She had gone from a wild, drunken rapture for Nietzsche's "Anti-Christ" to a weepy, rapturous adoration for the "Imitatio Christi," one day all of mankind seemed low and wicked to her and the biblical original sin was the true symbol of this wickedness and wickedness; the next day she believed in man's innate goodness and in Rousseau; she believed with the believers and doubted with the doubters, denied with the deniers, and in the midst of this confusion she no longer found herself and her own opinions. Ze peinsde dagelijks over de vrijheid van haar wil en kwam dagelijks tot een ander besluit. She pondered daily about the freedom of her will and daily came to a different decision. Ze had van kind af en als van nature elken vorm van beperking en dwang verfoeid -, nauwelijks had ze het verhaal van Socrates' gevangenschap gelezen of ze gloeide van eerbied voor den man die zelfs de slechte wet nietschenden wilde en voelde ten volle de hoogheid van die daad -, het was haar fierheid geweest, dat ze geen beleediging verdroeg -, niettemin huiverde ze van bewogen ontzag als ze las, hoe eindeloos grooteren dan zij beleedigd waren en geglimlacht hadden. From childhood and by nature she had detested every form of restriction and coercion -, hardly had she read the story of Socrates' imprisonment or she glowed with reverence for the man who would not violate even the bad law and fully felt the highness of that act -, it had been her pride that she did not tolerate insults -, nevertheless she shuddered with moved awe when she read how infinitely greater than she had been insulted and smiled. Ze las met matelooze gretigheid, in een koortsigen drang naar licht en begrip, zonder leiding of toets en alles sleepte haar mee -, wie het lest en het best had gesproken, die had haar voor zoolang het hield gewonnen. She read with immoderate eagerness, in a feverish desire for light and understanding, without guidance or touch, and everything dragged her along -, whoever had spoken the loudest and best, had won her for as long as it held. Had Egbert dan eigenlijk niet gelijk als hij haar dat verweet, als hij spottend haar verzekerde, dat haar woorden en redeneeringen geen vat op hem hadden en hem geen oogenblik imponeerden, en als hij er nauwelijks naar luisteren wilde? So wasn't Egbert actually right in reproaching her for that, in mockingly assuring her that her words and reasoning had no hold on him and didn't impress him for a moment, and if he hardly wanted to listen to them? Daarbij kwam, dat hij van zooveel andere zwakheden in haar wist, die hem vreemd waren -, dat ze bang wasin donker, en niet gansch en al ontgroeid aan de spokenvrees van haar jeugd, - en die hij zonder aarzelen uit dezelfde ‘zenuwafwijkingen' verklaarde, waaruit ook haar ‘sentimentaliteit' en al haar andere weeke neigingen voortkwamen. In addition, he knew of so many other weaknesses in her, which were strange to him - that she was afraid in the dark, and had not completely outgrown the phantom fear of her youth - and which he explained without hesitation from the same "nervous defects," from which her "sentimentality" and all her other weak inclinations arose. Als het eens waar was -, en zij eenvoudig bij dien sterken man niets dan een zwak, onnoozel vrouwen-zieltje! Ze twijfelde altijd en aan alles in zichzelf -, kleine voorvallen, welke haar daartoe aanleiding gaven, maakten een diepen indruk en bleven haar lang bij. She was always doubting everything in herself - small incidents that caused her to do so made a deep impression and stayed with her for a long time. Op een herfstdag zaten ze beiden voor het open raam en werkten, toen er een draaiorgel voor de deur begon te spelen. One autumn day, they were both sitting in front of the open window, working, when a barrel organ started playing outside the door. Ineens sprong Egbert op en wierp het raam dicht, greep zijn papieren en vluchtte voor het ‘helsche gejenk' naar een andere kamer -, terwijl zij, achterover in haar stoel, de oogen gesloten, heimelijk genoot van het klaag-zoete melodietje en zacht ademde in den koelen herfstgeur, die haar plotseling voller en weelderiger scheen. Suddenly Egbert jumped up and flung the window shut, grabbed his papers and fled from the "infernal yowling" into another room -, while she, reclining in her chair, eyes closed, secretly enjoyed the plaintive-sweet tune and breathed softly in the cool autumn fragrance, which suddenly seemed to her fuller and lusher. ‘Kun jij dat gemauw daar hebben, vlak aan je ooren?' 'Can you have that mewing there, right at your ears?' had Egbert gevraagd, en ze had niet den moed gehad te bekennen hoe het haar heimelijk bekoord en wiegelend weggevoerd had naar stille, raadselvolle werelden -, en dit kleine verschil tusschen hen beiden had haar versterkt in de overtuiging, dat zijn heele wezen van een fijner en edeler gehalte was dan het hare. Egbert had asked, and she had not had the courage to confess how it had secretly charmed and rocked her away to silent, enigmatic worlds -, and this little difference between the two of them had strengthened her in the conviction, that his whole being was of a finer and nobler quality than hers. Zoo hield haar de twijfel kleinmoedig tegenover Egbert, maar dit kon niet beletten, dat bij vlagen haar spontaan en onweerlegbaar zelfgevoel zich verzette tegen zijn glimlachende laatdunkendheid en meer en meer maakten door dit alles gevoelens van onrust en onbevredigdheid zich van haar meester. Thus doubt kept her humble toward Egbert, but this could not prevent the fact that at times her spontaneous and irrefutable sense of self resisted his smiling disdain, and more and more feelings of unrest and unsatisfactoriness took possession of her through all this. Geerte was na verloop van enkele weken weer teruggekomen en scheen, na de stroefheid dier eerste bezoeken, haar wrevel tegen Ina vrijwel vergeten. Geerte had returned after a few weeks and, after the awkwardness of her first visits, seemed to have almost forgotten her resentment against Ina. Ze hoopte voor zichzelf op geen huwelijk meer, zoo mager en zoo tanig als ze was, en hechtte zich dus meer en meer aan Ina'sjongen, met wien ze wandelde bij mooi weer en voor wien ze kleertjes maakte. She hoped for herself no more marriage, as thin and as tawny as she was, and so attached herself more and more to Ina's boy, with whom she walked in fine weather and for whom she made clothes. Maar echte vertrouwelijkheid bleef bij haar stroeve en koele, aan Ina's eigene daarenboven zoo tegenstrijdige natuur, toch uitgesloten en hun omgang leverde voor haar hart en voor haar geest geen baten op. Op een dag kwam ze, na een schilderles in de buurt te hebben gegeven, bij Ina en Egbert eten. Ina was stil -, aan tafel maakte Geerte de opmerking dat ze er bleek en smal uitzag. Ina was silent -, at the table Geerte made the comment that she looked pale and narrow. ‘Omdat ze niet eet. 'Because she doesn't eat. Ze klaagt tegenwoordig voortdurend over hoofdpijn en lusteloosheid -, dan zeg ik dat ze beter eten moet en staal nemen -, maar ze klaagt liever, dat is veel interessanter.' She complains constantly these days about headaches and lethargy -, then I tell her to eat better and take steel - but she prefers to complain, which is much more interesting.' ‘Ik eet niet, Egbert, Omdat ik mij lusteloos voel -, dan kan ik niet eten.' 'I don't eat, Egbert, Because I feel lethargic -, then I can't eat.' ‘Neen, meidlief, nu zet je weer de dingen op hun kop. 'Nay, girl dear, now you are putting things on their head again. Je voelt je lusteloos omdat je niet eet!' ‘En wat voor reden zou ik hebben om niet te eten?' ‘Dat weet ik niet - dat is jouw zaak.' Ina trok de schouders op. Ina shrugged. ‘De primaire oorzaak moet dan toch ergens liggen.' 'The primary cause, then, must lie somewhere.' ‘Groote genade -, maak er nu asjeblieft geen geleerde discussie van. 'Great grace -, now please don't turn it into a learned discussion. We zijn pas van die andere over mijn gevoelloosheid verlost. We just got rid of the other one about my numbness. Ze blaast tegenwoordig zóó hoog van de toren, Geert -, ze heeft nu zoo'n beetje van den boom der kennis gesnoept en nu wil ze mij opvoeden en mij aan een levensbeschouwing helpen -, ja meid, ik moet er aan gelooven of ik wil of niet -, nietwaar schat? She is blowing off so much steam these days, Geert -, she has sort of nibbled at the tree of knowledge and now she wants to educate me and help me get a philosophy of life -, yes girl, I have to believe in it whether I want to or not -, don't I, dear? Daar, nu zie je het zelf, ze zit al weer bijna te grienen.' There, now you see it for yourself, she's already almost sneering again.' ‘Je bent wel bijzonder prikkelbaar, Ina,' meende Geerte ook, ‘waarom in vredesnaam wil je Egbert toch ook voortdurend overtuigen, “opvoeden” zooals hij zegt? 'You sure are particularly irritable, Ina,' Geerte also mused, 'why on earth do you constantly want to convince Egbert too, "educate" as he says? Laat hem denken wat hij wil, en denk jij wat jij wilt.' ‘Ik zou zoo graag willen, dat we het eens wat vaker eens waren over allerlei dingen.' ‘Jawel, je zou willen, dat ik het altijd met jou eens was.' Ina voelde zich als afgemat, zweeg en keek voor zich. Geerte en Egbert aten verder. ‘Waar heb je die aardige paarse blouse vandaan, Ina?' vroeg Geerte even later, ‘die heb ik nog niet van je gezien.' ‘Omdat je in zoolang niet hier geweest bent. Het is mijn witte geverfd.' Weer zweeg ze, maar kon het toch niet voor zich houden. ‘Egbert schijnt er ook niets van gezien te hebben -, ik loop er anders al een dag of tien mee.' 'Egbert doesn't seem to have seen any of it either -, I've been running with it for about ten days otherwise.' ‘Maar beste meid -, je hebt dat ding toch al maanden?' 'But dear girl -, you've had that thing for months, haven't you?' hij bukte zich naar haar toe om beter te zien. he bent toward her to see better. ‘Je meent die wollen japon, die ik al maanden niet meer heb, waarvan ik je toen gevraagd heb of je goedvondt dat ik ze weggaf?' 'You mean that woolen gown, which I haven't had for months, which I asked you then if you were okay with me giving away?' Hij haalde de schouders op. He shrugged. ‘Mensch, doe nu weer niet dadelijk tragisch om een japon.' 'Mensch, now again don't be tragic about a gown.' ‘Niet om een japon -, maar omdat je voor elk vaasje en elk prentje meer aandacht hebt dan voor mij -, omdat je wel kijkt naar mijn mantel die bij ongeluk over een stoel hangt, maar niet naar wat ik draag en hoe ik er uit zie en niet naar wat ik doe.' 'Not because of a gown -, but because you pay more attention to every little vase and every little print than you do to me -, because you do look at my cloak hanging over a chair by accident, but not at what I wear and what I look like and not at what I do.' ‘Ik zal in het vervolg met een kaarsje en een vergrootglas naar je kijken en noteeren wat Haar-edele gelieft aan te trekken. 'I will look at you in the future with a candle and a magnifying glass and make note of what Her Noble wishes to put on. Goed? Is dat nu uit te houden Geert? Is that holding out now Geert? En zoo is het tegenwoordig alle dagen. And so it is every day these days. Den eenen keer omdat ik in slaap val over de tweederangs-wijsheid van meneer Ruskin - ik hou nu eenmaal niet van Zondagsschool-litteratuur - en den anderen keer omdat ik iets had vergeten dat ze mij juist den vorigen dag had verteld. The one time because I fall asleep over Mr. Ruskin's second-rate wisdom - I just don't like Sunday school literature - and the other time because I had forgotten something she had told me just the day before. Ze geeft mij den eenen dag boeken, waar ik niet om vraag, om mij te hervormen, en is den anderen dag, zooals vandaag, boos om een japonnetje, dat ze niet krijgt.' She gives me books one day, which I don't ask for, to reform me, and the next day, like today, is angry about a dress she doesn't get.' ‘Ina klemde de lippen opeen, haar vingers plukten het broodje naast haar bord tot kruim uiteen. 'Ina clamped her lips together, her fingers plucking the roll apart into crumbs beside her plate. ‘Hij liegt het, Geerte. 'He's lying it, Geerte. Het spijt mij, dat ik het zeggen moet, maar hij liegt wel vaker -, hij liegt eigenlijk altijd.' I'm sorry to say it, but he does often lie - in fact, he always lies.' ‘Dat is niet waar, Ina, daar ken ik hem te goed voor,' riep Geerte verontwaardigd; Egbert vergenoegde zich met een gelaten schouderophalen. 'That's not true, Ina, I know him too well for that,' cried Geerte indignantly; Egbert satisfied himself with a resigned shrug. ‘Ik meen het niet in den platten zin -, ik beweer niet dat hij mij opzettelijk bedriegt, ik meen het, zooalsik mij voorstel dat Schopenhauer het gemeend moet hebben, toen hij van de vrouwen zei, dat ze altijd liegen -, dat hij geen onderscheid voelt tusschen waarheid en leugen, omdat hij over het wezen van “waarheid” eenvoudig niet nadenkt, ontkent op een gegeven oogenblik, wat hij vijf minuten tevoren beweerd heeft -, omdat hij de portée van zijn eigen woorden niet voelt, en dat is het wat ik liegen noem. 'I don't mean it in the flat sense -, I don't claim that he is deliberately deceiving me, I mean it, as I imagine Schopenhauer must have meant it when he said of women that they always lie -, that he feels no distinction between truth and falsehood, because he simply doesn't think about the essence of "truth", denies at a given moment what he claimed five minutes before -, because he doesn't feel the portent of his own words, and that is what I call lying. Anders niet.' Otherwise not. ‘Ik kan het er anders mee stellen, vind je niet?' vroeg Egbert, achteloos-lachend tot Geerte gewend. ‘Ze is overspannen,' vond die, ‘ze zou eens een poos naar buiten moeten. 'She's overworked,' thought that one, 'she should go out for a while. De mooie dagen komen nu aan. The beautiful days are arriving now. Verleden jaar zomer heb ik een heele poos bij oude boeren-luitjesin een klein huisje gewoond, ergensin Utrecht, waar niet veel menschen komen. Last summer I lived for quite a while with old farmers in a small house somewhere in Utrecht, where not many people come. Het is er hei en bosch, ook wat weiland, bijzonder afwisselend -, en het oude stel is allerliefst. Daar moest Ina nu eens alleen een poos heengaan-, dat zou voor je-beiden uitstekend wezen' ‘Ik zeg het haar zoo vaak,' zei Egbert. ‘maar ze wil er niet van hooren. 'but she doesn't want to hear about it. Ze is altijd even dom tegen zichzelf in. She is always equally stupid to herself. Ik kan er geen touw meer aan vastknoopen.' I can't make sense of it anymore. ‘Ze zou het kind kunnen meenemen. 'She could take the child. Voel je er voor, Ina?' Do you feel for it, Ina? ‘Ik weet niet,' zei ze benepen; tranen kropten haar in de keel, omdat hij daar zoo rustig zat en het blijkbaar zoo natuurlijk vond, dat ze elkaars bijzijn niet meer verdragen konden. 'I don't know,' she said weakly; tears crept down her throat, because he sat there so quietly and apparently thought it so natural that they could no longer tolerate each other's presence. Voelde hij het dan niet -, brandde het hem dan niet als haar op het hart, dat dit de ondergang was van hun heerlijke, hooggaande verwachtingen, van hun huwelijk? Didn't he feel it -, didn't it burn on his heart like her, that this was the downfall of their wonderful, lofty expectations, of their marriage? Moest dat het einde zijn? Was that supposed to be the end? Bittere tranen vloeiden haar vrijelijk over de wangen. Bitter tears flowed freely down her cheeks. Zoo mocht het niet, zoo wilde ze het niet. She wasn't allowed to do it that way, she didn't want to do it that way. Plotseling leken haar hare grieven klein, het zelfzuchtig drijven van een onredelijk kind. Suddenly her grievances seemed small to her, the selfish driving of an unreasonable child. Boven al dit persoonlijke uit was de vastheid, de onverbrekelijkheid van haar huwelijk. Beyond all this personal was the firmness, the indissolubility of her marriage. Zij hield van hem, ondanks de bittere woorden van zooeven, van zoovaak, en hij toch ook nog wel van haar -, dat was hoofdzaak, daaraan moest ze zich houden, daartoe zich bepalen. She loved him, in spite of the bitter words of a moment ago, of so many times, and he still loved her - that was the main thing, she had to stick to it, determine it. Ze liet haar gedachten teruggaan naar den eersten tijd van hun samenzijn, de verre tochten door weer en wind, in donker onder de grommende boomen, zij veilig en vertrouwd aan zijn hand, het dwalen door vreemde dorpen en binnenvallen in een boerenherberg tegen den avond, waar ze dan in het rossig lamplicht tusschen de rookende en spelende boeren met hun steenroode, harde koppen, samen aten aan een tafeltje in een hoek -, het vrije, ongebonden knapen-leven, aan regel noch tijd gebonden, dat wat ze altijd had ontbeerd en door hem had verkregen. She let her thoughts go back to the early days of their being together, the distant trips through wind and weather, in the dark under the growling trees, she safe and secure at his hand, wandering through strange villages and dropping into a farmer's inn at night, where they would eat together in the reddish lamplight among the smoking and playing peasants with their stone-red, hard heads, at a little table in a corner -, the free, unbound boyhood, bound neither by rule nor time, that which she had always lacked and had gained through him. Door hem had ze zich kunnen vrijmaken, hij had haar die kracht gegeven. Wat deed het er dan toe, hoe hij dacht over de boeken, die zij hem gaf? So what did it matter how he thought about the books she gave him? Wat hadden ze met de wereld te maken? What did they have to do with the world? Had hij niet eigenlijk gelijk, ging niet de huiselijke vrede boven persoonlijke meening en boven persoonlijk gevoel -, terwijl ook in haarzelf dit alles toch nog zoo ongevormd, week en wankelmoedig was? Wasn't he actually right, didn't domestic peace take precedence over personal opinion and over personal feeling - even though in herself all this was still so unformed, soft and shaky? ‘Maar Ina -, nu zit je al weer zonder reden te huilen! Beste kind, je bent verder heen, dan je zelf wel weet.' Egbert stond op en trok haar naar zich toe. ‘Kom, meidlief, al je zonden zullen je vergeven worden. Maar luister dan ook eenmaal naar den goeden raad van oudere en wijzere lieden. Schrijf nu vanavond nog een briefje aan die menschen en laat den jongen hier thuis bij mij. Ik ben toch niet Saturnus, die zijn eigen kroost vreet!' Maar Ina, week weifelend en toegevend aan beider verlangen, bleef er op staan het kind mee te nemen. ‘Goed dan,' besliste Geerte, ‘maar dan ook het meisje om hem op te passen. Je moet werkelijk rusten. En ik zal in dien tijd mijns broeders hoeder zijn.'